BE1022702B1 - Toestel voor het vormen van een voorgevormde vouwlijn in een blad - Google Patents

Abstract

Toestel voor het vormen van een voorgevormde vouwlijn (3) in een blad (2) ter afbakening van een omplooibare strook (4), waarbij het toestel (1) is voorzien een vouwelement (7) en van een opspanelement (8) en waarbij: - het vouwelement (7) een klem (18) bevat met twee klemprofielen (18a,18b) die voorzien zijn van een scherpe rand (19) ter plaatse van de te realiseren vouwlijn (3) en middelen om het vouwelement (7) met ingeklemde strook (4) te laten roteren rond een as (11) die evenwijdig is met de voornoemde scherpe randen (19) en op een afstand ervan gelegen is; - het opspanelement (8) en klem (29) bevat ter inklemming van het blad (2) op een afstand van het vouwelement (7) en middelen om tijdens minstens een deel van de rotatiebeweging van het vouwelement (7) het blad ter plaatse van de vouwlijn (3) onder trekspanning te houden in een richting loodrecht op de richting van de voornoemde scherpe randen (19) van de klemprofielen (29a,29b) van het vouwelement (7).

Description

Toestel voor het vormen van een voorgevormde vouwlijn in een blad.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een toestel voor het vormen van een voorgevormde vouwlijn in een blad, in het bijzonder in een blad papier, voor het afbakenen van een omplooibare strook.

Met vouwlijn wordt hier bedoeld een lijn waarlangs de weerstand tegen vouwen van het papier verzwakt is, bijvoorbeeld doordat de stijfheid van het papier langs deze vouwlijn verzwakt is door het plaatselijk breken van de vezeistructuur.

Toepassing van zulke bladen met een voorgevormde vouwlijn is reeds bekend uit WO2014/072778 van de dezelfde aanvrager voor het samenstellen van fotoboeken of dergelijke, waarbij de bladen na bedrukking als een boekblok worden samengesteld en met de omplooibare strook worden ingebonden in de rug van een omslag.

Het voordeel van een dergelijk boek is dat de bladen makkelijk langs de vouwlijn kunnen worden omgeslagen en vlak gelegd zonder dat de omgeslagen bladen bol komen te staan ten gevolge van de inherente stijfheid van het papier.

Uit voornoemd WO2014/072778 is ook bekend dat zulke verzwakte vouwlijn kan gerealiseerd worden door het blad langs deze lijn enkele malen scherp dubbel om te vouwen, evenals een toestel om zulke vouwlijn te realiseren.

Niettegenstaande dit toestel goede resultaten oplevert, kent het toch ook enkele nadelen op gebied van productiesnelheid, wrijving en omvang.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een toestel voor het vormen van een voorgevormde vouwlijn in een blad ter afbakening van een omplooibare strook, welk toestel is voorzien van middelen om het blad in een gewenste positie in het toestel te positioneren; van een vouwelement voor het realiseren van de vouwlijn en van een opspanelement om het blad papier tijdens het vouwen onder spanning te houden, waarbij: het vouwelement een klem bevat met twee evenwijdige klemprofielen voor het inklemmen van voornoemde strook, welke klemprofielen voorzien zijn van een scherpe rand ter plaatse van de te realiseren vouwlijn, waarbij middelen zijn voorzien om de klem te openen en te sluiten en middelen zijn voorzien om het vouwelement met ingeklemde strook te laten roteren rond een as die evenwijdig is met de voornoemde scherpe randen en op een afstand ervan gelegen is; - het opspanelement een klem bevat met twee klemelementen ter inklemming van het blad papier op een afstand van het vouwelement, waarbij middelen zijn voorzien om deze klem te openen en te sluiten en middelen om tijdens minstens een deel van de rotatiebeweging van het vouwelement het blad papier ter plaatse van de vouwlijn onder trekspanning te houden in een richting loodrecht op de richting van de voornoemde scherpe randen van de klemprofielen van het vouwelement.

Doordat het dubbel omvouwen van de omplooibare strook door roteren wordt bekomen is er geen probleem van wrijving.

