BE1018164A3 - Draagstructuur voor een machine voor het omkeren van hopen. - Google Patents
Draagstructuur voor een machine voor het omkeren van hopen. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1018164A3 BE1018164A3 BE200800298A BE200800298A BE1018164A3 BE 1018164 A3 BE1018164 A3 BE 1018164A3 BE 200800298 A BE200800298 A BE 200800298A BE 200800298 A BE200800298 A BE 200800298A BE 1018164 A3 BE1018164 A3 BE 1018164A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- machine
- reversing
- belt
- spreading
- arms
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D45/00—Harvesting of standing crops
- A01D45/06—Harvesting of standing crops of flax or similar fibrous plants
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Botany (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Abstract
De uitvinding betreft een machine (1) voor het omkeren van hopen (11) die vergaarmiddelen (3) en omkeermiddelen (5) omvat met een gekruiste riem (23) met pikhamers (25) en uitspreidmiddelen (7). De actieve streng (71) van de riem transporteert de hoop van de vergaarmiddelen naar de uitspreidmiddelen, waarbij deze hoop op zodanige manier een halve spiraal beschrijft dat hij omkeert. Bedoelde machine omvat een draagstructuur (43) om de middelen en het oplichten ervan door middel van een draaiing volgens een horizontale as (93) te ondersteunen. De draagstructuur omvat twee armen (45,47) die zich in de lengte uitstrekken naar de voorzijde van de machine, waarbij deze armen dicht bij elkaar geplaatst zijn, elk aan een zijde van de riem, en elkaar overwegend kruisen in hetzelfde kruisingspunt als voornoemde riem, zodanig dat ten minste de actieve streng van voornoemde riem tussen de twee armen ligt, waarbij de hoop rond de twee armen kan draaien wanneer hij een halve spiraal beschrijft.
Description
Draaqstructuur voor een machine voor het omkeren van hopen
Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een omkeermachine, aangedreven of zelftrekkend, voor het omkeren van plantaardige stengels, in het bijzonder van linnen, die de vorm hebben van hopen die na de oogst achterblijven op het veld. Onderhavige uitvinding zal in het bijzonder worden ingezet door fabrikanten van landbouwgereedschap en zal worden toegepast in de landbouw.
Linnen is een vezelplant. Om de extractie van de vezels te vergemakkelijken met het oog op hun gebruik in de textielindustrie in het" bijzonder, ondergaan de linnen stengels een rotingbewerking. Voor deze bewerking moeten tijdens het oogsten van het linnen, na het uittrekken van de stengels, deze laatste als hopen op de grond worden gelegd, waarbij zij een doorlopende laag van stengels vormen die onderling parallel liggen en loodrecht op de rijrichting van de uittrekmachine zijn uitgelijnd. De hoop blijft voldoende lang op het veld liggen opdat de micro-organismen die in de bodem aanwezig zijn het pectinebindmiddel dat de vezels onderling samenhoudt biologisch zouden kunnen afbreken. Wanneer de afbraak voldoende ver gevorderd is, wordt het linnen vergaard om te worden gezwingeld; het ondergaat m.a.w. een behandeling op een industriële site voor de extractie van de vezels en hun reiniging met het oog op het gebruik ervan in de textielindustrie.
De biologische degradatie hangt af van de vochtigheidsomstandigheden en het aantal uren zonneschijn waaraan de stengels worden blootgesteld. Uiteraard kunnen deze omstandigheden variëren naar gelang het gedeelte van de stengel naar de bodem of naar de lucht gekeerd is. Daarom vindt tijdens het roten een bewerking plaats waarbij de hoop op het veld wordt omgekeerd.
Deze zogenaamde omkeerbewerking wordt uitgevoerd met een machine, zelftrekkend of aangedreven, die vergaarmiddelen omvat die de hoop als een doorlopende laag van de grond kunnen oplichten, omkeermiddelen die de vergaarde laag kunnen omkeren en uitspreidmiddelen die de aldus omgekeerde laag over de grond kunnen uitspreiden.
Een dergelijke machine wordt bijvoorbeeld beschreven in document FR.2.484.768. In dit document omvatten de vergaarmiddelen een inrichting, doorgaans pick-up genoemd, die een soort van cilinder is, uitgerust met intrekbare metalen vingers die in een uitgaande positie staan, naar de bodem gericht, om de stengels te vergaren, en vervolgens bij de volgende halve draai in een ingetrokken positie staan om de aldus vergaarde stengels te doen oppikken, nog steeds als een laag, door de omkeermiddeïen. Om de stengels goed van de grond te laten loskomen en ze goed te kunnen vergaren, draait de pick-up in tegengestelde zin van de wielen van de machine en ongeveer 25 % sneller dan deze laatste. Er bestaan ook nog andere vergaarmiddelen dan de pick-up, bijvoorbeeld zoals beschreven in document FR.2.864.425.
De omkeermiddelen omvatten doorgaans een gekruiste riem met pikhamers, waarbij de kruising van deze riem het mogelijk maakt de hoop een halve spiraal te doen beschrijven waardoor de hoop zodanig wordt omgekeerd dat de stengels die eerst bovenop dë hoop lagen nu onderaan liggen en omgekeerd. Deze riem met pikhamers is tussen een voorste cilinder en een achterste cilinder opgespannen, waarbij de cilinder aan de pick-up kan worden gekoppeld zoals beschreven in document FR.2.484.768 of meer algemeen aan de vergaarmiddelen zoals in document FR.2.653.295. De voorste cilinder kan echter ook los staan van de vergaarmiddelen zoals in document FR.2.864.425.
De uitspreidmiddelen omvatten doorgaans een stel van twee parallelle riemen met pikhamers die ervoor zorgen dat de omgekeerde hoop van de omkeermiddelen wordt gehaald en op de bodem wordt overgebracht. Tijdens deze overbrenging wordt de hoop ondersteund door geleidemiddelen, bijvoorbeeld een plaat in document FR.2.653.295, waarbij de stengels worden aangedreven door de pikhamers die door de zij riemen worden gedragen en die in de hoop dringen in de richting van de koppen en de voeten van de stengels, waardoor de hoop optimaal op de bodem wordt uitgespreid.
Wanneer de machine niet in werking is maar zich meer bepaald over de weg moet verplaatsen, moeten de vergaarmiddelen noodzakelijkerwijze boven de grond opgetrokken worden. Bij de bekende machines gebeurt dit optrekken door de vergaarmiddelen en de omkeermiddelen te draaien, waarbij een horizontale draaias die dit optrekken mogelijk maakt zich in een zone dichtbij de achterste cilinder bevindt waarop de gekruiste riem is gespannen; deze cilinder is doorgaans coaxiaal met de cilinders waarop de twee zij riemen van de uitspreidmiddelén gespannen zijn. De machine omvat een draagstructuur voor de vergaarmiddelen en de omkeermiddelen, waarbij deze draagstructuur draaiend rond voornoemde horizontale draaias gemonteerd is vlakbij de achterste cilinder van de omkeermiddelen. Deze draagstructuur heeft een aanzienlijke buitenmaat om te vermijden dat het omkeren van de hoop, die een halve spiraal beschrijft tijdens zijn verplaatsing van voor naar achter op de omkeermiddelen, verhinderd zou.worden.
Onderhavige uitvinding heeft als eerste doelstelling een machine aan te reiken zoals hiervoor beschreven, waarvan de draagstructuur verschilt van de bekende draagstructuren teneinde de buitenmaat te beperken en het ontwerp van voornoemde draagstructuur en deze van de elementen van de omkeermiddelen in het bijzonder te vereenvoudigen.
