BE1018326A5 - Bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een inbouwspot in een opening in een wand en een inbouwspot voorzien van dergelijke bevestigingsmiddelen - Google Patents

Abstract

Bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een inbouwspot in een opening in een wand, daardoor gekenmerkt dat deze bevestigingsmiddelen minstens een moer en een huls bevatten waarbij deze huls is voorzien van een uitwendige schroefdraad die bedoeld is om samen te werken met de schroefdraad van de moer, welke moer voorzien is van zijdelingse uitsteeksels die toelaten de moer via een eerste zijde van de wand doorheen de voornoemde opening in de wand aan te brengen en waarbij de moer met deze uitsteeksels op de anderen zijde van de wand kan rusten of er op bevestigd kan worden.

Description

Bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een inbouwspot in een opening in een wand en een inbouwspot voorzien van dergelijke bevestigingsmiddelen.

De huidige uitvinding heeft betrekking op bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een inbouwspot in een opening in een wand en op een inbouwspot voorzien van dergelijke bevestigingsmiddelen.

, Deze wand zal dikwijls uitgevoerd zijn als een vals plafond, bijvoorbeeld, opgebouwd uit gipskartonnen platen.

Klassiek zijn de gekende inbouwspots die door een opening in een wand worden aangebracht en met behulp van clips op hun plaats worden gehouden, waarbij de inbouwspots voorzien zijn van een kraag, waarmee de inbouwspot door de clips tegen de wand wordt aangetrokken.

Een nadeel is dat deze kraag steeds zichtbaar blijft.

Nog een nadeel is dat zulke inbouwspots relatief moeilijk in te bouwen zijn en slechts geschikt zijn voor een wand met een maximale dikte.

Er zijn ook reeds inbouwspots zonder kraag, die dan weer als nadeel hebben dat het zeer moeilijk is om de vrije rand van de inbouwspot uit te lijnen met de wand en te centreren in het gat. Een correcte uitlijning is niet enkel om esthetische redenen, maar ook om lichttechnische redenen belangrijk.

Een ander nadeel is dat de inbouwspots op deze manier gemakkelijk uit de juiste positie geduwd kunnen worden. Door een lichte, ongewilde stoot kan een spot reeds in een andere richting of positie komen te zitten. Om dezelfde redenen als hierboven aangehaald, is dit zeker niet wenselijk, immers, een kleine rotatie van de spot kan reeds aanleiding geven tot grote belichtingsartefacten op de muren.

Nog een ander nadeel is dat de clips de wand kunnen beschadigen of zelfs kunnen komen vast te zitten in deze wand.

Veel wanden bestaan uit een houten of lichtmetalen kader waaraan gipskartonnen platen worden bevestigd. Wanneer een inbouwspot in de buurt van een lat van dit kader moet worden aangebracht, kan het lastig zijn om het clipsysteem goed aan te brengen.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

Hiertoe voorziet de uitvinding in bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een inbouwspot in een opening in een wand, waarbij deze bevestigingsmiddelen minstens een moer en een huls bevatten en waarbij deze huls, waarin de spot kein worden bevestigd, voorzien is van een uitwendige schroefdraad die bedoeld is om samen te werken met de schroefdraad van de moer, welke moer een lichaam omvat dat voorzien is van zijdelingse uitsteeksels die toelaten de moer, via een eerste zijde van de wand genoemd, doorheen de voornoemde opening in de wand aan te brengen en waarbij de moer met deze uitsteeksels op de andere zijde van de wand kan rusten of eraan bevestigd kan worden.

Een voordeel is dat dergelijke bevestigingsmiddelen toelaten een inbouwspot op zeer eenvoudige manier te monteren zonder de noodzaak van bijkomende mechanische elementen zoals clips of dergelijke.

Nog een voordeel is dat de bevestigingsmiddelen eenvoudig in een bestaande wand ingebracht en gemonteerd kunnen worden en dit zonder demontage van de wand.

Een ander voordeel is dat de bevestigingsmiddelen heel precies ten opzichte van de wand kunnen worden uitgelijnd door de huls verder of minder ver in de moer te draaien en dit onafhankelijk van de dikte van de wand.

Wanneer de moer op de wand bevestigd is, bijvoorbeeld door lijmen, is een bijkomend voordeel dat, door het gebruik van een schroefdraad, de inbouwspot op deze manier beter in de juiste positie zal worden gehouden. Door een lichte stoot zal de spot niet in een andere richting of positie komen te zitten.