Het toestel kan bovendien zeer compact worden uitgevoerd en laat toe relatief hoge productiesnelheden te realiseren, vooral wanneer het toestel wordt uitgerust met een aanvoereenheid met een voorraadschuif voor het automatisch blad per blad aanvoeren van te vouwen bladen vanaf een voorraad bladen in de voorraadschuif.

Bij voorkeur wordt voor het realiseren van de vouwlijn, het vouwelement minstens tweemaal, bij voorkeur minstens driemaal in twee richtingen heen en weer geroteerd, afhankelijk van de kwaliteit en dikte van het papier.

Aangezien de omplooibare strook van het blad tijdens het heen en weer roteren van het vouwelement voortdurend ingeklemd blijft in het vouwelement, laat het toestel volgens de uitvinding toe de strook meermaals langs perfect dezelfde vouwlijn in twee richtingen om te plooien, wat belangrijk is om scherpe vouwlijn te bekomen.

Bij voorkeur is het toestel uitgerust met één enkele motor voor de aandrijving, eventueel gecomplementeerd met een bijkomende motor voor de aandrijving van de aanvoereenheid.

De rotatie van het vouwelement en het open en toegaan van de klemmen van het vouwelement en van het opspanelement dienen daartoe gesynchroniseerd te worden op een zodanige manier dat: - in een invoerpositie beide klemmen geopend zijn om een volgend te vouwen blad te kunnen inbrengen; - na het inbrengen van een blad de klemmen gesloten worden; - vervolgens het vouwelement één- of meermaals heen en weer wordt geroteerd voor het vormen van een vouw; nadien het toestel terug in de invoerpositie wordt gebracht met geopende klemmen voor het invoeren van een volgend blad.

Volgens een praktische en bedrijfszekere uitvoeringsvorm kan voornoemde synchronisatie worden gerealiseerd door middel van een tandwieloverbrenging met bedieningsnokken voor het openen en sluiten van de klemmen.

Optioneel kan het toestel uitgerust zijn met een aandrukelement dat het blad dat is ingeklemd in het vouwelement minstens op het einde van elke rotatiebeweging van het vouwelement aandrukt tegen de buitenkant van de scherpe rand van een klemprofiel van het vouwelement.

Hierdoor kan een nog scherpere vouw worden gerealiseerd.

Bij voorkeur is de voornoemde gewenste positie van het blad in het toestel instelbaar, zodat stroken met verschillende instelbare breedtes kunnen worden gerealiseerd.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een toestel volgens de uitvinding voor het vormen van een vouwlijn in een blad, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een toestel volgens de uitvinding weergeeft voor het vormen van een vouw in een blad papier; figuur 2 het toestel van figuur 1 weergeeft, in dit geval uitgerust een automatische papiervoeding; figuur 3 een bovenaanzicht weergeeft volgens pijl F3 in figuur 1; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 2; figuur 5 met gedeeltelijke weglating het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 door F5 is aangeduid; figuur 6 het toestel van figuur 5 weergeeft, doch in een andere stand; figuur 7 de doorsnede van figuur 4 weergeeft tijdens het inbrengen van een te vouwen blad papier; figuur 8 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 7 door F8 is aangeduid; figuur 9 tot 11 enkele opeenvolgende stappen toont bij het gebruik van het toestel van figuur 1 voor het vormen van een vouw in een aangevoerd blad papier; de figuren 12 tot 14 alternatieve uitvoeringsvormen tonen van een toestel volgens de uitvinding.

Het in figuur 1 weergegeven toestel volgens de uitvinding is een toestel 1 waarin te vouwen bladen papier 2 manueel één na één kunnen ingevoerd worden in de richting van pijl P en de gevouwen bladen 2 bijvoorbeeld langs achter kunnen uitgevoerd worden zoals aangeduid met pijl P' .

De uitgevoerde bladen 2 zijn voorzien van voorgevormde vouwlijn 3 ter afbakening van een omplooibare strook 4 met breedte A.

Dit toestel 1 kan, zoals weergegeven in de figuren 2 tot 4, gecomplementeerd worden met een aanvoereenheid 5 met een voorraadschuif voor papier van waaruit bladen papier 2 automatisch kunnen aangevoerd worden.

