BE1019913A5

BE1019913A5 - Ventilatiesysteem.

Info

Publication number: BE1019913A5
Application number: BE2011/0235A
Authority: BE
Inventors: Ivan Valeer Pollet
Original assignee: Renson Ventilation Nv; Renson Paul
Priority date: 2011-04-21
Filing date: 2011-04-21
Publication date: 2013-02-05
Also published as: FR2974404A1; NL1039551C2

Abstract

Deze uitvinding betreft een ventilatiesysteem voor het ventileren van een gebouw (1) met twee of meerdere droge ruimtes (3a,3b,3c) en één of meerdere vochtige ruimtes (2a,2b,2c), waarmee een gezonder binnenluchtklimaat in droge ruimtes (3b,3c) zoals slaapkamers gecreëerd kan worden, dan met bestaande c-systemen, omvattende luchttoevoermiddelen (9a,9b) voor natuurlijke luchttoevoer naar de droge ruimtes (3a,3b,3c) en omvattende een mechanische luchtafvoerinrichting (4,5a,5b,5c,6a,6b,6c,7,8), voor het afvoeren van lucht vanuit de vochtige ruimtes (2a,2b,2c), en voor het afvoeren van lucht vanuit minstens twee van de droge ruimtes (3b,3c) in de functie van minstens één binnenluchtparameter in de betreffende droge ruimtes (3b,3c).

Description

VENTILATIESYSTEEM

Deze uitvinding betreft een ventilatiesysteem voor het ventileren van een gebouw met twee of meerdere droge ruimtes en één of meerdere vochtige ruimtes, omvattende luchttoevoermiddelen voor natuurlijke luchttoevoer naar de één of meerdere droge ruimtes en omvattende een mechanische luchtafvoerinrichting omvattende een centrale ventilator voor het afvoeren van lucht vanuit de één of meerdere vochtige ruimtes, waarbij de mechanische luchtafvoerinrichting luchtafvoermiddelen omvat voor het mechanisch afvoeren van lucht vanuit minstens twee van de droge ruimtes, omvattende minstens twee respectievelijke luchtafvoerkanalen die aangesloten zijn op een respectievelijke droge ruimte, omvattende een collector waarop de genoemde luchtafvoerkanalen zijn aangesloten, omvattende een centraal luchtafVoerkanaal tussen de collector en de centrale ventilator en omvattende regelmiddelen, die opgesteld zijn in het centrale luchtafVoerkanaal, voor het regelen van de luchtafvoer vanuit de betreffende droge ruimtes.

Deze uitvinding heeft betrekking op een zogenaamd mechanisch afvoersysteem of C-systeem. Verse lucht wordt hierbij via natuurlijke ventilatie-inrichtingen (regelbare toevoeropeningen), zoals onder meer raamroosters, toegevoerd in een gebouw via “droge ruimtes”. Deze lucht stroomt daarna intern door vanuit deze droge ruimtes, via doorstroomopeningen in deuren, muren, via gangen, hallen, trappenhuizen, enz. naar de “vochtige (of natte) ruimtes”. In de vochtige ruimtes wordt de lucht actief afgevoerd naar buiten met behulp van een ventilator.

In woningen zijn de woonkamer, slaapkamers en bureau de zogenaamde “droge ruimtes”, terwijl een keuken, badkamer, WC en wasruimte de zogenaamde “vochtige ruimtes” zijn.

Een groot nadeel van een dergelijk Systeem is echter dat wanneer bijvoorbeeld personen ‘s nachts slapen in de slaapkamers, de lucht in deze droge ruimtes sneller vervuild wordt dan dat er verse lucht aangevoerd wordt, zodat de luchtkwaliteit gedurende de nacht sterk vermindert. Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke drukken zoals winddruk en thermisch druk die de mechanische afvoerdruk tegenwerken of door te kleine doorvoeropeningen.

Met een D-systeem waarbij de lucht zowel mechanisch wordt toegevoerd via de droge ruimtes als mechanisch wordt afgevoerd vanuit de vochtige ruimtes, kan men in varianten de luchttoevoer in deze slaapkamers aanpassen in functie van binnenluchtparameters van deze slaapkamers en een evenredig deel aan lucht elders in het gebouw via de natte ruimtes afvoeren, zodat gedurende de ganse nacht voldoende verse lucht wordt aangevoerd om de luchtkwaliteit ervan voldoende te kunnen verzekeren.

