BE1019149A3 - Luifel voor een veranda of pergola. - Google Patents

Abstract

Luifel voor een veranda of pergola, die voorzien is van een bijkomende steun (13) voor de doek (8) die het doorzakken van de doek (8) onder invloed van een neerwaartse belasting door regenwater of dergelijke moet beletten en die verdraaibaar is aangebracht rond een as (14) tussen twee uiterste standen, respectievelijk een eerste opwaarts gerichte ondersteunende stand en een tweede niet ondersteunende stand waarbij de steun 13 vanuit de voornoemde ondersteunende stand naar beneden toe is weggedraaid en waarbij het verdraaien van de ene naar de andere stand automatisch plaatsvindt door de beweging van de luifel (6) bij het op- of afrollen van de doek.

Description

Luifel voor een veranda of pergola.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een verbeterde luifel.

Meer speciaal is de uitvinding bedoeld voor een luifel van het type met een oprolbaar doek die op een as is gewikkeld die verdraaibaar is aangebracht in een kast, waarbij de doek met een vrije rand is bevestigd aan een zogenaamde voorlat die verschuifbaar is aangebracht op één of meer geleidingsprofielen die zich dwars op de lengterichting van de luifelkast uitstrekken en waarbij de doek onder spanning wordt gehouden door middel van spanmiddelen die de neiging hebben de voorlat van de kast weg te duwen.

Een nadeel van de bekende luifels is dat bij regen het regenwater zich op de doek kan opstapelen, waardoor de doek in het midden gaat doorhangen en als het ware een soort kuip vormt waarin nog meer regenwater zich kan opstapelen tot op een ogenblik dat de doek het glas van de serre raakt.

Een nadeel hiervan is dat de luifel dan moeilijk te bedienen is door het gewicht van het opgestapelde water.

Bovendien zal bij het bedienen van de luifel het opgestapelde water plots in grote hoeveelheden van de doek stromen, waardoor omstanders gevaar lopen gratis een koude douche te ondergaan.

Bij vriesweer kan het water bevriezen en zorgen voor schade aan de doek en bij contact met het glas van de veranda zorgen voor een koudebrug naar de binnenruimte van de veranda toe.

Bij een pergola kan de doek vrij doorhangen en zelfs gaan scheuren bij overmatige waterophoping.

Het doorhangen van de doek onder invloed van regenwater kan enigszins worden opgevangen door een vaste buis te monteren onder de doek, bijvoorbeeld op halve uitvalslengte van de luifel.

Doordat deze buis op voldoende afstand onder de doek moet blijven om het vrij passeren van de voorlat bij het op- en afwikkelen van de doek mogelijk te maken, kan het doorhangen van de doek onder invloed van regenwater of andere neerwaartse belastingen zoals sneeuw, wind of dergelijke nooit volledig worden uitgesloten.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe betreft de uitvinding een luifel van het voornoemde type waarbij de luifel verder voorzien is van een bijkomende steun voor de doek die het doorzakken van de doek onder invloed van een neerwaartse belasting door regenwater of dergelijke moet beletten en die verdraaibaar is aangebracht rond een as tussen twee uiterste standen, respectievelijk een eerste opwaarts gerichte ondersteunende stand waarbij de steun zich tegen of net onder de doek bevindt wanneer deze is opgespannen zonder bijkomende neerwaartse belasting en een tweede niet ondersteunende stand waarbij de steun vanuit de voornoemde ondersteunende stand naar beneden toe is weggedraaid en waarbij het verdraaien van de ene naar de andere stand automatisch plaatsvindt door de beweging van de luifel bij het op- of afrollen van de doek.

Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat bij afrollen van de doek om de luifel te openen, het openen van de luifel automatisch een bijkomende steun naar omhoog zal doen bewegen tot tegen de doek of tot net onder de doek, die het door zakken van de doek zal beletten en dit zonder dat de gebruiker van de luifel een extra actie moet ondernemen dan deze die nodig is voor het openen van de luifel.

