BE1019580A5 - Verwarmingsmodule. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een verwarmingsmodule (1), met een verwarmingsplaat (2) die nauwelijks kromtrekt, doordat deze tussen zijn langsranden één enkele groef (8) omvat, waarin bevestigingselementen (9) aanbrengbaar zijn, die nagenoeg centraal in de verwarmingsplaat is voorzien. Deze groef (8) is afgebakend door twee tussenribben (7) die zich nagenoeg evenwijdig aan de langsranden uitsrekken en die naar de groef (8) toe voorzien zijn van een uitsparing, waarin een kop (10) van de bevestigingselementen (9) aanbrengbaar is. De bevestigingselementen (9) zijn verder onverplaatsbaar bevestigbaar aan een bevestigingsprofiel (3) dat na bevestigen samen met de verwarmingsplaat (2) een ruimte afbakent, waarin één of meerdere verwarmingselementen (4) aanbrengbaar zijn.

Description

VERWARMINGSMODULE

Verwarmingsmodule, omvattende: - een bevestigingsprofiel; - een verwarmingsplaat, die tussen zijn langsranden tussenribben omvat, die zich nagenoeg evenwijdig aan de langsranden uitstrekken, waarbij minstens twee tussenribben over hun hoogte naar elkaar toe voorzien zijn van een uitsparing en samen een groef afbakenen; - bevestigingselementen, die onverplaatsbaar bevestigbaar zijn aan het bevestigingsprofiel en die een kop omvatten, die in de genoemde uitsparingen aanbrengbaar is, zodanig dat de verwarmingsplaat na bevestiging minstens gedeeltelijk verplaatsbaar is ten opzichte van het bevestigingsprofiel en zodanig dat de verwarmingsplaat en het bevestigingsprofiel na bevestiging samen een ruimte afbakenen; - één of meerdere verwarmingselementen die in de ruimte aanbrengbaar zijn tegen de verwarmingsplaat.

Dergelijke verwarmingsmodules worden vaak ingezet als warmtestralingsbron in overdekte ruimtes, zoals terrassen, veranda’s, terrasoverkappingen, binnenplaatsen, feesttenten enz. waar men moeilijk de omgevingslucht kan opwarmen, gezien dit tot te grote energieverliezen zou leiden.

In deze verwarmingsmodules kan de verwarmingsplaat uiterst hoge temperaturen aannemen, terwijl de temperatuur van het bevestigingsprofiel, waarmee een verwarmingsmodule in een dergelijke overdekte ruimte wordt bevestigd, laag gehouden dient te worden, onder meer naar brandveiligheid toe. De verwarmingsplaat zet sterk uit bij verwarming, en krimpt terug bij afkoeling, terwijl het bevestigingsprofiel veel minder uitzet of krimpt.

Om kromtrekken van de verwarmingsplaat in de lengterichting als gevolg van dit uitzetten en krimpen te beperken, wordt een dergelijke verwarmingsplaat minstens gedeeltelijk verplaatsbaar bevestigd aan het bevestigingsprofiel, zoals bijvoorbeeld ook beschreven is in DE 20 2010 003 439 UI.

In de verwarmingsmodule uit DE 20 2010 003 439 UI zijn de bevestigingselementen bovendien gelagerd, zodat de verwarmingsplaat ook minstens gedeeltelijk in de breedterichting verplaatsbaar is en zodat dankzij deze lagering dan ook kromtrekking in de breedterichting als gevolg van uitzetten en krimpen beperkt kan worden.

Het op deze manier bevestigen van de verwarmingsplaat kan echter nog niet volledig verhinderen dat in de praktijk een dergelijke verwarmingsplaat toch nog gaat kromtrekken. Bovendien zijn de gelagerde bevestigingselementen relatief dure onderdelen voor een dergelijke verwarmingsmodule, die bovendien voor relatief veel montagewerk zorgen.

