<Desc/Clms Page number 1>
"Mechanisme voor het op een instelbare hoogte aan een steun ophangen van een poort"
De huidige uitvinding heeft betrekking op een mechanisme voor het door middel van een scharnier op een instelbare hoogte aan een steun ophangen van een poort, deur of hek, welk mechanisme ten minste één op de steun en/of op de poort, het hek of de deur voorziene gootvormige rail met een bodem en twee flanken bevat, een in de rail in de hoogte verschuifbaar glijstuk en een aan dit glijstuk vastschroefbaar bevestigingselement voor het aan de rail bevestigen van de scharnier, waarbij ten minste een gedeelte van elk van de flanken van de rail naar elkaar toe gericht zijn en voorzien zijn om bij het vastschroeven van het bevestigingselement aan het glijstuk tussen delen van dit bevestigingselement en delen van het glijstuk vastgeklemd te worden.
Het mechanisme volgens de uitvinding is meer in het bijzonder bedoeld voor metalen poorten, hekken of deuren die in tuinen toegepast worden en die doorgaans gegalvaniseerd worden en vervolgens eventueel nog gelakt of geverfd.
Voor het bevestigen van scharnieren aan een tuinpoort of tuinhek worden daaraan in de praktijk tegen de zijkant meestal twee metalen latten vastgelast die tot voorbij het vlak van de poort of het hek uitsteken en die samen met de poort of het hek gegalvaniseerd en eventueel gelakt worden. In het uitstekend deel van de metalen lat is een gleuf voorzien die zich loodrecht op het vlak van de poort of het hek uitstrekt en waarin een eerste deel van de scharnier, meestal een van een oog voorziene bout, op de gewenste afstand voor de poort of het hek kan bevestigd worden.
Door een regeling van de positie van de
<Desc/Clms Page number 2>
oogbout ten opzichte van de poort of het hek in de gleuf en door regeling van de lengte van de oogbout (door middel van de moeren die daarop aan beide zijden van de metalen let vastgeschroefd zijn) kan de poort of het hek in alle richtingen verticaal opgehangen worden. Een nadeel van dit bekende systeem is evenwel dat de hoogte waarop de poort of het hek boven de grond opgehangen wordt niet regelbaar is.
Voor het regelen van de ophanghoogte zijn uit de octrooiliteratuur reeds regelbare ophangmechanismen met een rail, een daarin verschuifbaar glijstuk en een aan het glijstuk vastschroefbaar bevestigingselement bekend. Zo is er uit DE-A-30 15 354 een ophangmechanisme voor vensters, deuren en poorten bekend waarin zowel de zijkant van het venster, de deur of de poort als de steun waaraan deze opgehangen dienen te worden voorzien zijn van een rail met een daarin in de hoogte verschuifbaar glijstuk waaraan een eerste deel van de scharnier vastgeschroefd wordt. De rail is in dwarsdoorsnede rechthoekig, waarbij een langse opening voorzien is voor het aan het glijstuk vastschroeven van het scharnierdeel. Voor het centreren van het scharnierdeel ten opzichte van de rail is op het scharnierdeel een uitstekend gedeelte voorzien dat in de langse opening van de rail past.
Dit uitstekend gedeelte zorgt niet alleen voor een centreren van het scharnierdeel ten opzichte van de rail doch zorgt er verder voor dat het scharnierdeel niet horizontaal ten opzichte van de rail kan verschuiven.
Een nadeel van een dergelijk ophangmechanisme is dat het niet geschikt is om bij poorten, deuren of hekken toegepast te worden die, zoals bijvoorbeeld bij tuinpoorten of-hekken de regel is, gegalvaniseerd en vervolgens eventueel nog gelakt worden. Door dergelijke behandelingen worden immers één of meer deklagen aangebracht waarvan de dikte kan variëren. Indien dergelijke behandelingen op het ophangmechanisme beschreven in DE-A- 30 15 354 toegepast zou worden, zouden er problemen ontstaan om het
<Desc/Clms Page number 3>
uitstekend gedeelte van het scharnierdeel nog in de langse opening in de rail aan te kunnen brengen. De dikte van de deklaag kan immers lokaal sterk variëren, bijvoorbeeld door aflopen of druppelvorming. Bovendien is de dikte van de deklaag sterk afhankelijk van het feit of na het galvaniseren nog één of meer optionele laklagen aangebracht worden.