Daartoe reikt de uitvinding een machine aan, zelftrekkend of aangedreven, om ten minste een hoop mee om te draaien, van het type dat minstens vergaarmiddelen bevat die de hoop van de grond kunnen oplichten als een doorlopende laag, omkeermiddelen die de vergaarde laag kunnen omkeren en uitspreidmiddelen die de omgekeerde laag over de grond kunnen uitspreiden. De verschillende bewerkingen van het vergaren, omkeren en uitspreiden gebeuren ononderbroken terwijl de machine zich verplaatst. De omkeermiddelen zijn gevormd uit een gekruiste riem met pikhamers, waarbij de actieve streng van de gekruiste riem de overbrenging van de hoop van de vergaarmiddelen naar de uitspreidmiddelen mogelijk maakt, waarbij de kruising van de riem de hoop een halve spiraal kan doen beschrijven, zodanig dat de hoop wordt omgekeerd. De machine omvat ten minste een draagstructuur die ten minste de vergaarmiddelen en de omkeermiddelen kan dragen, en die het mogelijk maakt ze op te trekken door ze rond een horizontale as te doen draaien.
Op een kenmerkende wijze omvat de draagstructuur ten minste twee armen die zich in de lengterichting naar de voorkant van de motor uitstrekken over een lengte die overeenstemt met deze van de gekruiste riem. De armen zijn onderling aan elkaar gekoppeld ter hoogte van hun voorste en achterste uiteinden; de armen zijn dicht bij elkaar aangebracht, elk aan een kant van de gekruiste riem, waarbij ze elkaar overwegend kruisen in het kruisingspunt van voornoemde riem, zodanig dat ten minste de actieve streng van voornoemde gekruiste riem tussen de twee armen is geplaatst, waarbij de hoop rond de armen kan draaien wanneer hij een halve spiraal beschrijft.
Deze plaatsing van de twee armen maakt het op voordelige wijze mogelijk om de breedte van de draagstructuur te beperken tot een breedte die de lengte van de linnen stengels benadert die de doorlopende laag van de hoop vormen. Deze beperking van de breedte van de draagstructuur maakt de motor beter toegankelijk, in het bijzonder voor schoonmaak- en onderhoudsoperaties. De plaatsing van de armen van de draagstructuur biedt trouwens als voordeel dat het ontwerp van de motor zelf eenvoudiger wordt, evenals dat van de omkeermiddelen. De omkeermiddelen omvatten immers in het bijzonder mechanische elementen van het type rondijzers waarmee de laag ondersteund kan worden tijdens het omkeren, waarbij deze rondijzers op de draagstructuur bevestigd zijn. De nabijheid van de armen ten aanzien van de gekruiste riem vereenvoudigt de bevestiging van de rondijzers op de structuur en maakt het ook makkelijker om rondijzers te ontwerpen die grotendeels lineair zijn over de volledige lengte van de omkeermiddelen. Bij de bekende machines vertonen deze rondijzers evenwel een ronding of een kromming die hun ontwerp bemoeilijkt en zijn er steunelementen vereist voor hun assemblage op voornoemde structuur waarop de stengels van de laag met hopen blokkeren, wat dan weer tot een verstopping van de machine kan leiden en een onderbreking van de omkeerbewerking.
Volgens een voorkeurdragende werkwijze omvat de draagstructuur twee verstevigingselementen voor de armen. Een van de verstevigingstukken is achteraan de armen geplaatst; het andere verstevigingstuk is aan de voorzijde van de armen geplaatst. Deze stukken hebben meer bepaald de vorm van een C, zodanig dat ze elk een bovenste steunbeen en een onderste steunbeen vormen. Het bovenste been van het achterste stuk is uit één stuk gevormd met de eerste arm van de structuur, en het onderste been is uit één stuk gevormd met de tweede arm van de structuur. Omgekeerd is de onderste arm van het voorste stuk uit één stuk gemaakt met de eerste arm en de bovenste arm is uit één stuk gemaakt met de tweede arm. Deze stukken worden zo geplaatst dat de gekruiste riem de voortgang van de hoop mogelijk maakt van de voorkant van de omkeermiddelen tot aan de achterkant van de omkeermiddelen via de bovenste benen en de onderste benen van voornoemde stukken.
De omkeermiddelen omvatten een voorste cilinder en een achterste cilinder waartussen de gekruiste riem is opgespannen. De voorste cilinder is bij voorkeur onlosmakelijk verbonden met het voorste stuk, en de achterste cilinder is onlosmakelijk verbonden met het achterste uiteinde van de eerste arm. Volgens een voorkeurdragende ontwerpwerkwijze omvat het achterste uiteinde van de eerste arm uitschuifmiddelen. Deze uitschuifmiddelen zijn zo aangebracht dat zij een regeling van de positie van de achterste cilinder mogelijk maken, waarbij deze regeling de spanning van de gekruiste riem kan aanpassen die loskomt tijdens het gebruik.
Een andere doelstelling van onderhavige uitvinding bestaat eruit een machine aan te wenden waarvan de draagstructuur het tevens mogelijk maakt de uitspreidmiddelen te ondersteunen. Deze uitspreidmiddelen omvatten ten minste een riem die tussen een voorste cilinder en een achterste cilinder gespannen is. De achterste cilinder is dichtbij de bodem geplaatst en de voorste cilinder is onlosmakelijk verbonden met het achterste uiteinde van de eerste arm, en hij is in dezelfde as geplaatst als de achterste cilinder van de omkeermiddelen. Zo leidt de spanningsregeling van de gekruiste riem tot geen enkele wijziging van de positie ten aanzien van de achterste cilinder van de omkeermiddelen en de voorste cilinder van de uitspreidmiddelen.
Bij voorkeur is de voorste cilinder van de uitspreidmiddelen draaiend gemonteerd ten aanzien van de achterste cilinder van de omkeermiddelen. Deze draaiing wordt bewerkstelligd om het achterste gedeelte van de motor toegankelijk te maken in het geval van een panne van de installatie, in het bijzonder wanneer de machine verstopt is. Deze draaiing heeft als voordeel dat de uitspreidmiddelen kunnen worden opgelicht wanneer de motor wordt stilgelegd, waarbij dit oplichten de achterkant van de motor beter toegankelijk maakt om stengels uit de laag met hopen te trekken die geblokkeerd zitten in de machine en deze kunnen doen verstoppen.
Volgens een voorkeurdragende werkwijze omvatten de vergaarmiddelen een pick-up die is uitgerust met intrekbare metalen vingers. Deze pick-up is onlosmakelijk verbonden met het voorstuk en hij is in de as van de voorste cilinder van de omkeermiddelen geplaatst.
Volgens een ander aspect van de onderhavige uitvinding wordt een machine voorgesteld waarvan de oplichttechniek verschilt van deze van de huidige machines. Daartoe omvat de machine volgens de uitvinding een chassis waarop de draagstructuur gemonteerd is waarop de vergaarmiddelen gemonteerd zijn, de omkeermiddelen en de uitspreidmiddelen. De draagstructuur, de vergaarmiddelen, de omkeermiddelen en de uitspreidmiddelen vormen samen een geheel. Dit geheel omvat eerste draaimiddelen op het chassis die een horizontale as vormen. Deze draaimiddelen die de horizontale as volgen, maken het meer bepaald mogelijk om het geheel op te lichten in een non-actieve stand, en om het bodemreliëf te volgen in een actieve stand. Dit ontwerp heeft als voordeel dat elke relatieve beweging tussen de omkeermiddelen en de uitspreidmiddelen die kan leiden tot een verstopping van de machine zoals optrad bij machines volgens de bestaande technieken wordt opgeheven tijdens het oplichten, waarbij er een verticale verschuiving is tussen de achterste cilinder van de omkeermiddelen en de voorste cilinder van de uitspreidmiddelen, waarbij enkel de vergaarmiddelen en de omkeermiddelen draaien tijdens het oplichten, terwijl de uitspreidmiddelen in een vaste positie op de machine blijven.
