<Desc/Clms Page number 1>
HORIZONTAAL SCHUIFBARE DEURCONSTRUCTIE
De uitvinding heeft betrekking op een horizontaal schuifbare deurconstructie bevattende een in een bovendeel van een deurkader ondergebrachte looprail, waaraan ten minste één brandvertragend materiaal bevattende deurvleugel is opgehangen, welke deurvleugel met een aandrijforgaan verbonden is dat voorzien is om de schuivende beweging van de deurvleugel langs de looprail aan te drijven.
Dergelijke deurconstructies zijn algemeen bekend en worden onder meer in werkplaatsen, ziekenhuizen, hotels enz. toegepast. Het aandrijforgaan zorgt ervoor dat de persoon, die de ruimte, afgesloten door de deur, wenst te betreden, niet op eigen kracht de deur moet openen. Het brandvertragend materiaal, opgenomen in de deurvleugel, zorgt er op zijn beurt voor dat de deur weerstand biedt aan een brand. Op die manier wordt de uitbreiding van een brand via de deur naar een andere ruimte aanzienlijk vertraagd.
Een nadeel van de bekende deurconstructies is dat, in geval van brand, de looprail en/of het aandrijforgaan die meestal uit lichtmetaal vervaardigd zijn, smelten onder invloed van de stijgende temperatuur. Doordat de deurvleugel met de looprali verbonden is, heeft het wegsmelten van de looprail en/of het aandrijforgaan vaak tot gevolg dat de verbinding met de deur beschadigd wordt en zodoende de deur loskomt van het kader en eruit valt. Wanneer dit gebeurt, vormt de deurvleugel natuurlijk geen blokkade meer voor de vlammen en kan de brand naar de door de deur afgesloten ruimte overslaan. Onder dergelijke omstandigheden heeft het gebruik van brandvertragend materiaal in de deurvleugel dan ook niet veel zin meer.
De uitvinding heeft tot doel een horizontaal schuifbare deurconstructie te realiseren, waarbij het risico dat, in geval van brand,
<Desc/Clms Page number 2>
de deur loskomt van de muur of het deurkader aanzienlijk verminderd wordt.
Een horizontaal schuifbare deurconstructie volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat de deurconstructie een stootelement bevat dat in genoemd bovendeel van het deurkader evenwijdig aan de looprail op een in hoogterichting beschouwde voorafbepaalde afstand van een bovenrand van de deurvleugel is aangebracht, welk stootelement zich over ten minste één derde van de breedte van de deurvleugel uitstrekt en een eerste zijde bevat die naar het aandrijforgaan toe wijst, en waarbij op de bovenrand van de deurvleugel ten minste één opzetstuk is aangebracht, welk opzetstuk een opstaande flank vertoont die tegenover een tweede zijde van het stootelement, gelegen tegenover diens eerste zijde, is opgesteld.
De aanwezigheid van het stootelement en het opzetstuk zorgen ervoor dat wanneer, ten gevolge van brand, de verbinding tussen de deurvleugel en het aandrijforgaan en/of de looprail wordt verbroken of verzwakt, het loskomen van de deurvleugel ten opzichte van de muur of het deurkader wordt verhinderd. Immers, doordat de opstaande flank van het opzetstuk tegenover het stootelement gelegen is en aan de andere zijde van het stootelement is opgesteld, dan diegene waar zich het aandrijforgaan bevindt, zal een eventuele val van de deurvleugel verhinderd worden doordat het opzetstuk tegen het stootelement aanloopt. Doordat bovendien het stootelement op een voorafbepaalde afstand van de bovenrand van de deurvleugel is aangebracht, wordt ook een opwaartse beweging van de deurvleugel, bij voorbeeld ten gevolge van uitzetting van het brandvertragend materiaal, beperkt.
Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een horizontaal schuifbare deurconstructie volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat tussen de flank van het opzetstuk en genoemde tweede zijde een
<Desc/Clms Page number 3>
luchtspleet aanwezig is. Hierdoor wordt een speling gecreëerd tussen het opzetstuk en het stootelement en wordt wrijving voorkomen bij normale werking van de deurconstructie.
