BE1022865A1 - Inrichting en werkwijze voor het automatisch verwijderen van afbindmateriaal rond een baal - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft enerzijds een inrichting (1) voor het automatisch verwijderen van binddraden (2) uit een baal (3), omvattende: een opneemstation voorzien voor het opnemen van een baal (3); een snijdinrichting (4) om automatisch de binddraden (2) door te snijden en een binddraadverwijderaar om de doorgesneden binddraden (2) uit de baal te verwijderen, waarbij de binddraadverwijderaar een beweegbare wagen (5) omvat met twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen (6, 7), en waarbij de wagen (5) heen en weer beweegbaar is tussen een wachtpositie en een startpositie, waarbij in de startpositie, de eerste wikkeldoorn (6) zich uitstrekt in de baal onder de binddraden en de tweede wikkeldoorn (7) zich uitstrekt boven de binddraden. Anderzijds betreft deze uitvinding een werkwijze voor het automatisch

losmaken en verwijderen van afbindmateriaal (2) van een dergelijke baal (3).

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET AUTOMATISCH VERWIJDEREN VAN AFBINDMATERIAAL ROND EEN BAAL

Deze uitvinding betreft enerzijds een inrichting voor het automatisch losmaken en verwijderen van afbindmateriaal, zoals binddraden van een met afbindmateriaal omwikkelde baal. Anderzijds betreft deze uitvinding een werkwijze voor het automatisch losmaken en verwijderen van afbindmateriaal van een dergelijke baal.

Om de opslag en het transport van bepaalde (stort)goederen, zoals bijvoorbeeld wol, vlas, stro, katoen, papier, e.d. te vereenvoudigen is het alom bekend dergelijke goederen samen te drukken tot balen. Om de gevormde balen samen te houden worden deze afgebonden (omwikkeld) d.m.v. afbindmateriaal zoals bijv. binddraden of-banden.

Op het moment dat de tot balen verpakte goederen verder verwerkt worden, dient men eerst de binddraden te verwijderen. Vroeger gebeurde dit veelal manueel door de binddraden met behulp van een snijdwerktuig, bijvoorbeeld een mes, door te snijden. Deze manier van werken is echter tijdrovend, bovendien is er een groot risico op kwetsuren doordat de gespannen binddraden na het doorsnijden met zeker kracht loskomen.

Om bovengenoemde problemen op te lossen werd het proces om balen te ontdoen van hun binddraden geautomatiseerd. Momenteel zijn er reeds een aantal inrichtingen bekend om automatisch de binddraden waarmee balen omwikkeld zijn door te snijden. Zo beschrijft de Amerikaanse octrooipublicatie US 5,199,841 een inrichting voor het verwijderen van binddraden rond een baal met behulp van een roteerbare snijdschijf die voorzien is op een beweegbare wagen. Volgens deze publicatie worden de binddraden ter hoogte van de bovenzijde van de baal doorgesneden. Tijdens het snijden worden de baal en snijdschijf relatief ten opzichte van elkaar bewogen met inwerking van een drukkracht, waardoor de snijdschijf en de baal naar elkaar toe worden bewogen. Op deze manier kunnen de binddraden relatief eenvoudig worden doorgesneden zonder al te veel druk te moeten uitoefenen op de baal. Wanneer de balen op deze manier ontdaan worden van hun binddraden blijft het risico op wegspringende draden, met risico op kwetsuren voor de omstaanders. Bovendien wordt in deze publicatie geen oplossing beschreven voor het verwijderen van de doorgesneden binddraden.

Er zijn ook systemen bekend die proces van doorsnijden van de binddraden en het verwijderen ervan combineren. Zo is het gekend om een met binddraden omwikkelde baal aan te voeren via bijvoorbeeld transportrails, de draden aan de onderzijde m.b.v. een snijdinrichting door te snijden om dan de doorgesneden draden aan de tegenoverliggende zijde uit de baal te trekken met behulp van een beweegbaar haakvormig element dat zal bewegen over de lengte van de baal en voorzien is om de verschillende doorgesneden draden te grijpen en deze vervolgens uit de baal te trekken. Doordat de draden aan de onderzijde worden doorgesneden, zorgt het eigen gewicht van de baal ervoor dat de draden niet meer kunnen wegspringen. Echter, heeft dit systeem het nadeel dat het minder bedrijfzeker is, aangezien het vaak voorvalt dat niet alle doorgesneden binddraden worden vastgegrepen, waardoor er soms nog een binddraad in de baal blijft zitten.