Bij voorkeur is de horizontale as van de eerste draaimiddelen van het geheel naar de achterkant van de machine geplaatst, bij voorkeur dichtbij de achterste cilinder van de uitspreidmiddelen. Deze horizontale draaias van het geheel kan ook samenvallen met de as van de achterste cilinder van de uitspreidmiddelen. Deze positie van de horizontale draaias beperkt de relatieve bewegingen van de achterste cilinder van de uitspreidmiddelen ten opzichte van de bodem tijdens het oplichten van de machine aanzienlijk, wat de verplaatsing van de machine over de weg vergemakkelij kt.
Volgens een ontwerpvariante omvat de machine twee gehelen die elk een draagstructuur bevatten, vergaarmiddelen, omkeermiddelen en uitspreidmiddelen. Beide gehelen zijn elk uitgerust met een eerste draaimiddel dat draait rond een horizontale as. De machine omvat tweede draaimiddelen die op het tweede geheel zijn aangebracht volgens een verticale as teneinde het vergaren van de tweede hoop te kunnen aanpassen volgens zijn ligging op de bodem ten aanzien van de eerste hoop. Dit ontwerp biedt als voordeel dat elke relatieve hoekbeweging tussen de draaimiddelen en de uitspreidmiddelen op het tweede geheel wordt geëlimineerd, en dus ook elk risico op verstopping zoals bestond bij machines volgens de bestaande technieken. Immers, deze machines voorzien draaimiddelen volgens een verticale as, aangebracht tussen de omkeermiddelen en de uitspreidmiddelen op het tweede geheel, om een hoekuitslag mogelijk te maken van het voornoemde tweede geheel ten aanzien van het eerste. Daaruit volgt een höekverschuiving tussen de achterste cilinder van de omkeermiddelen en de voorste cilinder van de uitspreidmiddelen, wat leidt tot een ophoping van de stengels van de laag met hopen ter hoogte van de riemen tijdens de overbrenging van de omkeermiddelen naar de uitspreidmiddelen.
Bij voorkeur bevat de machine middelen om het tweede geheel zijdelings te verplaatsen volgens een horizontale as. Deze zijdelingse verplaatsingsmiddelen maken het mogelijk om de tussenafstand tussen het eerste geheel en het tweede geheel te regelen.
In tegenstelling tot bij de hiervoor aangehaalde bekende stand van de techniek zijn de uitspreidmiddelen hier niet vast bevestigd, maar worden ze aan het draaien gebracht rond een horizontale as, samen met de vergaarmiddelen en de omkeermiddelen, waarbij deze middelen in verbinding staan met de draagstructuur en samen een coherent geheel vormen dat niet kan vervormen bij een normaal gebruik. Enkel de uitspreidmiddelen kunnen eventueel kantelen ten aanzien van de omkeermiddelen en de draagstructuur wanneer de machine slecht functioneert, in het bijzonder in het geval van een verstopping, maar dan enkel wanneer de machine stilstaat.
De uitvinding zal beter begrepen worden bij het lezen van de hierna volgende beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringswerkwij ze van de machine voor het omkeren van hopen, geïllustreerd aan de hand van figuren 1 tot 13, waarin : figuur 1 een draagstructuur weergeeft, vergaarmiddelen, omkeermiddelen en uitspreidmiddelen, waarbij dit alles een geheel vormt dat op het chassis van een machine volgens de uitvinding gemonteerd is; figuur 2 een vooraanzicht is van het geheel zoals weergegeven in figuur 1; figuur 3 het achterste uiteinde van de draagstructuur weergeeft dat de achterste cilinder van de omkeermiddelen en de voorste cilinder van de uitspreidmiddelen opvangt, waarbij voornoemde figuur de uitschuifbare regeling van de gekruiste riem weergeeft; figuur 4 het achterste gedeelte van de machine weergeeft, in het bijzonder van de uitspreidmiddelen die op het achterste uiteinde van de draagstructuur gemonteerd zijn; figuren 5 tot 8 een schematische voorstelling zijn van een machine volgens onderhavige uitvinding en; figuur 9 een ontwerpwijze weergeeft van de verbinding tussen het geheel en het chassis van de machine.
Zoals weergegeven in figuren 1 en 5 omvat de machine 1, zelftrekkend of aangedreven, van voor naar achter achtereenvolgend vergaarmiddelen 3, omkeermiddelen 5 en uitspreidmiddelen 7. De vergaarmiddelen 3 maken het mogelijk een doorlopende laag 11 stengels die de hoop vormen zoals weergegeven in figuur 5 van de bodem op te lichten. De omkeermiddelen 5 kunnen voornoemde doorlopende laag 11 omkeren, waarbij deze een halve spiraal beschrijft vanaf het moment dat zë vooraan door de vergaarmiddelen wordt opgetild tot achteraan aan de vergaarmiddelen. De uitspreidmiddelen 7 kunnen de omgekeerde doorlopende laag 11' over de grond 9 uitspreiden. Het geheel van deze bewerkingen van vergaren, omkeren en uitspreiden gebeurt doorlopend terwijl de machine voortbeweegt.
Volgens de voorkeurdragende geïllustreerde werkwijze omvatten de vergaarmiddelen een pick-up 13 die is uitgerust met intrekbare metalen vingers 15. De pick-up 13 draait rond in de richting van pijl F, tegen de draairichting van de wielen 17 van de machine 1, zodanig dat de metalen vingers 15 die in contact komen met de doorlopende laag 11 deze optillen en draaiend meevoeren naar het oppervlak zoals te zien is in figuur 5. De pick-up wordt voorafgegaan door een wiel 19 dat zich tijdens de voortgang van de machine 1 tegen het buitenoppervlak 21 van de doorlopende laag 11 zet. Dit wiel 19 is verstelbaar in de hoogte en maakt het mogelijk de tussenafstand tussen de pick-up 13 en de doorlopende laag 11 constant te houden, ongeacht eventuele oneffenheden in de bomen 9.
In het geïllustreerde voorbeeld zijn de omkeermiddelen 5 gevormd uit een riem 23 die is uitgerust met pikhamers 25, gespannen tussen een voorste cilinder 27 en een achterste cilinder 29. De voorste cilinder 27 werkt zodanig samen met de pick-up 13 dat de laag 11 die door de vingers van de pick-up wordt opgetild, door de pikhamers 25 wordt voortbewogen op de riem 23. Deze riem 23 is zodanig gekruist tussen de voorste cilinder 27 en de achterste cilinder 29 dat de laag een halve spiraal beschrijft tussen de twee cilinders terwijl ze van voor naar achter beweegt. Zodoende komen de stengels die aanvankelijk bovenop de laag op de bodem lagen nu onderaan te liggen na het omdraaien, en vice versa. De gekruiste riem vertoont een actieve streng en een passieve streng. Onder actieve streng verstaan we het gedeelte van de gekruiste riem dat de linnen stengels van de voorste cilinder 27 naar de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5 voert. Omgekeerd staat de passieve streng voor het terugkeren van de lege gekruiste riem van de achterste cilinder 29 naar de voorste cilinder 27, waarbij de linnen stengels eerst zijn overgebracht naar de uitspreidmiddelen 7. De omkeermiddelen 5 bevatten overigens mechanische elementen zoals rondijzers 31 die de laag 11 kunnen ondersteunen terwijl ze wordt omgekeerd, op het moment waarop deze niet langer ondersteund wordt door de riem met pikhamers. Immers, initieel wordt de opgetilde laag 11 draaiend aangedreven door de metalen vingers 15 van de pick-up 19, waarna ze wordt overgebracht en ondersteund door de riem 23 totdat voornoemde laag 11 zich omkeert, waarbij zij wordt ondersteund door de rondijzers 31; de riem 23 met pikhamers maakt daarbij enkel het transport van de laag 11 naar het achterste van de omkeermiddelen 5 mogelijk.