Een C-systeem wordt echter vaak verkozen boven een D-systeem (waarbij de lucht zowel mechanisch wordt toegevoerd via de droge ruimtes als mechanisch wordt afgevoerd via de vochtige ruimtes), omwille van de lagere investeringskost, lagere onderhoudskost, eenvoud en/of omwille van plaatsbesparing.

In EP 1 947 384 Al is een ventilatiesysteem beschreven waarbij het debiet aan af te voeren lucht geregeld kan worden in functie van meetwaarden van het effectief afgevoerde debiet. Hiermee is het mogelijk om het debiet te regelen op basis van op voorhand ingestelde streefwaarden voor het debiet aan af te voeren lucht. Het is echter niet mogelijk om op basis van een dergelijke regeling een gezonder binnenklimaat in droge ruimtes te creëren dan met een gekend C-systeem.

Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een ventilatiesysteem waarvan de investeringskost eerder aansluit bij een C-systeem dan bij een D-systeem en waarmee een gezonder binnenluchtklimaat in droge ruimtes zoals slaapkamers gecreëerd kan worden dan met een gekend C-systeem.

Dit doel van deze uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een ventilatiesysteem voor het ventileren van een gebouw met twee of meerdere droge ruimtes en één of meerdere vochtige ruimtes, omvattende luchttoevoermiddelen voor natuurlijke luchttoevoer naar de één of meerdere droge ruimtes en omvattende een mechanische luchtafVoerinrichting, omvattende een centrale ventilator voor het afVoeren van lucht vanuit de één of meerdere vochtige ruimtes, waarbij de mechanische luchtafvoerinrichting luchtafVoermiddelen omvat voor het mechanisch afvoeren van lucht vanuit minstens twee van de droge ruimtes, omvattende minstens twee respectievelijke luchtafvoerkanalen die aangesloten zijn op een respectievelijke droge ruimte, omvattende een collector waarop de genoemde luchtafvoerkanalen zijn aangesloten, omvattende een centraal luchtafVoerkanaal tussen de collector en de centrale ventilator, omvattende regelmiddelen, die opgesteld zijn in het centrale luchtafvoerkanaal voor het regelen van de luchtafvoer vanuit de betreffende droge ruimtes en omvattende een meetinrichting voor het meten van minstens één binnenluchtparameter van de betreffende droge ruimtes, waarbij deze minstens één binnenluchtparameter één of meerdere van CO2, relatieve luchtvochtigheid, VOS (Vluchtige Organische Stoffen) omvat en waarbij de regelmiddelen aangepast zijn voor het regelen van de luchtafvoer vanuit de betreffende droge ruimtes in functie van de gemeten minstens één binnenluchtparameter.

Door de lucht in slaapkamers actief af te voeren in functie van één of meerdere binnenluchtparameters is het mogelijk een veel betere luchtkwaliteit in de slaapkamers te bekomen wanneer personen slapen. De luchttoevoermiddelen voor natuurlijke luchttoevoer in deze ruimtes worden hierbij bij voorkeur zo gekozen dat de afgevoerde lucht automatisch terug aangevoerd wordt.

Dankzij de collector, het centrale luchtafvoerkanaal en de regelmiddelen die opgesteld worden in het centrale luchtafvoerkanaal, kan men de bijkomende investeringskost beperkt houden ten opzichte van een C-systeem, zodat de investeringskost nog steeds sterk onder de investeringskost van een D-systeem blijft. Wanneer afzonderlijke regelmiddelen per betreffende droge ruimte voorzien zouden worden, dan zou deze bijkomende investeringskost onmiddellijk een stuk hoger liggen.

Het voorzien van gemeenschappelijke regelmiddelen voor de verschillende betreffende droge ruimtes vormt voor de grootste toepassingen van dit systeem niet echt een beperking. De grootste behoefte aan een dergelijk aangepast systeem bestaat namelijk bij woningen met meerdere slaapkamers, waarbij de betreffende droge ruimtes deze slaapkamers zijn. Voor de meeste woningen zijn daarbij deze slaapkamers tegelijk bezet gedurende het grootste deel van de nacht.

Bij voorkeur omvat een dergelijk ventilatiesysteem per betreffende droge ruimte een regelbaar afVoerrooster, dat aangesloten is op het respectievelijke luchtafvoerkanaal van deze droge ruimte.