Gezien in het ophangmechanisme volgens DE-A-30 15 354 het in de langse opening van de rail stekende deel niet zomaar weggelaten kan worden zonder dat er problemen in verband met centrering en verschuiving van het glijstuk in de rail ontstaan, heeft de uitvinding een nieuw mechanisme voor het door middel van een scharnier op een instelbare hoogte aan een steun ophangen van een poort, deur of hek tot doel dat een automatisch centreren van het bevestigingselement ten opzichte van de rail toelaat en dat bovendien een horizontale verschuiving of een verdraaiing van het glijstuk in de rail verhindert zonder dat de aanwezigheid van deklagen van verschillende dikte op de rail problemen kan opleveren bij de montage van dit ophangmechanisme.
Tot dit doel is het mechanisme volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat de naar elkaar toegerichte gedeeltes van de flanken, die tussen het glijstuk en het daaraan vastgeschroefde bevestigingselement vastgeklemd zijn, elk een schuine hoek met de bodem van de rail vormen en dat genoemde delen van het bevestigingselement en/of genoemde delen van het glijstuk waartussen de flanken van de rail vastgeklemd zijn, in gemonteerde toestand, elk een hoek met de bodem van de rail vormen welke nagenoeg gelijk is aan de schuine hoek gevormd door het flankgedeelte waartegen genoemd deel vastgeklemd is.
Door de schuine opstelling van de flanken en de afschuining van de tegen deze flanken aansluitende delen van het glijstuk en/of van het bevestigingselement wordt dit bevestigingselement
<Desc/Clms Page number 4>
automatisch bij het aan het glijstuk vastschroeven gecentreerd ten opzichte van de rail. Verder kan het glijstuk, doordat het tussen twee schuine vlakken vastgeklemd zit, niet horizontaal verschuiven noch verdraaien zodanig dat een "afzakken" van de poort, het hek of de deur verhinderd wordt.
Aangezien deze effecten, in tegenstelling tot de bekende stand van de techniek, niet verkregen worden door een perfect in elkaar passen van verschillende onderdelen doch door de schuine opstelling van de flanken van de rail en de afschuining van het glijstuk en/of van het bevestigingselement, wordt de montage van het ophangmechanisme volgens de uitvinding niet gehinderd door de aanwezigheid van één of meer deklagen en in het bijzonder niet door de mogelijke variatie in dikte daarvan. Aangezien de flanken van de rail tussen het glijstuk en het bevestigingselement vastgeklemd worden, speelt een wijziging van de dikte van deze flanken ten gevolge van de aanwezigheid van één of meer deklagen immers geen rol.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het mechanisme volgens de uitvinding strekken de flanken van de rail zich nagenoeg vanaf de bodem van de rail tot aan het gedeelte van de flanken, dat voorzien is om tussen het bevestigingselement en het glijstuk vastgeklemd te worden, onder genoemde schuine hoek uit.
Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat door de schuine opstelling van de flanken deze beter de daarop uitgeoefende trek- en torsiekrachten kunnen opvangen zonder daarbij vervormd te worden.
De uitvinding heeft verder nog betrekking op een set van een op een poort, hek, deur of steun te bevestigen rail, een daarin aan te brengen glijstuk en een daaraan te bevestigen bevestigingselement.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een ophangmechanisme volgens de
<Desc/Clms Page number 5>
uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel slechts als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken.
