BE1019238A3 - Brandwerende ventilatie-inrichting. - Google Patents

Abstract

Een ventilatie-inrichting, omvattende een huis met een buitenzijde en een binnenzijde waartussen zich een ventilatiedoorgang uitstrekt en een in het huis voorziene klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, is gecombineerd met een zich over de binnenzijde of de buitenzijde van het huis uitstrekkende brandwerende inrichting. Deze brandwerende inrichting omvat een van openingen voorzien brandwerend element met een onder invloed van hitte opschuimend materiaal en een van openingen voorziene drager die is bevestigd aan het huis waarbij de openingen van het brandwerend element en de openingen van de drager zijn uitgelijnd ten opzichte van de ventilatiedoorgang van de ventilatie-inrichting. De uitvinding omvat tevens een dergelijke brandwerende inrichting.

Description

Brandwerende ventilatie-inrichting

De uitvinding heeft betrekking op het gebied van ventilatie-inrichtingen die worden toegepast voor het regelen van de luchttoevoer in gebouwen zoals woonhuizen, kantoren en dergelijke. De ventilatie-inrichtingen worden daartoe gewoonlijk opgenomen in de venster- of deuropeningen van het gebouw. Zij bestaan uit een huis waar doorheen zich een ventilatiedoorgang uitstrekt die door middel van een regelorgaan, zoals een klep, ton of schuif kan worden geopend of gesloten in verband met het regelen van de luchtstroming.

Het huis en het regelorgaan, bijvoorbeeld de klep van de ventilatie-inrichting, bestaan meestal uit geëxtrudeerde profielen van kunststof of aluminium. Dergelijke materialen zijn gekozen op grond van de eisen die aan de ventilatie-inrichting worden gesteld, zoals duurzaamheid, stijfheid, bestendigheid tegen weersinvloeden, isolerende werking en gunstige kosten. De bekende ventilatie-inrichtingen blijken dan ook gedurende vele j aren storingvrij te functioneren.

In uitzonderlijke situaties kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarop de bekende ventilatie-inrichtingen minder goed zijn berekend. Het gaat daarbij vooral om gebeurtenissen waarbij zich hoge temperaturen voordoen, zoals brand. In dergelijke gevallen kunnen de kunststofmaterialen en het aluminium waaruit de ventilatie-inrichting is opgebouwd bezwijken. Daardoor kan het risico dat een brand zich zou verspreiden via de aangetaste ventilatie-inrichting, niet worden uitgesloten.

Het doel van de uitvinding is dit risico van verspreiding van een brand via de bekende ventilatie-inrichtingen zoveel mogelijk te beperken. Dat doel wordt bereikt door, in combinatie, een ventilatie-inrichting, omvattende een huis met een buitenzijde en een binnenzijde waartussen zich een ventilatiedoorgang uitstrekt en een in het huis voorziene klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, alsmede een zich over de binnenzijde of de buitenzijde van het huis uitstrekkende brandwerende inrichting, omvattende een van openingen voorzien brandwerend element met een onder invloed van hitte expanderend materiaal en een van openingen voorziene drager die is bevestigd aan het huis, waarbij de openingen van het brandwerend element en de openingen van de drager zijn uitgelijnd ten opzichte van de ventilatiedoorgang van de ventilatie-inrichting. Bij voorkeur bestaat de drager uit staal, doch in plaats van staal kan elk ander materiaal dat bestand is tegen hitte worden toegepast.

Volgens de uitvinding kan derhalve een standaard ventilatie-inrichting worden toegepast. Deze ventilatie-inrichting op zich is niet aangepast in verband met het verhogen van de brandwerendheid. Dat laatste wordt namelijk verkregen door de aparte brandwerende inrichting volgens de uitvinding, die op de standaard venti 1 atie-inrichting wordt geplaatst. Het voordeel van een dergelijke combinatie is dat de bestaande ventilatie-inrichtingen kunnen blijven worden gebruikt. Deze blijven aldus voldoen aan de daarvoor geldende normen en wettelijke voorschriften, terwijl niettemin de vereiste brandwerendheid is verzekerd.

