<Desc/Clms Page number 1>
Verbindingsmiddelen voor het losneembaar verbinden van koorden van een jacquardmachine.
Deze uitvinding betreft een stel verbindingsmiddelen voor het losneembaar verbinden van koorden van een jacquardmachine, omvattende een eerste en een tweede verbindingsmiddel dewelke voorzien zijn om, respectievelijk met een eerste en een tweede koord verbonden, losneembaar aan elkaar gekoppeld te worden.
Een jacquardmachine bevat een groot aantal inrichtingen voor het heffen van kettingdraden. Elk van deze inrichtingen is door middel van een koord verbonden met één of meerdere harnaskoorden die in verbinding staan met hevels met respectievelijke hevelogen waardoor zich één of meerdere kettingdraden uitstrekken.
Bij het opstellen van zo'n harnas moet een groot aantal hefkoorden verbonden worden met harnaskoorden. Dit is een zeer tijdrovend werk met lange stilstanden van de weefmachines en een evenredig verlies aan produktiviteit als gevolg. Om deze verbinding van koorden snel uitvoerbaar te maken werden reeds diverse types verbindingsmiddelen ontwikkeld. Het is van belang dat met deze verbindingsmiddelen een betrouwbare verbinding kan gerealiseerd worden.
Bovendien moeten deze verbindingsmiddelen eenvoudig van concstructie zijn en gemakkelijk hanteerbaar. Deze uitvinding betreft meer bepaald een stel verbindingsmiddelen voor het losneembaar verbinden van hefkoorden en harnaskoorden van eenjacquardmachine.
Een dergelijk stel verbindingsmiddelen is onder meer gekend uit het Europees octrooi nr. EP 0 788 562 BI. Het eerste verbindingsmiddel omvat een langwerpig insteekgedeelte dat eindigt met een radiaal verbredende kop, terwijl het tweede verbindingsmiddel een paar samenwerkende verende klemvingers omvat die voorzien zijn om door de kop van het eerste verbindingsmiddel van elkaar weg geduwd te worden en om terug te veren eens de kop zich voorbij de klemvingers bevindt. Deze kop wordt dan in axiale richting weerhouden door de teruggeveerde
<Desc/Clms Page number 2>
klemvingers, zodat deze verbindingsmiddelen gekoppeld zijn. Voor het ontkoppelen van de verbindingsmiddelen moeten de klemvingers eerst door middel van een verschuifbare huls van elkaar weg geduwd worden zodat de kop vervolgens tussen de klemvingers uit het tweede verbindingsmiddel kan getrokken worden.
Een nadeel van deze verbindingsmiddelen is dat het eerste verbindingsmiddel vrij complex is, onder meer doordat deze een verschuifbare huls moet omvatten. Een ander nadeel is dat de goede koppeling van deze verbindingsmiddelen afhankelijk is van twee elastisch vervormbare klemvingers.
In de internationale octrooiaanvraag WO 99/27170 wordt een stel verbindingsmiddelen met de hierboven aangeduide kenmerken beschreven. Het eerste verbindingsmiddel omvat een aantal als koppelelementen fungerende buigzame uitsteeksels, terwijl het tweede verbindings- middel eenzelfde aantal uitsparingen omvat. De buigzame uitsteeksels kunnen in ingedrukte toestand naar de uitsparingen verplaatst worden en uiteindelijk in deze uitsparingen terugveren. De verbindingsmiddelen bevinden zich dan in een gekoppelde toestand. De openingen fungeren hier dus als het opnamegedeelte, nl. het gedeelte waarin de koppelelementen een grotere radiale afmeting, kunnen aannemen.
Deze gekende verbindingsmiddelen omvatten voorts ook een aantal sleuven, uitsparingen en uitsteeksels voor de geleiding van de geleidingsmiddelen ten opzichte van elkaar om te zetten in een rotatie van de verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar. Deze geleidingsmiddelen zijn onder meer nodig om een verdere verplaatsing (een translatie in de koppelrichting) van de gekoppelde verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar. Door deze translatiebeweging en de daarmee gepaard gaande gedwongen rotatie kunnen de verbindingsmiddelen vanuit de gekoppelde toestand in een ontkoppelpositie gebracht worden.
