BE1014438A3

BE1014438A3 - Inrichting voor het aan elkaar bevestigen van twee elementen.

Info

Publication number: BE1014438A3
Application number: BE2001/0683A
Authority: BE
Original assignee: Novalati Nv
Priority date: 2001-10-24
Filing date: 2001-10-24
Publication date: 2003-10-07

Abstract

Inrichting voor het aan elkaar bevestigen van twee elementen (1-2) of (17-18), daar gekenmerkt dat zij in hoofdzaak vrouwelijke en mannelijke koppeldelen, respectievelijk (4) en (5), bevat, die ieder op één van de aan elkaar te bevestigen elementen (1) en (2) zijn voorzien en die met elkaar kunnen samenwerken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het aan elkaar bevestigen van twee elementen. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan elkaar bevestigen van twee elementen, meer bijzonder een inrichting voor het aan elkaar bevestigen van om het even welke elementen, met om het even welke afmetingen en in om het even welke materialen. 



  Men weet dat voor het aan elkaar bevestigen van elementen, in het algemeen gebruik wordt gemaakt van afzonderlijke bevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld schroeven, spijkers, haakjes, lijm en dergelijke, en dat men hiervoor bepaalde gereedschappen nodig heeft, zoals schroevendraaiers, hamers, haaktangen, lijmpistolen en dergelijke. 



  Eveneens weet men dat zulke losse bevestigingsmiddelen en de daarvoor noodzakelijke gereedschappen niet steeds ter beschikking zijn en vaak zoek zijn op het ogenblik dat men ze nodig heeft en dat bovendien niet iedereen even bedreven is bij het aanwenden en toepassen van deze middelen. 



  De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden. 



  De aan elkaar te bevestigen elementen kunnen worden gevormd door vlakke, al dan niet dunne voorwerpen en/of een combinatie van een dun voorwerp met een dikker voorwerp, waarbij   een   of beide elementen in een hard, soepel, vervormbaar, zacht of ander materiaal zijn verwezenlijkt. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Tot dit doel beoogt de uitvinding een inrichting voor het aan elkaar bevestigen van twee elementen, waarbij deze inrichting in hoofdzaak vrouwelijke en mannelijke koppeldelen bevat die op eenvoudige wijze met elkaar kunnen samenwerken en die ieder deel uitmaken van   een   van de aan elkaar te bevestigen elementen. 



  Op deze manier is het voor eenieder mogelijk om twee elementen, die respectievelijk van zulke vrouwelijke en mannelijke koppeldelen volgens de uitvinding voorzien zijn, op eenvoudige, snelle en efficiënte manier aan elkaar te bevestigen. 



  Zowel de voornoemde mannelijke als vrouwelijke koppeldelen kunnen, hetzij afzonderlijk op een betreffend te bevestigen element aangebracht worden, hetzij op een gemeenschappelijke basis aangebracht worden die zelf met het betreffende te bevestigen element wordt verbonden. 



  De voornoemde koppeldelen volgens de uitvinding kunnen bijvoorbeeld zowel op een kader, bijvoorbeeld in kunststof, aangebracht zijn of er deel van uitmaken of zij kunnen op een soepele band uit textiel of dergelijke aangebracht worden zodat zij door middel van deze kader, respectievelijk band, bijvoorbeeld door stikken, lijmen, of dergelijke, tegen   een   van de aan elkaar te bevestigen elementen kunnen bevestigd worden. 



  In een bijzondere toepassing is de uitvinding uitermate geschikt voor het bekleden van zetels, stoelen, en dergelijke waarbij een bekleding, al dan niet samen met een soepele vulling, tegen een stijver vormgevend steunelement, bijvoorbeeld een kussen, dient aangebracht te worden, en waarbij deze bekleding perfect de eventuele onregelmatige vormen van het voornoemd steunelement moet 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 volgen. 



  Een zeer bijzondere toepassing waarbij twee elementen aan elkaar moeten worden bevestigd, komt voor bij het aanbrengen van een bekleding van zetels, bijvoorbeeld voor voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen en dergelijke, en uiteraard voor alle mogelijke andere zetels. 