De uitvinding betreft eveneens een inbouwspot die voorzien is van bevestigingsmiddelen zoals hiervoor beschreven.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een inbouwspot in een opening in een wand volgens de uitvinding en van een inbouwspot voorzien van zulke middelen, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een doorsnede, volgens een vlak doorheen de centrale as van de inbouwspot, de bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van deze inbouwspot in een opening in een wand volgens de uitvinding, weergeeft; figuur 2 op een andere schaal de moer, zoals getoond in figuur 1, weergeeft; figuur 3 een onderaanzicht van de moer in figuur 2 weergeeft; figuur 4 schematisch weergeeft hoe de moer in de opening in de wand wordt gebracht; figuur 5 een variante op de uitvoeringsvorm weergeeft volgens een zicht zoals dat van figuur 1.

De bevestigingsmiddelen 1, die volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding uitgevoerd zijn en die gebruikt worden voor het bevestigen van een inbouwspot 2 in een opening 3 in een wand 4, omvatten voornamelijk een moer 5, een huls 6 en een reflectorhouder 7.

Zoals figuur 2 toont, is de moer 5 opgebouwd uit een hol, cilindervormig lichaam 8 dat voorzien is van zijdelingse uitsteeksels die in het weergegeven voorbeeld gevormd zijn als een kraag 9 die wordt gevormd door een ring 10 waarvan twee delen 11 zijn afgesneden langs twee evenwijdige lijnen A en B aan weerskanten van het lichaam. Deze kraag 9 is concentrisch over het bovenste deel van de moer 5 aangebracht. Met de kraag 9 rust de moer 5 op de wand 4.

De moer 5 die het lichaam 8 en de kraag 9 omvat, is bij voorkeur als één massief deel gevormd.

Een deel van het lichaam 8 van de moer 5 ligt, in dit voorbeeld, verzonken in de opening 3 van de wand 4. Deze opening 3 en de diameter van het lichaam 8 van de moer 5 zijn zodanig aan elkaar aangepast, dat tussen deze twee een minimale functionele speling bestaat.

Aan de binnenkant 12 is de moer 5 voorzien van een schroefdraad 13.

Deze schroefdraad 13 werkt samen met een schroefdraad 14 die aan de buitenkant 15 van de huls 6 is aangebracht.

Om een vlot schroef bare verbinding te bekomen, is deze schroefdraad 13-14, bij voorkeur, rechthoekig en met een ruime speling uitgevoerd.

De huls 6 is aan het uiteinde 16, dat na montage van de inbouwspot 2 het dichtst bij de zichtbare zijde 17 van de wand 4 zal komen te zitten, voorzien van een scherpe afschuining 18. Omdat in deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm deze afschuining 18 doorloopt over de ganse dikte van de huls 6, is het uiteinde 16 gevormd als een meskant 19.

Aan de ref lectorhouder 7 zijn een aantal clips 20 bevestigd, welke zo zijn gevormd, dat zij achter een naar binnen gerichte rand 21 kunnen haken die aan de huls 6 is aangebracht en die dienst doet als aanslag. Hierdoor wordt de reflectorhouder 7 op zijn plaats gehouden.

Een reflector 22, die in deze uitvoeringsvorm is uitgevoerd als een parabolische spiegel, wordt in de reflectorhouder 7 gelijmd.

De lampzitting 23 is met de ref lectorhouder 7 verbonden door een bladveer 24. Deze bladveer 24 is zodanig gedimensioneerd dat in gemonteerde toestand, de lamp 25 boven de reflector 22 hangt op zodanige wijze dat, tussen deze twee, nog een vrije ruimte 26 aanwezig is.

Het gebruik van bevestigingsmiddelen 1 voor het bevestigen van een inbouwspot 2 in een opening 3 in een wand 4 is zeer eenvoudig en als volgt.

In de wand 4 wordt een cirkelvormige opening 3 gemaakt met een diameter D die net iets groter is dan de breedte E van de moer 5, gemeten tussen de lijnen A en B ter plaatse van de afgesneden delen 11 van de kraag 9.

De rand van de wand 4 rond deze opening 3 wordt aan de niet zichtbare zijde 27 gereinigd en stofvrij gemaakt. De moer 5 wordt door verlijming aan de niet zichtbare zijde 27 van de wand 4 bevestigd. Hiertoe wordt op de kant van de kraag 9, die naar de wand gericht zal zijn, een lijmlaag aangebracht. Zoals weergegeven in figuur 4, wordt de moer 5 op een zodanige manier gekanteld rond de middellijn F loodrecht op de lijnen A en B, dat zij met haar smalste afmeting E in de opening 3 past, waarna ze doorheen de opening 3 wordt gestoken en wordt teruggekanteld om ze met de lijm op de kraag 9, op de niet zichtbare zijde van de wand, te laten rusten.