<Desc/Clms Page number 3>
Deze gekende verbindingsmiddelen hebben als nadeel dat ze complex zijn en bijgevolg ook relatief duur zijn. Een bijkomend nadeel is dat deze verbindingsmiddelen niet zeer compact (in dwarsrichting) kunnen uitgevoerd worden, en bv. een buitendiameter van 8 a 10 mm hebben. Het aantal verbindingsmiddelen dat per oppervlakte-eenheid kan ingezet worden op een jacquardmachine is hierdoor eerder beperkt. Dit is een belangrijk nadeel aangezien men er voortdurend naar streeft om de hakenbezetting van jacquardmachines te verhogen.
Een bijkomend nadeel van deze verbindingsmiddelen is dat ze niet vlot ontkoppelbaar zijn. Er is een aanzienlijke verplaatsing van de verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar nodig vooraleer de ontkoppeling kan uitgevoerd worden.
Nog een ander nadeel is dat de buigzame uitsteeksels mogelijk niet terugveren na hun vervorming.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een stel verbindingsmiddelen dat de genoemde nadelen niet heeft en waarmee een snelle en betrouwbare koppeling van koorden op een jacquardmachine mogelijk is.
Dit doel wordt bereikt door volgens deze uitvinding te voorzien in een dergelijk stel verbindingsmiddelen, waarvan het opnamegedeelte zo is uitgevoerd dat het koppelelement in het opnamegedeelte kan geroteerd worden om zijn lengte-as om vanuit een koppelpositie naar een ontkoppelpositie gebracht te worden, en dat het koppelelement in de koppelpositie in axiale richting weerhouden wordt in het opnamegedeelte, en in de ontkoppelpositie niet wordt weerhouden in dit opnamegedeelte.
Bij deze verbindingsmiddelen zijn er geen geleidingsmiddelen nodig om de voor de ontkoppeling vereiste rotatie te bekomen, zodat deze verbindingsmiddelen, in vergelijking met de gekende verbindingsmiddelen, eenvoudiger kunnen uitgevoerd zijn en bijgevolg ook goedkoper kunnen geproduceerd worden. Hierdoor kunnen ze
<Desc/Clms Page number 4>
ook compacter in dwarsrichting (bv. met een maximum diameter van 6 mm) uitgevoerd worden. Deze verbindingsmiddelen laten dus een hogere hakenbezetting toe dan de gekende verbindingsmiddelen.
Voorts zijn de verbindingsmiddelen volgens de uitvinding ook vlotter ontkoppelbaar dan de gekende verbindingsmiddelen. Een eenvoudige draaibeweging (om de lengte-as) van de verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar volstaat om het koppelelement in zijn ontkoppelpositie te brengen. Aangezien het koppelelement gedurende deze rotatie in het opnamegedeelte blijft, kan deze rotatie gebeuren zonder enige vervorming van het koppelelement. Ook dit draagt ertoe bij dat de ontkoppeling snel en probleemlos kan uitgevoerd worden.
De verbindingsmiddelen volgens deze uitvinding omvatten bovendien slechts één elastisch vervormbaar onderdeel, hetgeen de betrouwbaarheid van de koppeling ten goede komt en de productie vereenvoudigt. Deze verbindingsmiddelen kunnen zeer snel in één beweging gekoppeld worden, en leveren een efficiënte en betrouwbare koppeling van koorden op eenjacquardmachine op.