Ook bij het oprollen van de doek om de luifel opnieuw te sluiten, zal de beweging van het sluiten van de luifel de steun opnieuw automatisch wegdraaien van zijn ondersteunende stand naar een stand waar hij de beweging van de luifel niet belemmert en van waaruit de steun opnieuw naar de opwaarts gerichte stand verdraaid kan worden door een uitgaande beweging van de luifel.

Hoe dan ook, de steun zal zich in zijn ondersteunende stand dicht bij of tegen de doek bevinden, waardoor het doorzakken van de doek sterk beperkt of zelfs volledig opgeheven wordt en waardoor de doek ter plaatse van de steun zelfs een ietsje naar omhoog wordt geduwd, waardoor regenwater beter van de doek kan vloeien.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het verdraaien van de steun van de ene stand naar de andere stand automatisch geactiveerd door de beweging van de voorlat bij het op- of afrollen van de doek.

Hiertoe kan de steun bijvoorbeeld uitgerust zijn met een nok die door de beweging van de luifel de steun kan doen kantelen rond de voornoemde as.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een luifel volgens de uitvinding voor een veranda of pergola, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in doornede een pergola weergeeft waarin een luifel volgens de uitvinding is toegepast, welke luifel is weergegeven in de gesloten toestand; figuur 2 figuur 1 weergeeft, doch met een luifel in geopende toestand; figuur 3 een perspectief zicht weergeeft van de steun die in figuur 2 door F3 is aangeduid; figuur 4 op grotere schaal de steun weergeeft die in figuur 1 door F4 is aangeduid; figuur 5 de steun van figuur 4 weergeeft, doch in verschillende standen bij het openen van de luifel; figuur 6 de steun van figuur 4 weergeeft, doch in de gekantelde stand van figuur 2; figuur 7 de steun van figuur 6 weergeeft, doch in verschillende standen bij het sluiten van de luifel.

De pergola 1 uit de figuren 1 en 2 bestaat uit een dragende structuur met steunpalen 2 en afhellende liggers 3 die in dit geval aan één uiteinde voorzien zijn van een beugel 4 voor de bevestiging aan een muur of dergelijke en die aan hun andere uiteinde voorzien zijn van een tweede beugel 5 voor bevestiging op de steunpalen 2.

Op deze draagstructuur is de luifel 6 bevestigd.

De luifel 6 is voorzien van een kast 7 die dwars op de liggers 3 is aangebracht en waarin een oprolbaar doek 8 is voorzien die op een niet weergegeven as is gewikkeld die verdraaibaar is aangebracht in de kast 7.

Deze kast 7 is aan de voorzijde voorzien van een gleuf 9 waarlangs de doek 8 kan op- en afgewikkeld worden.

De doek is met een vrije rand bevestigd aan een zogenaamde voorlat 10 die de voornoemde gleuf 9 afsluit wanneer de luifel 6 gesloten is zoals weergegeven in figuur 1.

De voorlat 10 is door middel van sleden 11 verschuifbaar aangebracht op één of meer geleidingsprofielen 12 die zich dwars op de lengterichting van de luifelkast 7 uitstrekken en die in dit geval bevestigd zijn op de voornoemde liggers 12 of er mee geïntegreerd zijn.

De as van de luifel 6 is voorzien van een niet in de figuren weergegeven aandrijving voor het op- en afrollen van de doek 8. Deze aandrijving kan manueel gebeuren of door middel van een elektrische motor of dergelijke.

De luifel 6 is, zoals bekend, voorzien van spanmiddelen die de neiging hebben de voorlat 10 van de kast weg te duwen teneinde de doek 8 bij het af rollen onder spanning te houden.