De uitspreidmiddelen 7 omvatten bij voorkeur een set van twee parallelle riemen 33, 33' die zijn uitgerust met pikhamers 35, 35'. Elke riem 33, 33' wordt aangespannen gemonteerd tussen een voorste cilinder 37, 37' en een achterste cilinder 39, 39'. De voorste cilinder 37, 37' is in dezelfde as 41 als de achterste cilinder 27 van de omkeermiddelen 5 geplaatst. De achterste cilinder 39, 39' is dan weer dicht bij de bodem 9 geplaatst, zodanig dat de omgekeerde laag 11', aangedreven door de pikhamers 35, 35' die in de laag 11' doordringen, zo dicht mogelijk bij de bodem 9 wordt uitgespreid om storingen te vermijden. Net als de omkeermiddelen 5 omvatten ook de uitspreidmiddelen 7 een mechanisch element, in het bijzonder rondijzers of een plaat 43 zoals geïllustreerd in figuur 4, dat de omgekeerde laag 11' kan ondersteunen tijdens haar overbrenging van de voorste cilinder 37, 37' naar de achterste cilinder 39, 39' .
Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 omvat de machine 1 ten minste een draagstructuur 43 die het mogelijk maakt de vergaarmiddelen 3, de omkeermiddelen 5 en de uitspreidmiddelen 7 te ondersteunen. Deze draagstructuur 43 wordt zo aangebracht dat voornoemde middelen al draaiend volgens een horizontale as kunnen worden opgelicht, zoals hierna wordt beschreven. Deze draagstructuur 43 omvat ten minste twee armen 45, 47 die zich in de lengte uitstrekken naar de voorzijde van de machine 1. Onder 'in de lengte' verstaan we dat de armen 45, 47 overwegend lineair en in een rechte hoek staan ten opzichte van de draaias van de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5. Deze armen 45, 47 strekken zich uit over een lengte die grotendeels overeenstemt met deze van de omkeermiddelen 5, m.a.w. de afstand die de voorste cilinder 27 van de achterste cilinder 29 scheidt en waartussen de gekruiste riem 23 gespannen is. Deze twee armen 45, 47 zijn met elkaar verbonden aan hun voorste uiteinde 49, 51 en hun achterste uiteinde 53, 55. De armen 45, 47 zijn dicht bij elkaar geplaatst aan elke zijde van de gekruiste riem 23, zoals weergegeven in figuur 2. Deze twee armen 45, 47 kruisen elkaar overwegend ter hoogte van het kruisingspunt 57, weergegeven in figuur 5, dat hetzelfde is als dat van de gekruiste riem 23, waarbij de kruisingshoek van de twee armen 45, 47 bij voorkeur groter is dan de kruisingshoek die wordt gedefinieerd door de riem 23. Volgens de uitvinding ligt ten minste de actieve streng van de gekruiste riem 23 tussen de hoek die wordt gevormd door de twee armen 45, 47 die elkaar kruisen. Deze kruisligging van de twee armen 45, 47 die dicht bij de gekruiste riem 23 zijn aangebracht, bij voorkeur in een hoek die groter is dan deze van voornoemde riem 23, waarbij de actieve streng van de riem 23 is aangebracht tussen de hoek gevormd door de twee armen 45, 47 die elkaar kruisen, maakt de draaiing van de laag 11 hopen rond deze twee armen 45, 47 van de structuur mogelijk op het moment dat zij een halve spiraal beschrijft terwijl zij zich van de voorzijde naar de achterzijde van de omkeermiddelen 5 beweegt. Dit ontwerp is voordelig in die zin dat het een beperkte buitenmaat van de draagstructuur mogelijk maakt. Overigens worden de rondijzers 31 die zijn aangebracht om de laag 11, 11' tijdens het draaien te ondersteunen op de armen 45, 47 bevestigd, zoals weergegeven in figuren 1 en 2, waarbij zij rechtstreeks op voornoemde armen worden bevestigd zonder gebruik te maken van een tussenliggende steunplaat zoals dat het geval was bij machines volgens de bestaande technieken. Zo vermijden we dat de stengels van de laag 11, 11' verstrikt geraken in de steunelementen van de rondij zers.
Zoals geïllustreerd in figuren 1 en 2 omvat de draagstructuur twee verstevigingstukken 59, 61 voor de armen 45, 47 die de structuur 43 verstevigen. Het eerste verstevigingstuk 59 is aan de achterkant van de armen 45, 47 aangebracht, en het tweede verstevigingstuk is aan de voorkant van de armen aangebracht. Bij voorkeur vertonen deze twee stukken 59, 61 de vorm van een C, of eventueel een omgekeerde C zoals geïllustreerd in figuren 1 en 2. Deze twee verstevigingstukken 59, 61 vertonen elk een bovenste steuntak 63, 65 en een onderste steuntak 67, 69.
De eerste arm 45 is onlosmakelijk verbonden met het bovenste been 63 van het achterste stuk 59 en is onlosmakelijk verbonden met het onderste been 69 van het voorste stuk 61. Omgekeerd is de tweede arm 47 onlosmakelijk verbonden met het onderste been 67 van het achterste stuk 59 en is hij tevens onlosmakelijk verbonden met het bovenste been 65 van het voorste stuk 61. Zo vertonen de twee armen 45, 47 een kruisingspunt dat grotendeels op dezelfde afstand ligt van het voorste stuk als van het achterste stuk. Dit kruisingspunt tussen de twee armen stemt grotendeels overeen met het kruisingspunt 57 van de riem 23 met pikhamers van de omkeermiddelen 5. Overigens is de tussenafstand tussen het bovenste been 63, 65 en het onderste been 67, 69 op het voorste stuk 61 en het achterste stuk 59 zo bemeten dat de gekruiste riem 23 tussen de kruisingshoek ligt die door de twee armen 45, 47 gevormd is. Bij voorkeur zoals weergegeven in figuur 1 is de plaatsing van de omkeermiddelen 5 ten opzichte van de armen 45, 47 van de structuur 43 zo bestudeerd dat het eerste gedeelte 71 van de gekruiste riem 23, met andere woorden de actieve streng die de overdracht mogelijk maakt van de stengels van de laag, passend kan worden geplaatst in de hoek gevormd tussen de twee gekruiste armen 45, 47, terwijl het tweede gedeelte 73 van de gekruiste riem 23, met andere woorden de passieve streng die de terugkeer van achter naar voor mogelijk maakt voor de riem, grotendeels parallel aan de eerste armen 45 van de draagstructuur 43 is geplaatst. Een andere mogelijkheid is dat de gekruiste riem volledig gevat is tussen de hoek gevormd door de twee armen 45, 47 in een kruis.