Een ander oplossing wordt beschreven in de Duitse octrooipublicatie DE 35 45 659, overeenkomstig deze publicatie wordt gebruik gemaakt van een beweegbare wagen met twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen (naalden) voorzien op een roteerbare houder. De wagen is heen en weer beweegbaar tussen een wachtpositie en een startpositie, waarbij in de startpositie, de eerste wikkeldoorn zich uitstrekt in de baal onder de binddraden en de tweede wikkeldoorn zich uitstrekt boven de binddraden. Door rotatie van de wikkeldoornen, worden losgesneden draden uit de baal getrokken en rond de wikkeldoornen gewikkeld.

Gezien het voor bepaalde toepassingen (bijv. recyclage) van belang is dat er geen binddraden meer in de baal aanwezig zijn, heeft deze uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen die toelaat de binddraden van een baal automatisch door te snijden en vervolgens nagenoeg alle doorgesneden draden automatisch uit de baal de verwijderen.

Het doel van deze uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het automatisch losmaken en verwijderen van binddraden van een met binddraden omwikkelde baal, omvattende: een opneemstation voorzien voor het opnemen van een met binddraden omwikkelde baal; een snijdinrichting voorzien om automatisch de binddraden van de in het opneemstation geplaatste baal door te snijden; een binddraadverwijderaar die voorzien is om de doorgesneden binddraden uit de baal te verwijderen, waarbij de binddraadverwijderaar een beweegbare wagen omvat, voorzien van een eerste roteerbare houder die om zijn as roteerbaar is met twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoomen, waarbij de wagen heen en weer beweegbaar is tussen een wachtpositie en een startpositie, waarbij in de startpositie, de eerste wikkeldoorn zich uitstrekt in de baal onder de binddraden en de tweede wikkel doorn zich uitstrekt boven de binddraden, en waarbij het opneemstation een klemdoorn omvat die voorzien is op een tweede roteerbare houder die om zijn as roteerbaar is, en die voorzien is om doorslippen van de binddraden te vermijden en die zodanig is opgesteld dat tijdens het opwikkelen van de binddraden, deze geklemd zijn tussen de eerste wikkeldoorn en de klemdoorn.

Doordat de eerste wikkeldoorn zich uitstrekt onder alle (doorgesneden) binddraden, kan men met dergelijke inrichting alle (doorgesneden) binddraden uit te baal gaan trekken en verwijderen. In de inrichting volgens de uitvinding strekken de wikkel doornen zich bij voorkeur horizontaal uit.

Binnen het kader van deze uitvinding dient begrepen te worden onder de term ‘doorn’ een langwerpige as die aan zijn ene (vrij) uiteinde voorzien is van een puntig uitsteeksel en bij voorkeur vervaardigd is uit metaal. De wikkeldoornen hebben een lengte die minstens de lengte is van een in het opneemstation geplaatste baal. Standaard zal de lengte van de wikkeldoornen tussen de 200 en 500 mm. langer zijn dan de baal.

Door de aanwezigheid van de klemdoorn zal doorslippen van de binddraden vermeden worden De klemdoorn heeft in principe dezelfde vorm en lengte als de wikkeldoornen, verschil is dat de klemdoorn staat opgesteld aan de zijde gelegen tegenoverstelde aan deze waar de eerder genoemde wagen staat opgesteld. De klemdoorn is in het bijzonder voorzien op de tweede roteerbare houder.

De opstelling van de klemdoorn ten opzichte van de eerste wikkeldoorn is zodanig gekozen dat een zekere klemming wordt uitgeoefend op de binddraad. Bij voorkeur is de tussenafstand tussen de eerste wikkeldoorn en de klemdoorn instelbaar. In principe kunnen de wikkel- en klemdoorn tegen elkaar aanliggen of een minimale tussenafstand in functie van de dikte van de binddraden in acht houden. Echter, wanneer de binddraad waarmee een baal is omwikkeld twee knopen omvat, kan het gebeuren dat deze tussenafstand iets ruimer gekozen (bijv. maximaal 5 mm.) wordt, zonder dat het nodig is om te klemmen, het blijft echter noodzakelijk dat de tussenafstand kleiner blijft dan de dikte van de knopen die de uiteinden van de binddraad met elkaar verbindt.

