BE1021366B1 - Werkwijze om een vleugel van een schuifdeur te plaatsen en daarbij gebruikt hulpmiddel. - Google Patents

Abstract

Hulpmiddel (15) voor het installeren van een van een wielstel (12) voorziene vleugel (3) van een schuifdeur (1) in een kader (2), waarbij het hulpmiddel (15) draagelementen (17) omvat die elk een steunpunt (20) voor de vleugel (3) definiëren, waarbij de afstand (Ds) tussen de steunpunten (20) kleiner is dan de dikte (Dv) van de vleugel (3) en waarbij het hulpmiddel (15) minimaal één verbindingselement (16) omvat om de draagelementen (17) ten opzichte van elkaar te fixeren.

Description

Werkwijze om een vleugel van een schuifdeur te plaatsen en daarbij gebruikt hulpmiddel.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze om een vleugel van een schuifdeur te plaatsen en een daarbij gebruikt hulpmiddel.

Meer speciaal betreft de uitvinding schuiframen of schuifdeuren met een vast in een muur bevestigd kader, waarin één of meer vleugels bevestigd zijn die open en dicht kunnen doordat zij kunnen rollen op wieltjes die samen een wielstel vormen.

Dit zijn bijvoorbeeld grote ramen die tot op vloerniveau doorlopen en waarlangs bijvoorbeeld vanuit een woonruimte toegang verkregen kan worden tot bijvoorbeeld een terras. Deze kunnen beschouwd worden als schuiframen, maar ook als schuifdeuren. In deze beschrijving zal verder slechts het woord schuifdeur gebruikt worden, waaronder ook een gelijkaardige constructie met een raam-karakter begrepen dient te worden.

Om esthetische redenen is er een grote vraag naar zogenaamde schuifdeuren met minimaal aanzicht. Dit betekent dat het buitenste kader van het schuifraam zoveel mogelijk in een muur en eventueel vloer is weggewerkt en dat de vleugelprofielen zo slank mogelijk gehouden worden.

In de praktijk zijn deze vleugelprofielen slanke profielen die aan een glaspaneel bevestigd worden en die geheel of hoofdzakelijk door het kader aan het zicht onttrokken worden.

Schuifdeuren worden traditioneel geïnstalleerd door eerst een kader te installeren en vervolgens een gehele vleugel in dit kader te plaatsen, door de vleugel onder een kleine hoek eerst aan de bovenkant in het kader te zetten, daarna, onder opheffen, de onderkant goed te positioneren ten opzichte van het kader en daarna de vleugel te laten zakken tot deze geplaatst is in het kader.

Aangezien bij schuifdeuren met minimaal aanzicht het vleugelprofiel en de wieltjes in een relatief diepe goot in het kader geplaatst dienen te worden, om te zorgen dat ze niet zichtbaar zijn, is het niet gemakkelijk om een dergelijke vleugel op deze manier te plaatsen.

Als een vleugel, voorzien van wieltjes, geplaatst zou worden op deze wijze in een dergelijk kader, zou er een zeer grote ruimte in het bovenste deel van het kader voorzien dienen te zijn, zodat het profiel dat het bovenste deel van het kader vormt groot en duur uitgevoerd dient te zijn, met negatieve isolatie- en kostenconsequenties. Dit wordt dus in de praktijk niet of nauwelijks toegepast.

In de praktijk worden daarom de wieltjes eerst in de goot geplaatst waarna een vleugel zonder wieltjes in het kader geplaatst en neergelaten wordtop de wieltjes. Er is dan geen overdreven ruimte nodig aan de bovenkant van het kader voor bewegingen van de vleugel tijdens de plaatsing.

Dit is niet gemakkelijk, omdat het vaak zeer zware vleugels betreft, die zeer precies geplaatst moeten worden op de wieltjes, omdat de wieltjes op een specifieke ontwerpafstand van de zijkanten van de vleugels dienen te staan. Ook is er hierbij een veiligheidsrisico voor de personen die de plaatsing uitvoeren.

Bovendien zitten de wieltjes in dit geval niet vast aan de vleugel, de vleugel rust slechts op het wielstel, zodat een ongewenste onderlinge verplaatsing niet uitgesloten is.