Wanneer het valse plafond of de wand 4 bestaan uit een houten of lichtmetalen kader, waaraan platen uit gipskarton of uit een ander materiaal worden bevestigd, kan de inbouwspot 2 dicht in de buurt van een lat van dit kader worden aangebracht. Dit voordeel wordt bekomen door de vorm van de kraag 9, waarbij de kraag 9 zodanig kan worden georiënteerd dat de lijnen A en B zich evenwijdig met de lat uitstrekken.

De huls 6 wordt daarna in de moer 5 gevezen totdat de meskant 19 van de scherpe afschuining 18 gelijk komt met de zichtbare zijde 17 van de wand 4. De schroefdraden 13-14 kunnen eventueel in deze positie worden gefixeerd met hiervoor geschikte lijm.

De afstand tussen de rand 28 van de wand 4 en de meskant 19 bedraagt typisch 5 tot 10 millimeter. Eventueel kan de opening 3 in de wand 4 nog wat af geschuind worden. Dit maakt dat het eenvoudig is om deze opening 3 gelijkmatig op te vullen met een lichtgewicht plamuur, bijvoorbeeld, bestaande uit een combinatie van cellulose met acrylaathars. Dit type plamuur is na uitdroging niet zo hard als conventionele vulmiddelen, maar het vangt beter de spanningen op tussen de materialen van de huls 6 en de wand 4.

Optioneel kan nog een laag non-woven vliesbehang aangebracht worden op de volkomen glad gemaakte wand 4 vooraleer deze wand 4 geschilderd wordt. Dit sluit het risico op haarscheuren nagenoeg volledig uit.

De reflectorhouder 7, met de daarin bevestigde reflector 22 en met de gemonteerde lampzitting 23 en lamp 25, kan nu worden ingebracht. De clips 20 die op de reflectorhouder 7 zijn aangebracht, zullen hierbij achter de naar binnen gerichte rand 21 van de huls 6 haken.

Door de vrije ruimte 26 die er tussen de lamp 25 en de reflector 22 is gelaten, wordt een betere temperatuurs-verdeling en luchtcirculatie bekomen, wat de levensduur van de installatie aanzienlijk verlengt.

De reflector 22 is aan de zichtbare zijde 17 van de wand 4 voorzien van een smalle, omgeplooide, vlakke rand 29, die gelegen is in het vlak van de wand 4. Met de gebruikte techniek zou men deze rand 29 kunnen herleiden tot een lijnvormige scheiding tussen de inbouwspot 2 en de afgewerkte wand 4. Dit zou echter aanleiding geven tot de vorming van halokringen op de muur, wat lichttechnisch gezien nadelig is.

Figuur 5 toont een variante uitvoering van bevestigingsmiddelen 1 voor het bevestigen van een inbouwspot 2 in een opening 3 in een wand 4 volgens de uitvinding.

Bij deze variant is de reflectorhouder 7 vervangen door een bus 30 met een verzonken af dekplaat 31 waarop een kogelgewricht 32 is gemonteerd. Aan de andere kant van dit kogelgewricht 32 is een armatuur met spothouder 33 bevestigd.

Aan de bus 30 zijn een aantal clips 20 bevestigd. Deze clips 20 zijn zo gevormd dat zij kunnen haken achter een naar binnen gerichte rand 21 die aan de huls 6 is aangebracht en die dienst doet als aanslag. Hierdoor wordt de bus 30, en dus ook het armatuur met spothouder 33, op zijn plaats gehouden.

Ook het gebruik van bevestigingsmiddelen 1 voor het bevestigen van een inbouwspot 2 in een opening 3 in een wand 4 volgens de variante uitvoeringsvorm, is zeer eenvoudig en bijna volledig gelijklopend met de voorkeurdragende uitvoeringsvorm.

Deze variante heeft het voordeel dat de richting van de lichtbundel ingesteld kan worden. In de voorkeurdragende uitvoeringsvorm, met verzonken lichtbron 25, kan de hoek tussen een centrale lichtstraal en de schroefas C-C van de huls 6 maximaal 20° à 25° bedragen, indien men belichtings-artefacten wil vermijden.

De hiervoor beschreven voorkeurdragende uitvoeringsvorm en de variante hierop, moeten worden beschouwd als voorbeelden, gegeven met het inzicht de kenmerken van de uitvinding aan te tonen. Hun karakter is echter niet beperkend.

