BE1018097A3 - Boorvoorziening en werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal en verbeterde funderingspaal met schroefvorm. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft het vervaardigen van niet grondverdringende funderingspalen met schroefvorm met behulp van een voerbuis (2) met schroefblad (3) en van een avegaarboor (4) in tegengestelde schroefzin, waarbij, voor het inboren, de voerbuis en avegaarboor samen neerwaarts bewogen worden, terwijl ze voor het uitboren samen teruggetrokken worden, in tegengestelde richting draaiend ten opzichte van de draairichting bij het inboren, en het boorgat gelijktijdig met beton opgevuld wordt. De uitvinding betreft ook een boorvoorziening daarvoor, alsook een in situ gevormde niet grondverdringende funderingspaal met schroefvorm.

Description

Boorvoorziening en werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal en verbeterde funderingspaal met schroefvorm.

Deze uitvinding heeft betrekking op een boorvoorziening en werkwijze voor het vervaardigen van funderingspalen, meer bepaald funderingspalen verkregen door gronduithaling middels een verhuisde schroefboorpaal, waarbij de verkregen paal een schroefvorm heeft over wezenlijk de gehele lengte ervan.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een nieuw type funderingspalen, zonder grondverdringing, met schroefvorm over wezenlijk de gehele lengte ervan, aangeduid als (niet grondverdringende) "schroefboorpalen met schroefvorm".

Funderingspalen worden doorgaans "in situ" in de grond gevormd. Ze zijn samengesteld uit gewapend beton en doen dienst als funderingselement voor allerhande bouwwerken.

Heden vormen zogenaamde "grondverdringende schroefpalen" het grootste deel van de markt. Door de verdringing bezitten ze immers heel goede eigenschappen qua draagvermogen. Met relatief kleine paalsecties en dus beperkt betonverbruik kunnen hoge grondmechanische draagvermogens bereikt worden in vergelijking met gronduithalende paalsystemen. Door de grondverdringing verhoogt immers de grondweerstand terwijl de grondweerstand door uithaling van de grond aanzienlijk vermindert.

Het grote nadeel van de grondverdringende palen is daarentegen het onvermijdelijke risico op schade aan belendende gebouwen door de mogelijke opstuwing van de grond rond de paal ten gevolge van de grondverdringing. Deze schade treedt vooral op wanneer de palen uitgevoerd worden naast bestaande bouwwerken met oude, zwakke funderingen en/of op slappe ondergronden zoals leem, klei en veen.

Om het risico op schade uit te sluiten of op zijn minst te minimaliseren, worden naast bestaande gebouwen vaak verhuisde schroefboorpalen geplaatst. Bij dit soort palen wordt de grond rondom de palen niet of zeer weinig beïnvloed, indien voldoende voorzorgen genomen worden om grondontspanning te vermijden.

Schroefboorpalen worden trillingsvrij in de grond gevormd.

Een schroefboorpaal met dezelfde lengte als een grondverdringende schroefpaal moet in dezelfde grond in een grotere sectie uitgevoerd worden om hetzelfde draagvermogen te bereiken. Bijgevolg is het betonverbruik steeds groter en wordt het beton dus minder efficiënt gebruikt.

Bij het berekenen van een betonnen funderingspaal gelden immers 2 criteria. Enerzijds dient het grondmechanisch draagvermogen berekend te worden op basis van het grondonderzoek en anderzijds dient de betonspanning gecontroleerd te worden in functie van een gegeven paallast. We stellen vast dat bij schroefpalen met gronduithaling de betonspanning vrij laag is en dikwijls ver onder de toegelaten betonspanning blijft. Het grondmechanisch draagvermogen is in de meeste gevallen immers het bepalende criterium meer dan de betonspanning.

Onderhavige uitvinding heeft tot doel een nieuwe boorvoorziening en een nieuwe werkwijze te verschaffen voor het vervaardigen van funderingspalen door gronduithaling middels een verhuisde schroefboorpaal, waarbij de verkregen paal een schroefvorm heeft over wezenlijk de gehele lengte ervan, alsook een nieuw type funderingspalen zonder grondverdringing en met schroefvorm over wezenlijk de gehele lengte ervan.

Daartoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal met behulp van een verhuisde schroefboor met een voerbuis voorzien van een schroefvorm, waarmee een niet grondverdringende funderingspaal met schroefvorm verwezenlijkt kan worden, doordat een voerbuis gebruikt wordt met een diameter van 30 -60 cm, met op de voerbuis een schroefblad met constante spoed met een breedte van minstens 50 mm t.o.v. de voerbuis, met als schroefboor een avegaarboor in tegengestelde schroefzin van die van het schroefblad op de voerbuis, waarbij voor het inboren van de verhuisde schroefboor, met behulp van één hijsinrichting, de voerbuis en de avegaarboor samen neerwaarts bewogen worden, terwijl de voerbuis en de avegaarboor met behulp van twee onafhankelijke boortafels in tegengestelde richting gedraaid worden met een neerwaartse bewegingssnelheid die wezenlijk gelijk is aan 1 maal de stap van het schroefblad op de voerbuis per omwenteling van de voerbuis, en met een draaisnelheid van de avegaarboor tussen 1 en 2 maal de draaisnelheid van de voerbuis, en voor het uitboren van de verbuisde schroefboor de voerbuis en de avegaarboor samen teruggetrokken worden, met gelijke draaisnelheid en richting draaiend, maar in tegengestelde zin draaiend ten opzichte van de draairichting van de voerbuis met schroefblad bij het inboren, met een optreksnelheid die wezenlijk gelijk is aan 1 maal de stap van het schroefblad op de voerbuis per omwenteling, terwijl tijdens het uitboren het boorgat gelijktijdig wordt opgevuld met beton.

De uitvinding verschaft ook een boorvoorziening, omvattende een voerbuis met een diameter van 30 - 60 cm, met op de voerbuis een schroefblad met constante spoed met een breedte van minstens 50 mm t.o.v. de voerbuis, met als schroefboor een avegaarboor in tegengestelde schroefzin van die van het schroefblad op de voerbuis, één hijsinrichting voor de voerbuis en de avegaarboor samen, en twee onafhankelijke boortafels voor de voerbuis en de avegaarboor, waarmee een dergelijke werkwijze kan worden uitgevoerd.

De uitvinding verschaft ten slotte ook een nieuw type funderingspaal, zonder grondverdringing, met schroefvorm over wezenlijk de gehele lengte ervan, aangeduid als "(niet grondverdringende) schroefboorpaal met schroefvorm", meer bepaald een niet grondverdringende schroefboorpaal met een de breedte van de schroef op de schroefpaal tussen 50 en 100 mm en een dikte van de schroef op de schroefpaal tussen 1/4de en 1/2de van de spoed van de schroef.

In de gekende stand der techniek werd het combineren / associëren van de grondverdringende schroefpaal techniek en de techniek met een verbuisde schroefboorbaal, in de zin van onderhavige uitvinding, nooit beschreven.

Wél is bijvoorbeeld uit het document EP 0 311 363 het gebruik bekend van een gronduithalende boor binnen een holle stalen voerbuis met een externe hélicoïdale verdikking met een 'breedte' < 20mm. Deze hélicoïdale verdikking heeft blijkbaar tot doel het binnendringen van de voerbuis in de grond te vergemakkelijken, maar de hoogte ervan is duidelijk niet voldoende om een funderingspaal / boorpaal met schroefvorm te verwezenlijken

Uit het document DE 196 51 586 is een deels grondverdringende / deels borende inrichting / werkwijze bekend, met een grondverdringende buis met op zijn gehele buitenoppervlak een (geringe) schroefvorm en met een aan het onderste uiteinde van de grondverdringende buis bevestigd schroefboor gedeelte met een buitendiameter gelijk aan de buitendiameter van de schroefvorm van de grondverdringende buis, een en ander blijkbaar om het invoeren van de grondverdringende buis in de dragende grondlaag te assisteren en grond uit de dragende laag aan het oppervlak van de voerbuis los te werken, maar niet om grond uit te boren.

Uit de documenten DE 199 35 813, DE 199 35 814 en DE 199 36 410 is een holle grondverdringende (subsidiair gronduithalende) boor met daar binnenin een tweede buis zodanig dat bij het uittrekken van de boor en de interne buis t.o.v. de hoorbuis beton kan ingegoten worden, waarbij een overwegend 'gladde' paal gevormd wordt.