De huidige uitvinding heeft tot doel voor de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden doordat zij voorziet in een werkwijze om een van een wielstel voorziene vleugel van een schuifdeur in een daartoe voorzien kader met een goot te installeren, die de volgende stappen omvat: Δ: het plaatsen in de goot van minimaal één hulpmiddel dat draagelementen omvat die elk een steunpunt voor de vleugel definiëren, waarbij de afstand tussen de steunpunten kleiner is dan de dikte van de vleugel en waarbij het hulpmiddel minimaal één verbindingselement omvat om de draagelementen ten opzichte van elkaar te fixeren, waarbij het hulpmiddel op zodanige wijze geplaatst wordt dat het verbindingselement zich lager dan de steunpunten bevindt; B: Het plaatsen van een vleugel in verticale oriëntatie op de steunpunten van het hulpmiddel, waarbij de vleugel nog niet voorzien is van het wielstel; C: Het monteren van het wielstel aan de onderzijde van de vleugel; D: Het verwijderen van het hulpmiddel en het vervolgens laten zakken van de vleugel tot deze gedragen wordt door het wielstel.

Hierbij wordt, normaal gesproken het wielstel in stap C in of via de ruimte tussen de draagelementen gemonteerd en worden in stap C en/of stap D het wielstel en/of het hulpmiddel ten opzichte van elkaar verplaatst via de ruimte tussen de draagelementen, terwijl het hulpmiddel zich in de goot bevindt.

Hierdoor kan op gemakkelijke wijze een vleugel geplaatst worden, zonder dat het kader van de schuifdeur aan de bovenzijde onnodig groot dient te worden uitgevoerd, zonder problemen met betrekking tot de precieze plaatsing van de wieltjes en met de mogelijkheid deze wieltjes vast te zetten aan de vleugel.

Ook is het relatief langdurig aanhouden van een onstabiele situatie van de zware vleugel, zoals in de gekende werkwijze, niet nodig, met positieve gevolgen voor de veiligheid en een beperkter risico op overbelastingsklachten bij de plaatsers.

In een voorkeurdragende variant wordt stap C uitgevoerd doordat de vleugel aan zijn onderzijde voorzien is van een groef die naar beneden open is en die ondersneden flanken heeft en het wielstel gemonteerd is op een T-vormige basis, waarbij de basis in de groef geschoven wordt.

Dit is een gemakkelijke wijze om de wieltjes stevig en nauwkeurig te plaatsen.

De uitvinding betreft tevens het betreffende hulpmiddel, met andere woorden een hulpmiddel voor het installeren van een van een wielstel voorziene vleugel van een schuifdeur in een kader, waarbij het hulpmiddel draagelementen omvat die elk een steunpunt voor de vleugel definiëren, waarbij de afstand tussen de steunpunten kleiner is dan de dikte van de vleugel en waarbij het hulpmiddel minimaal één verbindingselement omvat om de draagelementen ten opzichte van elkaar te fixeren.

In een voorkeurdragende variant zijn de draagelementen voorzien zijn van een versmald gedeelte dat zich vanaf het steunpunt uitstrekt in de richting weg van het verbindingselement tot het uiteinde van het draagelement, waarbij het steunpunt gevormd wordt door een stapvormige overgang tussen het versmalde deel en de rest van het draagelement en waarbij de afstand tussen de uiteinden van de draagelementen groter is dan de dikte van de vleugel.

Dit heeft als voordeel dat de vleugel dan kan steunen op de stapvormige overgang, terwijl de versmalde delen ervoor zorgen dat de vleugel niet van het hulpmiddel kan afglijden.

Tevens werken de versmalde delen als een geleiding tijdens de laatste fase van het laten zakken van de vleugel op het hulpmiddel om de vleugel op de gewenste positie op het hulpmiddel te krijgen.

In een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het hulpmiddel een U-vormig profiel met een rug en twee benen, waarbij de draagelementen gevormd worden door de benen en waarbij het verbindingselement gevormd wordt door de rug.

Dit is een praktische uitvoeringsvorm.

In nog een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm hiervan is de rug aan zijn buitenzijde voorzien van een groef die zich in lengterichting uitstrekt waarbij de vorm van de groef complementair is aan de vorm van de goot.

De goot is immers voorzien van een rail voor de wieltjes, waarbij een hulpmiddel volgens de voorkeurdragende uitvoeringsvorm extra stabiel staat in de goot doordat de rail in de groef van het hulpmiddel ligt.