Overigens is de C-vorm van de verstevigingstukken 59, 61 zo bemeten dat de doorgang wordt mogelijk gemaakt van ten minste een deel van de stengels van de laag 11 tussen de bovenste benen 63, 65 en de onderste 67, 69 benen van voornoemde stukken 59, 61 tijdens hun verplaatsing van voor naar achter op de omkeermiddelen 5. Zo worden de stengels van de laag 11 opgetild door de pick-up 13 en vervolgens door de gekruiste riem 23 getransporteerd, waarbij de linnen stengels door het voorste verstevigingstuk 61 gaan via het bovenste been 65 en het onderste been 69, en de linnen stengels zich vervolgens verplaatsen van een horizontale positie 75 naar een tussenliggende verticale positie 77, geïllustreerd in figuur 1, overeenstemmend met het kruisingspunt 57 op de riem 23, en tussen de twee armen 45, 47, en vervolgens van de tussenliggende positie 77 tot in de achterste positie waar de linnen stengels in een omgekeerde horizontale positie 79 worden geplaatst ten aanzien van de horizontale ingangspositie 75, waarbij de linnen stengels vervolgens door de uitspreidmiddelen 7 op de bodem 11 worden overgebracht.
Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 is de voorste cilinder 27 van de omkeermiddelen 5 onlosmakelijk verbonden met het voorste stuk 61, bij voorkeur met het onderste been 69 van voornoemd stuk 61, op zo'n manier dat deel 71 van de gekruiste riem 23 dat het transport van de stengels van de laag 11 mogelijk maakt tussen het bovenste been 65 en het onderste been 69 wordt geplaatst, en dat het deel 73 van de gekruiste riem 23 dat overeenstemt met de terugkeer van voornoemde riem onder het onderste been 69 wordt geplaatst. De achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5 is op zijn beurt onlosmakelijk verbonden met het achterste uiteinde 53 van de eerste armen 45; hij is zo geplaatst dat het deel 71 van de gekruiste riem 23 dat het transport mogelijk maakt van de stengels van de laag 11' tussen het onderste been 67 en het bovenste been 63 van het achterste verstevigingstuk 59 wordt geplaatst, en dat het deel 73 van de riem 23 dat de terugkeer naar de voorste positie mogelijk maakt boven het bovenste been 63 van voornoemd achterste stuk 59 wordt geplaatst.
Volgens een voorkeurdragende ontwerpwerkwijze weergegeven in figuur 3 omvat het achterste uiteinde 53 van de eerste armen 45 uitschuifmiddelen 81 waarop de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5 gemonteerd is. Deze uitschuifmiddelen 81 zijn gevormd uit een secundaire arm 83 die in het holle uiteinde 85 van de eerste arm 45 grijpt. Deze instelmiddelen 87 worden aangebracht tussen de tweede arm 83 en het uiteinde 53 van de eerste arm 45, zodanig dat de tweede arm 83 kan schuiven ten aanzien van dit uiteinde 53 en zijn positie kan regelen terwijl een bevestiging wordt gegarandeerd tussen de twee elementen 45, 83 zodra de instelling gebeurd is. Deze uitschuifmiddelen 81 worden zo geplaatst dat zij de positie van de achterste cilinder 29 ten aanzien van de voorste cilinder 27 kunnen regelen, waartussen de gekruiste riem 23 wordt gespannen, wat het op voordelige wijze mogelijk maakt om de spanning van de gekruiste riem te regelen. Het is dus niet langer nodig de riem te onderbreken en voor een aansluitpunt op deze laatste te zorgen om hem opnieuw aan te spannen, zoals het geval was bij machines volgens de bestaande technieken.
Zoals weergegeven in figuur 3 is de voorste cilinder 37, 37' van de uitspreidmiddelen 7 onlosmakelijk verbonden met het achterste uiteinde 53 van de eerste arm 45, en in het bijzonder met de tweede arm 83 die schuivend op het uiteinde van voornoemde eerste arm 45 gemonteerd is. De voorste cilinder 37, 37' van de uitspreidmiddelen 7 is bij voorkeur op dezelfde as 41 geplaatst als de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5. Tijdens het instellen van de uitschuifmiddelen 81 die het mogelijk maken de riem 23 aan te spannen, ondergaan de uitspreidmiddelen 7 een lichte translatie naar achter van de machine of naar voor indien de riem 23 te sterk aangespannen is, zonder dat dit enig effect heeft tijdens de overdracht van de omgekeerde laag 11' van de omkeermiddelen 5 naar de uitspreidmiddelen 7.
Op een voorkeurdragende en niet beperkende manier kunnen de uitspreidmiddelen 7 draaien ten aanzien van de omkeermiddelen 5. Daartoe is de voorste cilinder 37, 37' van de uitspreidmiddelen 7 draaiend gemonteerd ten aanzien van de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5. Deze montage in draaiende verbinding wordt gerealiseerd volgens de as 41 van de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5, die overeenstemt met de as van de voorste cilinder 37, 37' van de uitspreidmiddelen 7. Zo kan men de uitspreidmiddelen 7 doen kantelen ten aanzien van de omkeermiddelen wanneer de machine 1 slecht functioneert, in het bijzonder wanneer ze verstopt geraakt, met andere woorden wanneer de stengels van de omgekeerde laag geblokkeerd blijven. Deze draaiing van de uitspreidmiddelen 7 ten aanzien van de omkeermiddelen 5 wordt enkel aangewend wanneer de machine slecht functioneert. Bij normaal gebruik vormen de vergaarmiddelen, de omkeermiddelen en de draagstructuur, aangebracht op de draagstructuur 43, één geheel.
Bij voorkeur worden de verschillende middelen aangedreven door één enkel aandrijfmiddel 89, weergegeven in figuur 3. Dit aandrij fmiddel 89 is aangebracht ter hoogte van de achterste cilinder 29 van de omkeermiddelen 5 en de voorste cilinder 37, 37' van de uitspreidmiddelen 7, waarbij voornoemde cilinders langs dezelfde rotatieas 41 zijn geplaatst.
Zoals weergegeven in figuren 1, 2, 4 bevat de machine 1 een chassis 91 waarop de draagstructuur 43 gemonteerd is. Deze draagstructuur 43 omvat eerste draaimiddelen op het chassis 91 volgens een horizontale as 93, geïllustreerd in figuren 6, 7 en 9. Zo is het geheel 95, geïllustreerd in figuren 6 tot 8 en gevormd uit de draagstructuur 43, de vergaarmiddelen 3, de omkeermiddelen 5 en de uitspreidmiddelen 7, draaiend ten aanzien van chassis 91 gemonteerd volgens de horizontale as 93. Deze eerste draaimiddelen volgens de horizontale as maken het meer bepaald mogelijk het geheel 95 in een non-actieve stand op te lichten, waardoor de pick-up 13 en het wiel 19 uitgerust met de instelmiddelen zoals weergegeven in figuur 7 kunnen worden opgelicht met het oog op de verplaatsing over de rijweg. Deze draaiing volgens de horizontale as 93 maakt het eveneens mogelijk het reliëf van de bodem 9 te volgen in een actieve stand dankzij het wiel 19 dat aan het uiteinde van de vergaarmiddelen 3 geplaatst is vóór de tweede arm 47, waarbij dit wiel het mogelijk maakt een constante tussenafstand te bewaren tussen de pick-up en de laag, ongeacht de oneffenheden in de bodem waarop de laag is gelegd.
De overgang van de actieve werkstand van de machine 1 naar de non-actieve stand wordt verkregen door het geheel 95 rond de horizontale rotatieas 93 te doen draaien ten aanzien van het chassis van de machine. Volgens het voorbeeld zoals geïllustreerd in figuren 9 tot 12 is deze horizontale rotatieas 93 bij voorkeur dezelfde als de rotatieas van de achterste cilinder 39, 39' van de uitspreidmiddelen 7. Ook een positie van de horizontale as 93 die licht naar voor verschoven is ten aanzien van de rotatieas van de achterste cilinder 39, 39' is denkbaar.