Het doel van deze uitvinding is dan ook het bovengenoemde probleem van kromtrekken van de verwarmingsplaat zowel in lengterichting als in breedterichting nog verder te verhelpen met een minder dure verwarmingsmodule, die minder montagewerk vereist.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een verwarmingsmodule omvattende een bevestigingsprofiel, omvattende een verwarmingsplaat, die tussen zijn langsranden tussenribben omvat, die zich nagenoeg evenwijdig aan de langsranden uitstrekken, waarbij minstens twee tussenribben over hun hoogte naar elkaar toe voorzien zijn van een uitsparing en samen een groef afbakenen, omvattende bevestigingselementen, die onverplaatsbaar bevestigbaar zijn aan het bevestigingsprofiel en die een kop omvatten, die in de genoemde uitsparingen aanbrengbaar is, zodanig dat de verwarmingsplaat na bevestiging minstens gedeeltelijk verplaatsbaar is ten opzichte van het bevestigingsprofiel en zodanig dat de verwarmingsplaat en het bevestigingsprofiel na bevestiging samen een ruimte afbakenen, en omvattende één of meerdere verwarmingselementen die in de ruimte aanbrengbaar zijn tegen de verwarmingsplaat, waarbij deze verwarmingsmodule één enkele genoemde groef omvat, waarin bevestigingselementen aanbrengbaar zijn, waarbij deze groef nagenoeg centraal in de verwarmingsplaat is voorzien, waarbij de één of meerdere verwarmingselementen zich in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule minstens gedeeltelijk nagenoeg aan de langsranden van de verwarmingsplaat uitstrekken, waarbij de verwarmingsplaat aan de genoemde langsranden opstaande zijribben omvat, en waarbij de één of meerdere verwarmingselementen in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule minstens gedeeltelijk tegen deze opstaande zijribben zijn aangebracht.

Door één enkele dergelijke groef te voorzien, waar volgens de stand van de techniek zoals beschreven in DE 20 2010 003 439 UI twee groeven werden voorzien verspreid over de verwarmingsplaat, worden de volgende voordelen bereikt: er zijn de helft minder bevestigingselementen nodig om de verwarmingsplaat aan het bevestigingsprofiel te bevestigen, wat niet enkel een kostprijsreductie met zicht meebrengt, maar ook het montagewerk sterk beperkt; de bevestigingselementen dienen niet langer gelagerd uitgevoerd te worden om uitzetten en krimpen van de verwarmingsplaat in de breedterichting ongehinderd te kunnen laten gebeuren, wat sterk kostprijsbesparend is, gezien de bevestigingselementen veel eenvoudiger uitgevoerd kunnen worden; er blijft meer vrije ruimte beschikbaar voor een gelijkmatige verdeling van de één of meerdere verwarmingselementen over de verwarmingsplaat, wat op zijn beurt bijdraagt tot een meer gelijkmatige uitzetting en krimp van de verwarmingsplaat, zodat kromtrekken verder beperkt wordt.

Om kromtrekking in zowel lengterichting als breedterichting nog verder te vermijden is de verwarmingsplaat ook langs zijn langsranden verwarmbaar met behulp van de één of meerdere verwarmingselementen, zodat de volledige verwarmingsplaat nog gelijkmatiger op temperatuur gebracht kan worden. Centraal is de verwarmingsplaat namelijk dankzij het isolatiemateriaal goed geïsoleerd van omgevingselementen, zoals meer in het bijzonder het bevestigingsprofiel. Doordat dit centrale deel omgeven is door de rest van de verwarmingsplaat en de verwarmingsplaat verwarmd wordt met behulp van de één of meerdere verwarmingselementen is dit centrale deel eenvoudiger op temperatuur te brengen en te houden. Aan de langsranden kan de verwarmingsplaat echter vlugger afkoelen, waardoor grote temperatuursverschillen kunnen optreden tussen het centrale deel van de verwarmingsplaat en deze langsranden. Door nu ervoor te zorgen dat de verwarmingselementen zich minstens gedeeltelijk langs deze langsranden uitstrekken, kan de verwarmingsplaat eenvoudiger op een gelijkmatige manier op temperatuur gebracht worden en gehouden worden. Er wordt vermeden dat deze langsranden veel kouder worden dan het centrale gedeelte van de verwarmingsplaat en er treden veel minder grote temperatuursverschillen op in de verwarmingsplaat, zodat kromtrekken in zowel lengterichting als breedterichting als gevolg van deze temperatuurverschillen wordt vermeden.

Dankzij de opstaande ribben waartegen de verwarmingselementen zijn aangebracht, is een vergrote warmteoverdracht tussen de één of meerdere verwarmingselementen en de verwarmingsplaat mogelijk en kunnen de verwarmingselementen makkelijk op de gewenste plaats op de verwarmingsplaat gehouden worden

Net als bij de stand van de techniek omvat een dergelijke verwarmingsmodule bij voorkeur isolatiemateriaal dat in de ruimte aanbrengbaar is tussen de één of meerdere verwarmingselementen en het bevestigingsprofiel. Er kan verder ook isolatiemateriaal aangebracht worden tussen de één of meerdere verwarmingselementen, zodat de ruimte tussen de verwarmingsplaat en het bevestigingsprofiel nagenoeg volledig gevuld is met isolatie.