In een voorkeurdragende variant van de werkwijze wordt of worden een hulpmiddel of hulpmiddelen, zoals bovenstaand beschreven, gebruikt.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van het hulpmiddel en de werkwijze volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

Figuur 1 een doorsnede van een schuifdeur weergeeft; figuur 2 een hulpmiddel volgens de uitvinding in perspectief weergeeft; figuur 3 in perspectief een kader van een schuifdeur, tijdens een eerste stap in een werkwijze volgens de uitvinding weergeeft; figuur 4 een doorsnede volgens lijn VI-VI van het kader van figuur 3 weergeeft; figuur 5 in perspectief een kader en vleugel van een schuifdeur, tijdens een volgende stap in een werkwijze volgens de uitvinding weergeeft; figuur 6 in perspectief een detail van een vleugel en een hulpmiddel volgens de uitvinding tijdens een later volgende stap in een werkwijze volgens de uitvinding weergeeft; en figuur 7 een doorsnede analoog aan figuur 4, van een schuifdeur tijdens de in figuur 6 getoonde stap in de werkwij ze.

De in figuur 1 weergegeven schuifdeur 1 omvat een kader 2, waarvan in deze figuur alleen de bovenzijde en onderzijde zijn weergegeven, en een beweegbare vleugel 3.

Het kader 2 is aan de onderzijde in de vloer 4 ingewerkt en heeft een goot 5, met daarin een rail 6. Aan de bovenzijde is in het kader 2 een holte 7 voor bewegingen van de vleugel 3 en is het kader 2 daar in een muur ingewerkt.

De vleugel 3 bestaat hoofdzakelijk uit een glaspaneel 8, waarop aan de bovenrand, onderrand en zijranden een vleugelprofiel 9 bevestigd is. Dit vleugelprofiel 9 is aan de van het glaspaneel 8 afgekeerde zijde voorzien van een groef 10, die gedefinieerd wordt door twee ondersneden flanken 11.

Aan de onderrand van de vleugel is een wielstel 12 aangebracht, met een breedte Bw en een hoogte Hw. Dit wielstel 12 bestaat hoofdzakelijk uit een T-vormige, in de groef 10 passende basis 13 en aan de basis gemonteerde wieltjes 14. Hierbij is de basis 13 in de groef 10, die open is naar beneden aangebracht. De wieltjes 14 steunen op de rail 6 in de goot 5 en kunnen daar bij gebruik op rijden ten einde de vleugel 3 te laten bewegen.

Het in figuur 2 weergegeven hulpmiddel 15 is bedoeld voor een specifieke dikte Dv van een vleugel 3, waarmee bedoeld wordt de dikte aan de onderzijde van de vleugel 3 en voor een specifieke breedte Bg van een goot.

Het hulpmiddel 15 heeft een totale breedte Bh en is gevormd uit een profiel. Het profiel, is ruwweg U-vormig, met een rug 16 en twee parallelle benen 17.

Elk van de benen 17 is, aansluitend aan zijn uiteinde 18, voorzien van een versmald deel 19, dat via een stapvormige overgang 20 overgaat in de rest van het been 17.

De rug 16 is voorzien van een in de lengterichting L lopende groef 21 die een met de rail 6 van een kader 2 waarvoor het hulpmiddel 15 bedoeld is overeenkomende vorm en formaat heeft. De breedte Bh van het hulpmiddel 15 is zodanig dat dit vrij passend in de goot van een dergelijk kader 2 past.

Het bovenstaand beschreven hulpmiddel 15 kan algemener omschreven worden als zijnde een hulpmiddel dat twee draagelementen omvat die in dit geval gevormd worden door de benen 17 en een verbindingselement om de draagelementen ten opzichte van elkaar te fixeren, dat in dit geval gevormd wordt door de rug 16.

Een dergelijk hulpmiddel 15 wordt als volgt gebruikt bij het plaatsen van een vleugel 3 van een schuifdeur 1 in een kader 2.

Deze werkwijze betreft het plaatsen van een vleugel 3 met een bepaalde breedte Bv, waarbij twee hulpmiddelen 15 gebruikt worden en wordt beschreven aan de hand van figuren 3 tot 7.

Eerst worden de twee hulpmiddelen 15 geselecteerd, die passen bij de afmetingen en vorm van de goot 5, en van de vleugel 3 die geplaatst dient te worden.

Hiervoor dient de breedte Bh van het hulpmiddel 15 kleiner te zijn dan de breedte Bg van de goot 5, zodat het hulpmiddel 15 vrij in de goot 5 past.

Ook dient de afstand Du tussen het uiteinde 18 van de benen 17 groter te zijn dan de dikte Dv van de vleugel 3.

