BE1021701B1

BE1021701B1 - Bevestigingsklem en werkwijze voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader van een raam of dergelijke en raam uitgerust met dergelijke bevestigingsklem

Info

Publication number: BE1021701B1
Application number: BE2013/0561A
Authority: BE
Original assignee: Reynaers Aluminium Naamloze Vennootschap
Priority date: 2013-08-28
Filing date: 2013-08-28
Publication date: 2016-01-11
Also published as: WO2015027300A1; RU2016107194A; EP3039215B1; RU2635777C2; EP3039215A1

Abstract

Bevestigingsklem voor het bevestigen van een afwerkingskader (31) tegen een kader (22) waarbij de bevestigingsklem (1) bestaat uit een centraal deel (2) en twee coaxiale bajonetsluitingen (4, 5) voor het aanbrengen van de bevestigingsklem (1) in daartoe voorziene ondersneden groeven (27, 32) in het kader (22) en afwerkingskader (31) en het bevestigen ervan door roteren van de bevestigingsklem (1), daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsklem (1) voorzien is van middelen om de bevestigingsklem (1) bij het aanbrengen in de groef (27, 32) tijdelijk vast te houden en van minstens één radiaal gerichte vleugel (3) voor het verdraaien van de bevestigingsklem (1).

Description

Bevestigingsklem en werkwijze voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader van een raam of dergelijke en raam uitgerust met dergelijke bevestigingsklem.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsklem voor het bevestigen van een afwerkingskader aan een kader van een raam, deur of dergelij ke.

Het is bekend dat ramen waarvan de kader is opgebouwd uit bijvoorbeeld aluminium profielen vaak voorzien worden van een afwerkingskader, zoals een sierkader bijvoorbeeld uit hout, om onder andere het esthetisch uitzicht te vergroten.

Hierbij wordt het aluminium kader en het houten kader van het afwerkingskader uit profielen gemaakt, waarna beide kaders aan elkaar bevestigd worden.

Om deze bevestiging te realiseren, kent men, enerzijds, een kunststof tussenprofiel welke over de volledige omtrek van het kader bevestigd wordt door middel van een klikverbinding, waarna het afwerkingskader aan het tussenprofiel vastgeklikt kan worden. Hiertoe zijn, zowel in het kader, als in het afwerkingskader de nodige groeven voorzien.

Dergelijk tussenprofiel heeft als nadeel dat het moeilijk te bevestigen is en dat het verschil in uitzettingsfactor tussen het hout en aluminium slechts in een beperkte mate opgevangen kan worden.

Doordat het moeilijk te bevestigen is, wordt het afwerkingskader in de meeste gevallen reeds op voorhand in het atelier gemonteerd op het aluminium kader en wordt het geheel op de werf geleverd. Dit heeft als nadeel dat het houten kader blootgesteld wordt aan mogelijke beschadigingen die kunnen optreden tijdens het inbouwen van het kader in een muur wat de stevigheid van het afwerkingskader en/of de verbinding kan schaden en wat het esthetisch uitzicht kan verminderen.

Beschadigingen kunnen ook optreden tijdens de verdere bouwfase en afwerking van de muur en/of het gebouw. Bijvoorbeeld door het hoge vochtgehalte door het bepleisteren van muren of het aanbrengen van een zandcementvloer, wat in combinatie met een slechte ventilatie en het ontbreken van verwarming kan leiden tot schimmelvorming op het houten afwerkingskader of kromming van het afwerkingskader.

Anderzijds, kent men ook een bevestiging op basis van een soort van klemmen voorzien van bajonetsluitingen welke in een daartoe voorziene ondersneden groef van een profiel geplaatst worden, waarbij het andere profiel met een overeenkomstige ondersneden groef ertegen wordt geplaatst en waarna de klem gedraaid wordt om beide profielen vast aan elkaar te bevestigen gebruikmakend van bijvoorbeeld een aangepast werktuig dat tussen het kader en het afwerkingskader kan grijpen tot aan de klem.

Alhoewel dergelijke klemmen gemakkelijk te installeren zijn, heeft dit als nadeel dat het profiel of kader zich horizontaal moet bevinden om te verhinderen dat de klemmen in de groef verschuiven of uit de groef vallen.