Bij stel gekoppelde verbindingsmiddelen volgens deze uitvinding moet één van de verbindingsmiddelen om zijn lengte-as geroteerd worden ten opzichte van het andere verbindingsmiddel vooraleer ze kunnen ontkoppeld worden. Er moet m. a.w. een draaibeweging uitgevoerd worden, in tegenstelling tot de translatiebeweging bij de gekende verbindingsmiddelen, om een ontkoppeling uit te voeren. Dit maakt een ongewenste ontkoppeling van de verbindingsmiddelen zo goed als onmogelijk.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het stel verbindingsmiddelen volgens deze uitvinding omvat het koppelmiddel minstens één radiaal uitstekende stootrand, omvat het tweede verbindingsmiddel minstens één weerhoudrand die voorzien is om een stootrand van het in een koppelpositie in het opnamegedeelte geplaatste koppelmiddel in axiale richting te weerhouden om het ontkoppelen van de verbindingsmiddelen te verhinderen, en zijn de verbindingsmiddelen zo uitgevoerd
<Desc/Clms Page number 5>
dat het koppelmiddel in het opnamegedeelte, door een rotatie om de lengte-as van het ene verbindingsmiddel ten opzichte van het andere, in een ontkoppelpositie kan gebracht worden waarbij geen enkele stootrand van het koppelelement door een weerhoudrand wordt tegengehouden, zodat de genoemde ontkoppeling niet langer wordt verhinderd.
Bij zo'n stel verbindingsmiddelen is de doorgang bij voorkeur voorzien om het koppelelement in onvervormde toestand door te laten in de ontkoppelrichting, als het koppelelement naar de genoemde ontkoppelpositie geroteerd is in het opnamegedeelte.
Bij een ontkoppeling kan men het eerste verbindingsmiddel ongehinderd uit het tweede verbindingsmiddel trekken. Hierdoor wordt een zeer gebruiksvriendelijk stel verbindingsmiddelen bekomen.
Bij voorkeur is het tweede verbindingsmiddel voorzien van minstens één nok die een rotatie om de lengte-as van het ene verbindingsmiddel ten opzichte van het andere verhindert als de verbindingsmiddelen gekoppeld zijn. Hierdoor wordt het onmogelijk gemaakt om het koppelelement van het eerste verbindingsmiddel in de ontkoppelpositie te brengen door een eenvoudige verdraaiing van het eerste verbindingsmiddel ten opzichte van het tweede verbindingsmiddel. Om de verbindingsmiddelen te ontkoppelen is er dan een bijkomende handeling nodig.
De genoemde nok is bij voorkeur zo voorzien dat deze zich naast het koppelelement bevindt als de stootrand van het koppelelement tegen de weerhoudrand aanstoot, en dat door een verdere axiale verplaatsing in de koppelrichting van het ene verbindingsmiddel ten opzichte van het andere, het koppelelement voorbij de nok kan gebracht worden om de genoemde rotatie te realiseren.
<Desc/Clms Page number 6>
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is minstens één van de verbindingsmiddelen voorzien van een verend element dat op het andere verbindingselement een veerkracht uitoefent die de gekoppelde verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar in de ontkoppelrichting duwt.
Bij een voorkeurdragend stel verbindingsmiddelen volgens deze uitvinding is het koppelelement voorzien op het uiteinde van een insteekgedeelte van het eerste verbindingsmiddel, en heeft het koppelelement een naar zijn uiteinde toe versmallende vorm met een niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede.
Een stel verbindingsmiddelen volgens deze uitvinding is bijvoorbeeld zo uitgevoerd dat het koppelelement van het eerste verbindingsmiddel twee radiaal uitstekende flanken omvat met respectievelijke eindvlakken die twee radiaal uitstekende stootranden vormen, dat het opnamegedeelte van het tweede verbindingsmiddel twee vensters omvat, zodat zich in elk venster een respectievelijke flank van het koppelelement kan bevinden, waarbij de tegenover de stootrand gelegen begrenzende rand van elk venster fungeert als weerhoudrand voor het weerhouden van het koppelelement.
De genoemde begrenzende rand van minstens één venster omvat dan bij voorkeur een eerste randdeel dat fungeert als weerhoudrand, en dat trapvormig overgaat in een tweede randdeel, zodat deze trap de genoemde nok vormt waarmee een rotatie van de verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar wordt verhinderd.
Bij deze verbindingsmiddelen kan het eerste en/of het tweede verbindingsmiddel middelen omvatten om er een koord aan te bevestigen. Het eerste en/of het tweede verbindingsmiddel kan ook minstens gedeeltelijk uit kunststof vervaardigd zijn en een in de kunststof ingespoten koord omvatten.