  Inderdaad, tot op heden wordt, voor het aanbrengen van een bekleding op een steunelement, bijvoorbeeld een basis van om het even welke zetel, een techniek aangewend waarbij gebruik gemaakt wordt van twee metalen draden, en haken, namelijk een eerste staaldraad die bijvoorbeeld in het zetelkussen verwerkt is en een tweede staaldraad die aan de binnenzijde van de bekleding is vastgemaakt, waarbij, bij het aanbrengen van de bekleding beide metalen draden naar elkaar worden getrokken en door middel van metalen, in het algemeen C-vormige haken, die al dan niet verder worden dichtgeknepen door een geschikt gereedschap en op een geschikte afstand ten opzichte van elkaar worden vastgehouden. 



  Een eerste nadeel van deze bekende techniek is dat zij vrij omslachtig is, aangezien de voornoemde haken slechts   een   voor   een   kunnen worden aangebracht en het gebruikte gereedschap vrij onhandig en zwaar is. 



  Een ander nadeel van deze bekende techniek is dat, met het oog op het recycleren van voornoemde zetels, deze laatste noodzakelijkerwijze uit elkaar moeten worden genomen teneinde de metalen onderdelen te scheiden van de kunststof onderdelen. 



  In deze bijzondere toepassing van de inrichting volgens de uitvinding, voor het verwezenlijken van zetels, 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 zullen, enerzijds, de voornoemde vrouwelijke koppeldelen gevormd worden door gaten die bijvoorbeeld aangebracht zijn in een gemeenschappelijk steunelement, bijvoorbeeld in schuimrubber, ingewerkte basis, waarbij deze gaten via schachten in het schuimrubber die uitgeven in minstens   een buitenzijde   van het steunelement van de betreffende zetel bereikbaar zijn en, anderzijds, zullen de mannelijke koppeldelen aan de bekleding bevestigd zijn door middel van een voornoemde soepele band. 



  Het aanbrengen van de bekleding tegen het voornoemd steunelement kan volgens de uitvinding op een uiterst eenvoudige manier geschieden door de mannelijke koppeldelen, doorheen de schachten, in de voornoemde gaten te steken, waardoor de koppeldelen en aldus de aan elkaar te bevestigen elementen, in dit geval een bekleding en een steunelement, automatisch met elkaar verbonden worden. 



  Door bovendien de mannelijke en vrouwelijke koppeldelen uit kunststof te vervaardigen, kunnen afgewerkte zetels gerealiseerd worden zonder gebruik te maken van metaal, waardoor vermeden wordt dat zulke zetels, zonder bijkomende demontage van welke onderdelen dan ook, op eenvoudige wijze kunnen worden gerecycleerd. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld, zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : 
Figuur 1 schematisch en in perspectief een uiteengenomen zicht weergeeft van twee door middel 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 van een inrichting volgens de uitvinding aan elkaar te bevestigen elementen ; figuur 2 op grotere schaal een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur   1 ;   figuur 3 een zieht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 2 doch waarbij de inrichting volgens de uitvinding in elkaar is geklikt ; figuur 4 in perspectief een uiteengenomen zieht weergeeft van een bijzondere toepassing van de uitvinding ; figuur 5 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 4 door F5 is aangeduid ;

   figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5, doch nadat de te bevestigen elementen aan elkaar bevestigd zijn ; figuur 7 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur   6 ;   figuren 8,9 en 10 uitvoeringsvarianten weergeven van figuur   7 ;   figuur 11 een doorsnede weergeeft volgens lijn XI-XI in figuur 10. 



  In figuur 1 zijn twee vlakke elementen 1 en 2 weergegeven die door middel van een inrichting 3 volgens de uitvinding met elkaar kunnen worden verbonden. 



  Deze inrichting 3 bestaat in hoofdzaak uit vrouwelijke en mannelijke koppeldelen, respectievelijk 4 en 5. 