Om een verhoogde warmteoverdracht tussen de één of meerdere verwarmingselementen en de verwarmingsplaat te bekomen, strekken deze één of meerdere verwarmingselementen zich bij voorkeur minstens gedeeltelijk langs de genoemde tussenribben uit, aan de zijde van deze ribben tegenover de genoemde groef. Bovendien kunnen de verwarmingselementen zo makkelijk op de gewenste plaats op de verwarmingsplaat gehouden worden.

De bevestigingselementen zijn bij een meer specifieke uitvoeringsvorm onverplaatsbaar bevestigbaar aan het bevestigingsprofiel met behulp van inpersbouten.

Om warmteoverdracht tussen de verwarmingsplaat en het bevestigingsprofiel via deze bevestigingselementen te vermijden, zijn deze bevestigingselementen bij voorkeur uit hoofdzakelijk warmte-isolerend materiaal vervaardigd. Hiertoe kunnen deze vervaardigd zijn uit materialen met goede warmte-isolerende eigenschappen, zoals bijvoorbeeld bakeliet of keramisch materiaal, enz.

De hoogte van de tussenribben en/of de eventuele zijribben is bij voorkeur kleiner of gelijk aan nagenoeg anderhalf keer de diameter van het verwarmingselement, en nog meer voorkeurdragend kleiner of gelijk aan nagenoeg 5/4 van deze diameter, opdat kromtrekken in lengterichting ten gevolge van te hoge ribben vermeden zou worden. Te hoge ribben zouden aan hun topeinden een lagere temperatuur hebben dan de verwarmingsplaat, zodat deze hoge ribben de uitzetting van de verwarmingsplaat willen tegenhouden, met kromtrekking als gevolg.

Om te vermijden dat de positie van de verwarmingsplaat na verloop van tijd steeds sterker gaat afwijken van de positie van het bevestigingsprofiel, is deze verwarmingsplaat bij voorkeur in lengterichting niet volledig verplaatsbaar ten opzichte van het bevestigingsprofiel voorzien, maar enkel aan één zijde, zodat uitzetting of krimp van de verwarmingsplaat opgevangen wordt door verplaatsing van de verwarmingsplaat ten opzichte van het bevestigingsprofiel langs deze ene zijde. De verwarmingsplaat is dan ook bij voorkeur aan één uiteinde in lengterichting onverplaatsbaar bevestigbaar aan het bevestigingsprofiel en in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule aan zijn andere uiteinde verplaatsbaar ten opzichte van het bevestigingsprofiel.

Bij een voorkeurdragende specifieke oplossing hiervoor, omvat de verwarmingsmodule een eindplaat voor de verwarmingsplaat, die bevestigbaar is aan het genoemde uiteinde van de verwarmingsplaat, waarbij deze eindplaat voor de verwarmingsplaat minstens één tand omvat, die zich in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule naar het bevestigingprofiel toe uitstrekt. Verder omvat de verwarmingsmodule volgens deze oplossing een eindplaat voor het bevestigingsprofiel, die bevestigbaar is aan het met het genoemde uiteinde van de verwarmingsplaat corresponderende uiteinde van het bevestigingsprofiel, waarbij deze eindplaat voor het bevestigingsprofiel een met de tand van de eindplaat voor de verwarmingsplaat corresponderende groef omvat. In gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule is de genoemde tand dan in de genoemde groef aangebracht, zodat een verplaatsing in lengterichting van dit uiteinde van de verwarmingsplaat ten opzichte van het bevestigingsprofiel verhinderd wordt.

Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de genoemde eindplaat van de verwarmingsplaat en/of de genoemde eindplaat van het bevestigingsprofiel uit hoofdzakelijk warmte-isolerend materiaal vervaardigd, zodat warmteoverdracht tussen de verwarmingsplaat en het bevestigingsprofiel via deze eindplaten vermeden wordt.