In figuren 6 en 7 zijn werkvlakken weergegeven die door de rotatieas van de voorste cilinder van de omkeermiddelen en de draaias 93 gaan, overeenstemmend met de rotatieassen van de achterste cilinders 39, 39' van de uitspreidmiddelen 7, respectievelijk het werkvlak PI in actieve werkstand en het plan P2 in non-actieve stand, met een draaiing naar het bovenste van een hoek a. Zoals weergegeven in figuur 7 is het geheel 95 onderworpen aan de draaiing van een hoek α,γ met inbegrip van de uitspreidmiddelen 7. Het aanwenden van de draaias 93 samen met de rotatieas van de achterste cilinders 39, 39', met andere woorden dicht bij voornoemde rotatieas van de achterste cilinders 39, 39' van de uitspreidmiddelen 7, voorkomt bewegingsproblemen met betrekking tot voornoemde achterste cilinders tijdens het oplichten van het geheel 95. Deze relatieve beweging van de cilinders 39, 39' is echter niet uitgesloten in onderhavige uitvinding, in het bijzonder wanneer de draaias 93 dicht bij de as van de achterste cilinders 39, 39' is geplaatst.
Volgens een ontwerpvariante kan de machine 1 de twee hopen tijdens eenzelfde doorgang omkeren, waardoor het werkritme kan worden verdubbeld. Daartoe is de machine uitgerust met twee gehelen 95, 95' zoals hiervoor beschreven die elk een draagstructuur omvatten, vergaarmiddelen, omkeermiddelen en uitspreidmiddelen. De gehelen 95, 95' zoals geïllustreerd in figuur 1 zijn zo gemonteerd dat ze draaien volgens een horizontale as 93 met eerste draaimiddelen 5. Het simultaan omkeren van twee hopen tijdens eenzelfde doorgang van de machine 1 maakt het nodig rekening te houden met variaties in de plaatsing tussen twee hopen die tegelijk bewerkt worden en die niet altijd precies parallel staan. Immers, de tussenafstand tussen twee hopen varieert, eerst en vooral afhankelijk van het soort machine dat snijdt en dat de lagen op de grond legt, waarbij de tussenafstand tussen de twee lagen kan variëren volgens de gebruikte snijmachine, en vervolgens volgens schommelingen in het reliëf van de bodem 9. Daartoe wordt het ene geheel 95' draaiend ten aanzien van een verticale as 97 gemonteerd die zich achteraan de machine 1 bevindt, grotendeels ter hoogte van de uitgang van de uitspreidmiddelen 7.
In het voorbeeld zoals weergegeven in figuren 6 tot 8 is deze verticale draaias 97 in het midden tussen de riemen 33, 33' van de uitspreidmiddelen 7 geplaatst, ter hoogte van de rotatieas van de achterste cilinders 39, 39'.
Deze verticale draaias 97 gaat door het middenvlak P3 van de voorste cilinders 27 en achterste cilinders 29 van de omkeermiddelen 5. Zo maken deze tweede draaimiddelen van het tweede geheel 95' het mogelijk ten aanzien van het eerste geheel 95 de positie van de vergaarmiddelen te wijzÎÇf®n om zo rekening te kunnen houden met schommelingen in de tussenafstand tussen de twee hopen. De positie van de verticale draaias 97 achteraan de machine 1, ter hoogte van de achterste cilinders 39, 39' van de uitspreidmiddelen 7, maakt het mogelijk de rotatiehoek ß van het tweede geheel 95 ' te beperken en voorkomt schommelingen in het achterste uiteinde van de uitspreidmiddelen, wat een constante tussenafstand garandeert tussen de twee omgekeerde lagen hopen die op de grond worden uitgespreid door de uitspreidmiddelen 7 van de twee gehelen 95, 95'.
De machine 1 omvat overigens middelen die het tweede geheel 95' zijdelings verplaatsen ten aanzien van het eerste geheel 95 om de tussenafstand tussen de twee gehelen 95, 95' te wijzigen afhankelijk van de initiële tussenafstand van de twee hopen die afhangt van het soort gebruikte machine voor het snijden en neerleggen van de doorlopende lagen 11 op de bodem 9. Deze zijdelingse verplaatsing van het tweede geheel 95' gebeurt volgens een horizontale as, waarbij deze horizontale as bij voorkeur samenvalt met de horizontale draaias 93, weergegeven in figuur 8, van de eerste horizontale draaimiddelen van het tweede geheel 95'.
Zoals weergegeven in figuur 9, omvat de machine 1 een verbinding 99 die tegelijk het eerste draaimiddel volgens een horizontale as 93 kan ontvangen, het tweede draaimiddel volgens een verticale as 97 en de zijdelingse verplaatsingsmiddelen volgens voornoemde horizontale as 93 van de eerste draaimiddelen. Deze verbinding 99 is tussen het chassis 91 en de draagstructuur 43 geplaatst waarop de vergaarmiddelen 3, de omkeermiddelen 5 en de uitspreidmiddelen 7 gemonteerd zijn, waarbij dit alles samen het voornoemde geheel 95' vormt. Deze verbinding bestaat uit een draagkop 101 die onlosmakelijk verbonden is met het chassis 91 van de machine 1, waarbij in de draagkop 101 een tussenliggend steunelement 103 past, in draaiende verbinding met voornoemde kop 101 gemonteerd volgens de verticale rotatieas 97. Dit tussenliggend steunelement 103 ontvangt al draaiend een spil 105, onlosmakelijk verbonden met de draagstructuur 43, en die de horizontale draaias 93 vormt. Deze spil 105 kan schuiven ten aanzien van het tussenliggend steunelement 103 volgens de horizontale rotatieas 93 om een zijdelingse verplaatsing mogelijk te maken van de draagstructuur 43 ten aanzien van het chassis 91, en zo van het geheel 95' ten aanzien van voornoemd châssis 91. Dankzij deze verbinding kunnen de hoekverplaatsingen van de spil beperkt worden, en dus ook van het geheel, tijdens het draaien van het tussenliggend steunelement ten aanzien van de kop volgens de verticale as, waardoor er twee uiterste hoekverdraaiingsposities van het tweede geheel ten aanzien van het eerste geheel kunnen worden bereikt, waarbij voornoemd eerste geheel enkel met horizontale draaimiddelen is uitgerust. Deze beperking van de hoekverdraaiing van de spil op de kop wordt verkregen dankzij twee stopposities van voornoemde spil op de zij kanten van voornoemde kop waarmee de veerhoogte wordt beperkt.
Het ontwerp van de machine 1 volgens onderhavige uitvinding, bestaande uit een draagstructuur 43, vergaarmiddelen 3, omkeermiddelen 5 en uitspreidmiddelen 7 die samen een geheel 95, 95' vormen, waarbij dit geheel draaiend volgens een horizontale as 93 gemonteerd is en mogelijk ook draaiend volgens een verticale as 97 in het geval van een machine 1 die twee gehelen 95, 95' omvat, vertoont aanzienlijke voordelen ten opzichte van de machines volgens de bestaande technieken die enkel het oplichten van de vergaarmiddelen en omkeermiddelen voorzien, waarbij deze vergaarmiddelen en omkeermiddelen draaiend ten aanzien van de uitspreidmiddelen gemonteerd zijn. Deze machines voorzien eveneens draaimiddelen volgens een verticale as van de vergaarmiddelen en van de omkeermiddelen ten aanzien van de uitspreidmiddelen wanneer voornoemde machine het gelijktijdig omkeren van twee hopen mogelijk maakt. In het ontwerp van de bestaande machines trad er bij het draaien volgens de horizontale as of volgens de verticale as, aangebracht tussen het achterste uiteinde van de omkeermiddelen en het voorste uiteinde van de uitspreidmiddelen, een verschuiving op tussen de achterste cilinder van de omkeermiddelen en de voorste cilinders van de uitspreidmiddelen, wat een goede voortgang van de stengels uit de laag met hopen kan verhinderen tijdens hun doorgang van de omkeermiddelen naar de uitspreidmiddelen. Daardoor kunnen de stengels plaatselijk ophopen ter hoogte van een van de riemen in de doorgangszone tussen de omkeermiddelen en de uitspreidmiddelen, een ophoping die een onoverkomelijk obstakel kan vormen. De onderlinge bewegingen tussen de omkeermiddelen en de uitspreidmiddelen maken overigens het gebruik van afzonderlijke aandrijfmiddelen nodig.