Bij voorkeur vertoont het opzetstuk een haaks profiel. Dit laat eenvoudige montage van het opzetstuk toe.
De uitvinding zal nu meer in detail worden beschreven aan de hand van de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.
In de tekening laat : figuur 1 een voorzijde zien van een deurconstructie volgens de uitvinding; figuur 2 een schematische uitvoeringsvorm zien van een deurconstructie volgens de uitvinding; figuur 3 een dwarsdoorsnede zien volgens de lijn III-III', en figuur 4 een dwarsdoorsnede doorheen een verdere uitvoeringsvorm van een deurconstructie volgens de uitvinding.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
De horizontaal schuifbare deurconstructie 1, weergegeven in figuur 1, bevat een deurkader 3 waarin, irl een bovendeel daarvan, een looprail 5 is ondergebracht. Aan de looprail is ten minste één deurvleugel (2-1, 2-2,2-3) opgehangen. De horizontale verschuiving van elke deurvleugel wordt gerealiseerd door een aandrijforgaan dat onder meer een motor 4, die een riem of ketting 8 aandrijft, bevat. Het aandrijforgaan bevat verder een set wielenstelsels 6, die op de looprail verrijdbaar zijn en verbonden zijn via een ophangmechaniek met de riem of ketting 8. Het ophangmechaniek bevat verder een verbindingselement 7 dat de deurvleugels met het ophangmechaniek verbindt. Het aandrijven van de motor 4 laat de riem of ketting bewegen, welke beweging via het ophangmechaniek aan de deurvleugels wordt
<Desc/Clms Page number 4>
overgedragen.
Hierdoor kunnen de deurvleugels dan een heen- en weergaande horizontale beweging maken voor het openen en sluiten van de deur.
Bij voorkeur geschiedt het openen en sluiten van de deur automatisch, bij voorbeeld via een fotocel of een contact in de vloer die de nabijheid van een persoon detecteren en de motor vervolgens laten lopen. Bij gebruik van een riem is deze bij voorkeur uit rubber vervaardigd. De motorbehuizing, de looprail en het ophangmechaniek zijn bij voorkeur uit lichtmetaal, zoals aluminium, vervaardigd. Deze materialen hebben het voordeel dat ze licht zijn en rubber is bovendien goed tegen slijtage bestand. Echter hebben beide materialen het nadeel dat zij niet goed tegen brand bestand zijn. Zo zal rubber branden en lichtmetaal smelten. Het wegsmelten van het lichtmetaal en/of het verbranden van het rubber kan tot gevolg hebben dat de deur loskomt van de muur of het deurkader en aldus dat de brand overslaat naar de door de deur afgesloten ruimte.
Om hieraan een oplossing te bieden is een stootelement 9 in het bovendeel van het deurkader opgenomen. Zoals weergegeven in figuur 3, strekt het stootelement 9 zich evenwdig met de looprail 5 uit.
Tussen een bovenrand van de deurvleugel 2 en het stootelement 9, is in hoogterichting een voorafbepaalde afstand h1, gelegen tussen 0,5 en 5 mm, vrij gelaten. Deze voorafbepaalde afstand wordt bepaald in functie van de totale dimensie van de deur en zorgt ervoor dat bij normaal gebruik de deurvleugel niet tegen de stootrand aansleept. Verder bepaalt de voorafbepaalde afstand h1 de afstand die de deurvleugel mag stijgen in geval van brand, zoals hierna zal worden toegelicht.
Het stootelement 9 strekt zich over ten minste één derde van de breedte van de deurvleugel uit. Het stootelement, dat bij voorkeur uit staal is vervaardigd, is hetzij uit één stuk vervaardigd, hetzij uit
<Desc/Clms Page number 5>
meerdere naast elkaar in de breedterichting van de deur opgestelde elementen met telkens een spleet tussen de elementen. Deze laatste uitvoeringsvorm geniet de voorkeur bij deuren die breder dan 1 m zijn, omdat op die manier enerzijds uitzetting mogelijk is en anderzijds de montage eenvoudiger is.