De montage gebeurt bijgevolg eveneens op voorhand door het kader aan het afwerkingskader te bevestigen in het atelier alvorens het kader in een muur van een gebouw of dergelijke wordt ingebouwd.

Een bijkomend nadeel is dat wanneer men het afwerkingskader wenst te demonteren en de klemmen wil losmaken, men de oriëntering van de klemmen dient te kennen wat ervoor zal zorgen dat het demonteren een tijdrovende en moeilijke taak kan zijn.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een bevestigingsklem voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader van een raam of dergelijke, waarbij de kaders zijn samengesteld uit profielen en waarbij de bevestigingsklem bestaat uit een centraal deel en twee coaxiale bajonetsluitingen aan weerszijden van het centraal deel, respectievelijk één bajonetsluiting voor het aanbrengen van de bevestigingsklem in een daartoe voorziene ondersneden groef in het kader en het bevestigen ervan door roteren van de bevestigingsklem en één bajonetsluiting voor het aanbrengen van de bevestigingsklem in een daartoe voorziene ondersneden groef van het afwerkingskader en het bevestigen ervan door roteren van de bevestigingsklem, waarbij de bevestigingsklem voorzien is van middelen om de bevestigingsklem bij het aanbrengen in de groef van het kader of van het afwerkingskader tijdelijk vast te houden en van minstens één radiaal gerichte vleugel aan het centraal deel die als hefboom kan dienen voor het verdraaien van de bevestigingsklem.

Met ondersneden groef wordt hier bedoeld een groef waarvan de breedte van de opening smaller is dan de breedte van de bodem van de groef.

Een voordeel is dat een bevestigingsklem volgens de uitvinding niet kan verschuiven in de groef of uit de groef kan vallen wanneer het kader of het afwerkingskader waarin de klem is aangebracht zich niet horizontaal bevindt.

Hierdoor is het mogelijk om een afwerkingskader te bevestigen aan een reeds in een muur of dergelijk ingebouwd kader van een raam of dergelijke door de bevestigingsklemmen aan te brengen in een groef van het kader of het afwerkingskader.

Een ander voordeel is dat door middel van minstens één radiaal gerichte vleugel de bevestigingsklem gemakkelijk geroteerd kan worden.

Bij voorkeur worden de voornoemde middelen gevormd door een klikverbinding.

Een voordeel is dat een klikverbinding een snelle en eenvoudige tijdelijke vaste verbinding van de bevestigingsklem met een kader mogelijk maakt door de bevestigingsklem in de daartoe voorziene groef als het ware vast te klikken.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is minstens één vleugel uitgevoerd als een lat die radiaal op het centraal deel is aangebracht en die aan zijn verste uiteinde in één van zijn radiaal gerichte randen is voorzien van minstens één inkeping, waarbij bij voorkeur de vleugel voorzien is van twee in dwarsrichting tegenover elkaar liggende inkepingen.

Dit heeft als voordeel dat voor het verdraaien van de bevestigingsklem gebruik gemaakt kan worden van een gereedschap zoals een schroevendraaier die in de inkeping past, waarbij door uitoefenen van een kracht op de vleugel met het gereedschap een verdraaiing van de bevestigingsklem gerealiseerd kan worden.

Het uitoefenen van een kracht op de vleugel kan ook met de hand gebeuren, zonder gebruik te maken van een gereedschap of dergelijke.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn er twee radiale vleugels die zich diametraal tegenover elkaar uitstrekken.

Dit heeft als voordeel dat de bevestigingsklem symmetrisch kan worden uitgevoerd, waardoor, voor het opnieuw losmaken van de bevestigingsklem, de oriëntatie van de bevestigingsklem niet gekend moet zijn.