  De vrouwelijke koppeldelen 4 worden in de weergegeven uitvoeringsvorm gevormd door langwerpige gaten 6, meer speciaal ringen, die op regelmatige afstanden van elkaar zijn aangebracht op een gemeenschappelijke basis, in dit geval in de vorm van een kader 7, die tegen de onderzijde 8 van het element 1 is aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  Ter plaatse van de gaten 6 zijn in het element 1 doorgangen 9 aangebracht waarlangs de gaten 6 via de bovenzijde 10 van het element 1 bereikbaar zijn. 



  In het geval dat het element 1 gevormd wordt door een stijf materiaal zouden de doorgangen 9 vanzelfsprekend als gaten 6 kunnen fungeren. 



  De mannelijke koppeldelen 5, zoals weergegeven'in de figuren 2 en 3, bevatten een V-vormig gedeelte 11 uit, bij voorkeur, veerkrachtig materiaal dat aan een uiteinde van een steel 12 is aangebracht en waarvan de benen 13 zich symmetrisch aan beide zijden van deze steel 12 uitstrekken. 



  De mannelijke koppeldelen 5 zijn, ter plaatse van het uiteinde 14 van de steel 12, bevestigd op een gemeenschappelijke basis, in dit geval een kader 15, die tegen de onderzijde 16 van het element 2 bevestigd is. 



  De mannelijke koppeldelen 5 zijn alle evenwijdig aan elkaar en loodrecht gericht op het vlak van het voornoemd kader 15, waarbij deze koppeldelen 5 zieh op een onderlinge afstand bevinden die gelijk is aan de onderlinge afstand van de vrouwelijke koppeldelen 4, respectievelijk gaten 6. 



  Het V-vormig gedeelte 11 van elk mannelijk koppeldeel 5 is zodanig gevormd dat in vrije toestand, de grootste spreiding A van de benen 13, groter is dan de grootste afmeting B van de gaten 6 in het kader 7. 



  Door middel van zulke inrichting kunnen de elementen 1 en 2, op zeer eenvoudige manier aan elkaar worden bevestigd 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 door de mannelijke koppeldelen 5 tegenover de doorgangen 9 en de daaronder gesitueerde gaten 6 te positioneren en vervolgens de beide elementen 1 en 2 naar elkaar toe te brengen om de V-vormige gedeelten 11 van de mannelijke koppeldelen 5 doorheen de gaten 6 te duwen. 



  Het is duidelijk dat bij de doorgang van een V-vormig gedeelte 11 door een gat 6, de benen 13 eerst naar elkaar zullen worden toegedrukt, en dat, wanneer eenmaal het Vvormig gedeelte 11 volledig doorheen het gat 6 gestoken is, deze benen 13 uit elkaar veren, zodat het V-vormig gedeelte 11 terug zijn oorspronkelijk bredere vorm aanneemt en men de situatie bekomt die in figuur 3 is weergegeven. 



  Vanzelfsprekend kan vanuit deze situatie het mannelijk koppeldeel 5 niet meer uit het vrouwelijk koppeldeel 4 verwijderd worden zonder daarbij eerst de benen 13 van het V-vormig gedeelte 11 samen te drukken. 



  In de figuren 4 en 6 is een uitvoeringsvariante weergegeven van een inrichting 3 volgens de uitvinding, die specifiek gericht is op het bekleden van zetelkussens, in het bijzonder op een inrichting voor het bevestigen van een bekleding 17 uit textiel, leder of andere soepele materialen, op een steunelement, in dit geval een kussen 18 dat bijvoorbeeld vervaardigd is uit schuimrubber. 



  Het kussen 18 bestaat in het weergegeven voorbeeld uit een zitkussen dat, in een middengedeelte van het zitoppervlak 19, voorzien is van een verdiept gedeelte 20, bijvoorbeeld ter bevordering van het zitcomfort. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  De vrouwelijke koppeldelen 4 worden in dit geval eveneens gevormd door gaten 6 die in een gemeenschappelijk kader 7 zijn aangebracht dat in het schuimrubber kussen 18 voorzien is en dat zulkdanige afmetingen bezit dat de gaten 6 zich tegenover de rand 21, die de omtrek van het voornoemd verdiept gedeelte 20 bepaald, bevinden. 