De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin :
Figuren 1 en 2 twee uiteengenomen zichten weergeven op een mechanisme volgens de uitvinding, waarbij de scharnier aan een paal bevestigd is en de rail aan de zijkant van een hek of poort;
Figuren 3 en 4 twee perspectiefzichten weergeven op hetzelfde mechanisme als weergegeven in de vorige figuren doch nu in de gemonteerde toestand;
Figuur 5, op grotere schaal, een perspectiefzicht weergeeft op de rail uit het in de vorige figuren geïllustreerd mechanisme;
Figuur 6, eveneens op een grotere schaal, een perspectiefzicht weergeeft op het bevestigingselement uit het vorige figuren 1 tot 4 geïllustreerd mechanisme ;
en
Figuur 7 een perspectiefzicht weergeeft op een variante uitvoeringsvorm van het mechanisme volgens de uitvinding waarin het bevestigingselement gevormd wordt door een eerste deel van de scharnier in plaats van door een afzonderlijk element.
In figuren 1 tot 4 is een eerste uitvoeringsvorm weergegeven van een mechanisme voor het door middel van een scharnier op een instelbare hoogte aan een steun 3, in het bijzonder een paal, ophangen van een poort 1, hek of deur (hierna poort genoemd). In deze eerste uitvoeringsvorm wordt de scharnier door een U-vormig stuk 2 gevormd dat tegen de paal 3 vastgelast is en waarin een oogbout 4 door middel van een pen 5 scharnierend aangebracht is. Een dergelijke scharnier wordt algemeen in de praktijk toegepast en zal aldus niet verder in detail beschreven worden.
Wel kan nog opgemerkt worden dat bij de bestaande poorten het vrije uiteinde van de oogbout 4 in een gleuf
<Desc/Clms Page number 6>
van een op de poort vastgelaste metalen lat gestoken wordt en dat deze lat tussen twee op de oogbout 4 geschroefde moeren 6 vastgeklemd gehouden wordt zodanig dat door aanpassing van de positie van de oogbout 4 in de gleuf en door aanpassing van de positie van de moeren 6 op de oogbout 4 de poort volledig verticaal gehangen kan worden.
Om ook een hoogteregeling toe te laten is in het mechanism weergegeven in figuren 1 tot 4 de aan de poort 1 vastgelaste lat vervangen door een daarop door middel van bouten 7 vastgeschroefd bevestigingselement 8. Zoals bij de bekende systemen is in dit bevestigingselement 8 een gleuf 9 voorzien voor de verticale instelling van de poort 1. Het bevestigingselement 8 wordt niet rechtstreeks op de poort bevestigd maar wel door tussenkomst van een glijstuk 10 dat in een op de poort 1 voorziene gootvormige rail 11 in de hoogte verschuifbaar is en waarin van schroefdraad voorziene gaten 16 voorzien zijn voor het vastschroeven van de bouten 7.
De rail 11 heeft een bodem 12 en twee flanken 13. Elke flank 13 heeft ten minste een gedeelte dat naar de andere flank toegericht is en dat een scherpe schuine hoek a met de bodem 12 van de rail 11vormt. Aldus wordt tussen de vrije randen van de flanken een langse gleuf gevormd met een breedte die kleiner is dan de breedte van het glijstuk 10. Doordat ook het bevestigingselement 8 breder is dan de breedte van de langse gleuf in de rail, worden de flanken 13 van de rail 11, bij het aan het glijstuk 10 vastschroeven van het bevestigingselement 8, tussen het glijstuk 10 en het bevestigingselement 8 vastgeklemd. Op deze manier zit het bevestigingselement 8 aldus vast aan de rail 11.