De brandwerende inrichting kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, zodanig dat hitte en vuur die zich via de ventilatie-doorgang trachten voort te planten kunnen worden geblokkeerd. Om ook te verzekeren dat in het geval samenhang van de ventilatie-inrichting onder invloed van brand verloren gaat, zoals door smelten of vervormen van de kunststof respectievelijk aluminium profielen, kan de brandwerende inrichting ook om de ventilatie-inrichting heen worden aangebracht. In dat geval gaat weliswaar de ventilatie-inrichting zelf verloren, doch blijft de brandwerendheid gehandhaafd door de brandwerende inrichting. In dat verband kan de drager een van openingen voorziene wand alsmede ten opzichte van die wand uitstekende flenzen omvatten die zijn bevestigd aan het huis van de ventilatie-inrichting. De flenzen omgeven het huis van de ventilatie-inrichting op zodanige wijze dat de brandverschijnselen tegen gehouden kunnen worden.

Deze inkapseling kan nog verder worden verbeterd indien de drager stalen kopschotten omvat die elk zijn verbonden met de wand en de flenzen, welke kopschotten de uiteinden van de ventilatie-inrichting bedekken. In het bijzonder de kopschotten van de ventilatie-inrichting zelf zijn aldus afgeschermd door de kopschotten van de drager, zodanig dat ook op dié locaties de veiligheid tegen verspreiding van de brand is verzekerd.

Het brandwerende element kan bij voorbeeld blok- of plaatvormig zijn en reeksen openingen bezitten. Bij voorkeur omvat het brandwerend element een onder invloed van warmte opschuimend materiaal- Een dergelijk materiaal is op zich bekend, bij voorbeeld uit de Europese octrooiaanvrage 1.322.895.

De flenzen van de drager kunnen elk aan hun van de wand afgekeerde rand bevestigingslippen dragen die uitsteken ten opzichte van de ventilatie-ïnrichting. Door middel van deze lippen kan de brandwerende inrichting stevig worden bevestigd aan de omgevende delen van het gebouw. Daardoor is verzekerd dat de brandwerende inrichting betrouwbaar op zijn plaats kan worden gehouden, ook indien de samenhang van de ventilatie-inrichting verloren gaat.

Ter verdere afwerking van de combinatie volgens de uitvinding kan een binnenrooster zijn voorzien op de stalen drager. In het bijzonder kan het binnenrooster een geperforeerde wand alsmede aan weerszijden van die wand uitstekende flenzen omvatten. Door middel van deze flenzen, die zich uitstrekken over de flenzen van de stalen drager, kan het binnenrooster worden vast geklikt.

De uitvinding heeft verder betrekking op een brandwerende inrichting voor gebruik in de combinatie zoals hiervoor beschreven. Deze brandwerende inrichting omvat een van openingen voorzien brandwerend element met een onder invloed van hitte opschuimend materiaal en een van openingen voorziene drager, waarbij de openingen van het brandwerend element en de openingen van de drager ten opzichte elkaar zijn uitgelijnd.

Verder betreft de uitvinding een wandconstructie omvattende een wand met een opening en een de opening bedekkende combinatie zoals hiervoor beschreven De naar buiten uitstekende lippen van de brandwerende inrichting zijn bevestigd aan de wand.

Daarnaast betreft de uitvinding een kozijnconstructie, omvattende een kozijn met een daarin opgenomen draaibaar paneel, alsmede een opening en een de opening bedekkende combinatie zoals hiervoor beschreven. De lippen zijn in dat geval bevestigd aan het kozijn.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont de combinatie volgens de uitving in uiteengenomen toestand.