Het toestel 1 is in de invoerrichting P opeenvolgend voorzien van een aandrukelement 5, een vouwelement 7 en een opspanelement 8 om het blad papier 2 tijdens het vouwen onder spanning te houden.

In de figuren 4 en 5 is het toestel 1 weergegeven in een invoerpositie waarin een blad papier 2 kan worden ingebracht tot in een positie zoals weergegeven in de figuren 5 en 6, welke positie bijvoorbeeld bepaald wordt door een aanslag bij een manuele invoer of door een posibiedetector 9 in het geval van een automatische aanvoer vanuit de aanvoereenheld 5 of daar andere middelen om het blad in een gewenste positie in het toestel te positioneren.

Deze positie is zodanig dat het blad 2 met een strook 4 van gewenste breedte A in het vouwelement 7 steekt, waarbij deze positie optioneel instelbaar kan zijn volgens een gewenste breedte van bijvoorbeeld 13 à 15 mm.

Het aandrukelement 6 en het vouwelement 7 zijn beiden roteerbaar aangebracht rond een as, respectievelijk een as 10 voor het aandrukelement 6 en een. as 11 voor het vouwelement 7, waarbij de beide assen 10 en 11 evenwijdig zijn aan elkaar.

De rotatiebeweging van beide assen is gesynchroniseerd door middel van een tandwielaandrijving met in dit geval twee tandwielen 12 en 13 die in elkaar grijpen en die de twee assen synchroon, doch in tegengestelde draaizin aandrijven.

Het aandrukelement 6 is een profiel dat in dwarsdoorsnede hoofdzakelijk T-vormig is uitgevoerd met een steel 15 en twee armen die aan hun uiteinde zijn voorzien van een bekleding 15 uit elastisch samendrukbaar materiaal zoals rubber.

Centraal in de steel 14 is een doorgaande gleuf 17 voorzien waardoorheen een blad 2 in de richting van pijl P kan ingevoerd worden wanneer het toestel 1 zich in de invoerpositie van figuur 5 en 6 bevindt.

Het vouwelement 7 bevat een klem 18 met twee evenwijdige klemprofielen 18a en 18b voor het inklemmen van voornoemde strook 9, waarbij de klemprofielen 18a en 18b voorzien zijn van een scherpe rand 19 ter plaatse van de te realiseren vouwlijn 3r met andere woorden op een afstand A van de vrije rand van het blad 2.

In het weergegeven voorbeeld zijn de klemprofielen 18a en 18b wigvormig uitgevoerd, maar andere vormen met een scherpe rand zijn niet ondenkbaar.

De as 11 van het vouwelement 7 bevindt op afstand L van de voornoemde scherpe randen 19.

De klemprof ielen 18a en 18b zijn aangebracht tussen twee roteerbare schijven 20 die op de as 11 zijn bevestigd en die verbonden zijn door het klemprofiel 18a dat aan beide uiteinden is gefixeerd op de schijven 20.

Elk van de voornoemde schijven 20 is voorzien van een schommelstuk 21 dat roteerbaar is aangebracht rond een scharnierpunt 22 dat excentrisch is opgesteld ten opzichte van de as 11 van het vouwelement 7.

Het klemprofiel 18b is tussen de schommelstukken van beide schijven 20 aangebracht en erop bevestigd, waarbij de scharnierpunten 22 het mogelijk maken dat de schommelstukken 21 samen met het klemprofiel 18b kunnen roteren rond een as doorheen de scharnierpunten 22 die ongeveer samenvalt met de scherpe rand 19 van het klemprofiel 18b.

Elk schommelstuk 22 is door middel van een veer 23 verbonden met de schijf 20 waarop het schommelstuk 21 is aangebracht, welke veer de neiging heeft om de klemstukken 18a en 18b tegen elkaar te klemmen zoals te zien is figuur 9.

Door de schommelstukken 22 te verdraaien rond de scharnierpunten 22, kunnen de klemstukken 18a en 18b uit elkaar geduwd worden tegen de kracht van de veer 23 in.

Hiertoe is het toestel uitgerust met een nok 24 op een wiel 25 dat is aangebracht op een tandwiel 26 dat via een overbrenging 27 met een aandrijfmotor 28 en met de tandwielen 12 en 13 gekoppeld is dat de nok 24 volgens een bepaalde sequentie tegen het schommelstuk 21 loopt om de klemprofielen 18a en 18b uit elkaar te duwen zoals weergegeven in de figuren 5 en 6.