In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de delen van het glijstuk 10 en van het bevestigingselement 8 die tegen de flanken vastgeklemd worden, meer bepaald respectievelijk de delen 14 en 15, afgeschuind en wel onder een hoek die nagenoeg gelijk is aan de hoek a. Op deze manier wordt, bij het aanschroeven van de bouten 7,
<Desc/Clms Page number 7>
automatisch een centrering van het bevestigingselement 8 ten opzichte van de rail 11 verkregen. Tevens wordt elke verdraaiing van het bevestigingselement 8 ten opzichte van de rail 11tegengegaan zodanig dat de poort 1, onder haar eigen gewicht, niet kan afzakken. Gezien de afstand tussen het glijstuk 10 in de rail 11 en de aanhechting van de oogbout 4 aan het bevestigingselement 8 worden, door het gewicht van de poort, op de verbinding tussen het bevestigingselement 8 en de rail 11 inderdaad belangrijke torsiekrachten uitgeoefend.
In dit opzicht wordt het bevestigingselement 8 bij voorkeur door middel van ten minste twee bouten 7 aan het glijstuk 10 bevestigd. In plaats van zowel de delen 14 als de delen 15 af te schuinen, zouden eventueel alleen de delen 14 of de delen 15 afgeschuind kunnen worden. Het afschuinen van zowel de delen 14 als de delen 15 verdient evenwel de voorkeur.
In figuur 5 is een voorkeursuitvoeringsvorm van de rail 11 meer in detail weergegeven. De weergegeven rail bestaat uit een geplooide metalen (ijzeren) strip en is eenvoudig verkregen door het langs twee evenwijdige plooilijnen plooien van een vlakke metalen strip.
De flanken 13 van de rail strekken zich nagenoeg vanaf de bodem 12 van de rail 11onder dezelfde hoek a ten opzichte van de bodem uit als de hoek a gevormd door dat gedeelte van de flanken dat tussen het bevestigingselement 8 en het glijstuk 10 vastgeklemd wordt. Hierdoor, en ook door de keuze van de hoek a, kan de rail beter aan de daarop uitgeoefende torsiekrachten weerstaan zonder daarbij te vervormen. De hoek a is hierbij bij voorkeur begrepen tussen 15 en 75 , en liefst tussen 25 en 65 . In de weergegeven uitvoeringsvorm bedraagt de hoek a bijvoorbeeld ongeveer 45 .
Om alle risico's op het in hoogte verschuiven van het bevestigingselement 8 ten opzichte van de rail 11 te vermijden, bijvoorbeeld wanneer de bouten 7 niet voldoende stevig aangeschroefd zouden zijn, zijn de afgeschuinde delen 15 van het bevestigingselement
<Desc/Clms Page number 8>
8 en de gedeeltes van de flanken 13 van de rail 11 waartegen deze afgeschuinde delen 15 vastgeklemd worden, van in elkaar grijpende oppervlaktestructuren voorzien, in het bijzonder van een ribstructuur (zie figuren 5 en 6). Als alternatief of bijkomend zou een dergelijke oppervlaktestructuur eventueel ook op de afgeschuinde delen 15 van het glijstuk 10 en op de binnenzijde van de flanken 13 voorzien kunnen worden.
In de weergegeven uitvoeringsvorm is voor elke scharnier een rail 11voorzien. Eventueel kan echter ook één langere rail 11 op de poort voorzien worden die zich bijvoorbeeld over de volledige hoogte van de poort uitstrekt, en bijvoorbeeld door een profiel van de poort zelf gevormd wordt, zodanig dat er twee of meer scharnieren aan bevestigd kunnen worden. De rail of rails kunnen door middel van bijvoorbeeld schroeven of klinknagels aan de poort bevestigd worden, doch bij voorkeur zijn ze daartegen vastgelast zodanig dat een stevige en onder alle weersomstandigheden langdurige bevestiging verkregen wordt.
In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de rails met hun bodem 12 tegen de zijkant van de poort bevestigd. Dit biedt het voordeel dat de poort met de daaraan bevestigde rails zowel als links- en als rechtsdraaiende poort kan gebruikt worden. Een verder voordeel is dat de flanken van de rail onder het gewicht van de poort minder snel scheef getrokken zullen worden en aldus lichter uitgevoerd kunnen worden.