De uitvinding omvat ook een werkwijze voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader van een raam of dergelijke gebruikmakend van bevestigingsklemmen bestaande uit een centraal deel voorzien van twee coaxiale bajonetsluitingen aan weerszijden van het centraal deel, van middelen om de bevestigingsklem tijdelijk in het kader of het afwerkingskader vast te houden en van minstens één radiaal gerichte vleugel aan het centraal deel, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het aanbrengen van bevestigingsklemmen in een daartoe voorziene groef in één van beide kaders met minstens één vleugel dwars op de groef op zodanige manier dat de klemmen tijdelijk worden vastgehouden door middel van de voornoemde middelen; - het aanbrengen van het andere kader voorzien van een groef, er zorg voor dragend dat het aan te brengen kader met zijn groef over de ba j onetsluitingen van de reeds aangebrachte bevestigingsklemmen wordt aangebracht; - het onderling vastzetten van beide kaders door de bevestigingsklemmen te verdraaien rond de as van de bajonetsluitingen door actie op minstens één vleugel om deze te verdraaien naar een situatie evenwijdig met de lengterichting van de groeven.

Een dergelijke werkwijze zal toelaten om eenvoudig en snel een afwerkingskader te bevestigen aan een kader van een raam of dergelijke waarbij er bovendien geen nood is aan speciaal gereedschap om de bevestigingsklemmen vast te zetten.

Een bijkomend voordeel is dat dergelijke werkwijze ook toegepast kan worden wanneer het kader en/of het afwerkingskader zich niet horizontaal bevinden. Hierdoor kan de werkwijze ook worden toegepast wanneer bijvoorbeeld het kader reeds in een muur of dergelijke is ingewerkt.

De uitvinding heeft ook betrekking op een raam uit een kader met een daaraan bevestigd afwerkingskader, waarbij het afwerkingskader aan het kader is bevestigd door middel van een of meer bevest igings klemmen volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsklemmen zich met het centraal deel uitstrekken tussen beide kaders en eraan bevestigd zijn doordat de bajonetsluitingen aan weerszijden van het centraal deel zich uitstrekken respectievelijk in een groef van de verbonden kaders in een positie waarbij de bevestigingsklemmen verdraaid zijn in een positie waarbij de vleugels zich hoofdzakelijk evenwijdig met de respectievelijke kaders uitstrekken.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een bevestigingklem volgens de uitvinding voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader, werkwijze daarbij toegepast en een raam uitgerust met dergelijke bevestigingsklem, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een bevestigingsklem volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 schematisch en in perspectief een zicht weergeeft volgens de pijl P2 in figuur 1. figuur 3 schematisch een kader weergeeft waarin bevestigingsklemmen volgens de uitvinding zijn aangebracht; figuur 4 schematisch een doorsnede volgens de lijn VI-VI in figuur 3 weergeeft; figuren 5 en € schematisch de plaatsing en de bevestiging van een afwerkingskader aan het kader weergeven.

De in figuren 1 en 2 schematisch weergegeven bevestigingsklem 1 omvat hoofdzakelijk een centraal deel 2 met daaraan twee radiale vleugels 3 die zich diametraal tegenover elkaar uitstrekken.

Het centraal deel 2 is schijfvormig uitgevoerd en aan weerszijden voorzien van een bajonetsluiting 4, 5.

Elke bajonetsluiting 4, respectievelijk 5, wordt gevormd door een tap 6 met een asymmetrisch verbrede kop 7, respectievelijk 8 met een lengte A, respectievelijk B en een breedte C, respectievelijk D volgens twee dwars op elkaar staande radiale richtingen X-X' en Y-Y' .

In dit geval is de kop 7, 8 rechthoekig uitgevoerd met afgeronde hoeken, waarbij één kop 8 in de breedte D voorzien is van een insnoering in de vorm van uitsparingen 9 in tegenoverliggende randen 10. Eén van de bajonetsluitingen 5 is voorzien van een klikverbinding 11, die in dit geval gevormd wordt door twee veerkrachtige haken 12 met een voet 13 en een haakvormig uiteinde 14.

De haken 12 zijn in de breedte D van deze bajonetsluiting 5 aan weerszijden ervan voorzien, waarbij hun voet 13 is aangebracht op het centrale deel 2 en het haakvormig uiteinde 14 beweegbaar is in de breedterichting Y-Y' van de bajonetsluiting 5.

De haakvormige uiteinden 14 zijn elastisch verplaatsbaar tussen een rustpositie waarbij de haken 12 voorbij de breedte D van de kop 8 van de bajonetsluiting 5 uitsteken, zoals weergegeven in figuur 2, en een ingedrukte positie waarbij de haken 12 in de voornoemde uitsparingen 9 zijn gedrukt.