Waar slaapkamers niet steeds tegelijk gedurende het grootste deel van de nacht bezet zijn, kan op deze manier met een beperkte meerkost, de luchtafvoer uit een betreffende slaapkamer die niet bezet is, tijdelijk afgekoppeld worden van de mechanische luchtafVoerinrichting door het afvoerrooster dicht te zetten. De bijkomende investeringskost van een dergelijk regelbaar afvoerrooster is aanzienlijk kleiner dan de bijkomende investeringskost voor bijkomende regelmiddelen.

Bij voorkeur omvat de meetinrichting van een ventilatiesysteem volgens deze uitvinding minstens één sensor per betreffende droge ruimte. Deze minstens één sensor is daarbij bij voorkeur opgesteld in de betreffende droge ruimte. Alternatief kan deze minstens één sensor opgesteld worden in het luchtafvoerkanaal dat aangesloten is op de respectievelijke droge ruimte.

Verder of alternatief omvat de meetinrichting van een ventilatiesysteem volgens deze uitvinding bij voorkeur minstens één sensor in de collector of in het centrale luchtafvoerkanaal.

De luchtafvoerkanalen, die aangesloten zijn op een droge ruimte, hebben bij voorkeur nagenoeg een zelfde luchtweerstand.

Om nagenoeg een zelfde luchtweerstand te bekomen dient een gelijkwaardig lucht-hindernissenparcours (lengte buizenstelstel - bochten - enz.) voorzien te worden tussen elke droge ruimte waarop een luchtafVoerkanaal is aangesloten en de collector. Wanneer regelbare afvoerroosters voorzien worden per droge ruimte waarop een luchtafVoerkanaal is aangesloten, dan kunnen deze regelbare afvoerroosters zo geregeld worden dat de luchtweerstand van de betreffende luchtafvoerkanalen nagenoeg gelijk wordt.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm van een ventilatiesysteem volgens deze uitvinding is de collector geluidsabsorberend opgebouwd.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragend ventilatiesysteem volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van dit ventilatiesysteem aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een woning in doorsnede is afgebeeld die een ventilatiesysteem volgens deze uitvinding omvat.

In de afgebeelde doorsnede van de woning (1) in figuur 1 is te zien dat deze woning (1) onder meer op de benedenverdieping een woonkamer (3a) omvat, een toilet (2b) en een keuken (2c). Op de bovenverdieping omvat deze woning (1) onder meer de afgebeelde badkamer (2a) en twee slaapkamers (3b, 3c).

De woonkamer (3a) en de slaapkamers (3b, 3c) zijn zogenaamde droge ruimtes van deze woning (1), terwijl de keuken (2c), het toilet (2b) en de badkamer (2a) zogenaamde vochtige (natte) ruimtes zijn van de woning (1). Naast de afgebeelde ruimtes (2a, 2b, 2c, 3 a, 3b, 3c) kunnen in uitbreiding uiteraard bijkomende vochtige ruimtes, zoals bijvoorbeeld een bijkomend toilet of een wasruimte, enz. aangesloten worden op het ventilatiesysteem. Analoog kunnen in uitbreiding uiteraard ook bijkomende droge ruimtes, zoals bijvoorbeeld een bijkomende slaapkamer of een bureau, enz. aangesloten worden op het ventilatiesysteem.

Via ventilatieroosters (9a, 9b) met zelffegelende kleppen wordt via natuurlijke luchttoevoer lucht toegevoerd in de droge ruimtes (3a, 3b, 3c) - hier de woonkamer (3a) en de slaapkamers (3b, 3c). Enkel de ventilatieroosters (9a, 9b) in de woonkamer (3 a) en in één van de slaapkamers (3 c) zijn te zien in deze doorsnede van de woning (1). Het ventilatierooster van de tweede slaapkamer (3b) ligt in een andere - niet afgebeelde - doorsnede van de woning (1).

Intern zijn verschillende luchtdoorvoeren (10) voorzien in de woning (1), die de verschillende ruimtes (2a, 2b, 2c, 3a, 3b, 3c) van de woning (1) met elkaar verbinden en doorstroom van lucht van de droge ruimtes (3a, 3b, 3c) naar de vochtige ruimtes (2a, 2b, 2c) toe verzekeren. Enkel dé luchtdoorvoer (10) tussen de woonkamer (3 a) en het toilet (2b) is zichtbaar in de afgebeelde doorsnede. De overige luchtdoorvoeren bevinden zich in andere - niet afgebeelde - doorsneden van de woning (1).