Een verwarmingsmodule volgens deze uitvinding omvat verder bij voorkeur minstens twee warmte-isolerende koorden, die zich in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule tussen de langsranden van de verwarmingsplaat en de corresponderende langsranden van het bevestigingsprofiel uitstrekken, zodat ook warmteoverdracht tussen deze langsranden vermeden wordt.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende verwarmingsmodule volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze verwarmingsmodule aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een opengewerkt perspectief van een verwarmingsmodule volgens deze uitvinding is afgebeeld, met de verwarmingsplaat aan de bovenzijde; - figuur 2 een opengewerkt perspectief van de verwarmingsmodule uit figuur 1 is afgebeeld, met de verwarmingsplaat aan de onderzijde; - figuur 3 een dwarsdoorsnede van de verwarmingsmodule uit figuur 1 is afgebeeld; - figuur 4 een uiteinde van het opengewerkte perspectief uit figuur 1 in meer detail is weergegeven; - figuur 5 een uiteinde van het opengewerkte perspectief uit figuur 2 in meer detail is weergegeven; - figuur 6 het uiteinde uit figuur 4 in perspectief is weergegeven, waarbij de één of meerdere verwarmingselementen aan de verwarmingsplaat zijn bevestigd en het isolatiemateriaal en de bevestigingselementen aan het bevestigingsprofiel zijn bevestigd; - figuur 7 het uiteinde tegenovergesteld aan het uiteinde uit figuur 6 van de verwarmingsmodule uit figuur 6 in perspectief is weergegeven, waarbij de één of meerdere verwarmingselementen aan de verwarmingsplaat zijn bevestigd en het isolatiemateriaal en de bevestigingselementen aan het bevestigingsprofiel zijn bevestigd.

De in de figuren 1 tot en met 7 afgebeelde uitvoeringsvorm van een verwarmingsmodule (1) volgens deze uitvinding omvat een verwarmingsplaat (2) en een bevestigingsprofiel (3), die beiden als extrusieprofielen zijn uitgevoerd.

In gemonteerde toestand, zoals afgebeeld in figuur 3, bakenen de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) samen een ruimte af. Een elektrisch verwarmingselement (4) is dan in deze ruimte tegen de verwarmingsplaat (2) aangebracht. Tussen het verwarmingselement (4) en het bevestigingsprofiel (3) is isolatiemateriaal (5) aangebracht. Er kan verder ook isolatiemateriaal aangebracht worden tussen de gebogen delen van het verwarmingselement (4), zodat de ruimte tussen de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) nagenoeg volledig gevuld is met isolatie. Tussen de langsranden van de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) is telkens een thermisch isolerend koord (12) aangebracht.

Zoals duidelijk te zien is in de figuren 2, 3 en 5, is de verwarmingsplaat (2) aan zijn beide langsranden voorzien van zijribben (6) en tussen deze langsranden van twee tussenribben (7), die zich nagenoeg evenwijdig aan de langsranden uitstrekken en nagenoeg centraal op de verwarmingsplaat (2) zijn voorzien. Het verwarmingselement (4) is een in vier delen gebogen verwarmingselement (4), waarbij elk van deze delen zich tegen en langs de genoemde ribben (6, 7) uitstrekken, om een vergrote warmteoverdracht tussen dit verwarmingselement (4) en de verwarmingsplaat (2) te realiseren en het verwarmingselement (4) makkelijk op de gewenste plaats op de verwarmingsplaat (2) te houden. De ribben (6, 7) hebben hier telkens een hoogte die kleiner is dan de diameter van het verwarmingselement (4) om kromtrekken van de verwarmingsplaat (2) als gevolg van te lange ribben (6, 7) te vermijden. Het verwarmingselement (4) heeft een ronde doorsnede en het oppervlak van de ribben (6, 7), waartegen het verwarmingselement (4) is aangebracht, is telkens holrond uitgevoerd, met een kromming met een straal die overeenstemt met de straal van het verwarmingselement (4), om de warmteoverdracht nog verder te vergroten. De ribben (6, 7) zijn zodanig gepositioneerd dat het verwarmingselement (4) op deze manier gelijkmatig over de verwarmingsplaat (2) verspreid aangebracht kan worden, zoals te zien is in figuur 3. De verschillende delen van het verwarmingselement (4) zijn daarbij op een zelfde tussenafstand van elkaar aangebracht.

In deze verwarmingsmodule (1) is één gebogen verwarmingselement (4) voorzien. Als alternatief zouden tegen een dergelijke verwarmingsplaat (2) ook vier afzonderlijke rechte verwarmingselementen (4) voorzien kunnen worden, die dan aan hun uiteinde elektrisch gekoppeld dienen te worden. Afhankelijk van de breedte van de verwarmingsmodule (1) kunnen ook meer of minder verwarmingselementen (4) naast elkaar voorzien worden, of kan een enkel verwarmingselement (4) - dat in meer of minder delen is gebogen - voorzien worden, waarbij dan bij voorkeur ook het aantal ribben (6, 7) evenredig aangepast wordt. Telkens worden de één of meerdere verwarmingselementen (4) bij voorkeur zo goed mogelijk verspreid over het oppervlak van de verwarmingsplaat (2), waarbij deze zich bij voorkeur ook minstens gedeeltelijk langs de langsranden van deze verwarmingsplaat (2) uitstrekken.