De afstand Ds tussen de benen 17 ter plaatse van de stapvormige overgang 20 dient kleiner te zijn dan de dikte Dv van de vleugel 3, zodat de stapvormige overgangen 20 steunpunten voor de vleugel 3 kunnen vormen.

Deze afstand Ds dient groter dan de breedte Bw van het wielstel 12 te zijn en de afstand Hs tussen de stapvormige overgangen 20 en de rug 16 dient groter te zijn dan de hoogte Hw van het wielstel 12, om te zorgen dat het wielstel 12 in de ruimte tussen de benen 17 past.

De twee hulpmiddelen 15 worden in de goot 5 van het kader 3 geplaatst, met een tussenafstand Ah die kleiner is dan de breedte Bv van de vleugel 3. Dit is getoond in figuren 3 en 4. Dankzij de afmetingen van een hulpmiddel 15 en de vorm van de rug 16, zijn de hulpmiddelen 15 hierbij slechts gering zijdelings beweegbaar, dat wil zeggen in een richting haaks op het vlak waarin de vleugel 3 ligt.

Vervolgens wordt een vleugel 3, die in dit geval niet voorzien is van een wielstel 12, met zijn bovenrand in de holte 7 aan de bovenzijde van het kader 2 gebracht, onder een lichte afwijking van een volledig verticale oriëntatie.

Vervolgens wordt de vleugel 3 in een verticale oriëntatie gebracht tot boven de hulpmiddelen 15. Hierbij dient de bovenzijde van de vleugel 3 slechts over een kleine afstand in de holte 7 aan de bovenzijde van het kader 3 gebracht te worden, omdat er nog geen wieltjes 14 zijn die in aanraking zouden kunnen komen met de hulpmiddelen 15 of met het kader 2 of met de vloer 4.

De vleugel 3 wordt nu neergelaten op de hulpmiddelen 15, waarbij de versmalde delen 19 van de benen 17 van de hulpmiddelen 15 voor een zekere geleiding van de vleugel 3 zorgen en de stapvormige overgangen 20 steunpunten vormen voor de vleugel 3. Hierbij wordt de vleugel 3 zodanig geplaatst dat de zijranden, dus de verticale randen van de vleugel 3, elk boven een hulpmiddel 15 staan.

De nu verkregen situatie is weergegeven in figuur 5.

Vervolgens wordt vanaf beide zijkanten een wielstel 12 onderaan de vleugel 3 gemonteerd door de basis 13 van het wielstel 12 in de groef 10 van het onderste vleugelprofiel 9 te schuiven, in de richting van pijl P, zoals getoond in figuren 6 en 7, totdat de wielstellen 12 zich volledig onder de vleugel 3 bevinden. De wielstellen 12 worden hierbij dus via de ruimte tussen de benen 17 van de hulpmiddelen 15 geplaatst.

Om de juiste positie van de basissen 13 te verzekeren kan er een aanslag voor iedere basis 13 voorzien zijn in de groef 10. Ook kunnen er voorzieningen zijn om een basis 13 vast te zetten in de groef 10, zodat het wielstel 12 niet kan verschuiven ten opzichte van de vleugel 3.

Vervolgens wordt de vleugel 3 wederom over een kleine afstand opgeheven, worden de hulpmiddelen 15 in de lengterichting van de goot 5 vanonder de wieltjes 14 geschoven en wordt de vleugel 3 wederom neergelaten tot de wieltjes 14 steunen op de rail 6 en de vleugel 3 daardoor door de wielstellen 12 wordt gedragen, zodat de in figuur 1 weergegeven situatie wordt bereikt.

De vleugel 3 is nu geplaatst en kan verschuiven, oftewel rollen op de wieltjes 14, in de goot 5.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een hulpmiddel en werkwijze volgens de uitvinding kunnen in allerlei vormen, afmetingen en varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (14)

Conclusies .

1. - Hulpmiddel (15) voor het installeren van een van een wielstel (12) voorziene vleugel (3) van een schuifdeur (1) in een kader (2), waarbij het hulpmiddel (15) draagelementen (17) omvat die elk een steunpunt (20) voor de vleugel (3) definiëren, waarbij de afstand (Ds) tussen de steunpunten (20) kleiner is dan de dikte (Dv) van de vleugel (3) en waarbij het hulpmiddel (15) minimaal één verbindingselement (16) omvat om de draagelementen (17) ten opzichte van elkaar te fixeren.