Om roesten van de poort en van de daarop bij voorkeur vastgelaste rail te voorkomen, wordt de poort bij voorkeur gegalvaniseerd en/of gelakt. In de praktijk wordt de poort meestal gegalvaniseerd en vervolgens optioneel aan een poederlak procédé onderworpen. Het voordeel van het ophangmechanisme volgens de uitvinding bestaat er hierbij in dat verschillen in diktes van de aldus aangebrachte deklagen geen probleem vormen voor het aanbrengen van het glijstuk in de rail en voor het daaraan vastschroeven van het bevestigingselement.
<Desc/Clms Page number 9>
In figuur 7 is een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarin het bevestigingselement 8 geen afzonderlijk element is maar wel een onderdeel van de scharnier zelf. Het bevestigingselement 8 vormt hierbij een hengsel waarmee de poort op een pin 17 van het tweede scharnierdeel 18 vastgehaakt kan worden. Deze uitvoeringsvorm is vooral interessant voor het ophangen van de poort aan een muur of aan een bredere, doorgaans gemetste paal. Het tweede scharnierdeel 18 is voorzien van een tegen de muur of paal vast te schroeven plaatdeel 19 met langwerpige openingen 20 voor de schroeven zodanig dat enige verticale instelling van de poort mogelijk is. Vermits de paal of muur zelf verticaal staat, is een verticale instelling in dit geval in één richting, meer bepaald in het vlak van de paal of de muur, voldoende.
Voor een vakman zal het duidelijk zijn dat de draagwijdte van de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen doch dat daaraan allerlei wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten de draagwijdte van de uitvinding zoals bepaald door de bijgaande conclusies te treden.
Zo kunnen bijvoorbeeld de beide flanken van de rail, en de daartegen vastgeklemde delen van het glijstuk en het bevestigingselement, onder een verschillende hoek a opgesteld zijn.
Verder kan eenzelfde bevestigingsmechanisme bestaande uit de rail, het glijstuk en het daaraan vastschroefbaar bevestigingselement ook op de steun voorzien worden opdat de hoogte van de poort ingesteld zou kunnen worden door het instellen van de hoogte van het aan de steun bevestigde scharnierdeel. Een dergelijk instelmechanisme met rail, glijstuk en bevestigingselement zou het instelmechanisme op de poort kunnen vervangen doch kan ook in combinatie met het hierboven beschreven instelmechanisme op de poort toegepast worden om aldus extra instelmogelijkheden toe te laten.
<Desc/Clms Page number 10>
De draagwijdte van de uitvinding is ten slotte niet beperkt tot een poort of een steun en het daaraan bevestigde ophangmechanisme doch strekt zich ook uit tot een set bevattende een nog aan de poort of de steun te bevestigen rail, een daarin aan te brengen glijstuk en een daaraan te bevestigen bevestigingselement.
<Desc / Clms Page number 1>
"Mechanism for suspending a gate at an adjustable height on a support"
The present invention relates to a mechanism for suspending a gate, door or gate by means of a hinge at an adjustable height on a support, which mechanism at least one on the support and / or on the gate, the gate or the gate. gutter-shaped rail having a bottom and two flanks provided with a door, a sliding piece slidable in height and a fastening element screwable to this sliding piece for attaching the hinge to the rail, at least a portion of each of the flanks of the rail are directed towards each other and are provided to be clamped between parts of this fixing element and parts of the sliding piece when screwing the fastening element to the sliding piece.
The mechanism according to the invention is more particularly intended for metal gates, fences or doors that are used in gardens and which are usually galvanized and subsequently possibly painted or painted.
For attaching hinges to a garden gate or garden fence, in practice two metal slats are usually welded to the side thereof which protrude beyond the surface of the gate or fence and which are galvanized and possibly painted together with the gate or fence. In the protruding part of the metal slat a slot is provided which extends perpendicular to the plane of the gate or the gate and in which a first part of the hinge, usually an eyelet, at the desired distance for the gate or the gate can be attached.