In de wachtpositie bevinden beide wikkeldoornen zich buiten de zone begrensd door het opneemstation. In de startpositie staat de eerste wikkeldoorn onder de tweede wikkeldoorn opgesteld en strekt de eerste wikkeldoorn zich uit onder de binddraden, terwijl de tweede wikkeldoorn zich uitstrekt boven de binddraden. De verticale tussenafstand tussen beide wikkeldoornen is bij voorkeur gelegen tussen 100 en 300 mm.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de binddraadverwijderaar op en neer beweegbaar tussen de startpositie en een opwikkelpositie, waarbij de binddraadverwijderaar voorzien is om tijdens de verplaatsing van startpositie naar de opwikkelpositie, de door de eerste wikkeldoorn opgenomen binddraden deels uit de baal te trekken.

Bij een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen voorzien op de eerste roteerbare houder die om zijn as roteerbaar is om de door de eerste wikkeldoorn opgenomen binddraden, verder uit de baal te trekken en rond de genoemde wikkeldoornen te wikkelen. Het verder uit de baal trekken en rond de wikkeldoornen wikkelen van de binddraden zal bij voorkeur gebeuren in de opwikkelpositie. De wikkeldoornen zijn met hun ene uiteinde vast (star) gemonteerd, via bijvoorbeeld een las- of klemverbinding, op deze eerste houder die op zijn beurt gemonteerd zit op de beweegbare wagen.

Tijdens het opwikkelen worden soms hoge wikkelspanningen ontwikkeld en uitgeoefend op de beide wikkeldoornen. Hierdoor worden de (vrije) uiteinden van de wikkeldoornen als het ware naar elkaar toe getrokken en bestaat het gevaar dat ze gaan plooien of zelfs afbreken. Om dit te vermijden omvat het opneemstation van de inrichting volgens de uitvinding, in een bijzondere uitvoeringsvorm, een eerste en tweede opneemschijf voorzien voor het opnemen van het (vrij) uiteinde van respectievelijk de eerste en tweede wikkeldoorn. Deze opneemschijven zijn bij voorkeur conisch uitgevoerd om het uiteinde van de doornen te centreren. Door alvorens te gaan opwikkelen, de uiteinden van de eerste en tweede wikkeldoomen in een opneemschijf te plaatsen, worden de wikkeldoornen tijdens het opwikkelen in positie gehouden en wordt vermeden dat de wikkeldoomen gaan plooien ten gevolge van de ontwikkelde spanningen.

Meer in het bijzonder zijn de genoemde opneemschijven voorzien op de tweede roteerbare houder die om zijn as roteerbaar is. In gebruik zal de tweede roteerbare houder mee roteren met de eerste houder. Hierbij is de tweede roteerbare houder ofwel vrij draaibaar opgesteld, of wordt de tweede houder in een alternatieve uitvoeringsvorm aangedreven. Een aangedreven tweede houder heeft het voordeel dat een gecontroleerde positionering van de tweede houder mogelijk is, en ook dat bij hoge opwindkoppels de mechanische belasting van de doornen verlaagd wordt.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de klemdoorn een expansie-as. Expansie-assen zijn op zich gekend, en zijn voorzien om uit te zetten en op die manier de klemming te gaan uitoefenen op de binddraden tijdens het opwikkelen ervan.

In een voordelige uitvoeringvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting verder een afstroper voorzien om de binddraden van de eerste en tweede wikkeldoorn te verwijderen. Het verwijderen van de binddraden gebeurt wanneer alle doorgesneden uit de baal zijn getrokken en zijn opgewikkeld rond de wikkeldoornen. Op dat ogenblik zal de eerste roteerbare houder (met wikkeldoornen) roteren tot in een positie dat de beide wikkeldoornen horizontaal naast elkaar staan opgesteld. Vervolgens zal de wagen vanuit de opwikkelpositie terug bewegen naar zijn wachtpositie. De afstroper wordt tijdens dit terug bewegen geplaatst tussen de beide horizontaal opgestelde wikkeldoomen. Hierdoor komen de opgewikkelde binddraden in contact met de afstroper waardoor ze verwijderd worden van de wikkeldoomen. De afstroper kan bijkomend uitgerust worden met een snijdelement om de binddraden te verkleinen. De afgestroopte binddraden kunnen in een opvangbak verzameld worden om dan later afgevoerd te worden.