De overbrenging 27 is zo gekozen dat vanaf de invoerpositie van de figuren 5 en 6 het vouwelement 7 bijvoorbeeld twee-of driemaal over een bepaalde hoek B van bijvoorbeeld 135° heen en weer wordt verdraaid zonder dat, zoals weergegeven in figuur 8, de nok 24 in contact is met het schommelstuk 21 om de klemprof ielen 18a en 18b uit elkaar te duwen, waarna de nok 24 een volledige toer heeft afgelegd om, zoals weergegeven in figuur 7, opnieuw in contact te komen met het schommelstuk 21 en de klemprofielen 18a en 18b terug uit elkaar te duwen.

Het opspanelement 8 bevindt zich op een afstand van het vouwelement 7 en bevat een klem 29 met twee klemelementen 29a en 29b, in dit geval in de vorm van twee klemplaten, waarvan er één vast is terwijl de andere door middel van een veer 30 gedwongen wordt in de richting van het vaste klemelement 29a.

Het opspanelement 8 is voorzien van middelen om deze klem 29 te openen en tegen de kracht van de veer 30 in, waarbij deze middelen in het voorbeeld van de figuren 7 en 8 worden gevormd door een nok 31 op een wiel 32 dat door middel van de overbrenging 27 op zodanige manier wordt verdraaid dat de klem 18 van het vouwelement 7 en de klem 29 van het opspanelement 8 ongeveer simultaan worden geopend zoals in figuur 7 en simultaan worden gesloten zoals in figuur 8.

De klem 29 van het opspanelement 8 is verschuifbaar aangebracht op geleiders 33 die zich loodrecht op de as 11 van het vouwelement 7 uitstrekken en evenwijdig lopen met het blad 2.

Het opspanelement 8 is voorzien van een veer 34 die de klem 29 wegtrekt van het vouwelement 7 tot tegen een aanslag.

Het gebruik en de werking van het toestel van figuur 1 wordt geïllustreerd aan de hand van de figuren 6 tot 11, vertrekkende van de invoerpositie van figuur 6 en 7, overeenkomend met een situatie waarin een nieuw te vouwen blad 2 in het toestel is aangebracht.

In deze vertreksituatie worden de beide klemmen 18 en 29 door de nokken 24 en 31 opengeduwd en vormen daarbij als het ware doorgangen 35a en 35b voor de invoer van een blad papier 2 die zich hoofdzakelijk in eikaars verlengde en in het verlengde van de gleuf 17 van het aandrukelement 6 uitstrekken, waardoor als het ware een hoofdzakelijk recht invoerkanaal wordt gevormd voor het invoeren van een blad papier 2 in de richting van pijl P, hetzij manueel, hetzij automatisch vanuit de aanvoereenheid 3.

Wanneer de aandrijfmotor 28 wordt aangedreven, worden de nokken 24 en 31 verdraaid zoals weergegeven in figuur 8, waarbij de klemmen 18 en 29 worden gesloten en waarbij een strook 4 met breedte A wordt ingeklemd tussen de klemprofielen 18a en 18b.

Na inklemming van de strook 4 wordt het vouwelement 7 in wijzerszin verdraaid zoals weergegeven in figuur 9, waarbij, dankzij de inklemming van de strook 9, de rest van het blad 2 wordt meegetrokken in een richting tegengesteld aan pijl P en warbij door de inklemming van het blad 2 in de klem 29, deze klem 29 wordt meegenomen tegen de kracht van de veer 31 in, waardoor het gedeelte van het blad 2 tussen de klemmen 18 en 29 wordt opgespannen.

Hierdoor wordt het blad 2 als het ware rond de scherpe rand 19 van het vouwelement 7 gevouwen ter vorming van een vouw 36.

Het vouwelement wordt bij voorkeur over een hoek B van om en bij de 135° verdraaid zoals weergegeven in figuur 10.