Het stootelement 9 is aan een bovenbalk 11, bij voorbeeld door middel van schroeven, bevestigd. Het stootelement 9 bevat een eerste zijde die naar het aandrijforgaan toe wijst. Dit is bij voorbeeld gerealiseerd door dat stootelement tussen de bovenbalk 11 en de draagbalk 5 aan te brengen.
Tegenover een tweede zijde van het stootelement 9, welke tweede zijde tegenover de eerste zijde van het stootelement gelegen is, is een opstaande flank van een opzetstuk 10 aangebracht. Het opzetstuk 10 is aan de bovenrand van de deurvleugel aangebracht en vertoont bij voorkeur een haaks profiel. Hierdoor kan de ene flank tegen de bovenrand geschroefd worden en staat de andere flank loodrecht op de bovenrand van de deurvleugel. Het opzetstuk is ook bij voorkeur uit staal vervaardigd om zodoende bestand te zijn tegen hoge temperaturen. Het opzetstuk heeft bij voorkeur een afmeting van 25 x 25 x 5 mm. en afhankelijk van de breedte van de deurvleugels worden per deurvleugel één of meerdere opzetstukken gemonteerd.
Tussen het opzetstuk 10 en het stootelement 9 is een luchtspleet van bij voorbeeld 5 mm aanwezig om te voorkomen dat het opzetstuk, dat met de deurvleugel mee beweegt, tijdens deze beweging tegen het stootelement aan zou wrijven.
De luchtspleet laat tevens uitzetting mogelijk.
Bij zwaardere deuren wordt in opstaande richting nog een vertand profiel 12-13 voorzien, waarbij tussen de tanden 12 en 13 een luchtspleet 14 is voorzien. Het vertand profiel draagt bij tot de geleiding van de deurvleugels.
<Desc/Clms Page number 6>
De deurvleugels, die net zoals het deurkader bij voorkeur uit hout zijn vervaardigd, bevatten brandvertragend materiaal teneinde het opbranden van de deur in geval van brand aanzienlijk te vertragen.
Zo is bij voorkeur in de deurvleugel 2 rotswol 15 opgenomen en is in de vertanding 12 en 13 een strip 17, 18 opgenomen. Deze strip bevat een brandvertragend materiaal dat in geval van brand onder invloed van de stijgende temperatuur opzwelt. Bij de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 4 is geen vertanding aanwezig en is een strip 19 van datzelfde brandvertragende materiaal in het deurkader opgenomen.
In geval van brand aan één van de zijden van de deurconstructie, zal het brandvertragende materiaal er voor zorgen dat de deurvleugel niet snel opbrandt. Echter, door de stijgende temperatuur kunnen de looprail en/of het aandrijforgaan smelten en zodoende de deurvleugel van de looprail rukken. Het opzwellen van de strippen zal er wel zorg voor dragen dat de vlammen niet langs de deurvleugels heen kunnen passeren maar oefent hierbij een druk uit op zowel het deurkader als de deurvleugel. Deze druk kan op zijn beurt dan het loskoppelen van de deurvleugels uit de draagbalk versnellen waardoor, indien het stootelement en het opzetstuk niet aanwezig zouden zijn, de deurvleugel zou kunnen omvallen en de vlam overslaan.
De aanwezigheid van het stootelement zorgt er nu voor dat de opwaartse beweging van de deur afgeremd wordt tot maximaal de hoogte h1. Hierdoor kan ook de vlam niet onder de deurvleugel heen kruipen. Tevens zal het opzetstuk er zorg voor dragen dat indien de deurvleugel uit het kader of van de looprail zou worden afgerukt, de vallende beweging wordt afgeremd omdat het opzetstuk hetzij tegen de stootrand aanstoot hetzij tegen het deurkader. Immers, het feit dat de opstaande flank van het opzetstuk tegenover de stootrand is opgesteld, zorgt er voor dat deze zal aanstoten tegen de stootrand. Doordat
<Desc/Clms Page number 7>
bovendien het opzetstuk zich aan de andere zijde van de stootrand bevindt, dan diegene waar zich het aandrijforgaan bevindt, moet het opzetstuk wel naar het stootelement toe bewegen in het geval dat de deur zou vallen.