De inrichting volgens deze uitvinding kan verder voorzien worden van transportmiddelen, bijvoorbeeld een transportband of transportrail, die voorzien zijn om de met binddraden omwikkelde balen naar het opneemstation te transporteren.

Een ander onderwerp van deze uitvinding betreft een werkwijze voor het automatisch losmaken en verwijderen van binddraden van een met binddraden omwikkelde baal, omvattende de volgende stappen: aanvoeren van een met binddraden omwikkelde baal; het langs een zijde doorsnijden van de binddraden; het vanuit een wachtpositie bewegen van een wagen, die twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen omvat, naar een startpositie waarin de eerste wikkeldoorn zich uitstrekt in de baal onder de doorgesneden binddraden aan de tegenoverliggende zijde en waarin de tweede wikkeldoorn zich uitstrekt boven de doorgesneden binddraden; het opwaarts bewegen van de genoemde wagen naar een klempositie waarin de eerste wikkeldoorn tegen een klemdoorn gepositioneerd zit om te vermijden dat de doorgesneden binddraden zouden doorslippen tijdens het opwikkelen; het verder opwaarts bewegen van de genoemde wagen naar een opwikkelpositie om de door de eerste wikkeldoorn opgenomen binddraden deels uit de baal te trekken; het roteren van de genoemde wikkeldoornen zodat de binddraden verder uit de baal getrokken worden en gewikkeld worden rond de eerste en tweede wikkeldoorn; het terugbewegen van de wagen naar zijn wachtpositie waarbij de binddraden van de eerste en tweede wikkeldoorn verwijderd worden.

De werkwijze volgens deze uitvinding is in het bijzonder geschikt om toegepast te worden op een inrichting volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven.

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de inrichting en werkwijze overeenkomstig deze uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor deze uitvinding.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: figuur 1: een zijaanzicht is van een schematische voorstelling is van de inrichting volgens de uitvinding; figuren 2 t/m 8: de verschillende stappen toont om automatisch binddraden los te maken en te verwijderen uit een met binddraad omwikkelde baal, m. b. v. een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

De bijgevoegde figuren zijn een schematische voorstelling van een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting (1) volgens de uitvinding. De figuren verduidelijken de werkwijze om automatisch de binddraden van een baal door te snijden en te verwijderen.

De inrichting (1) volgens de uitvinding wordt bij voorkeur gebruikt voor het verwerken van balen samengesteld uit biologisch materiaal, zoals bijvoorbeeld stro, gedroogd maaiafval, grondverbeteraars, ... en die afgebonden zijn met een bindmateriaal (2) zoals bijv. draad, riem, touw, draden vervaardigd uit natuurlijke- of kunststofvezels, metalen draad, ... Standaard hebben de balen een kubusvorm, echter balen met een andere uiterlijke vormgeving, zoals bijv. rond, kunnen vanzelfsprekend ook verwerkt worden met deze inrichting. In principe wordt de binddraad(en) aangebracht na het persen van de baal. Tijdens het afbinden worden de uiteinden van de binddraad met elkaar verbonden waardoor, afhankelijk van het type afbinder, één of twee knopen gevormd wordt.

Wanneer men de balen (3) voor verdere toepassingen, bijv. recyclage, wil gaan verwerken dienen de balen ontdaan te worden van hun binddraden (2). Hierbij is het van belang dat alle binddraden verwijderd worden zodat er geen vreemde materialen achter blijven in het ‘baalmateriaal’. Met de inrichting (1) volgens de uitvinding is het mogelijk om alle binddraden (2), eenmaal doorgesneden, uit de baal (3) te trekken en automatisch te verwijderen.

De inrichting (1) volgens deze uitvinding omvat hiertoe: een opneemstation voorzien voor het opnemen van een met één of meerdere binddraden omwikkelde baal (3); een snijdinrichting (4) voorzien om automatisch alle binddraden van de in het opneemstation geplaatste baal (3) door te snijden; een binddraadverwijderaar die voorzien is om de doorgesneden binddraden (2) uit de baal (3) te trekken, op te wikkelen en te verwijderen.