De vleugels 3 zijn uitgevoerd als een lat 3 die radiaal op het centrale deel 2 is aangebracht waarbij de dikte E van de vleugels 3 dezelfde is als de dikte F van het centraal deel 2.

Elke lat 3 is aan zijn verste uiteinde 15 in zijn radiale gerichte randen 16 voorzien van twee in de dwarsrichting XX' tegenover elkaar liggende inkepingen 17, waarbij het verste uiteinde 15 in dit geval is uitgevoerd als een afgeronde kop 18.

De inkepingen 17 worden begrensd door een bodem 19 en twee zijwanden 20, 21. Eén zijwand 20 is dwars op de lengterichting Y-Y' van de vleugel 3 gericht terwijl de andere zijwand 21 schuin op de lengterichting Y-Y' gericht is.

De schuine zijwand 21 strekt zich vanaf de bodem 19 naar de rand 16 schuin uit in de richting van het centraal deel 2 zoals weergegeven in figuren 1 en 2.

De bevestigingsklem 1 kan worden gebruikt voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader 22, zoals bijvoorbeeld weergegeven in figuur 3.

Het kader 22 uit figuur 3 is opgebouwd uit profielen 23 die aan hun uiteinden op gepaste wijze met elkaar verbonden zijn, waarbij het kader 22 ingebouwd kan zijn in een opening van een muur of dergelijke en waarbij het kader 22 in dit geval gemaakt is uit aluminium. '

Zoals weergegeven in figuur 4, zijn de profielen 23 opgebouwd uit twee halfschalen 24 en 25, respectievelijk een binnenschaal 24 die naar de binnenzijde van het gebouw en een buitenschaal 25 die naar de buitenzijde van het gebouw gericht is.

De twee halfschalen 24, 25 zijn onderling met elkaar verbonden door middel van zogenaamde isolatiestegen 26 die voor een thermische onderbreking zorgen tussen de binnenschaal 24 en de buitenschaal 25.

In het kader 22, meer bepaald in de binnenschaal 24, is een ondersneden groef 27 voorzien die zich als het ware over de gehele omtrek van het kader 22 uitstrekt.

De groef 27 heeft een opening 28 waarvan de breedte G gemeten loodrecht op de lengterichting van de groef 17 kleiner is dan de breedte H van de bodem 29 van de groef gemeten in dezelfde richting, doordat de groef 27 ter hoogte van de opening 28 voorzien is van overhangende randen 30.

Hierbij is de breedte G van de opening 28 groter dan de breedte D van de kop 8 van de bajonetsluiting 5 en kleiner dan de lengte B van de kop 8.

Het gebruik van de bevestigingsklemmen 1 zoals weergegeven in figuren 1 en 2 voor het bevestigen van een afwerkingskader tegen een kader 22 is zeer eenvoudig en als volgt en wordt weergegeven in figuren 3 tot 6.

Zoals weergegeven in figuur 3, worden er een aantal bevestigingsklemmen 1, in dit geval tien, gelijkmatig verspreid over de gehele omtrek van het kader 22 aangebracht in de daartoe voorziene groef 27 van het kader 22.

Hiertoe wordt de bajonetsluiting 5 tegen de groef 27 gedrukt, waarbij de vleugels 3 zich dwars op de lengterichting van de groef 27 uitstrekken, waardoor de breedte D van de kop 8 van de bajonetsluiting 5 zich in de richting van de breedte G van de opening 28 van de groef 27 uitstrekt.

De veerkrachtige haken 12 zullen naar de ingedrukte positie worden bewogen, waardoor de kop 8 van de bajonetsluiting 5 in de groef 27 gedrukt kan worden aangezien de breedte D van de kop 8 kleiner is dan de breedte G van de opening 28.

Wanneer de kop 8 zich in de groef 27 bevindt, zullen de veerkrachtige haken 12 zich opnieuw naar de rustpositie verplaatsen, waarbij de haakvormige uiteinden 14 zich achter de overhangende randen 30 zullen vastzetten teneinde de bevestigingsklem 1 tijdelijk vast te kunnen houden in de groef 27 van het kader 22.