Om de lucht die toegevoerd wordt in de woning (1) ook terug af te kunnen voeren en zo de lucht in de woning (1) continu te verversen, omvat het ventilatiesysteem een mechanische luchtafvoerinrichting (4, 5a, 5b, 5c, 6a, 6b, 6c, 7, 8).

Deze mechanische luchtafVoerinrichting (4, 5a, 5b, 5c, 6a, 6b, 6c, 7, 8) omvat een centrale ventilator (4) voor het afvoeren van lucht uit de badkamer (2a), de slaapkamers (3b, 3c), het toilet (2b) en de keuken (2c). Bij uitbreiding kunnen bijkomende vochtige ruimtes en bijkomende slaapkamers hierop aangesloten zijn. Het referentiecijfer voor de ventilator (4) duidt in de figuur de behuizing van de centrale collector (4) aan waarin deze ventilator (4) is opgenomen. Deze centrale collector (4) is opgenomen in een afzonderlijke ruimte (11) van de woning (1) - hier in de zolder onder het dak (12).

De mechanische luchtafvoerinrichting (4, 5a, 5b, 5c, 6a, 6b, 6c, 7, 8) omvat verder een algemeen luchtafvoerkanaal (8) voor het afvoeren van de lucht uit alle genoemde ruimtes (2a, 3b, 3 c, 2b, 2c) waaruit lucht wordt afgevoerd. Dit algemeen luchtafVoerkanaal (8) is enerzijds aangesloten op de centrale collector (4), waarin de centrale ventilator (4) is opgenomen, en strekt zich anderzijds doorheen het dak (12) uit tot buiten de woning (1).

Op de centrale collector (4) zijn verder rechtstreeks luchtafvoerkanalen (6a, 6b, 6c) aangesloten die aan hun andere uiteinde op de vochtige ruimtes (2a, 2b, 2c) zijn aangesloten. Gezien het debiet af te voeren lucht vanuit het toilet (2b) steeds kleiner is dan het af te voeren debiet uit de overige vochtige ruimtes (2a, 2c), is de diameter van het luchtafvoerkanaal (6b) dat aangesloten is op dit toilet (2b) kleiner dan de diameters van de luchtafVoerkanalen (6a, 6c) die op de badkamer (2a) en de keuken (2c) zijn aangesloten.

Op de slaapkamers (3b, 3c) zijn ook luchtafVoerkanalen (5a, 5b) aangesloten, die evenwel niet rechtstreeks op de centrale collector (4) zijn aangesloten. De luchtafVoerkanalen (5a, 5b) van de slaapkamers (3b, 3c) zijn aangesloten op een afzonderlijke collector (7), die op zijn beurt, met behulp van éen centraal luchtafVoerkanaal (5c) aangesloten is op de centrale collector (7). De collector (7) is net als de centrale collector (4) opgesteld in de ruimte (11) onder de nok van het dak (12). In het centrale luchtafVoerkanaal (5c) zijn regelmiddelen opgenomen voor het regelen van de luchtafVoer vanuit de slaapkamers (3b, 3c). In de slaapkamers (3b, 3c) zijn sensoren opgesteld voor het meten van CO2 en/of relatieve luchtvochtigheid en/of VOS in deze slaapkamers (3b, 3c). De regelmiddelen van het centrale luchtafvoerkanaal (5c) regelen de luchtafVoer vanuit de slaapkamers (3b, 3c) in functie van de meetwaarden van deze sensoren om zo een optimale luchtkwaliteit in deze slaapkamers (3b, 3c) te verzekeren. Om een zelfde debiet aan lucht af te voeren uit beide slaapkamers (3b, 3c) hebben de luchtafvoerkanalen (5a, 5b) tussen de slaapkamers (3b, 3 c) en de collector (7) een zelfde lengte en elk een enkele, zelfde bocht, zodat beide luchtafvoerkanalen (5a, 5b) nagenoeg een zelfde luchtweerstand hebben. Om te vermijden dat geluid vanuit de ene slaapkamer (3b) naar de andere slaapkamer (3 c) kan gaan via het ventilatiesysteem, is de collector (7) geluidsabsorberend opgebouwd.