Om nu alle (doorgesneden) binddraden uit de baal te verwijderen omvat de binddraadverwijderaar een beweegbare wagen (5) met twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen (6, 7). De wagen (5) is heen en weer beweegbaar tussen een wachtpositie en een startpositie, waarbij in de startpositie, de eerste wikkeldoorn (6) zich uitstrekt in de baal (3) onder de doorgesneden binddraden (2) en de tweede wikkeldoorn (7) zich uitstrekt boven de doorgesneden binddraden (2). De genoemde wikkeldoornen (6, 7) zijn voorzien op een eerste roteerbare houder (14) die om zijn as roteerbaar is en gemonteerd zit op de beweegbare wagen. Zoals verder nog verduidelijkt zal worden is de wagen (5) verder nog op- en neer beweegbaar. Voor het uitvoeren van de heen- en weer gaande beweging, de op- en neergaande en de roterende beweging van de eerste houder (14), is de inrichting (1) voorzien van verschillende motoren, één voor elke beweging.

De van binddraad voorziene balen (3) kunnen aangevoerd worden naar het opneemstation via een transportmiddel, zoals bijvoorbeeld een transportband of transportrail. Eens de baal (3) zich in het opneemstation bevindt (zoals voorgesteld op fig. 2), worden aan één zijde (in principe de onderzijde), de naast elkaar gelegen binddraden doorgesneden. Dit zal normaal gezien automatisch gebeuren m.b.v. een snijdinrichting (4) die minstens over de volledige lengte van de baal heen en weer beweegbaar is.. Doordat de baal (3) rust op een onderliggend steunvlak (in principe is dit het bovenvlak van het transportmiddel), zorgt het eigen gewicht van de baal (3) ervoor dat de doorgesneden binddraden (2) in positie blijven.

De snijdinrichting (4) is voorzien van een snijdmes met twee snijdvlakken, op deze manier zullen de binddraden van de eerste aangevoerde baal bijvoorbeeld doorgesneden worden door de beweging van de snijdinrichting van links naar rechts, en kunnen de binddraden van een volgende aangevoerde baal doorgesneden worden door de beweging van de snijdinrichting van rechts naar links.

Tijdens het doorsnijden van de binddraden, staat de wagen (5), net zoals de wikkeldoornen (6, 7), opgesteld naast de baal (3). Ook de afstroper (11) staat in een rustpositie, buiten het traject waarin de wagen (5) heen en weer beweegbaar is.

Nadat de draden zijn doorgesneden zal de wagen (5) zoals getoond in figuur 3 naar de baal (3) toe bewegen. Op dat moment staan de wikkeldoornen (6, 7) verticaal boven elkaar opgesteld. De opstelling van de wagen (5) ten opzichte van de baal (3) in het opneemstation is zodanig dat nadat de wagen zich verplaatst tot in zijn startpositie, de onderste wikkeldoorn (6) (zal in het vervolg de eerste wikkeldoorn genoemd worden) zich uitstrekt onder alle doorgesneden binddraden (2) en de bovenste wikkeldoorn (7) (zal in het vervolg de tweede wikkeldoom) zich uitstrekt boven de doorgesneden binddraden. De eerste (6) en tweede (7) wikkeldoom hebben minimaal de lengte van de in het opneemstation aanwezige baal (3). Op deze manier strekt de eerste wikkeldoorn (6) zich zeker uit onder alle doorgesneden binddraden (2).

Eens alle doorgesneden binddraden (2) zijn opgenomen door de eerste wikkeldoorn (6) beweegt de wagen opwaarts tot een klempositie (zie figuur 4) bereikt wordt. Tijdens deze opwaartse beweging zullen de doorgesneden binddraden deels uit de baal (3) getrokken worden. In de bijgevoegde figuren zal de klemming gebeuren door de eerste wikkeldoorn (6) tot tegen een klemdoom (10) te bewegen. Andere vormen van klemming zijn eveneens mogelijk. De klemming zal gebeuren om te vermijden dat de binddraden (2) zouden doorslippen tijdens het opwikkelen. Om een nog betere klemming te bekomen kan de klemdoorn (10) uitgevoerd zijn als een expansie-as.