Deze spanmiddelen zijn niet in de figuren weergegeven en zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als gasveren die samenwerken met een kabelsysteem, waarbij deze middelen bijvoorbeeld in de liggers 3 of in de geleidingsprof ielen 12 zijn weggewerkt.

Volgens de uitvinding is de luifel 6 verder voorzien van een bijkomende steun 13 voor de doek 8 die het doorzakken van de doek 8 onder invloed van een neerwaartse belasting door regenwater of dergelijke moet beletten of grotendeels moet tegengaan.

Deze steun 13 is verdraaibaar aangebracht rond een as 14 die zich in de breedterichting van de doek 8 uitstrekt en die met zijn uiteinden verdraaibaar is gelagerd in lagersteunen 14 die bijvoorbeeld op de liggers 3 zijn bevestigd, bij voorkeur in de omgeving van het midden van deze liggers 3, zodanig dat de as 14 ongeveer in het midden van de uitvallengte van de luifel 6 is gesitueerd.

De as 14 van de steun 13 bevindt zich op een afstand C onder het traject D dat door de voorlat 10 wordt af gelegd bij het op- en afrollen van de doek 8.

In het weergegeven voorbeeld bevat de steun 13 een steunelement 16 in de vorm van een rol die vrij verdraaibaar is gelagerd in radiaal gerichte afstandshouders 17 die de rol 16 op een radiale afstand van de as 14 vasthouden in een positie die evenwijdig is met de as 14, waarbij de afstandshouders 17 vast op de as 14 zijn bevestigd en dus meedraaien met de as 14.

Verder is de luifel 6 voorzien van twee nokken 18 die door de beweging van de luifel 6, meer speciaal door de beweging van de voorlat 10, de steun 13 over een zekere hoek kunnen doen kantelen rond voornoemde as 14.

Elk van deze nokken 18 zijn uitgevoerd als een lat die in radiale richting op de as 14 is bevestigd en die in het weergegeven voorbeeld eenzelfde vorm bezitten als de afstandshouders 17, zodat de lengte van de nokken 18 en de lengte van de afstandshouders 17 even groot of ongeveer even groot zijn.

De nokken 18 sluiten een hoek F in met de voornoemde afstandshouders 17, althans in dwarsdoorsnede gezien.

De steun 13 is verdraaibaar tussen twee uiterste standen die bepaald worden door niet weergegeven aanslagen, respectievelijk een eerste en een tweede stand.

In de eerste stand of zogenaamde ondersteunende stand is, zoals weergegeven in figuur 2 en meer in detail in figuren 3 en 6, het steunelement 16 opwaarts gericht, waarbij het steunelement 16 zich tegen of net onder de opgespannen doek 8 bevind, zoals weergegeven in figuur 2, terwijl de nokken 18 in deze stand naar voren en bij voorkeur ook naar onderen toe zijn gericht.

In de tweede stand, de zogenaamde niet ondersteunende stand, zijn, zoals weergegeven in figuur 1 en meer in detail in figuur 4, de nokken 18 opwaarts gericht terwijl het steunelement 16 naar achteren en bij voorkeur naar onder is gericht.

De steun 13 is bij voorkeur voorzien van terugstelmiddelen 19 die de steun 13 in de voornoemde uiterste standen vasthouden.

In het weergegeven voorbeeld van figuur 3 worden deze terugstelmiddelen 19 gevormd door een trekveer 20 die met één uiteinde is bevestigd in een vast punt 21 op de loodlijn L op het vlak van de doek 8 gaande doorheen de as 14 van de steun 13 en met het ander uiteinde is bevestigd in een bevestigingspunt 22 op de as 14, bijvoorbeeld in een punt dat in dwarsdoorsnede van de as 14 gezien, op de bissectrice is gelegen van de hoek F gevormd tussen afstandshouders 17 en de nokken 18 van de steun 13.

De werking van de luifel is zeer eenvoudig en als volgt.