Zo moet het lichaam 8 van de moer 5 niet noodzakelijk cilindervormig uitgevoerd worden. Een andere vorm voor het lichaam 8 van de moer 5 is mogelijk, al is het raadzaam om de vorm van de opening 3 in de wand 4 aan te passen aan de vorm van het lichaam 8 zodat de met plamuur op te vullen rand tussen deze twee gemakkelijk en volgens de regels van het goed vakmanschap opgevuld kan worden.

Ook een ander vulmiddel dah plamuur gebruikt kan worden. Belangrijk hierbij is dat de wand 4 zo glad mogelijk afgewerkt kan worden en dit zonder gevaar voor scheurvorming door, bijvoorbeeld, temperatuursverschillen of kruip.

De zijdelingse uitsteeksels aan het lichaam 8 van de moer 5 kunnen ook op een andere manier verwezenlijkt worden dan met de hierboven beschreven kraag 9. De essentie is dat de moer 5, met uitsteeksels, door de opening 3 in de wand 4 gebracht kan worden en daarna in een positie gedraaid kan worden waarbij de uitsteeksels op stabiele wijze op de wand 4 rusten en verhinderen dat de moer 5, vanuit deze positie, door de opening 3 kan vallen.

De uitsteeksels, als kraag 9 of op een andere manier uitgevoerd, moeten ook niet noodzakelijk aan de bovenkant van het lichaam 8 van de moer 5 worden aangebracht. Dit kan ook op een andere hoogte gebeuren.

De reflectorhouder 7 of de bus 30 kunnen ook op een andere manier aan de huls 6 worden bevestigd dan met clips 20.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch bevestigingsmiddelen 1 voor het bevestigen van een inbouwspot 2 in een opening 3 in een wand 4 volgens de uitvinding, kunnen in allerlei vormen en afmetingen verwezenlijkt worden, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (12)

1. Bevestigingsmiddelen (1) voor het bevestigen van een inbouwspot (2) in een opening (3) in een wand (4), daardoor gekenmerkt dat deze bevestigingsmiddelen (1) minstens een moer (5) en een huls (6) bevatten waarbij deze huls (6) , waarin de inbouwspot (2) kan worden bevestigd, is voorzien van een uitwendige schroefdraad (14) die bedoeld is om samen te werken met de schroefdraad (13) van de moer (5), welke moer (5) een lichaam (8) omvat dat voorzien is van een kraag waarvan twee delen (11) zijn afgesneden door twee vlakken die rakend aan het buitenoppervlak van het lichaam (8) van de moer (5) zijn aangebracht en(9) die toelaten de moer (5) via een eerste en zichtbare zijde (17) van de wand (4) doorheen de voornoemde opening (3) in de wand (4) aan te brengen ook wanneer de tweede zijde van de wand niet toegankelijk is en waarbij de moer (5) met deze kraag (9) op de andere zijde (27) van de wand (4) kan rusten of erop bevestigd kan worden.

2. Bevestigingsmiddelen (1) voor een. inbouwspot (2) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de moer (5) aan de voornoemde tweede zijde (27) van de wand (4) bevestigd kan worden door verlijming.

3. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het lichaam (8) van de moer (5) samen met de uitsteeksels (9) als één massief deel is gevormd.

4. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens één van dé voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het lichaam (8) van de moer (5) gevormd is als een holle cilinder.

5. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat een gedeelte van de moer (5) zich, na montage, in de opening (3) van de wand (4) bevindt.

6. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de huls (6) aan het uiteinde (16) gericht naar de zichtbare eerste zijde (17) van de wand (4), voorzien is van een afschuining (18).

7. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde afschuining (18) is uitgevoerd met een meskant (19).

8. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat deze bevestigingsmiddelen (1) een reflectorhouder (7) omvatten welke in de huls (6) kan worden bevestigd.

9. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde reflectorhouder (7) aan het uiteinde gericht naar de zichtbare zijde (17) van de wand (4), voorzien is van een verdikte vlakke rand (29).

10. Bevestigingsmiddelen (1) voor een inbouwspot (2) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat deze bevestigingsmiddelen (1) een in een bus (30) verzonken afdekplaat (31), welke in de huls (6) wordt bevestigd, omvatten.

11. Inbouwspot (2) daardoor gekenmerkt dat hij voorzien is van bevestigingsmiddelen (1) volgens één van de voorgaande conclusies.

12. Inbouwspot (2) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de inbouwspot (2) voorzien is van klemmiddelen die toelaten de inbouwspot (2) te bevestigen aan de bevestigingsmiddelen.(1).