<Desc/Clms Page number 7>
In de hierna volgende gedetailleerde beschrijving wordt een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een stel verbindingsmiddelen volgens deze uitvinding in detail beschreven. Het enige doel hiervan is de genoemde kenmerken van de uitvinding verder te verduidelijken aan de hand van een concreet uitvoeringsvoorbeeld. Het weze duidelijk dat niets in deze beschrijving dus kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de draagwijdte van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten, noch als een beperking van het toepassingsgebied van deze uitvinding.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan # figuur 1 een perspectieftekening is van een eerste verbindingsmiddel ; # figuur 2 een perspectieftekening is van een tweede verbindingsmiddel ; # figuur 3 een perspectieftekening is van een gedeelte van de gekoppelde verbindingsmiddelen als het koppelelement in de koppelpositie staat, waarbij de voorste wand van het tweede verbindingsmiddel gedeeltelijk weggenomen is ; # figuur 4 een horizontale dwarsdoorsnede is van de gekoppelde verbindingsmiddelen van figuur 3, volgens een horizontaal vlak doorheen het koppelelement van het eerste verbindingsmiddel ;
# figuur 5 een perspectieftekening is van een gedeelte van de gekoppelde verbindingsmiddelen als het koppelelement in de ontkoppelpositie staat, waarbij de voorste wand van het tweede verbindingsmiddel gedeeltelijk weggenomen is ; # figuur 6 een horizontale dwarsdoorsnede is van de gekoppelde verbindingsmiddelen van figuur 5, volgens een horizontaal vlak doorheen het koppelelement van het eerste verbindingsmiddel ; # figuur 7 een perspectieftekening is van de gekoppelde verbindingsmiddelen.
<Desc/Clms Page number 8>
Het eerste verbindingsmiddel (1) omvat (zie figuur 1) een langwerpig lichaam (15) met afgeplatte zijkanten (20) dat onderaan overgaat in een smaller langwerpig insteekgedeelte (11). Het lichaam (15) is aan de bovenzijde verbonden met een niet op de tekeningen voorgesteld hefkoord van een jacquardmachine. Het insteekgedeelte (11) heeft een bovenste cilindrisch gedeelte (18) dat overgaat in een onderste gedeelte (19) met kleinere dwarsafmetingen dan het bovenste gedeelte (18).
In dit onderste gedeelte (19) is een zich volgens de lengterichting (A) uitstrekkende langwerpige opening (16) voorzien. Aan weerszijden van de opening (16) is aan het onderste gedeelte (19) een respectievelijk flankdeel (12), (13) gevormd. Deze flankdelen (12),(13) steken in tegenovergestelde radiale richtingen uit ten opzichte van de bovenliggende wanden van het onderste gedeelte (19). De flankdelen (12),(13) hebben een respectievelijk bovenvlak (6), (7) dat nagenoeg dwars op de lengterichting (A) van het eerste verbindingsmiddel (1) staat. Zoals verder verduidelijkt wordt worden deze bovenvlakken (6), (7) weerhouden door een weerhoudrand (8) van het tweede verbindingsmiddel (2) als deze verbindingsmiddelen gekoppeld zijn.
Deze flankdelen (12), (13) versmallen in de richting van het uiteinde van het insteekgedeelte (11) en gaan over in een gemeenschappelijke punt (17) die het voorbij de opening (16) gelegen uiteinde van het insteekgedeelte (11) vormt. De flankdelen (12), (13) en de punt (17) vormen samen een geheel dat de vorm van een pijl heeft en zijn uit een elastisch vervormbaar materiaal vervaardigd. Dit geheel wordt in deze beschrijving het koppelelement (3) genoemd.
Zoals het best op figuur 2 te zien is heeft het tweede verbindingsmiddel (2) een bovenste gedeelte met een inwendige ruimte waarin het insteekgedeelte (11) van het eerste verbindingsmiddel (1) kan opgenomen worden en een onderste gedeelte met een zogenaamde karabinier-koppeling (14) voor het bevestigen van één of meerdere harnaskoorden (niet op de figuren voorgesteld). De inwendige ruimte bestaat uit een doorgang (5) die enerzijds uitmondt aan de bovenzijde van het verbindingsmiddel (2)
<Desc/Clms Page number 9>
en anderzijds uitmondt in een opnamegedeelte (4) waarin het koppelelement (3) kan vastklikken en in axiale richting kan weerhouden worden.