In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt de hierboven beschreven klemdoorn (10) niet gebruikt en wordt het doorslippen vermeden door de oppervlakteruwheid van de tweede wikkeldoorn (7) te verhogen zodat deze hoger is dan de oppervlakteruwheid van de eerste wikkeldoorn (6). Door de ruwheid te verhogen, verhoogt de wrij vingskracht in die mate dat doorslippen uitgesloten is. Om de oppervlakteruwheid van de tweede wikkeldoorn (7) te verhogen wordt de tweede wikkeldoorn (7) voorzien van microkorrels. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld de tweede wikkeldoorn (7) te voorzien van een ruwere bekledingslaag, zoals bijvoorbeeld schuurpapier of te bespuiten met metaaldeeltjes. Vanzelfsprekend valt de combinatie van beide uitvoeringsvormen binnen de beschermingsomvang van deze uitvinding.

Vervolgens beweegt de wagen (zijdelings) verder totdat de opwikkelpositie bereikt wordt (zie fig. 5). Het opwikkelen zelf (voorgesteld in figuren 6 en 7) gebeurt door rotatie van de eerste roteerbare houder (14) en dus ook van de erop gemonteerde wikkeldoornen (6 en 7). Tijdens het opwikkelen van de binddraden (2) zullen hoge wikkelspanningen ontwikkeld en uitgeoefend worden op de beide wikkeldoornen, waardoor de wikkeldoornen (6, 7) naar elkaar toe getrokken en ze kunnen gaan plooien of zelfs afbreken. Om dit te vermijden omvat het opneemstation van de inrichting (1) volgens de uitvinding, een eerste (8) en tweede (9) opneemschijf voorzien voor het opnemen van het uiteinde van respectievelijk de eerste (6) en tweede (7) wikkeldoorn. Deze opneemschijven (8, 9) zijn bij voorkeur conisch uitgevoerd. De opneemschijven (8, 9) zitten gemonteerd op een tweede roteerbare houder (15) die ofwel vrij draaibaar is, zodat hij kan mee roteren met de eerste houder (14), ofwel worden aangedreven door een motor om op die manier betere resultaten van opwikkelen te bekomen. Door alvorens te gaan opwikkelen, de uiteinden van de eerste en tweede wikkeldoornen in een opneemschijf te plaatsen, worden de wikkeldoornen tijdens het opwikkelen in positie gehouden en wordt vermeden dat de wikkeldoornen (6, 7) gaan plooien ten gevolge van de ontwikkelde spanningen. Voor alle duidelijkheid, ook de klemdoorn (10) is bevestigd op de tweede roteerbare houder (15).

Eens alle binddraden (2) uit de baal (3) zijn getrokken en omwikkeld werden rond de wikkeldoornen (6, 7) zal de wagen (5) terug bewegen. Op het moment dat de wagen (5) zal terugbewegen wordt in voorkomend geval de klemming met de klemdoorn (10) gelost en worden de wikkeldoornen (6, 7) in een horizontaal vlak naast elkaar opgesteld. Tevens zal de afstroper (11) zich vanuit zijn rustpositie verplaatsen naar een afstrooppositie, waarbij hij staat opgesteld in het traject waarin de wagen (5) heen en weer beweegbaar is. Tijdens de terugkeer beweging van de wagen (5) zullen opgewikkelde binddraden (2) langs de afstroper passeren en van de wikkeldoornen (6, 7) afgestroopt worden. Eventueel kan de afstroper (11) voorzien worden van een snijdelement (12) om de binddraden (2) te verkleinen. De afgestroopte (en eventueel verkleinde) binddraden vallen vervolgens in een opvangbak (13). Nadat de draden zijn verwijderd, beweegt de wagen terug neerwaarts naar de wachtpositie.