Om bovengenoemd ventilatiesysteem ook optimaal inzetbaar te maken wanneer de verschillende slaapkamers (3b, 3c) niet steeds beide tegelijk bezet zijn, kunnen regelbare afvoerroosters aangesloten worden in de slaapkamers (3b, 3c) op de respectievelijke luchtafvoerkanalen (5b, 5a). Wanneer een slaapkamer (3b, 3c) dan onbenut blijft, is het niet nodig dat eenzelfde debiet aan lucht uit alle slaapkamers (3b, 3 c) afgevoerd wordt, maar kan het regelbare afvoerrooster van de slaapkamer (3b, 3c) die onbezet blijft, gesloten worden, zodat enkel lucht wordt afgevoerd vanuit de slaapkamer (3b, 3c) die bezet is. Wanneer het te moeilijk wordt om de luchtafVoerkanalen (5a, 5b) uit de verschillende slaapkamers (3b, 3c) nagenoeg identiek uit te voeren om de luchtweerstand ervan nagenoeg identiek te maken, dan kan de luchtweerstand van de verschillende luchtafvoerkanalen (5a, 5b) uit de verschillende slaapkamers (3b, 3 c) ook met behulp van dergelijke regelbare afvoerroosters bij geregeld worden tot deze nagenoeg gelijk is.

De luchtweerstand moet maar gelijk zijn als een identiek aantal personen zich in de slaapkamers bevindt. Dit is niet altijd het geval. Door middel van het regelbaar afvoerrooster kan het debiet ingeregeld worden op 15 à 20 m3/h/persoon.

Claims

1. Ventilatiesysteem voor het ventileren van een gebouw (1) met twee of meerdere droge ruimtes (3a, 3b, 3c) en één of meerdere vochtige ruimtes (2a, 2b, 2c), omvattende luchttoevoermiddelen (9a, 9b) voor natuurlijke luchttoevoer naar de één of meerdere droge ruimtes (3 a, 3b, 3 c) en omvattende een mechanische luchtafvoerinrichting (4, 5a, 5b, 5c, 6a, 6b, 6c, 7, 8), omvattende een centrale ventilator (4) voor het afvoeren van lucht vanuit de één of meerdere vochtige ruimtes (2a, 2b, 2c), waarbij de mechanische luchtafvoerinrichting (4, 5a, 5b, 5c, 6a, 6b, 6c, 7, 8) luchtafvoermiddelen (4, 5a, 5b, 5c, 7, 8) omvat voor het mechanisch afVoeren van lucht vanuit minstens twee van de droge ruimtes (3b, 3c), omvattende minstens twee respectievelijke luchtafvoerkanalen (5 a, 5b) die aangesloten zijn op een respectievelijke droge ruimte (3b, 3c), omvattende een collector (7) waarop de genoemde luchtafvoerkanalen (5a, 5b) zijn aangesloten, omvattende een centraal luchtafvoerkanaal (5c) tussen de collector (7) en de centrale ventilator (4), en omvattende regelmiddelen, die opgesteld zijn in het centrale luchtafvoerkanaal (5c), voor het regelen van de luchtafvoer vanuit de betreffende droge ruimtes (3b, 3c), met het kenmerk dat het ventilatiesysteem een meetinrichting omvat voor het meten van minstens één binnenluchtparameter van de betreffende droge ruimtes (3b, 3c), waarbij deze minstens één binnenluchtparameter één of meerdere van CO2, relatieve luchtvochtigheid, VOS omvat en waarbij de regelmiddelen aangepast zijn voor het regelen van de luchtafvoer vanuit de betreffende droge ruimtes (3b, 3c) in functie van de gemeten minstens één binnenluchtparameter.

2. Ventilatiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het ventilatiesysteem per betreffende droge ruimte (3b, 3 c) een regelbaar afVoerrooster omvat, dat aangesloten· is op het respectievelijke luchtafvoerkanaal (5a, 5b) van deze droge ruimte (3b, 3c).

3. Ventilatiesysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meetinrichting minstens één sensor omvat per betreffende droge ruimte (3b, 3c).

4. Ventilatiesysteem volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de minstens één sensor per betreffende droge ruimte (3b, 3c) opgesteld is in de betreffende droge ruimte (3b, 3c).

5. Ventilatiesysteem volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de minstens één sensor per betreffende droge ruimte (3b, 3 c) opgesteld is in het luchtafvoerkanaal (5a, 5b) dat aangesloten is op de respectievelijke droge ruimte (3b, 3c).

6. Ventilatiesysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meetinrichting minstens één sensor in de collector (7) of in het centrale luchtafvoerkanaal (5 c) omvat.

7. Ventilatiesysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de luchtafVoerkanalen (5a, 5b), die aangesloten zijn op een droge ruimte (3b, 3 c), nagenoeg een zelfde luchtweerstand hebben.

8. Ventilatiesysteem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de collector geluidsabsorberend is opgebouwd.