De verwarmingsplaat (2) is aan één uiteinde in lengterichting onverplaatsbaar bevestigd aan het bevestigingsprofïel (3). Hiertoe is aan dit uiteinde een eindplaat (13a) aan de verwarmingplaat (2) bevestigd, die een tand (14) omvat, zoals te zien is in de figuren 1, 2 en 4-6. Aan dit uiteinde is verder een eindplaat (15a) aan het bevestigingsprofiel (3) bevestigd, die een met de tand (14) corresponderende groef (16) omvat, die te zien is in de figuren 4 en 6. In gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (1) is deze tand (14) in deze groef (16) aangebracht, zodat een verplaatsing in lengterichting van dit uiteinde van de verwarmingsplaat (2) ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3) verhinderd wordt.

In de afgebeelde uitvoeringsvorm zijn deze eindplaten (13a, 15a) uit aluminium vervaardigd en zijn deze zodanig dun uitgevoerd dat warmteoverdracht tussen de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) aan dit uiteinde via deze eindplaten (13a, 15a) tot een minimum herleid wordt. Om de warmteoverdracht verder te beperken, zou minstens één van deze eindplaten (13 a, 15a) uit hoofdzakelijk warmte-isolerend materiaal vervaardigd kunnen worden.

Aan het andere uiteinde van de verwarmingsmodule (1) is de verwarmingsplaat (2) wel in lengterichting verplaatsbaar ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3). De eindplaten (13b) en (15b) die aan dit uiteinde worden bevestigd aan de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) verhinderen nu geen beweging in lengterichting tussen deze verwarmingsplaat (2) en dit bevestigingsprofiel (3).

Om alle eindplaten (13 a, 13b, 15a, 15b) aan de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) te kunnen bevestigen met behulp van schroeven (17), zijn deze profielen (2, 3) voorzien van schroefkanalen (19), waarin deze schroeven (17) kunnen aangrijpen.

Om de verwarmingsplaat (2) aan het bevestigingsprofiel (3) te bevestigen, waarbij de verwarmingsplaat (2) zowel in de lengterichting als in de breedterichting minstens gedeeltelijk ongehinderd verplaatsbaar is ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3), bakenen de twee tussenribben (7) van de verwarmingsplaat (2) verder samen een groef (8) af en zijn deze tussenribben (7) voorzien van flenzen die deze groef (8) gedeeltelijk afbakenen. De verwarmingsmodule (1) is verder voorzien van bevestigingselementen (9) die een kop (10) omvatten, die verschuifbaar in deze groef (8) is aangebracht, en zich gedeeltelijk achter deze flenzen uitstrekt, zoals duidelijk te zien is in figuur 3. Deze bevestigingselementen (9) zijn met behulp van inpersbouten (11) onverplaatsbaar aan het bevestigingsprofiel (3) bevestigd.

Op deze manier worden de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) op een vaste afstand ten opzichte van elkaar aan elkaar bevestigd met behulp van bevestigingselementen (9) die nagenoeg centraal op een rij in de lengterichting van de verwarmingsmodule (1) zijn voorzien. Doordat deze bevestigingselementen (9) nagenoeg enkel centraal tussen de langsranden zijn voorzien, kan de verwarmingsplaat (2) aan beide zijden van deze bevestigingselementen (9) vrij in de breedterichting uitzetten en krimpen. Doordat de bevestigingselementen (9) bovendien verschuifbaar in de groef (8) zijn aangebracht en doordat de verwarmingsplaat (2) enkel aan één uiteinde vast ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3) is gepositioneerd, kan de verwarmingsplaat (2) ook vrij in de lengterichting uitzetten en krimpen naar het uiteinde toe waar de verwarmingsplaat (2) verplaatsbaar ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3) is voorzien.