Synchroon met het vouwelement 7 wordt het aandrukelement 6 in tegengestelde richting verdraaid, waarbij op het einde van de draaibeweging van het vouwelement 7, de armen van het aandrukelement in contact komen met de zijkant van het vouwelement om de vouw 36 rond de scherpe rand 19 verder aan te drukken.

Vervolgens is de overbrenging 27 zo ontworpen dat het vouwelement 7 wordt teruggedraaid in tegenwijzerszin tot in de positie van figuur 11 waarin de strook 4 nu langs de andere zijde van het blad 2 is omgevouwen rond de scherpe rand 19 en waarin de vouw 36 nu langs de andere zijde tegen het vouwelement 7 wordt aangedrukt.

De overbrenging 27 kan zo ontworpen zijn dat de heen- en weergaande bewegingen van het vouwelement 7 en van het aandrukelement 6 een aantal malen wordt herhaald alvorens de klemmen 18 en 29 te lossen, zodat de strook 4 een aantal malen scherp dubbel wordt omgeplooid en er een permanente vouwlijn 4 wordt gevormd die toelaat het blad 2 gemakkelijk zonder weerstand langs deze vouwlijn 4 om te plooien.

Na de laatste heen- en weergaande beweging van het vouwelement 7 komt het toestel 1 terug in de invoersituatie van figuur 6 terecht, waarbij de klemmen 18 en 29 door de nokken 24 en 31 worden opengeduwd en waarbij het blad 2 met een voorgevormde vouwlijn 4 kan verwijderd worden om een volgend nog te vouwen blad 2 te kunnen invoeren.

Het is duidelijk dat alle bewegingen van het toestel 1 met één enkele aandrijfmotor 28 kunnen worden gerealiseerd, alhoewel dit niet strikt noodzakelijk zo moet zijn voor de uitvinding. Zo kunnen bijvoorbeeld sommige of alle assen voorzien worden van een stappenmotor en kunnen de bewegingen van deze motoren softwarematig gesynchroniseerd worden.

In plaats van een roterend aandrukelement 6 te voorzien is het niet uitgesloten andere vormen van een aandrukelement te voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van één of twee stempels 37 zoals weergegeven in figuur 12 die lineair beweegbaar zijn en die al dan niet kunnen voorzien zijn van een elastisch samendrukbaar stempelkussen 38.

Afhankelijk van het type en dikte van het te vouwen blad papier 2 kan een aandrukelement 6 achterwege gelaten worden.

Het opspanelement 8 kan op verschillende manieren worden gerealiseerd, bijvoorbeeld, zoals afgedeeld in figuur 12, door twee rollen die door middel van een torsieveer of door middel van een servogestuurde motor of dergelijke het blad 2 onder spanning kunnen houden tijdens het verdraaien van het vouwelement 7 om een vouw 36 te vormen. In geval de rollen gestuurd zijn, kunnen deze ook gebruikt worden voor de tractie bij het in™ en uitvoeren van de bladen 2.

Het vouwelement 7 en het opspanelement 8 kunnen in één element geïntegreerd zijn met slechts één klem zoals weergegeven in figuur 13 waarin het vouwelement 7 en het aandrukelement 6 samen zijn aangebracht in een slede 40 die verschuifbaar in het toestel is aangebracht en waarbij in dit geval een blokkering 41 is voorzien van het blad 2 en een veer 42 die de neiging heeft de slede 40 van deze blokkering 41 weg te duwen.

In figuur 14 is een variante weergegeven waarin een blad 2 in de richting Q tegengesteld aan de richting van pijl P kan ingevoerd worden tot tegen een aanslag 43. In dit geval dient het aandrukelement 6 niet voorzien te zijn van een gleuf 17.

De positie van de aanslag 43 kan instelbaar zijn om de breedte A van de strook naar keuze te kunnen instellen

Het is duidelijk dat de mechanismen om de klemmen 18 en 29 te openen en te sluiten op verschillende andere manieren kunnen gerealiseerd worden.