By controlling the position of the
<Desc / Clms Page number 2>
eye bolt relative to the gate or fence in the slot and by controlling the length of the eye bolt (by means of the nuts screwed to it on both sides of the metal) the gate or fence can be hung vertically in all directions to become. A disadvantage of this known system, however, is that the height at which the gate or gate is suspended above the ground is not adjustable.
For controlling the suspension height, adjustable suspension mechanisms are already known from the patent literature with a rail, a sliding piece slidable therein and a fixing element screwable to the sliding piece. For example, a suspension mechanism for windows, doors and gates is known from DE-A-30 15 354 in which both the side of the window, the door or the gate and the support from which these are to be hung are provided with a rail having a rail therein. height-adjustable slide piece to which a first part of the hinge is screwed. The rail is rectangular in cross-section, wherein a longitudinal opening is provided for screwing the hinge part to the sliding piece. For centering the hinge part with respect to the rail, a protruding part is provided on the hinge part which fits into the longitudinal opening of the rail.
This protruding part not only ensures that the hinge part is centered with respect to the rail, but furthermore ensures that the hinge part cannot shift horizontally with respect to the rail.
A drawback of such a suspension mechanism is that it is not suitable to be used with gates, doors or fences which, as is the rule with garden gates or fences, for example, is galvanized and subsequently possibly painted. After all, such treatments provide one or more cover layers, the thickness of which may vary. If such treatments were applied to the suspension mechanism described in DE-A-30 15 354, problems would arise as a result
<Desc / Clms Page number 3>
be able to fit the protruding part of the hinge part into the longitudinal opening in the rail. After all, the thickness of the cover layer can vary considerably locally, for example due to run-off or drop formation. Moreover, the thickness of the cover layer strongly depends on whether one or more optional lacquer layers are applied after galvanizing.
Since in the suspension mechanism according to DE-A-30 15 354 the part protruding into the longitudinal opening of the rail cannot simply be omitted without creating problems in connection with centering and displacement of the sliding piece in the rail, the invention has a new mechanism for suspending a gate, door or gate by means of a hinge at an adjustable height on a support that aims at an automatic centering of the fastening element relative to the rail and that moreover a horizontal displacement or a rotation of the sliding piece in the rail without the presence of coatings of different thickness on the rail preventing problems with the mounting of this suspension mechanism.
For this purpose, the mechanism according to the invention is characterized in that the facing parts of the flanks, which are clamped between the sliding piece and the fastening element screwed to it, each form an oblique angle with the bottom of the rail and that said parts of the rail fixing element and / or said parts of the sliding piece between which the flanks of the rail are clamped, in mounted condition, each form an angle with the bottom of the rail which is substantially equal to the oblique angle formed by the flank portion against which said part is clamped.
Due to the oblique arrangement of the flanks and the chamfer of the parts of the sliding piece and / or of the fastening element connecting to these flanks, this fastening element becomes
<Desc / Clms Page number 4>
automatically screwed to the rail when centered with respect to the rail. Furthermore, because it is clamped between two inclined surfaces, the sliding piece cannot shift or rotate horizontally in such a way that "sliding down" of the gate, gate or door is prevented.
Since these effects, in contrast to the known state of the art, are not obtained by a perfect fit of different parts but by the oblique arrangement of the flanks of the rail and the chamfer of the sliding piece and / or of the fixing element, the mounting of the suspension mechanism according to the invention is not hindered by the presence of one or more cover layers and in particular not by the possible variation in thickness thereof. After all, since the flanks of the rail are clamped between the sliding piece and the fixing element, a change in the thickness of these flanks due to the presence of one or more cover layers plays no role.
In a preferred embodiment of the mechanism according to the invention, the flanks of the rail extend substantially from the bottom of the rail to the part of the flanks which is provided for being clamped between the fastening element and the sliding piece, under said oblique angle .
This embodiment offers the advantage that, due to the slanting arrangement of the flanks, they can better absorb the tensile and torsional forces exerted thereon without thereby being deformed.