Om die redenen maakt de machine 1 volgens de uitvinding gebruik van twee gehelen zoals hiervoor beschreven. We merken evenwel op dat het gebruik van een draagstructuur 43 voor de machine 1 zoals hiervoor beschreven en tevens het voorwerp van onderhavige uitvinding ook denkbaar is voor omkeermachines volgens de bestaande technieken die horizontale draaimiddelen en verticale draaimiddelen voorzien die tussen het achterste uiteinde van de omkeermiddelen en het voorste uiteinde van de omkeermiddelen zijn aangebracht.
Er zijn eveneens andere varianten mogelijk op het ontwerp van de draagstructuur zonder buiten het kader van onderhavige uitvinding te treden.
Claims (14)
1. Machine (1), zelftrekkend of aangedreven, om ten minste een hoop mee om te draaien, van het type dat minstens vergaarmiddelen (3) bevat die de hoop op de grond (9) in de vorm van een doorlopende laag (11) kunnen oplichten, omkeermiddelen (5) die de vergaarde laag kunnen omkeren en uitspreidmiddelen (7) die de omgekeerde laag (11') over de grond (9) kunnen uitspreiden, waarbij de verschillende bewerkingen van het vergaren, omkeren en uitspreiden ononderbroken gebeuren terwijl de machine (1) zich verplaatst, waarbij de voornoemde de omkeermiddelen een gekruiste riem (23) met pikhamers (25) omvatten, waarbij de actieve streng (71) van de riem (23) de overbrenging van de hoop van de vergaarmiddelen (3) naar de uitspreidmiddelen (7) mogelijk maakt, waarbij de kruising van de riem de hoop een halve spiraal kan doen beschrijven, zodanig dat de hoop wordt omgekeerd, waarbij de machine (1) ten minste een draagstructuur (43) omvat die ten minste de vergaarmiddelen (3) en de omkeermiddelen (5) kan dragen, en die het mogelijk maakt ze op te trekken door ze rond een horizontale as (93) te doen draaien, daardoor gekenmerkt dat de draagstructuur (43) ten minste twee armen (45, 47) omvat die zich in de lengte uitstrekken naar de voorzijde van de machine (1) over een lengte die overeenstemt met deze van de gekruiste riem (23), waarbij de armen (45, 47) onderling verbonden zijn ter hoogte van hun uiteinden (49, 51) vooraan en achteraan (53, 55), en dichtbij elkaar zijn aangebracht, elk aan een kant van de gekruiste riem (23) , waarbij ze overwegend in hetzelfde kruisingspunt (57) als voornoemde riem (23) kruisen, zodanig dat ten minste de actieve streng van voornoemde riem (23) tussen de twee armen gelegen is, en de hoop (11) rond de twee armen (45, 47) kan draaien wanneer hij een halve spiraal beschrijft.
2. Machine (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de draagstructuur (43) twee verstevigingstukken (59, 61) voor de armen (45, 47) omvat, waarbij het ene (59) achteraan de armen (45, 47) is geplaatst en het andere (61) vooraan, waarbij de stukken (59, 61) meer bepaald de vorm van een C hebben, zodanig dat ze elk een bovenste steunbeen (63, 65) en een onderste steunbeen (67, 69) vertonen, waarbij het bovenste been (63) van het achterste stuk (59) onlosmakelijk verbonden is met de eerste arm (45) en het onderste been (67) onlosmakelijk verbonden is met de tweede arm (47), en vice versa, het onderste been (69) van het voorste stuk (61) onlosmakelijk verbonden is met de eerste arm (45) en het bovenste been (65) onlosmakelijk verbonden is met de tweede arm (47), waarbij de gekruiste riem (23) de voortgang van de hoop (61) mogelijk maakt van het voorste stuk (61) naar het achterste stuk (59) tussen het bovenste been (63, 65) en het onderste been (67, 69) van voornoemde stukken (59, 61).
3. Machine (1) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de omkeermiddelen (5) een voorste cilinder (27) en een achterste cilinder (29) omvatten waartussen de gekruiste riem (23) is gespannen, waarbij de voorste cilinder (27) onlosmakelijk verbonden is met het voorste stuk (61) en de achterste cilinder (29) met het achterste stuk (53) van de eerste arm (45) .
4. Machine (1) volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het achterste uiteinde (53) van de eerste arm (45) uitschuifmiddelen (81) omvat die zo zijn aangebracht dat de positie van de achterste cilinder (29) er mee kan worden bijgesteld, waardoor de spanning van de gekruiste riem (23) kan worden aangepast.
5. Machine (1) volgens een van de conclusies 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de draagstructuur (43) ook een ondersteuning van de uitspreidmiddelen (7) mogelijk maakt, en dat de uitspreidmiddelen (7) ten minste een riem (33, 33') omvatten die tussen een voorste cilinder (37, 37') en een achterste cilinder (39, 39') gespannen is, waarbij de achterste cilinder (39, 39') dicht bij de grond (9) is geplaatst en de voorste cilinder (37, 37') onlosmakelijk verbonden is met het achterste uiteinde (53) van de eerste arm (45) en in dezelfde as (41) ligt als de achterste cilinder (29) van de omkeermiddelen (5).
6. Machine (1) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de voorste cilinder (37, 37') van de uitspreidmiddelen (7) draaiend ten opzichte van de achterste cilinder (29) van de omkeermiddelen (5) gemonteerd is, waardoor de achterkant van de machine (1) toegankelijk is in het geval van een storing.
7. Machine (1) volgens een van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de vergaarmiddelen (3) een pick-up (13) omvatten die is uitgerust met intrekbare metalen vingers (15), waarbij voornoemde pick-up (13) onlosmakelijk verbonden is met het voorste stuk (61) en in de as van de voorste cilinder (27) van de omkeermiddelen (5) geplaatst is.
8. Machine (1) volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de vergaarmiddelen (3) een wiel (19) omvatten dat is uitgerust met bijstelmiddelen, waarbij voornoemd wiel (19) aan het voorste uiteinde (51) van de tweede arm (47) is aangebracht teneinde een constante tussenafstand te bewaren tussen de pick-up (13) en de laag (11), ongeacht de oneffenheden in de bodem (9).
9. Machine (1) volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de vergaarmiddelen (3) , de omkeermiddelen (5) en de uitspreidmiddelen (7) worden aangedreven door een enkel aandrijfmiddel (89).
10. Machine (1) volgens een van de conclusies 1 tot 9 die een chassis (91) omvat waarop de draagstructuur (43) gemonteerd is, daardoor gekenmerkt dat voornoemde draagstructuur (43), de vergaarmiddelen (3), de omkeermiddelen (5) en de uitspreidmiddelen (7) samen een geheel (95, 95') vormen, waarbij dat geheel eerste draaimiddelen omvat op voornoemd chassis (91) volgens een horizontale as (93), in het bijzonder voor het oplichten ervan in non-actieve stand en voor het volgen van het reliëf in de bodem (5) in actieve stand.