Het is duidelijk dat het toestel ook gebruikt kan worden voor het vormen van een vouwlijn in bladen van een ander materiaal dan papier.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een toestel volgens de uitvinding voor het vormen van een vouwlijn in een blad kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (19)

1. Conclusies .

   1.- Toestel voor het vormen van een voorgevormde vouwlijn {3) in een blad (2) ter afbakening van een omplooibare strook (4) , daardoor gekenmerkt dat het toestel (1) is voorzien van middelen om het blad (2) in een gewenste positie in het toestel (1) te positioneren; van een vouwelement (7) voor het realiseren van de vouwlijn (4) en van een opspanelement (8) om het blad (2) tijdens het vouwen onder spanning te houden, waarbij : - het vouwelement (7) een klem (18) bevat met twee evenwijdige klemprofielen (18a,18b) voor het inklemmen van voornoemde strook (4), welke klemprofleien voorzien zijn van een scherpe rand (19) ter plaatse van de te realiseren vouwlijn (3) , waarbij middelen zijn voorzien om de klem (18) te openen en te sluiten en middelen zijn voorzien om het vouwelement (7) met ingeklemde strook (4) te laten roteren rond een as (11) die evenwijdig is met de voornoemde scherpe randen (19) en op een afstand ervan gelegen is; - het opspanelement (8) een klem (29) bevat met twee klemelementen (29a,29b) ter inklemming van het blad (2) op een afstand van het vouwelement (7), waarbij middelen zijn voorzien om deze klem (29) te openen en te sluiten en middelen om tijdens minstens een deel van de rotatiebeweging van het vouwelement (7) het blad ter plaatse van de vouwlijn (3) onder trekspanning te houden in een richting loodrecht op de richting van de voornoemde scherpe randen (19) van de klemprofielen (29a,29b) van het vouwelement (7). 2. ™ Toestel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de middelen om het vouwelement (7) te laten rotoren twee coaxiaal roteerbare schijven (20) bevat waartussen de klemprofielen (18a,18b) zijn aangebracht.
2. 3. - Toestel volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de middelen om de klem (18) van het vouwelement (7) te openen en te sluiten worden gevormd doordat minstens één van de klemprofielen (18b) aan één of beide uiteinden is aangebracht op een schommelstuk (21) dat roteerbaar is aangebracht op een voornoemde schijf (20) van het vouwelement (7), waarbij tussen de schijf (20) en het schommelstuk. (21) een veer (23) is voorzien die de neiging heeft de klemprofielen (18a,18b) tegen elkaar te houden en waarbij een nok (24) is voorzien die kan inwerken op het schommelstuk (21) om de klemprofielen (18a, 18b) tegen de kracht van de veer (23) in uit elkaar te bewegen.
3. 4. - Toestel volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat één van de klemprofielen (18a) met beide uiteinden vast is aangebracht op de schijven (20), terwijl het andere klemprofiel (18b) aan zijn uiteinden is bevestigd tussen twee schommelstukken (21) van het vouwelement (7).
4. 5. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat één of beide klemprofielen (18a,18b) in dwarsdoorsnede gezien wigvormig zijn uitgevoerd.
5. 6. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat voor het realiseren van de vouwlijn (4), het vouwelement (7), ten opzichte van de invoerpositie bij het invoeren van het blad (2) , over minstens 90° in twee richtingen heen en weer wordt geroteerd, bij voorkeur over minstens 135° in twee richtingen heen en weer wordt geroteerd.
6. 7. - Toestel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat voor het realiseren van de vouwlijn (3), het vouwelement (/) minstens tweemaal, bij voorkeur minstens driemaal, in twee richtingen heen en weer wordt geroteerd.
7. 8. - Toestel volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de klem (29) van het opspanelement (8) verschuifbaar is aangebracht in een richting loodrecht op de as (10) van het vouwelement (7), welke klem (29) is voorzien van een veer (34) die de neiging heeft het opspanelement (8) weg te duwen of te trekken van het vouwelement (7) tot tegen een aanslag.
8. 9. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen om de klem (29) van het opspanelement (8) te openen en te sluiten worden gevormd doordat minstens één klemelement (29b) verplaatsbaar is ten opzichte van het andere klemelement (29a), waarbij de klem (29) is voorzien van een veer (30) die de neiging heeft dit klemelement (29b) tegen het andere klemelement (29a) te duwen of te trekken en waarbij een nok (31) is voorzien die kan inwerken op minstens één van de klemelementen (29b) om de klemelementen (29a,29b) tegen de kracht van de veer (30) in uit elkaar te bewegen.