The invention furthermore relates to a set of a rail to be mounted on a gate, fence, door or support, a sliding piece to be fitted therein and a fixing element to be attached thereto.
Further advantages and details of the invention will appear from the following description of a preferred embodiment of a suspension mechanism according to the invention
<Desc / Clms Page number 5>
invention. However, this description is only given as an example and is not intended to limit the scope of protection as defined by the claims.
The reference numerals given in the description relate to the accompanying drawings in which:
Figures 1 and 2 show two exploded views of a mechanism according to the invention, wherein the hinge is attached to a pole and the rail on the side of a gate or gate;
Figures 3 and 4 show two perspective views of the same mechanism as shown in the previous figures but now in the mounted state;
Figure 5, on a larger scale, represents a perspective view of the rail from the mechanism illustrated in the previous figures;
Figure 6, also on a larger scale, represents a perspective view of the fastening element of the mechanism illustrated in the previous Figures 1 to 4;
and
Figure 7 shows a perspective view of a variant embodiment of the mechanism according to the invention in which the fixing element is formed by a first part of the hinge instead of by a separate element.
Figures 1 to 4 show a first embodiment of a mechanism for suspending a gate 1, gate or door (hereinafter referred to as gate) by means of a hinge at an adjustable height on a support 3, in particular a pole. In this first embodiment the hinge is formed by a U-shaped piece 2 which is welded to the post 3 and in which an eye bolt 4 is hinged by means of a pin 5. Such a hinge is generally used in practice and will therefore not be described in further detail.
It can be noted that with the existing ports the free end of the eye bolt 4 is in a slot
<Desc / Clms Page number 6>
of a metal slat welded onto the gate and being held clamped between two nuts 6 screwed onto the eye bolt 4 such that by adjusting the position of the eye bolt 4 in the slot and by adjusting the position of the nuts 6 the gate can be hung completely vertically on the eye bolt 4.
In order to also allow height control, in the mechanism shown in Figs. 1 to 4, the slat welded to the gate 1 is replaced by a fastening element 8 screwed thereon by means of bolts 7. As with the known systems, a slit 9 is provided in this fastening element 8. provided for the vertical adjustment of the gate 1. The fastening element 8 is not fixed directly to the gate, but rather through a sliding piece 10 which is slidable in height in a trough-shaped rail 11 provided on the gate 1 and in which threaded holes 16 are provided for screwing in the bolts 7.
The rail 11 has a bottom 12 and two flanks 13. Each flank 13 has at least a portion that faces the other flank and forms an acute oblique angle α with the bottom 12 of the rail 11. Thus, a longitudinal slot is formed between the free edges of the flanks with a width that is smaller than the width of the sliding piece 10. Because the fastening element 8 is also wider than the width of the longitudinal slot in the rail, the flanks 13 become the rail 11, when the fixing element 8 is screwed to the sliding piece 10, clamped between the sliding piece 10 and the fixing element 8. In this way the fastening element 8 is thus attached to the rail 11.
In the embodiment shown, the parts of the sliding piece 10 and of the fastening element 8 that are clamped against the flanks, in particular the parts 14 and 15, respectively, are chamfered at an angle which is substantially equal to the angle a. In this way when tightening the bolts 7,
<Desc / Clms Page number 7>
a centering of the fastening element 8 relative to the rail 11 is automatically obtained. In addition, any rotation of the fastening element 8 relative to the rail 11 is counteracted such that the gate 1, under its own weight, cannot sag. In view of the distance between the sliding piece 10 in the rail 11 and the attachment of the eye bolt 4 to the fastening element 8, significant torsional forces are indeed exerted on the connection between the fastening element 8 and the rail 11 due to the weight of the gate.
In this regard, the fastening element 8 is preferably attached to the sliding piece 10 by means of at least two bolts 7. Instead of chamfering both the parts 14 and the parts 15, possibly only the parts 14 or the parts 15 could be chamfered. Chamfering both the parts 14 and the parts 15 is, however, preferred.