Uit het document EP 1 002 902 is een werkwijze bekend voor het in de grond drijven van een (verloren 'grondverdringende') holle buis met schroefvorm aan het onderste uiteinde en met daar binnenin een avegaarboor met tegenovergestelde schroef, waarbij, in functie van metingen van de penetratieweerstand in de grond de externe buis en de avegaarboor in zelfde richting draaien (globaal grondverdringend effect), dan wel in tegengestelde richting draaien (gelijktijdig g rond uithalend effect). Volgens deze techniek wordt enkel de vervaardiging van schroefpalen met 'casingbuis' overwogen.

Uit het document GB 882.085 zijn de volgende stappen bekend : het invoeren van een voerbuis met schroefvorm; het invoeren van een boorschroef (avegaar) / het uitboren / het weer uithalen van de boorschroef; en het uittrekken van de voerbuis simultaan met het betonneren; en wél als drie achtereenvolgende fasen.

Dit heeft rechtstreeks tot gevolg dat de verkregen funderingspaal inherent van het grondverdringende type is.

Uit het document GB 2 154 630 is een methode bekend waarbij een voerbuis met een geringe externe schroefvorm al dan niet samen met een boorschroef (avegaar) in de grond wordt ingevoerd, maar waarbij tijdens de uitboorfase er een beweging in opwaartse richting is van de boorschroef t.o.v. de voerbuis.

Volgens deze techniek wordt enkel het plaatsen van voorgevormde (gladde) palen overwogen.

Uit het document JP 60059224 is een gronduithalend boorsysteem bekend voor funderingspalen waarbij een binnenste 'auger'schroef en een buitenste 'auger'schroef met tegengestelde spiraal in gelijke richting draaien, waarbij de binnenste met hogere snelheid draait.

Bij het omlaag draaien ontstaat er een gronduithalend effect van buitenste schroef, terwijl bij het omhooghalen het beton omlaag geperst wordt door de binnenste schroef. Er wordt blijkbaar géén funderingspaal / boorpaal met schroefvorm verwezenlijkt

Volgens verdere kenmerken van de werkwijze en de voorziening volgens de uitvinding is de voerbuis die in de werkwijze gebruikt wordt / die de voorziening omvat, bij voorkeur onderaan over één omwenteling van een schroefblad voorzien; bedraagt de draaisnelheid van de avegaarboor bij voorkeur tussen 1 en 2 maal de draaisnelheid van de voerbuis ; bedraagt de breedte (B) van het schroefblad op de voerbuis ten minste 50 mm, bij voorkeur tussen 50 en 100 mm ; bedraagt de dikte van het schroefblad op de voerbuis bij voorkeur 1/4de tot 1/2de van de spoed van het schroefblad ; is het schroefblad op de voerbuis bij voorkeur voorzien van een snijtand die de grond naar binnen snijdt naar de avegaarboor toe ; bedragen de diameters voor de voerbuis en het schroefblad, bij voorkeur, respectievelijk 325-425 mm, 325-475 mm, 375-475 mm, 375-525 mm, 425-525 mm, 425-575 mm, 425-625 mm, 475-625 mm, 475-675 mm, 525-675 mm of 525-725 mm ; heeft de avegaarboor bij voorkeur een rechtse schroefzin en het schroefblad op de voerbuis een linkse schroefzin ; is de avegaarboor (zoals die tijdens het inboren gebruikt wordt) bij voorkeur onderaan afgesloten door middel van een verloren boorpunt ; is op de voerbuis boven het schroefblad bij voorkeur een bijkomend schroefblad voorzien dat over één omwenteling in diameter afneemt tot de buitendiameter van de voerbuis.