Figuur 2 toont de combinatie in samengestelde toestand.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede door de combinatie, aangebracht in een kozijn.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven combinatie volgens de uitvinding bestaat uit de standaard ventilatie-inrichting 1, alsmede de onderdelen van de brandwerende inrichting 2. Zoals weergegeven in de dwarsdoorsnede van figuur 3, bestaat de ventilatie-imichting uit de profielen 3,4 en 5. Deze bepalen het huis 10, dat een buitenzijde 6 en een binnenzijde 7 heeft waartussen zich de ventilatiedoorgang 8 uitstrekt, De luchtstroming door de ventilatiedoorgang 8 kan worden geregeld door de klep 9, De langseinden van het huis 10 zijn bepaald door de kopschotten 11.

Op deze op zich bekende ventilatie-inrichting 1 is de brandwerende inrichting 2 aangebracht, in het weegegeven voorbeeld op de binnenzijde 7 van de ventilatie-inrichting hoewel het ook denkbaar is om de brandwerende inrichting op de buitenzijde daarvan aan te brengen. De brandwerende inrichting bestaat uit het brandwerende element 12, de stalen drager 13 en de kopschotten 14. Het brandwerende element 12 bestaat uit een materiaal dat sterk uitzet bij verhitting, en bezit een plaatvorm of blokvorm waarin reeksen gaten 15 zijn aangebracht. Via deze gaten 15 kan de luchtstroming die door de ventilatie-inrichting 1 is getreden, vrijelijk verder stromen.

De stalen drager 13 bestaat uit de wand 16, die hoofdzakelijk gevormd wordt door de dammen 17 waartussen zich relatief grote openingen 18 uitstrekken. Via deze openingen 18 kan de lucht, die uit de gaten 15 van het brandwerend element 12 treedt, verder stromen. Aan de langsranden van de wand 16 steken de flenzen 19 uit, die op hun beurt aan hun einden zijn voorzien van naar buiten wijzende, van elkaar afgerichte lippen 20.

Zoals getoond in de figuren 2 en 3 wordt het brandwerend element 12 opgenomen in de ruimte gevormd tussen de wand 16 en de flenzen 19 van de brandwerende inrichting 2. Vervolgens worden de flenzen 19 van het brandwerend element 12 geschoven over de onderzijde en bovenzijde van het huis 10 van de ventilatie-inrichting 1. Het brandwerend element 12 komt daarbij aan te liggen tegen de binnenzijde 7 van het huis 10. De lippen 20 van de stalen drager 13 komen plat aan te liggen tegen het kozijn 21 waarin zich een ruit 26 bevindt. Het kozijn 21 heeft een gat 22 heeft waarin het huis 10 van de ventilatie-inrichting is opgenomen. Door middel van een geschikte, niet-getoonde bevestigingsmiddelen is de stalen drager 13 bevestigd aan dat kozijn 21. Aan de kopkanten van de stalen drager 13 worden de stalen kopschotten 14 bevestigd, die zoals hiervoor reeds genoemd de kopkanten 11 van het huis 10 bedekken.

Op de stalen drager 13 wordt tenslotte een zogenaamd binnenrooster 23 aangebracht, dat is voorzien van een geperforeerde wand 24. Dit binnenrooster 23 bezit flenzen 25, die op de flenzen 19 van de stalen drager worden gehaakt of geklikt.

In het geval van een brand wordt de ventilatie-inrichting 1 blootgesteld aan de hitte en vuur. Zelfs kan het voorkomen dat de diverse profielen 3-5 waaruit het huis 10 bestaat, smelten of kromtrekken. Doordat evenwel de stalen drager 13 met een brandwerend element 12 stevig is bevestigd aan de binnenzijde van het kozijn 21, kunnen de effecten van vuur en dergelijke niet in de ruimte treden die door de ventilatie-inrichting 1 wordt geventileerd. Allereerst zal het materiaal van het brandwerend element 12, zodra dit heet wordt, uitzetten, waardoor de reeksen openingen 15 daarin afgesloten zullen worden. Doordat het brandwerend element 12 goed op zijn plaats gehouden wordt in de stalen drager 13 en de kopschotten 14, zal ook bij langdurige blootstelling aan hitte, vuur en dergelijke de brandwerendheid gehandhaafd kunnen worden,