  Boven en ook deels onder de gaten 6 zijn in het kussen 18 schachten 22 voorzien die minstens uitgeven in het voornoemd zitoppervlak 19, meer bepaald ter plaatse van de rand 21. 



  De voornoemde mannelijke koppeldelen 5 zijn in dit geval op dezelfde wijze uitgevoerd als hiervoor beschreven, met dit verschil dat het uiteinde van de steel 12 in dit geval voorzien is van een dwarsstuk 23 met een groef 24 waarin een soepele band 25, bijvoorbeeld uit textiel, kunststoffolie, of dergelijke kan worden bevestigd, door inklemming, verlijming of dergelijke. 



  Deze band 25 wordt aan de binnenzijde van de bekleding 17 vastgemaakt, bijvoorbeeld door stikken, lijmen of dergelijke, langs een verbindingsnaad 26 die dezelfde vorm en contour bezit als de voornoemde rand 21. 



  Het is duidelijk dat het gebruik van een textielband 25 geenszins noodzakelijk is. Inderdaad zou de bekleding 17 rechtstreeks in de groef 24 kunnen worden bevestigd. 



  De bekleding 17 wordt op eenvoudige wijze aan het kussen 18 bevestigd door de mannelijke koppeldelen 5 in de schachten 22 te steken en de benen 13 van het V-vormig gedeelte 11 door de gaten 6 te drukken tot wanneer ze, voorbij de gaten 6, weer openveren, zodat de vrije uiteinden ervan zieh achter het kader 7 vasthaken. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  De lengte van de mannelijke koppeldelen 5 is zodanig gekozen dat, bij het inbrengen ervan, het schuimrubber kussen 18, ter plaatse van de schachten 22, enigszins wordt ingedrukt om de koppeling tussen de mannelijke koppeldelen 5 en de vrouwelijke koppeldelen 4 tot stand te kunnen brengen. 



  Aldus wordt verkregen dat, zoals weergegeven in figuur 6, bij het terug loslaten van het kussen 18, de bekleding 17 ter plaatse van de rand 21 strak wordt aangespannen. 



  De uitvoeringsvariante van het mannelijk koppeldeel 5, zoals weergegeven in figuur 8, is analoog aan deze van figuur 7, met dit verschil dat de vrije uiteinden 27 van de benen 13 elk voorzien zijn van een inkeping 28. 



  Bij het inbrengen van het V-vormig gedeelte 11 in een gat 6, zullen in dit geval de inkepingen 28 tegen de binnenrand 29 van dit gat 6 geduwd worden. 



  In figuur 9 is nog een andere uitvoering van een mannelijk koppeldeel 5 weergegeven waarbij de vrije uiteinden 27 van de benen 13 verbonden zijn met verlengingen 30 en 31, die in dit geval evenwijdig zijn aan elkaar en die met het voornoemd dwarsstuk 23 zijn verbonden. In deze verlengingen 30 - 31 zijn inkepingen, respectievelijk 32 en 33 voorzien. 



  De inkepingen 32 en 33 hebben een zodanige vorm dat zij met de randen 29 van een gat 6 kunnen samenwerken en waarbij de hoogte H van deze inkepingen iets groter is dan de hoogte D van de randen 29 van de gaten 6. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Op deze manier wordt verkregen dat het mannelijk koppeldeel 5, in de gekoppelde toestand van figuur 9, zowel in de dwarsrichting als in de axiale richting van een gat 6 wordt vastgehouden. 



  De uitvoeringsvorm van het mannelijk koppeldeel 5, zoals weergegeven in de figuren 10 en 11, bezit tenslotte als bijzonderheid dat de benen 13 van het U-vormig gedeelte 11 aan het vrij uiteinde van de steel 12, verdraaid zijn ten opzichte van de lengterichting van de steel 12. 