Volgens nader uitverkoren kenmerken van de nieuwe funderingspalen volgens de uitvinding ("niet grondverdringende schroefboorpalen met schroefvorm") bedraagt de breedte van de schroef op de schroefpaal ten minste 50 mm, bij voorkeur tussen 50 en 100 mm ; bedraagt de dikte van de schroef op de schroefpaal bij voorkeur 1/4de tot 1/2de van de spoed van de schroef ; heeft de paal bij voorkeur een minimale diameter, respectievelijk een maximale diameter van 325-425 mm, 325-475 mm, 375-475 mm, 375-525 mm, 425-525 mm, 425-575 mm, 425-625 mm, 475-625 mm, 475-675 mm, 525-675 mm of 525-725 mm ; is de conusweerstand qc volgens het CPT-diagram na het plaatsen van de paal kleiner of gelijk aan qc vóór het plaatsen van de paal. (Grondverdringing: qc, na — qc.voor)

De bovenstaande beschrijving wordt nader geïllustreerd aan de hand van de bijgesloten figuur 1, waarin 1 het geheel van de verhuisde schroefboor volgens de uitvinding aanduidt; 2 de voerbuis van de verhuisde schroefboor aanduidt; 3 het schroefblad op de voerbuis aanduidt; 4 een snijtand aan het onderste uiteinde van het schroefblad op de voerbuis aanduidt; 5 de opening in de voerbuis voor de afvoer van de opgeboorde grond aanduidt; 6 de avegaarboor van de verhuisde schroefboor aanduidt; 7 een verloren boorpunt op het onderste uiteinde van de holle avegaarboor aanduidt; 8 de betonneerpijp aanduidt; 9 de boortafel voor de aandrijving van de voerbuis aanduidt; 10 de boortafel voor de aandrijving van de avegaarboor aanduidt; S de spoed van het schroefblad op de voerbuis aanduidt; B de breedte van het schroefblad op de voerbuis aanduidt; D de dikte van het schroefblad op de voerbuis aanduidt.

Terwijl tot op heden enkel boorpalen met een essentieel gladde betonschacht bekend waren, verschaft onderhavige uitvinding dus zogenaamde "schroefboorpalen met schroefvorm". De nieuwe boorwerkwijze volgens de uitvinding slaagt erin het betonverbruik aanzienlijk te verminderen voor een zelfde buitenste paaldiameter.

Deze buitenste paaldiameter is immers van belang voor de berekening van het paaldraagvermogen. Op die manier kunnen dus palen gerealiseerd worden met het zelfde draagvermogen als de tot nu toe bekende gladde boorpalen terwijl het betonverbruik teruggedrongen wordt en het beton bijgevolg veel efficiënter gebruikt wordt.

Bij wijze van niet beperkend voorbeeld van de uitvinding wordt hierna een specifieke uitvoeringsvorm van, respectievelijk, een werkwijze / voorziening / schroefboorpaal met schroefvorm, volgens de uitvinding, beschreven.

Een continue avegaarboor met rechtse schroefzin wordt gelijktijdig met een voerbuis in de grond geschroefd. Op de voerbuis is onderaan een schroefblad aangebracht over één omwenteling met linkse schroefzin en constante spoed, verder schroefblad genoemd. Tijdens het inschroeven wordt de avegaarboor in rechtse draaizin aangedreven en de voerbuis in linkse draaizin (fig. 2). Het geheel wordt aangedreven door 2 onafhankelijke boortafels. De snelheid tijdens het inboren wordt zo geregeld dat de voerbuis per omwenteling daalt over een afstand gelijk aan de spoed van het schroefblad op de voerbuis. De draaisnelheid van de avegaarschroef is 1 à 2 maal de draaisnelheid van de voerbuis en in tegengestelde zin, bij voorkeur 2 maal om geen grondverdringing rond de voerbuis te veroorzaken.

De grond wordt op die manier volledig opgeboord d.m.v. de avegaarboor, ook de grond die uitgeboord wordt door het schroefblad op de voerbuis. De opgeboorde grond wordt naar boven getransporteerd tussen de schroefbladen van de avegaarboor binnen de voerbuis en wordt bovenaan via openingen in de voerbuis uitgeworpen (fig. 3). Door een schroefblad op de voerbuis te plaatsen met slechts één omwenteling kan géén grondtransport optreden langs de buitenkant van de voerbuis. Er wordt dus geen grond opgeboord langs de buitenkant van de voerbuis en op die manier treedt géén grondontspanning op!

Het uitboren is echter de cruciale fase bij het vervaardigen van de schroefboorpalen met schroefvormige schacht. De avegaarboor en de voerbuis worden samen teruggetrokken. De pull-up snelheid wordt zo geregeld dat het samenstel per omwenteling over een hoogte opgetild wordt die gelijk is aan de stap van het schroefblad op de voerbuis.