Liist van verwijzingstekens 1. V entilatie-inrichting 2. Brandwerende inrichting 3. -5. Profiel 6. Buitenzijde huis 7. Binnenzijde huis 8. Ventilatiedoorgang 9. Klep 10. Huis 11. Kopschot huis 12. Brandwerend element 13. Stalen drager 14. Kopschot brandwerende inrichting 15. Gat brandwerend element 16. Wand van stalen drager 17. Dam 18. Opening 19. Flens stalen drager 20. Lip 21. Kozijn 22. Gat in kozijn 23. Binnenrooster 24. Geperforeerde wand binnenrooster 25. Flens binnenxooster 26. Paneel in kozijn

Claims (15)

1. In combinatie, een ventilatie-inrichting (1), omvattende een huis (10) met een buitenzijde (6) en een binnenzijde (7) waartussen zich een ventilatiedoorgang (8) uitstrekt en een in het huis voorzien regelorgaan, zoals een klep (9), voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang (8), alsmede een zich over de binnenzijde of de buitenzijde van het huis uitstrekkende brandwerende inrichting (2), omvattende een van openingen (15) voorzien brandwerend element (12) met een onder invloed van hitte opschuimend materiaal en een van openingen (18) voorziene drager (13) die is bevestigd aan het huis (10) waarbij de openingen (15) van het brandwerend element (12) en de openingen (18) van de drager zijn uitgelijnd ten opzichte van de ventilatiedoorgang van de ventilatie-inrichting.

2. Combinatie volgens conclusie 1, waarbij de drager (13) een van openingen (18) voorziene wand (16) alsmede ten opzichte van die wand uitstekende flenzen (19) omvat die zijn bevestigd aan het huis (10) van de ventilatie-inrichting (1).

3. Combinatie volgens conclusie 2, waarbij de drager (13) kopschotten (14) omvat die elk zijn verbonden met de wand (13) en de flenzen (19), welke kopschotten de uiteinden (11) van de ventilatie-inrichting (1) bedekken.

4. Combinatie volgens conclusie 2 of 3, waarbij de wand (16) dammen (17) omvat waartussen zich de openingen (18) uitstrekken.

5. Combinatie volgens een der conclusies 2-4, waarbij de flenzen (19) elk aan hun van de wand (16) afgekeerde rand bevestigingslippen (20) dragen die uitsteken ten opzichte van de ventilatie-inrichting (1).

6. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende een binnenrooster (23) dat zich bevindt aan de drager (13).

7. Combinatie volgens conclusie 6 wanneer afhankelijk van een der conclusies 2-5, waarbij het binnenrooster (23) een geperforeerde wand (24) alsmede aan weerszijden van die wand uitstekende flenzen (25) omvat, welke flenzen zich uitstrekken over de flenzen (19) van de drager (13).

8. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het huis En 10) van de ventilatie-inrichting (1) aluminium en/of kunststof profielen (3-5) omvat.

9. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het brandwerende element (12) blok- of plaatvormig is en reeksen openingen (15) heeft.

10. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het brandwerend element (12) een onder invloed van warmte expanderend materiaal omvat.

11. Brandwerende inrichting (2) voor gebruik in de combinatie volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een van openingen (15) voorzien brandwerend element (12) met een onder invloed van hitte opschuimend materiaal en een van openingen (18) voorziene drager (13), waarbij de openingen van het brandwerend element en de openingen van de drager ten opzichte elkaar zijn uitgelijnd.

12. Wandconstructie omvattende een wand met een opening en een de opening bedekkende combinatie volgens een de voorgaande conclusies.

13. Wandconstructie volgens conclusie 12 voorzien van de combinatie volgens conclusie 5, waarbij de lippen zijn bevestigd aan de wand.

14. Kozijnconstructie omvattende een kozijn (21) met een daarin opgenomen draaibaar ff vast paneel (26), alsmede een opening en een de opening bedekkende combinatie volgens een der conclusies 1-10.

15. Kozijnconstructie volgens conclusie 14 voorzien van de combinatie volgens conclusie 5, waarbij de lippen (21) zijn bevestigd aan het kozijn (20).