In een volgende stap wordt een afwerkingskader 31 aangebracht. Het afwerkingskader 31 wordt in dit geval aan de binnenzijde van het gebouw, tegen de binnenschaal 24 aangebracht. Het is echter niet uitgesloten dat een afwerkingskader 31 tegen de buitenschaal 25 wordt aangebracht, door het kader 22 in de buitenschaal 25 van een ondersneden groef 27 te voorzien.

Dit afwerkingskader 31 kan bijvoorbeeld een sierkader of dergelijke zijn gemaakt van hout en kan eveneens opgebouwd zijn uit profielen.

Het afwerkingskader 31 is eveneens voorzien van een ondersneden groef 32 met overhangende randen 30' die zich over de gehele omtrek van het afwerkingskader 31 uitstrekt.

Hierbij is de breedte I van de opening 33 van de groef 32 groter dan de breedte C van de kop 7 van de bajonetsluiting 4 en kleiner dan de lengte A van de kop 7.

Bij het aanbrengen van het afwerkingskader 31 wordt er zorg voor gedragen dat het met zijn groef 32 over de bajonetsluitingen 4 van de bevestigingsklemmen 1 wordt aangebracht, zoals weergegeven is in figuur 5.

In een laatste stap worden beide kaders 22, 31 onderling vastgezet door de bevestigingsklemmen 1 te verdraaien rond de as van de ba j onetsluitingen 4, 5 zodat de vleugels 3 zich evenwijdig met de lengterichting van de groeven 27, 32 uitstrekken, zoals weergegeven in figuur 6.

Dit wordt gerealiseerd door de vleugels 3 over ongeveer een kwartslag te verdraaien door een kracht uit te oefenen op minstens één van de vleugels 3 van de bevestigingsklem 1.

Dit kan met de hand gebeuren, maar het is ook mogelijk dat hierbij gebruik gemaakt wordt van een schroevendraaier of een ander gereedschap, door dit in een inkeping 17 te laten ingrijpen en met behulp van het gereedschap een kracht uit te oefenen op de vleugel 3.

Door de schuine zijwand 21 zal het mogelijk zijn om het gereedschap onder een hoek in de inkeping 17 te plaatsen, waarbij de zijwand 20 die dwars op de lengterichting Y-Y' van de vleugel 3 gericht is, zal verhinderen dat het gereedschap uit de inkeping 17 kan schieten.

Door het verdraaien van de bevestigingklemmen 1, worden de betreffende bajonetsluitingen 4, 5 geroteerd rond hun as, waardoor de lengte A, respectievelijk B van de kop 7, respectievelijk 8 zich in de richting van de breedte van de groef 32, respectievelijk 27, uitstrekt.

Hierdoor zal de kop 7, 8 achter de overhangende randen 30, 30' grijpen, waardoor de bevestigingsklemmen 1 door middel van de bajonetsluitingen 4, 5 vast verbonden zijn met de kaders 22, 31 en op die manier zorgen voor de bevestiging van het afwerkingskader 31 aan het kader 22.

Alhoewel in het hierboven beschreven voorbeeld de bevestigingsklemmen 1 werden aangebracht en tijdelijk vastgezet in het kader 22, is het niet uitgesloten dat de bevestigingsklemmen 1 worden aangebracht en tijdelijk vastgezet in het afwerkingskader 31, alvorens het afwerkingskader 31 tegen het kader 22 aan te brengen.

Hierbij is het vanzelfsprekend dat de bajonetsluiting 4 die bedoeld is voor in de groef 32 van het afwerkingskader 31 aan te brengen, voorzien is van een klikverbinding 11 teneinde het mogelijk te maken om de bevestigingsklemmen 1 tijdelijk vast te zetten in het afwerkingskader 31.

Hierbij is het mogelijk dat de klikverbinding 11 aan de andere bajonetsluiting 5 afwezig is of dat aan beide zijden van de bevestigingsklem 1 een klikverbinding 11 is voorzien.

Het is bovendien duidelijk dat de middelen om de bevestigingsklem 1 bij het aanbrengen in de groef 27, 32 van het kader 22 of van het afwerkingskader 31 tijdelijk vast te houden ook anders uitgevoerd kunnen worden dan met een klikverbinding 11.