Claims (10)

1. Verwarmingsmodule (1), omvattende: - een bevestigingsprofiel (3); - een verwarmingsplaat (2), die tussen zijn langsranden tussenribben (7) omvat, die zich nagenoeg evenwijdig aan de langsranden uitstrekken, waarbij minstens twee tussenribben (7) over hun hoogte naar elkaar toe voorzien zijn van een uitsparing en samen een groef (8) afbakenen; - bevestigingselementen (9), die onverplaatsbaar bevestigbaar zijn aan het bevestigingsprofiel (3) en die een kop (10) omvatten, die in de genoemde uitsparingen aanbrengbaar is, zodanig dat de verwarmingsplaat (2) na bevestiging minstens gedeeltelijk verplaatsbaar is ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3) en zodanig dat de verwarmingsplaat (2) en het bevestigingsprofiel (3) na bevestiging samen een ruimte afbakenen; - één of meerdere verwarmingselementen (4) die in de ruimte aanbrengbaar zijn tegen de verwarmingsplaat (2); met het kenmerk dat de verwarmingsmodule (1) één enkele genoemde groef (8) omvat, waarin bevestigingselementen (9) aanbrengbaar zijn en dat deze groef (8) nagenoeg centraal in de verwarmingsplaat (2) is voorzien, dat de één of meerdere verwarmingselementen (4) zich in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (1) minstens gedeeltelijk nagenoeg aan de langsranden van de verwarmingsplaat (2) uitstrekken, dat de verwarmingsplaat (2) aan de genoemde langsranden opstaande zijribben (6) omvat, en dat de één of meerdere verwarmingselementen (4) in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (1) minstens gedeeltelijk tegen deze opstaande zijribben (6) zijn aangebracht.

2. Verwarmingsmodule (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de één of meerdere verwarmingselementen (4) zich minstens gedeeltelijk langs de genoemde tussenribben (7) uitstrekken, aan de zijde van deze ribben tegenover de genoemde groef (8).

3. Verwarmingsmodule (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bevestigingselementen (9) onverplaatsbaar bevestigbaar zijn aan het bevestigingsprofiel (3) met behulp van inpersbouten (11).

4. Verwarmingsmodule (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bevestigingselementen (9) uit hoofdzakelijk warmte-isolerend materiaal zijn vervaardigd.

5. Verwarmingsmodule (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hoogte van de tussenribben (7) en/of de eventuele zijribben (6) kleiner of gelijk aan nagenoeg anderhalf keer de diameter van de één of meerdere verwarmingselementen (4) is.

6. Verwarmingsmodule (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat deze hoogte kleiner of gelijk aan nagenoeg 5/4 keer de diameter van de één of meerdere verwarmingselementen (4) is.

7. Verwarmingsmodule (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de verwarmingsplaat (2) aan één uiteinde in lengterichting onverplaatsbaar bevestigbaar is aan het bevestigingsprofiel (3) en in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (4) aan zijn andere uiteinde verplaatsbaar is ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3).

8. Verwarmingsmodule (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de verwarmingsmodule (1) een eindplaat (13 a) voor de verwarmingsplaat (2) omvat, die bevestigbaar is aan het genoemde uiteinde van de verwarmingsplaat (2), waarbij deze eindplaat (13a) voor de verwarmingsplaat (2) minstens één tand (14) omvat, die zich in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (2) naar het bevestigingsprofiel (3) toe uitstrekt, dat de verwarmingsmodule (2) een eindplaat (15a) voor het bevestigingsprofiel (3) omvat, die bevestigbaar is aan het met het genoemde uiteinde van de verwarmingsplaat (2) corresponderende uiteinde van het bevestigingsprofiel (3), waarbij deze eindplaat (15a) voor het bevestigingsprofiel (3) een met de tand (14) van de eindplaat (13a) voor de verwarmingsplaat (2) corresponderende groef (16) omvat, en dat in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (1) de genoemde tand (14) in de genoemde groef (16) is aangebracht, zodat een verplaatsing in lengterichting van dit uiteinde van de verwarmingsplaat (2) ten opzichte van het bevestigingsprofiel (3) verhinderd wordt.

9. Verwarmingsmodule (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de genoemde eindplaat (13a) van de verwarmingsplaat (2) en/of de genoemde eindplaat (15a) van het bevestigingsprofiel (3) uit hoofdzakelijk warmte-isolerend materiaal zijn vervaardigd.

10. Verwarmingsmodule (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze verwarmingsmodule (1) minstens twee warmte-isolerende koorden (12) omvat, die zich in gemonteerde toestand van de verwarmingsmodule (1) tussen de langsranden van de verwarmingsplaat (2) en de corresponderende langsranden van het bevestigingsprofiel (3) uitstrekken.