In de situatie die weergegeven is in figuur 1 bevindt het steunelement 16 zich naar beneden gekanteld in een niet ondersteunende stand, terwijl de nokken 18 naar omhoog zijn gericht.

De steun 13 wordt in deze positie vastgehouden door de trekkracht van de veer 20 die het steunelement 16 naar beneden trekt tot tegen een niet weergegeven aanslag.

Wanneer vanuit deze situatie de doek 8 wordt afgerold, dan zal de voorlat 10 van de kast 7 worden weggeduwd in de richting van de pijl A door de actie van de spanmiddelen in de liggers 3, waarbij de voorlat 10 een traject D zal afleggen evenwijdig aan de geleidingsprofielen 12 en de doek 8 steeds onder spanning wordt gehouden.

Wanneer de voorlat 10 voorbij de steun 13 passeert dan zal deze, zoals schematisch is weergegeven in figuur 5, in contact komen met de nokken 18 en daarbij de steun 13 over een zekere hoek doen kantelen in de richting van de pijl P.

De vorm en de afmetingen van de steun 13 moeten zodanig zijn dat, bij het passeren van de voorlat 10, de as 14 over een voldoende grote hoek wordt verdraaid om het bevestigingspunt 22 van de veer 10 op de as 14 voorbij de loodlijn L te verplaatsen, een en ander zodanig dat de veer 20 voorbij dit punt aan de andere kant trekt van de loodlijn L en zodoende de steun verder in de richting van pijl P trekt en tot tegen een aanslag doet kantelen tot in de positie van de figuren 2 en 6.

In deze positie is de steun 13 opwaarts gericht en bevindt het steunelement 16 zich net onder of tegen de doek 8, waardoor de doek 8 belet wordt door te hangen en heeft de steun in deze stand dus een ondersteunende functie voor de doek 8.

Wanneer uitgaande van deze situatie van de figuur 2 en 6 de doek 8 wordt opgerold, dan zal, door de spanning van de doek 8, de voorlat 10 naar de kast 7 toe worden getrokken in de richting van pijl B zoals weergegeven in figuur 7.

Bij het passeren van de voorlat 10 langs de steun zal deze het opwaarts gericht steunelement 16 over een zekere hoek naar achter doen kantelen in de richting van pijl Q.

Wanneer het bevestigingspunt 22 van de veer 20 voorbij de loodlijn L passeert, dan zal deze de steun 13 verder doortrekken tot in de positie van figuur 1 waarvan vertrokken werd.

Het is duidelijk dat het verdraaien van de steun 13 van de ene naar de andere stand automatisch plaatsvindt door de beweging van de luifel 6 bij het op- of af rollen van de doek 8, meer in het bijzonder door de beweging van de voorlat 10.

Het is ook duidelijk dat de voorlat 10 ook overheen de steun 13 moet verplaatst kunnen worden en dat bijgevolg de vorm en de afmetingen van de steun 13 zodanig moeten zijn dat de steun 13 minstens één intermediaire positie kan aannemen waarin de voorlat 10, bij het op- en afrollen van de doek 8, ongehinderd voorbij de steun 13 kan passeren zoals onder meer weergegeven in figuur 7.

Het is ook duidelijk dat de voornoemde as 14 van de steun 13 ook een vaste as kan zijn en dat het steunelement 16 samen met de nokken 18 verdraaibaar zijn rond de as 14.

De terugstelmiddelen 19 hoeven niet noodzakelijk gerealiseerd te worden door één enkele trekveer 20, maar kunnen ook op andere manieren worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door aan het uiteinde van de nokken 18 een gewicht te voorzien dat even groot is als het gewicht van het steunelement, waardoor de zwaartekracht de rol van de terugstelmiddelen 19 zal vervullen.