11. Machine (1) volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de horizontale as (93) van de eerste draaimiddelen van het geheel (95, 95') achteraan de machine (1) is aangebracht, dichtbij de achterste cilinder (39, 39') van de uitspreidmiddelen (7), of zelfs daarmee samenvallend.
12. Machine (1) volgens een van de conclusies 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat zij twee gehelen (95, 95') omvat die elk een draagstructuur (43), vergaarmiddelen (3), omkeermiddelen (5) en uitspreidmiddelen (7) vertonen, die elk zijn uitgerust met eerste draaimiddelen volgens een horizontale as (93), waarbij de machine tweede draaimiddelen omvat van het tweede geheel volgens een verticale as (97) om het vergaren van de tweede hoop te kunnen aanpassen volgens haar positie op de bodem (9) ten aanzien van de eerste hoop.
13. Machine (1) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat. het zijdelingse verplaatsingsmiddelen van het tweede geheel (95') volgens de horizontale as (93) omvat voor het regelen van de tussenafstand tussen het eerste geheel (95) en het voornoemde tweede geheel (95')·
14. Machine (1) volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat zij een verbinding (99) omvat die tegelijk de eerste draaimiddelen volgens een horizontale as (53), de tweede draaimiddelen volgens een verticale as (97) en de zijdelingse verplaatsingsmiddelen volgens voornoemde horizontale as kan ontvangen, waarbij voornoemde verbinding (99) tussen de draagstructuur (43) en het chassis (91) van de machine (1) is geplaatst.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
FR0755383A FR2916604B1 (fr) | 2007-05-31 | 2007-05-31 | Structure porteuse pour retourneuse d'andains |
FR0755383 | 2007-05-31 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1018164A3 true BE1018164A3 (nl) | 2010-06-01 |
Family
ID=38896052
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE200800298A BE1018164A3 (nl) | 2007-05-31 | 2008-05-29 | Draagstructuur voor een machine voor het omkeren van hopen. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1018164A3 (nl) |
FR (1) | FR2916604B1 (nl) |
NL (1) | NL1035498C2 (nl) |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1028420B1 (nl) * | 2020-06-22 | 2022-01-31 | Hyler BV | Vezelplantverwerkingsmachine |
BE1030074B1 (nl) * | 2021-12-22 | 2023-07-17 | Hyler BV | Vezelplantverwerkingsmachine |
EP4272539A1 (fr) * | 2022-05-03 | 2023-11-08 | N.V. Depoortere | Engin comportant un système de retournage de tiges végétales |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
RU2474104C1 (ru) * | 2011-08-24 | 2013-02-10 | Государственное научное учреждение Всероссийский научно-исследовательский институт механизации льноводства Российской академии сельскохозяйственных наук (ГНУ ВНИИМЛ Россельхозакадемии) | Оборачиватель стеблей льна |
CN107347381A (zh) * | 2017-08-11 | 2017-11-17 | 黑龙江省农业机械运用研究所 | 一种自走式亚麻脱粒翻铺机齐根装置 |
BE1028410B1 (nl) * | 2020-06-22 | 2022-05-09 | Hyler BV | Vezelplantverwerkingsmachine |
BE1028417B1 (nl) * | 2020-06-22 | 2022-01-31 | Hyler BV | Vezelplantverwerkingsmachine |
FR3137253A1 (fr) | 2022-06-29 | 2024-01-05 | N.V. Depoortere | Engin de traitement d’au moins un andain |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR1196123A (fr) * | 1958-05-13 | 1959-11-20 | Procédé pour la récolte des graines de plantes à haute tige et machine pour l'application du procédé | |
FR2484768A1 (fr) | 1980-06-23 | 1981-12-24 | Neufville Charles | Dispositif de ramassage, retournage, etalage de lin |
BE897602A (nl) * | 1983-08-26 | 1984-02-27 | Depoortere Michel | Verrijdbare inrichting voor het keren van twee zwaden hoofdzakelijk parallelle stengels |
FR2653295B1 (fr) | 1989-10-25 | 1992-02-14 | Rauch Guy Alain Sarl | Dispositif perfectionne de ramassage, retournement et etalage du lin sous forme d'andains. |
FR2864425B1 (fr) | 2003-12-30 | 2006-03-24 | Robaeys Freres Sa Van | Dispositif de ramassage d'andains |
-
2007
- 2007-05-31 FR FR0755383A patent/FR2916604B1/fr active Active
-
2008
- 2008-05-29 BE BE200800298A patent/BE1018164A3/nl active
- 2008-05-30 NL NL1035498A patent/NL1035498C2/nl active Search and Examination
Cited By (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1028420B1 (nl) * | 2020-06-22 | 2022-01-31 | Hyler BV | Vezelplantverwerkingsmachine |
BE1030074B1 (nl) * | 2021-12-22 | 2023-07-17 | Hyler BV | Vezelplantverwerkingsmachine |
EP4272539A1 (fr) * | 2022-05-03 | 2023-11-08 | N.V. Depoortere | Engin comportant un système de retournage de tiges végétales |
FR3135186A1 (fr) * | 2022-05-03 | 2023-11-10 | N.V. Depoortere | Engin comportant un système de retournage de tiges végétales |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
FR2916604A1 (fr) | 2008-12-05 |
NL1035498C2 (nl) | 2009-11-03 |
FR2916604B1 (fr) | 2009-09-04 |
NL1035498A1 (nl) | 2008-12-02 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1018164A3 (nl) | Draagstructuur voor een machine voor het omkeren van hopen. | |
CN104285595B (zh) | 改良型秸秆收获机 | |
DE3930811B4 (de) | Vorrichtung zur Bodenanpassung der Arbeitswerkzeuge von Heumaschinen | |
AU2015203053B2 (en) | Control of base cutter orientation in sugarcane harvesters | |
CZ288872B6 (cs) | Sklízecí nástavec zemědělských strojů pro sklízení a odvádění stébelnin, například rostlin kukuřice | |
SU884548A3 (ru) | Сельскохоз йственна машина дл уборки гороха | |
US6164051A (en) | Machine combination, a rake and pick-up and displacing member, as well as a method | |
CN209949938U (zh) | 一种用于平茬机的切割装置 | |
US8109070B1 (en) | Dual windrow crop inverting and combining apparatus and method | |
EP2687074A1 (en) | Support carriage for an agricultural machine | |
BE1018165A3 (nl) | Omkeermachine voor hopen. | |
US3548579A (en) | Low profile harvester | |
DE4127189A1 (de) | Steuereinrichtung fuer eine pendelnd gelagerte baugruppe an einer landwirtschaftlichen maschine | |
US3252520A (en) | Tomato harvester | |
DE3634577C2 (de) | Aufnahmevorrichtung für landw. Maschinen, wie Feldhäcksler | |
AU2014295846B2 (en) | A cutter and a base cut assembly | |
EP3069598B1 (de) | Ballenpresse | |
EP3061337B1 (de) | Heuwerbungsmaschine in form eines mergers | |
DE102018131772A1 (de) | Erntemaschine | |
US3638735A (en) | Rock pickup machine | |
DE102016001565A1 (de) | Erntevorrichtung, Schüttelstab, Fahrzeug und Ernteverfahren zum Ernten von Weintrauben | |
DE202016000890U1 (de) | Erntevorrichtung, Schüttelstab und Fahrzeug zum Ernten von Weintrauben | |
DE10327883B4 (de) | Heuwerbungsmaschine | |
JPH018097Y2 (nl) | ||
US3003302A (en) | Rotary wheel swath turner |