De voerbuis en de avegaarboor worden nu beide in rechtse draaizin en met dezelfde omwentelingssnelheid aangedreven om grondtransport te voorkomen (fig. 4). Het boorgat wordt tijdens het uitboren stelselmatig opgevuld met stortklaar beton. Op die manier wordt een schroefboorpaal gevormd met schroefvorm over de volledige lengte.

Het beton wordt via de centrale opening in de avegaarboor onder overdruk naar de punt van de boor gepompt om elke grondontspanning te voorkomen.

De schachtdiameter van de paal wordt bepaald door de buitendiameter van de voerbuis. De buitenste omtrek van het betonnen schroefblad is afhankelijk van de diameter, de dikte, de vorm en de plaats van het schroefblad op de voerbuis en van de werkwijze tijdens het terugschroeven en het betonneren.

Bij de berekening van het nuttig draagvermogen kan gerekend worden met deze buitenste diameter van de betonnen schroefbladen op voorwaarde dat de gevormde schroeven voldoende dik en gelijkvormig zijn over de gehele paallengte.

De avegaarboor en de voerbuis kunnen axiaal over een kleine afstand (ca. 30 cm) t.o.v. elkaar verplaatst worden. Tijdens het inboren loopt de avegaarboor voor op de voerbuis. De tanden van de avegaarboor bevinden zich ongeveer op hetzelfde niveau als de punt van het schroefblad op de voerbuis zodat de grond die losgeboord wordt door het schroefblad gemakkelijk naar boven kan getransporteerd worden door de centrale avegaarboor zodat géén grondverdringing ontstaat. Bij het betonneren wordt de avegaarboor licht naar boven getranslateerd zodat de punt van de boor zich volledig in de voerbuis bevindt om een zuivere paalschacht te vormen.

De wapeningskorven worden geplaatst na het betonneren fig. 5).

Claims (24)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een funderingspaal met behulp van een verhuisde schroefboor (1) met een voerbuis voorzien van een schroefvorm, met het kenmerk dat een niet grondverdringende funderingspaal met schroefvorm wordt verwezenlijkt doordat een voerbuis (2) gebruikt wordt met een diameter van 30 - 60 cm, met op de voerbuis een schroefblad (3) met constante spoed (S) met een breedte (B) van minstens 50 mm t.o.v. de voerbuis, met als schroefboor een avegaarboor (6) in tegengestelde schroefzin van die van het schroefblad op de voerbuis, waarbij voor het inboren van de verhuisde schroefboor, met behulp van één hijsinrichting, de voerbuis en de avegaarboor samen neerwaarts bewogen worden, terwijl de voerbuis en de avegaarboor met behulp van twee onafhankelijke boortafels in tegengestelde richting gedraaid worden met een neerwaartse bewegingssnelheid die wezenlijk gelijk is aan 1 maal de stap van het schroefblad op de voerbuis per omwenteling van de voerbuis, en met een draaisnelheid van de avegaarboor tussen 1 en 2 maal de draaisnelheid van de voerbuis, en voor het uitboren van de verhuisde schroefboor de voerbuis en de avegaarboor samen teruggetrokken worden, met gelijke draaisnelheid en richting, maar in tegengestelde richting draaiend ten opzichte van de draairichting van de voerbuis met schroefblad bij het inboren, met een optreksnelheid die wezenlijk gelijk is aan 1 maal de stap van het schroefblad op de voerbuis per omwenteling, terwijl tijdens het uitboren het boorgat gelijktijdig wordt opgevuld met beton.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het schroefblad op de voerbuis over één omwenteling onderaan de voerbuis is voorzien.

3. Werkwijze volgens één der conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat de draaisnelheid van de avegaarboor bij het inboren tussen 1 en 2 maal de draaisnelheid van de voerbuis bedraagt.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de breedte (B) van het schroefblad op de voerbuis minstens 50mm, bij voorkeur tussen 50 en 100 mm bedraagt.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dikte (D) van het schroefblad op de voerbuis 1/4de tot 1/2de van de spoed van het schroefblad bedraagt.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het schroefblad op de voerbuis voorzien is van een snijtand (4) die de grond naar binnen snijdt naar de avegaarboor toe.