Het is duidelijk dat een luifel volgen,

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een luifel volgens de uitvinding voor een veranda of pergola kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (12)

1.- Luifel voor een veranda of pergola, welke luifel (6) van het type is met een oprolbaar doek (8) die op een as (14) is gewikkeld die verdraaibaar is aangebracht in een kast (7), waarbij de doek (8) met een vrije rand is bevestigd aan een zogenaamde voorlat (10) die verschuifbaar is aangebracht op één of meer geleidingsprofielen (12) die zich dwars op de lengterichting van de luifelkast (7) uitstrekken en waarbij de doek (8) onder spanning wordt gehouden door middel van spanmiddelen die de neiging hebben de voorlat (10) van de kast (7) weg te duwen, daardoor gekenmerkt dat de luifel (6) verder voorzien is van een bijkomende steun (13) voor de doek (8) die het door zakken van de doek (8) onder invloed van een neerwaartse belasting door regenwater of dergelijke moet beletten en die verdraaibaar is aangebracht rond een as (14) tussen twee uiterste standen, respectievelijk een eerste opwaarts gerichte ondersteunende stand waarbij de steun (13) zich tegen of net onder de doek (8) bevindt wanneer deze is opgespannen zonder bijkomende neerwaartse belasting en een tweede niet ondersteunende stand waarbij de steun 13 vanuit de voornoemde ondersteunende stand naar beneden toe is weggedraaid en waarbij het verdraaien van de ene naar de andere stand automatisch plaatsvindt door de beweging van de luifel (6) bij het op- of afrollen van de doek.

2.- Luifel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het verdraaien van de ene naar de andere stand automatisch plaatsvindt door de beweging van de voorlat (10) bij het op- of afrollen van de doek (8).

3. Luifel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde steun (13) verdraaibaar is aangebracht rond een as (14) of door middel van een as (14) die zich in de breedte van de doek (8) uitstrekt op een afstand (C) onder het traject (D) dat door de voorlat (10) wordt afgelegd bij het op- en afrollen van de doek (8).

4, - Luifel volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de steun (13) een steunelement (16) bevat dat door middel van één of meer radiaal gerichte afstandshouders (17) op een radiale afstand van de voornoemde as (14) wordt gehouden.

5, - Luifel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de steun (13) voorzien is van minstens één nok (18) die door de beweging van de luifel (6) de steun (13) over een hoek kan doen kantelen rond voornoemde as (14).

6. Luifel volgens conclusie 4 en 5, daardoor gekenmerkt dat de nok (18) een hoek (F) insluit met de voornoemde afstandshouders (17) en dat hun onderlinge positie zodanig is dat in de opwaarts gerichte ondersteunende stand van de steun (13) de nok (18) naar voren is gericht, terwijl in de niet ondersteunende stand van de steun (13) de nok (18) opwaarts is gericht en het steunelement (16) naar achteren is gericht.

7. Luifel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de lengte van de nok (18) zodanig is dat wanneer deze nok (18) opwaarts is gericht hij door het contact met de uitgaande voorlat (10) minstens over een zekere hoek naar voren wordt gekanteld en hierbij het steunelement (16) naar omhoog wordt gekanteld.

8. Luifel volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de vorm en afmetingen van de steun (13) zodanig zijn dat de steun (13) minstens één intermediaire positie kan aannemen waarin de voorlat (10) bij op- en af rollen van de doek (8) ongehinderd voorbij de steun (13) kan passeren.

9. Luifel volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de lengte van de nok (18) en de lengte van de afstandshouders (17) ongeveer even groot zijn.

10. Luifel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de steun (13) voorzien is van terugstelmiddelen (19) die de steun (13) in de voornoemde uiterste standen vasthouden.

11. Luifel volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de terugstelmiddelen (19) worden gevormd door een trekveer (20) die met één uiteinde is bevestigd in een vast punt (21) en met het ander uiteinde is bevestigd in een punt op de as (14) .

12. Luifel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de as (14) van de steun (13) is gelegen in het midden of in de nabijheid van het midden van de uitvallengte van de luifel (6).