2. - Hulpmiddel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de afstand (Ds) tussen de steunpunten (20) groter is dan de breedte (Bw)van het wielstel (12).

3. - Hulpmiddel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de afstand (Hs) tussen de steunpunten (20) enerzijds en het verbindingselement (16) anderzijds groter is dan de hoogte (Hw) van het wielstel (12) in gemonteerde toestand.

4. - Hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de draagelementen (17) voorzien zijn van een versmald gedeelte (19) dat zich vanaf het steunpunt (20) uitstrekt in de richting weg van het verbindingselement (16) tot het uiteinde (18) van het draagelement (17), waarbij het steunpunt gevormd wordt door een stapvormige overgang (20) tussen het versmalde gedeelte (19) en de rest van het draagelement (17) en waarbij de afstand (Du) tussen de uiteinden (18) van de draagelementen (17) groter is dan de dikte (Dv) van de vleugel (3).

5. - Hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het kader (2) voorzien is van een goot (5), waarbij de breedte (Bh) van het hulpmiddel (15) kleiner is dan de breedte (Bg) van de goot (5).

6. Hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat dit een U-vormig profiel omvat met een rug (16) en twee benen (17), waarbij de draagelementen gevormd worden door de benen (17) en waarbij het verbindingselement gevormd wordt door de rug (16).

7. - Hulpmiddel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de rug (16) aan zijn buitenzijde voorzien is van een groef (21) die zich in lengterichting (L) uitstrekt waarbij de vorm van de groef (21) complementair is aan de vorm van de goot (5).

8. Werkwijze om een van een wielstel (12) voorziene vleugel (3) van een schuifdeur (1) in een daartoe voorzien kader (2) met een goot (5) te installeren, daardoor gekenmerkt dat deze werkwijze de volgende stappen omvat: A: het plaatsen in de goot (5) van minimaal één hulpmiddel (15) dat draagelementen (17) omvat die elk een steunpunt (20) voor de vleugel (3) definiëren, waarbij de afstand (Ds) tussen de steunpunten (20) kleiner is dan de dikte (Dv) van de vleugel (3) en waarbij het hulpmiddel (15) minimaal één verbindingselement (16) omvat om de draagelementen (17) ten opzichte van elkaar te fixeren, waarbij het hulpmiddel (15) op zodanige wijze geplaatst wordt dat het verbindingselement (16) zich lager dan de steunpunten (20) bevindt; B: Het plaatsen van een vleugel (3) in verticale oriëntatie op de steunpunten (20) van het hulpmiddel (15), waarbij de vleugel (3) nog niet voorzien is van het wielstel (12); C: Het monteren van het wielstel (12) aan de onderzijde van de vleugel (3); D: Het verwijderen van het hulpmiddel (15) en het vervolgens laten zakken van de vleugel (3) tot deze gedragen wordt door het wielstel (12).

9. - Werkwijze volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het wielstel (12) in stap C in of via de ruimte tussen de draagelementen (17) gemonteerd wordt.

10. - Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat in stap C en/of stap D het wielstel (12) en/of het hulpmiddel (15) ten opzichte van elkaar verplaatst worden via de ruimte tussen de draagelementen (17), terwijl het hulpmiddel (15) zich in de goot bevindt.

11. - Werkwijze volgens één van de conclusies 8 tot 10, daardoor gekenmerkt dat in stap A twee van de genoemde hulpmiddelen (15) gebruikt worden, dat in stap B de vleugel (3) op beide hulpmiddelen (15) geplaatst wordt op zodanige wijze dat boven beide hulpmiddelen (15) zich een verticale rand van de vleugel (3) bevindt en dat in stap D beide hulpmiddelen (15) verwijderd worden.

12. - Werkwijze volgens één van de conclusies 8 tot 11, daardoor gekenmerkt dat stap C wordt uitgevoerd doordat de vleugel (3) aan zijn onderzijde voorzien is van een groef (10) die naar beneden open is en die ondersneden flanken (11) heeft en het wielstel (12) een T-vormige basis (13) omvat, waarbij de basis (13) in deze groef (10) geschoven wordt.

13. - Werkwijze volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de basis (13) wordt vastgezet aan de vleugel (3).

14. - Werkwijze volgens één van de conclusies 8 tot 13, daardoor gekenmerkt dat minimaal één hulpmiddel (15) volgens één van de conclusies 1 tot 7 gebruikt wordt.