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diameters voor de voerbuis en het schroefblad, respectievelijk 325-425 mm, 325-475 mm, 375-475 mm, 375-525 mm, 425-525 mm, 425-575 mm, 425-625 mm, 475-625 mm, 475-675 mm, 525-675 mm of 525-725 mm bedragen.

8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de avegaarboor een rechtse schroefzin heeft en het schroefblad op de voerbuis een linkse schroefzin heeft.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de avegaarboor tijdens het inboren onderaan afgesloten is door middel van een verloren boorpunt (7).

10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat op de voerbuis boven het schroefblad een bijkomend schroefblad voorzien is dat over één omwenteling in diameter afneemt tot de buitendiameter van de voerbuis.

11. Boorvoorziening voor het vervaardigen van een funderingspaal, met een binnen een voerbuis voorziene schroefboor en een voerbuis voorzien van een externe schroefvorm, met het kenmerk dat deze een voerbuis (2) omvat met een diameter van 30 - 60 cm, met op de voerbuis een schroefblad (3) met constante spoed (S) met een breedte (B) van minstens 50 mm t.o.v. de voerbuis, met als schroefboor een avegaarboor (6) in tegengestelde schroefzin van die van het schroefblad op de voerbuis, één hijsinrichting voor de voerbuis en de avegaarboor samen, en twee onafhankelijke boortafels voor de voerbuis en de avegaarboor.

12. Boorvoorziening volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het schroefblad op de voerbuis over één omwenteling onderaan de voerbuis is voorzien.

13. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 12, met het kenmerk dat de breedte (B) van het schroefblad op de voerbuis minstens 50mm, bij voorkeur tussen 50 en 100 mm bedraagt.

14. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 13, met het kenmerk dat de dikte (D) van het schroefblad op de voerbuis 1/4de tot 1/2de van de spoed van het schroefblad bedraagt.

15. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 14, met het kenmerk dat het schroefblad op de voerbuis voorzien is van een snijtand (5) die de grond naar binnen snijdt naar de avegaarboor toe.

16. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 15, met het kenmerk dat de diameters voor de voerbuis en het schroefblad, respectievelijk 325-425 mm, 325-475 mm, 375-475 mm, 375-525 mm, 425-525 mm, 425-575 mm, 425-625 mm, 475-625 mm, 475-675 mm, 525-675 mm of 525-725 mm bedragen.

17. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 16, met het kenmerk dat de avegaarboor een rechtse schroefzin heeft en het schroefblad op de voerbuis een linkse schroefzin heeft.

18. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 17, met het kenmerk dat de avegaarboor onderaan afgesloten is door middel van een verloren boorpunt (7).

19. Boorvoorziening volgens één der conclusies 11 en 18, met het kenmerk dat op de voerbuis boven het schroefblad een bijkomend schroefblad voorzien is dat over één omwenteling in diameter afneemt tot de buitendiameter van de voerbuis.

20. Funderingspaal bestaande uit een in situ gevormde betonpaal met schroefvorm, met het kenmerk dat de funderingspaal een gewapend betonnen, niet grondverdringende schroefpaal is.

21. Niet grondverdringende schroefpaal volgens conclusie 20, met het kenmerk dat de breedte (B) van de schroef op de schroefpaal minstens 50mm, bij voorkeur tussen 50 en 100 mm bedraagt.

22. Niet grondverdringende schroefpaal volgens één der conclusies 20 en 21, met het kenmerk dat de dikte (D) van de schroef op de schroefpaal 1/4de tot 1/2de van de spoed (S) van de schroef bedraagt.

23. Niet grondverdringende schroefpaal volgens één der conclusies 20 - 22, met het kenmerk dat de paal een minimale diameter, respectievelijk een maximale diameter heeft van 325-425 mm, 325-475 mm, 375-475 mm, 375-525 mm, 425-525 mm, 425-575 mm, 425-625 mm, 475-625 mm, 475-675 mm, 525-675 mm of 525-725 mm.

24. Niet grondverdringende schroefpaal volgens één der conclusies 20-23, met het kenmerk dat de conusweerstand qc volgens het CPT-diagram na het plaatsen van de paal kleiner of gelijk aan qc vóór het plaatsen van de paal. (Grondverdringing: qc,na ^ qc,voor)·