Alhoewel in het hierboven beschreven voorbeeld in het kader 22 nog geen glaspaneel of dergelijke is aangebracht alvorens de bevestigingsklemmen 1 aangebracht worden, is het duidelijk dat het glaspaneel ook al in het kader 22 aanwezig kan zijn voor dat de bevestigingsklemmen 1 in het kader 22 worden aangebracht.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een bevestigingklem 1 volgens de uitvinding voor het bevestigen van een afwerkingskader 31 tegen een kader 22, werkwijze daarbij toegepast en een raam uitgerust met dergelijke bevestigingsklem 1 kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies .

1. - Bevestigingsklem voor het bevestigen van een afwerkingskader (31) tegen een kader (22) van een raam of dergelijke, waarbij de kaders (22, 31) zijn samengesteld uit profielen (23) en waarbij de bevestigingsklem (1) bestaat uit een centraal deel (2) en twee coaxiale bajonetsluitingen (4, 5) aan weerszijden van het centraal deel (2), respectievelijk één bajonetsluiting (5) voor het aanbrengen van de bevestigingsklem (1) in een daartoe voorziene ondersneden groef (27) in het kader (22) en het bevestigen ervan door roteren van de bevestigingsklem (1) en één bajonetsluiting (4) voor het aanbrengen van de bevestigingsklem (1) in een daartoe voorziene ondersneden groef (32) van het afwerkingskader (31) en het bevestigen ervan door roteren van de bevestigingsklem (1), daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsklem (1) voorzien is van middelen om de bevestigingsklem (1) bij het aanbrengen in de groef (27) van het kader (22) of van het afwerkingskader (31) tijdelijk vast te houden en van minstens één radiaal gerichte vleugel (3) aan het centraal deel (2) die als hefboom kan dienen voor het verdraaien van de bevestigingsklem (1).
2. - Bevestigingsklem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de bajonetsluiting (4, 5) gevormd wordt door een tap (6) met een asymmetrisch verbrede kop (7, 8) met een verschillende lengte (A, B) en breedte (C, D) volgens twee dwars op elkaar staande radiale richtingen, waarbij de breedte (C, D) smaller is dan de breedte (G, I) van de groef (27, 32) waarin de bajonetsluiting bevestigd moet worden en de lengte (A, B) groter is dan de breedte (G, I) van de voornoemde groef (27, 32).
3. - Bevestigingsklem volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen gevormd worden door een klikverbinding (11).
4. - Bevestigingsklem volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de klikverbinding (11) gevormd wordt door twee veerkrachtige haken (12) die in de breedte van de bajonetsluiting (5) aan weerszijden van de bajonetsluiting (5) zijn voorzien en die met hun voet (13) zijn aangebracht op het centrale deel (2) en waarvan het haakvormig uiteinde (14) beweegbaar is in de breedterichting van de betreffende bajonetsluiting (5).
5. - Bevestigingsklem volgens één van de voorgaande conclusies 2 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de kop (8) van de bajonetsluiting (5) in de breedte is voorzien van een insnoering in de vorm van uitsparingen (9) in tegenoverliggende randen (10) en dat de haakvormige uiteinden (14) elastisch verplaatsbaar zijn tussen een rustpositie waarbij de haken (12) voorbij de breedte (D) van de kop (8) van de bajonetsluiting (5) uitsteken en een ingedrukte positie waarbij de haken (12) in de voornoemde uitsparingen (9) zijn gedrukt.
6. - Bevestigingsklem volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen om de bevestigingsklem (1) bij het aanbrengen in de groef (27) tijdelijk vast te houden slechts aan één zijde van de bevestigingsklem (1) is voorzien, namelijk aan die zijde van de bevestigingsklem (1) die bedoeld is voor de bevestiging in of tegen het kader (22).
7. - Bevestigingsklem volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één vleugel (3) is uitgevoerd als een lat die radiaal op het centraal deel (2) is aangebracht en die aan zijn verste uiteinde (15) in één van zijn radiaal gerichte randen (16) is voorzien van minstens één inkeping (17).
8. - Bevestigingsklem volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de vleugel (3) voorzien is van twee in dwarsrichting tegenover elkaar liggende inkepingen (17).
9. - Bevestigingsklem volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de inkepingen (17) worden begrensd door een bodem (19) en twee zijwanden (20, 21) waarbij één zijwand (20) dwars en de andere zijwand (21) schuin is gericht ten opzichte van de lengterichting van de vleugel (3).