In de wanden van het tweede verbindingsmiddelen (2) zijn ter hoogte van het opnamegedeelte twee tegenover elkaar gelegen vensters (21), (22) voorzien. Deze vensters (21), (22) hebben een bovenste begrenzende rand (8) die fungeert als weerhoudrand voor het weerhouden van de stootranden (6), (7) van het koppelelement als dit koppelelement in het opnamegedeelte (4) zit. Deze weerhoudrand (8) gaat trapvormig over in een lager gelegen randgedeelte, zodat een nok (9) wordt gevormd.
Via de vanaf de bovenzijde toegankelijke doorgang (5) kan het koppelelement (3) in het opnamegedeelte (4) gebracht worden. Deze doorgang (5) heeft zodanige dwarsafmetingen dat, als het koppelelement (3) zo georiënteerd is ten opzichte van het tweede verbindingsmiddel (2) dat de flanken (12),(13) zich boven de vensters (21), (22) bevinden (als het zich in de koppelpositie bevindt), het koppelelement (3) in de doorgang elastisch vervormd wordt zodat de radiale afmetingen ervan verkleind worden. Op het ogenblik dat de flanken (12), (13) voorbij de doorgang (5) gebracht zijn, komen deze terecht in een respectievelijk venster (21),(22) en nemen ze hun oorspronkelijke radiale afmetingen aan zodat de stootranden (6), (7) door de weerhoudranden (8) van de respectievelijke vensters worden weerhouden.
Het koppelelement (3) van het eerste verbindingsmiddel (1) klikt op die manier vast in de opnamegedeelte (4) van het tweede verbindingsmiddel (2). Het koppelelement (3) bevindt zich in de koppelpositie (3) in het opnamegedeelte (4), terwijl het insteekgedeelte (11) zich in de doorgang (5) uitstrekt. Deze situatie is voorgesteld op de figuren 3,4 en 7.
Het tweede verbindingsmiddel (2) heeft bovenaan een verende lip (10) die zo geplaatst is dat ze naar beneden geduwd wordt door de onderste rand van het lichaam (15) van het eerste verbindingsmiddel (1) als de verbindingsmiddelen (1), (2) gekoppeld zijn. De door deze lip (10) uitgeoefende veerkracht duwt de
<Desc/Clms Page number 10>
verbindingsmiddelen van elkaar weg in de ontkoppelrichting waardoor de stootranden (6), (7) tegen de weerhoudranden (8) worden geduwd en waardoor ongewenste axiale verplaatsingen van de verbindingsmiddelen ten opzichte van elkaar worden verhinderd. De nok (9) verhindert dat de twee verbindingsmiddelen (1), (2) ten opzichte van elkaar kunnen geroteerd worden om de lengte-as (A).
Om de verbindingsmiddelen (1),(2) te ontkoppelen moeten ze verder in de koppelrichting naar elkaar toe worden geduwd, tegen de veerkracht van de verende lip (10) in, totdat de bovenkant van het koppelelement (3) voorbij de nok (9) gebracht is. Dan kan het eerste verbindingsmiddel (1) om zijn lengte-as (A) geroteerd worden in het opnamegedeelte (4) tot in de op figuren 5 en 6 voorgestelde stand. In deze stand, de ontkoppelpositie genoemd, kan het koppelelement (3) ongehinderd en zonder vervorming langs de doorgang (5) uit het tweede verbindingsmiddel (2) getrokken worden.
Deze verbindingsmiddelen (1), (2) maken een bijzonder betrouwbare verbinding van een hefkoord en een hamaskoord van een jacquardmachine mogelijk door één snelle insteekbeweging volgens de lengte-as van de verbindingsmiddelen (1), (2). Deze verbindingsmiddelen zijn bovendien ook vrij eenvoudig van constructie en gebruiksvriendelijk.