9. 10. - Toestel conclusie 3 en 9, daardoor gekenmerkt dat er één enkele aandrijving (28) is voor het laten roteren van het vouwelement (7) en voor de beweging van de nokken (24, 31) om de klem (18) van het vouwelement (7) en de klem (29) van het opspanelement (8) te openen en te sluiten.
10. 11. - Toestel volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de nok (24) van het vouwelement (7) en de nok (31) van het opspanelement (8) verdraaibaar zijn aangebracht rond een as evenwijdig met de as (11) van het vouwelement (7) en dat de rotatiebewegingen van deze nokken (24,31) gesynchroniseerd zijn met de rotatiebeweging van het vouwelement (7) op een zodanige manier dat: - in een invoerpositie beide klemmen (18,29) geopend zijn om een volgend te vouwen blad (2) te kunnen inbrengen; - na het inbrengen van een blad (2) de klemmen (18,29) gesloten worden; - vervolgens het vouwelement (7) één of meermaals heen en weer wordt geroteerd voor het vormen van een vouw (36); - nadien het toestel (1) terug in de invoerpositie wordt gebracht met geopende klemmen (18,29) voor het invoeren van een volgend blad (2).
11. 12. - Toestel volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde nokken (24,31) zijn aangebracht op een tandwiel en dat de voornoemde synchronisatie met de rotatiebeweging van het vouwelement (7) wordt gerealiseerd door middel van een tandwieloverbrenging.
12. 13. - Toestel volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat de klemmen (18,29) in geopende toestand een doorgang (35a,35b) afbakenen tussen respectievelijk de klemprofielen (18a,18b) en de klemelementen (29a,29b), welke doorgangen (35a,35b) zich in de voornoemde invoerpositie hoofdzakelijk in eikaars verlengde uitstrekken zodanig dat een hoofdzakelijk recht invoerkanaal wordt gevormd voor het invoeren van een blad (2) .
13. 14. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vouwelement (7) en het opspanelement (8) geïntegreerd zijn in één enkel element met slechts één enkele klem, waarbij in dat geval een extra blokkerring (41) is voorzien is voor het blokkeren van het blad (2) tijdens het roteren van het vouwelement (7).
14. 15. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het is uitgerust met een aandrukelement (6) dat het blad dat met een strook (4) is ingeklemd in het vouwelement (7) minstens op het einde van elke rotatiebeweging van het vouwelement (7) aandrukt tegen de buitenkant van de scherpe rand (19) van een klemprofiel (18a,18b) van het vouwelement (7).
15. 16. - Toestel volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat het aandrukelement (6) roteerbar is rond een as (10) evenwijdig met de as (11) van het vouwelement (7) en dat het door middel van een tandwieloverbrenging (12-13) synchroon, doch in tegenovergestelde draaizin, wordt aangedreven door de rotatiebeweging van het vouwelement (7) .
16. 17. - Toestel volgens conclusie 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat het aandrukelement (6) minstens op de plaats waar het in contact komt met de klem (18) van het vouwelement (7) bekleed is met een elastisch samendrukbaar materiaal zoals rubber.
17. 18. - Toestel volgens één van de conclusies 15 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het aandrukelement voorzien is van een doorgaande gleuf (17) die deel uitmaakt van het voornoemde invoerkaneel en dat de tandwieloverbrenging (1213) zodanig is dat wanneer het toestel (1) zich in de invoerpositie bevindt, deze gleuf (17) zich in het verlengde uitstrekt van de voornoemde doorgangen (35a,35b) in het vouwelement (7) en in het opspanelement (8) uitstrekt.
18. 19. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat middelen om het blad (2) in een gewenste positie in het toestel te positioneren worden gevormd door een aanslag (43) of een positiedetector (9) bij het invoeren van een te vouwen blad (2). 20. ™ Toestel volgens één van de voornoemde conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde gewenste positie van het blad (2) in het toestel (1) instelbaar is.
19. 21. - Toestel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het is uitgerust met een aanvoereenheid (5) met een voorraadschuif voor het automatisch blad per blad aanvoeren van te vouwen bladen (2) vanaf een voorraad bladen in de voorraadschuif.