Claims (12)

1. CONCLUSIES

   1. Inrichting (1) voor het automatisch losmaken en verwijderen van binddraden (2) van een met binddraden omwikkelde baal (3), omvattende: - een opneemstation voorzien voor het opnemen van een met binddraden omwikkelde baal (3); - een snijdinrichting (4) voorzien om automatisch de binddraden van de in het opneemstation geplaatste baal (3) door te snijden; - een binddraadverwijderaar die voorzien is om de doorgesneden binddraden (2) uit de baal (3) te verwijderen, waarbij de binddraadverwijderaar een beweegbare wagen (5) omvat, voorzien van een eerste roteerbare houder (14) die om zijn as roteerbaar is met twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen (6, 7), waarbij de wagen (5) heen en weer beweegbaar is tussen een wachtpositie en een startpositie, waarbij in de startpositie, de eerste wikkeldoorn (6) zich uitstrekt in de baal (3) onder de binddraden (2) en de tweede wikkeldoorn (7) zich uitstrekt boven de binddraden (2), met het kenmerk dat het opneemstation een klemdoorn (10) omvat die voorzien is op een tweede roteerbare houder (15) die om zijn as roteerbaar is, en die voorzien is om doorslippen van de binddraden (2) te vermijden en die zodanig is opgesteld dat tijdens het opwikkelen van de binddraden (2), deze geklemd zijn tussen de eerste wikkeldoom (6) en de klemdoom (10).
2. 2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de binddraadverwijderaar op en neer beweegbaar is tussen de startpositie en een opwikkelpositie, waarbij de binddraadverwijderaar voorzien is om tijdens de verplaatsing van startpositie naar de opwikkelpositie, de door de eerste wikkeldoorn (6) opgenomen binddraden (2) deels uit de baal (3) te trekken.
3. 3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen (6, 7) voorzien zijn op de eerste roteerbare houder (14) die om zijn as roteerbaar is om de door de eerste wikkeldoorn (6) opgenomen binddraden (2), verder uit de baal (3) te trekken en rond de genoemde wikkeldoornen (6, 7) te wikkelen.
4. 4. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het opneemstation een eerste (8) en tweede (9) opneemschijf omvat voorzien voor het opnemen van het uiteinde van respectievelijk de eerste (6) en tweede (7) wikkeldoorn.
5. 5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de genoemde opneemschijven (8, 9) voorzien zijn op de tweede roteerbare houder (15) die om zijn as roteerbaar is.
6. 6. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede roteerbare houder (15) vrij draaibaar of aandrijfbaar is.
7. 7. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande_conclusies, met het kenmerk dat de tussenafstand tussen de eerste wikkeldoorn (6) en de klemdoorn (10) instelbaar is.
8. 8. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de klemdoorn (10) een expansie-as is.
9. 9. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) verder een afstroper (11) omvat voorzien om de binddraden (2) van de eerste (6) en tweede (7) wikkeldoorn te verwijderen.
10. 10. Inrichting (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de afstroper (11) een snijdelement (12) omvat om de afgestroopte binddraden te verkleinen.
11. 11. Werkwijze voor het automatisch losmaken en verwijderen van binddraden (2) van een met binddraden omwikkelde baal (3), omvattende de volgende stappen: - aanvoeren van een met binddraden omwikkelde baal (3); - het langs een zijde doorsnijden van de binddraden; - het vanuit een wachtpositie bewegen van een wagen (5), die twee op een afstand van elkaar geplaatste wikkeldoornen (6 en 7) omvat, naar een startpositie waarin de eerste wikkeldoorn (6) zich uitstrekt in de baal (3) onder de doorgesneden binddraden (2) aan de tegenoverliggende zijde en waarin de tweede wikkeldoorn (7) zich uitstrekt boven de doorgesneden binddraden (2); - het opwaarts bewegen van de genoemde wagen (5) naar een klempositie waarin de eerste wikkeldoorn (6) tegen een klemdoorn (10) gepositioneerd zit om te vermijden dat de doorgesneden binddraden (2) zouden doorslippen tijdens het opwikkelen; - het verder opwaarts bewegen van de genoemde wagen (5) naar een opwikkelpositie om de door de eerste wikkeldoorn (6) opgenomen binddraden (2) deels uit de baal te trekken; - het roteren van de genoemde wikkeldoornen (6 en 7) zodat de binddraden (2) verder uit de baal (3) getrokken worden en gewikkeld worden rond de eerste (6) en tweede wikkeldoorn (7); - het terugbewegen van de wagen (5) naar zijn wachtpositie waarbij de binddraden van de eerste (6) en tweede (7) wikkeldoorn verwijderd worden.
12. 12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de werkwijze geschikt is om toegepast te worden op een inrichting (1) volgens één van de conclusies 1 t/m 10.