10. - Bevestigingsklem volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de schuine zijwand (21) zich vanaf de bodem (19) naar de rand (16) schuin uitstrekt in de richting van het centraal deel (2).
11. - Bevestigingsklem volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vleugel (3) voorzien is van een afgeronde kop (18).
12. - Bevestigingsklem volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er twee radiale vleugels (3) zijn die zich diametraal tegenover elkaar uitstrekken.
13. - Bevestigingsklem volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het centraal deel (2) schijfvormig is en dezelfde dikte (F) heeft als minstens één vleugel (3).
14. - Raam bestaande uit een kader (22) met een daaraan bevestigd afwerkingskader (31), daardoor gekenmerkt dat het afwerkingskader (31) aan het kader (22) is bevestigd door middel van een of meer bevestigingsklemmen (1) volgens één van voorgaande conclusies, waa'rbij de bevestigingsklemmen (1) zich met het centraal deel (2) uitstrekken tussen beide kaders (22, 31) en eraan bevestigd zijn doordat de bajonetsluitingen (4, 5) aan weerszijden van het centraal deel (2) zich uitstrekken respectievelijk in een groef (27, 32) van de verbonden kaders (22, 31) in een positie waarbij de bevestigingsklemmen (1) verdraaid zijn in een positie waarbij de vleugels (3) zich hoofdzakelijk evenwijdig met de respectievelijke kaders (22, 31) uitstrekken.
15. - Raam volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat het kader (22) gemaakt is uit aluminium en het afwerkingskader (31) uit hout.
16. - Werkwijze voor het bevestigen van een afwerkingskader (31) tegen een kader (22) van een raam of dergelijke gebruikmakend van bevestigingsklemmen (1) bestaande uit een centraal deel (2) voorzien van twee coaxiale bajonetsluitingen (4, 5) aan weerszijden van het centraal deel (2), van middelen om de bevestigingsklem (1) tijdelijk in het kader (22) of het afwerkingskader (31) vast te houden en van minstens één radiaal gerichte vleugel (3) aan het centraal deel (2), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze de volgende stappen omvat: - het aanbrengen van bevestigingsklemmen (1) in een daartoe voorziene groef (27, 32) in één van beide kaders (22, 31) met minstens één vleugel (3) dwars op de groef (27, 32) op zodanige manier dat de klemmen (1) tijdelijk worden vastgehouden door middel van de voornoemde middelen; - het aanbrengen van het andere kader (22, 31) voorzien van een groef (27, 32) , er zorg voor dragend dat het aan te brengen kader (22, 31) met zijn groef (27, 32) over de bajonetsluitingen (4, 5) van de reeds aangebrachte bevestigingsklemmen (1) wordt aangebracht; - het onderling vastzetten van beide kaders (22, 31) door de bevestigingsklemmen (1) te verdraaien rond de as van de bajonetsluitingen (4, 5) door actie op minstens één vleugel (3) om deze te verdraaien naar een situatie evenwijdig met de lengterichting van de groeven (27, 32).
17. - Werkwijze volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat minstens één vleugel (3) over ongeveer een kwartslag verdraaid wordt.
18. - Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsklemmen (1) gelijkmatig verspreid over de gehele omtrek van het kader (22) of afwerkingskader (31) geplaatst worden.
19. - Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 18, daardoor gekenmerkt dat het kader (22) gemaakt is uit aluminium en het afwerkingskader (31) uit hout.
20. - Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 19, daardoor gekenmerkt dat het afwerkingskader (31) aan de binnenzijde van een gebouw tegen het kader (22) wordt bevestigd.
21. - Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 20, daardoor gekenmerkt dat voor het verdraaien van minstens één vleugel (3) gebruik gemaakt wordt van een gereedschap zoals een schroevendraaier of dergelijke, die in een inkeping (17) past aan een radiale rand (16) van minstens één vleugel (3).
22. - Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 20, daardoor gekenmerkt dat het verdraaien van minstens één vleugel (3) met de hand gebeurt zonder tussenkomst van een gereedschap.
23. - Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 22, daardoor gekenmerkt dat gebruik gemaakt wordt van een bevestigingsklem (1) volgens één van de conclusies 1 tot 13.