  Bij het inbrengen van zulk mannelijk koppeldeel 5 in een langwerpig gat 6, zullen de benen 13 nu niet alleen in het vlak van het koppeldeel terugveren maar ook in een richting loodrecht op dit vlak, zoals in figuur 11 schematisch is weergeven door de pijlen Pl en P2. 



  Het spreekt voor zieh dat de mannelijke koppeldelen 5 niet beperkt zijn tot vlakke elementen, maar in om het even welke andere vorm kunnen worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld een paddestoelvorm of dergelijke. Tevens is het mogelijk meerdere paren benen 13 te voorzien die volgens verschillende vlakken geori nteerd zijn en die in dat geval samenwerken met bijvoorbeeld cirkelvormige gaten 6. 



  Zowel de vrouwelijke koppeldelen 4, als de mannelijke koppeldelen 5 moeten niet noodzakelijk door middel van een kader 7, respectievelijk band 25, met elkaar verbonden zijn, maar kunnen ook als afzonderlijke elementen op   een   van de elementen 1 en 2 aangebracht zijn. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande figuren 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1. - Inrichting voor het aan elkaar bevestigen van twee elementen (1-2) of (17-18), daardoor gekenmerkt dat zij in hoofdzaak vrouwelijke en mannelijke koppeldelen, respectievelijk (4) en (5), bevat, die ieder op een van de aan elkaar te bevestigen elementen (1) en (2) zijn voorzien en die met elkaar kunnen samenwerken.

2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de vrouwelijke koppeldelen (4) hoofdzakelijk gevormd zijn door gaten (6).

3.-Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de gaten (6) gevormd zijn door ringen.

4- Inrichting volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de gaten (6), respectievelijk de ringen waarin deze gaten zijn aangebracht, deel uitmaken van een gemeenschappelijk kader (7).

5.-Inrichting volgens conclusie 4 daardoor gekenmerkt dat de vrouwelijke koppeldelen (4) zieh op onderling regelmatige afstanden van elkaar bevinden.

6.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de mannelijke koppeldelen (5) hoofdzakelijk bestaan uit minstens een paar benen (13) die een V-vormig gedeelte (11) vormen.

7.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de benen (13) op het vrij uiteinde van een steel (12) zijn voorzien. <Desc/Clms Page number 13>

8.-Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het tweede uiteinde van de voornoemde steel (12) verbonden is met een dwarsstuk (23).

9.-Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat in het dwarsstuk (23) een groef (24) is voorzien waarin een band (25) kan worden bevestigd.

10.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de vrije uiteinden van de benen (13) voorzien zijn van een inkeping (28).

11.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de benen (13) verdraaid zijn ten opzichte van de lengterichting van de steel (12).

12.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de vrije uiteinden van de benen (13) voorzien zijn van verlengingen (30)- (31) die met een dwarsstuk verbonden zijn.

13.-Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de verlengingen (30)- (31) voorzien zijn van inkepingen (32) - (33).

14.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vrouwelijke koppeldelen (4), enerzijds, en de mannelijke koppeldelen (5), anderzijds, op onderling regelmatige afstanden, op een gemeenschappelijke steun of basis voorzien zijn.

15.-Inrichting volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de gemeenschappelijke basis van de vrouwelijke koppeldelen (4) gevormd wordt door een kader (7) in kunststof. <Desc/Clms Page number 14>

16.-Inrichting volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de gemeenschappelijke basis van de mannelijke koppeldelen (5) gevormd wordt door een soepele band (25) in textiel, kunststof, leder of dergelijke.

17.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de mannelijke koppeldelen (5) paddestoelvormig zijn uitgevoerd.

18.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat minstens de benen (13) van de mannelijke koppeldelen (5) uit een veerkrachtig materiaal zijn vervaardigd.

19.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vrouwelijke koppeldelen (4), enerzijds, en de mannelijke koppeldelen (5), anderzijds, uit een kunststof vervaardigd zijn.

20.-Inrichting volgens conclusie 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat de vrouwelijke koppeldelen (4), de mannelijke koppeldelen (5), het kader (7) en de soepele band (25) uit kunststof vervaardigd zijn.