Figure 5 shows a preferred embodiment of the rail 11 in more detail. The rail shown consists of a pleated metal (iron) strip and is simply obtained by folding a flat metal strip along two parallel fold lines.
The flanks 13 of the rail extend substantially from the bottom 12 of the rail 11 at the same angle α relative to the bottom as the angle α formed by that portion of the flanks that is clamped between the fastening element 8 and the sliding piece 10. As a result, and also because of the choice of the angle a, the rail can better withstand the torsional forces exerted thereon without distorting. The angle a is herein preferably included between 15 and 75, and most preferably between 25 and 65. In the embodiment shown, the angle α is, for example, approximately 45.
In order to avoid all risks of shifting the fastening element 8 in height relative to the rail 11, for example if the bolts 7 were not screwed in sufficiently tightly, the beveled parts 15 of the fastening element
<Desc / Clms Page number 8>
8 and the portions of the flanks 13 of the rail 11 against which these chamfered portions 15 are clamped, provided with interlocking surface structures, in particular with a rib structure (see figures 5 and 6). Alternatively or additionally, such a surface structure could possibly also be provided on the beveled parts 15 of the sliding piece 10 and on the inside of the flanks 13.
In the embodiment shown, a rail 11 is provided for each hinge. Optionally, however, one longer rail 11 can also be provided on the gate, which extends, for example, over the full height of the gate, and is for instance formed by a profile of the gate itself, such that two or more hinges can be attached to it. The rail or rails can be attached to the gate by means of, for example, screws or rivets, but they are preferably welded against it such that a firm and long-term attachment is obtained in all weather conditions.
In the embodiment shown, the rails are fixed with their bottom 12 against the side of the gate. This offers the advantage that the gate with the rails attached thereto can be used as both a left-handed and a right-handed gate. A further advantage is that the flanks of the rail under the weight of the gate will be tilted less quickly and thus can be made lighter.
In order to prevent rusting of the gate and of the preferably welded rail, the gate is preferably galvanized and / or painted. In practice, the gate is usually galvanized and then optionally subjected to a powder coating process. The advantage of the suspension mechanism according to the invention here is that differences in thicknesses of the thus applied cover layers do not present a problem for arranging the sliding piece in the rail and for screwing the fastening element onto it.
<Desc / Clms Page number 9>
Figure 7 shows a variant embodiment in which the fixing element 8 is not a separate element but is a part of the hinge itself. The fastening element 8 here forms a handle with which the gate can be hooked onto a pin 17 of the second hinge part 18. This embodiment is particularly interesting for suspending the gate on a wall or on a wider, generally bricked post. The second hinge part 18 is provided with a plate part 19 to be screwed against the wall or post with elongated openings 20 for the screws such that some vertical adjustment of the gate is possible. Since the post or wall itself is vertical, a vertical adjustment in this case in one direction, in particular in the plane of the post or wall, is sufficient.
It will be clear to a person skilled in the art that the scope of the invention is not limited to the embodiments described above, but that various modifications can be made thereto without departing from the scope of the invention as defined by the appended claims.
For example, the two flanks of the rail, and the parts of the sliding piece and the fastening element clamped against it, can be arranged at a different angle α.
Furthermore, the same fixing mechanism consisting of the rail, the sliding piece and the fixing element screwable thereto can also be provided on the support so that the height of the gate could be adjusted by adjusting the height of the hinge part attached to the support. Such an adjusting mechanism with rail, sliding piece and fastening element could replace the adjusting mechanism on the gate, but can also be applied to the gate in combination with the adjusting mechanism described above in order to allow additional adjustment options.
<Desc / Clms Page number 10>
Finally, the scope of the invention is not limited to a gate or a support and the suspension mechanism attached thereto, but also extends to a set comprising a rail still to be attached to the gate or the support, a sliding piece to be fitted therein and a attachment element to be attached thereto.