BE1013619A5

BE1013619A5 - Omhullingsysteem.

Info

Publication number: BE1013619A5
Application number: BE9900106A
Authority: BE
Inventors: Barry L Rauworth; John M Hennan
Original assignee: Fluoroware Inc
Priority date: 1998-02-19
Filing date: 1999-02-18
Publication date: 2002-05-07
Also published as: GB2334519A; AT410662B; JPH11292196A; ATA24499A; GB2334519B; NL1011125C2; ES2155772B1; FR2774974B1; US6079597A; CH693630A5; DE19906514A1; ES2155772A1; JP4306857B2; SE527332C2; GB9903778D0; NL1011125A1; SE9900562D0; KR19990072710A; CA2256790A1; IT1308366B1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een door blaasvormen gevormd vat met een een nek omvattende poort met uitwendige trapeziumdraad en een poortopening, waarbij in de nek een bus is aangebracht. De bus heeft een inwendige cilindrisch afdichtvlak en een schouder. Een zakleidingsamenstel zit op de schouder en heeft een zich naar boven uitstrekkende nippel. Een afgeefkop of een afsluiting dicht radiaal binnen de bus af en is vastgezet door een tegenhoudorgaan met inwendige trapeziumdraad, die in ingrijping is met de uitwendige draad op de nek van de poort. De afgeefkop heeft een eerste zich naar een nippel grijpend gedeelte uitstrekkende stroomleiding en een tweede stroomleiding, die leidt naar een ringvormige ruimte rondom de nippel voor een retourleiding en om te voorzien in lucht of gas, dat uitgenomen vloeistof vervangt.

Description

Korte aanduiding : Omhullingsysteem.

Deze uitvinding heeft betrekking op omhullingsystemen en meer in het bijzonder op omhullingsystemen voor gebruik in de industrie voor het bewerken van halfgeleiders, voorzien van kunststof vaten met poorten en hulpstuksamenstellen voor aansluiting op en/of sluiten van de poorten.

Door blaasvormen vervaardigde thermoplastische vaten hebben in vele toepassingen stalen vaten vervangen. In het bijzonder in de industrie voor het verwerken van halfgeleiders zijn de op te nemen chemicaliën zeer zuiver, reageren met en worden verontreinigd door contact met metalen. Dergelijke vaten worden gebruikelijk vervaardigd door blaasvormen uit polyetheen met hoog soortelijk gewicht. Het is geschikt alle toevoegingen in het polyetheen (PE), dat in aanraking komt met het fluidum in het vat en de hulpstuksamenstellen van het systeem te elimineren aangezien dergelijke toevoegingen in de zeer zuivere chemicaliën kunnen diffunderen en dit verontreinigen.

Dergelijke vaten zijn onderworpen aan regels van het Department of Transportation, welke vereisen, dat het uitwendige van het vat ultraviolet vertragers heeft om achteruitgang van het vat te verhinderen of klein te maken. De noodzaak additieven in het PE te hebben bij de buitenzijde van het vat en de noodzaak zeer zuiver PE aan de inwendige met de vloeistof in aanraking komende oppervlakken te hebben is aangepakt door het gebruik van een halffabrikaat uit meer lagen tijdens het blaasvormen van de trommels.

Bekende omhullingsystemen met kunststof vaten voor gebruik in het opnemen en afgeven van zeer zuivere chemicaliën zijn structureel gecompliceerd met talrijke afdichtingen en zijn daarom verhoudingsgewijs duur. De kosten schrijven vaker voort, dat de systeemonderdelen meerdere malen moeten worden gebruikt in plaats van eenmalig gebruik toe te staan. De gecompliceerdheid is gedeeltelijk een gevolg van de noodzaak poortaansluitingen en afsluitingen van zeer hoge integriteit te verschaffen onder het overwinnen van de gebreken in het proces van blaasvormen. Deze gebreken hebben op de eerste plaats betrekking op de grote toleranties inherent in de vorming van van schroefdraad voorziene oppervlakken en afdichtoppervlakken bij de

poort tijdens het blaasvormproces.

Geschikt zullen de systemen gebruik maken van inwendige schroefdraad op de nek van het vat welke tijdens het proces van het blaasvormen wordt gevormd. Secundaire hulpstukken zullen met schroefdraad aangrijpen op de nek en zullen afdichtringen tussen het secundaire hulpstuk en de bovenrand van tenminste een naar boven gericht vlak van de nek opsluiten en axiaal samendrukken. Het door spuitgieten gevormde secundaire hulpstuk zal dan van schroefdraad voorziene vlakken en afdichtvlakken van geschikte nauwkeurigheid
EMI2.1
verschaffen voor bevestiging van afsluit- afgeefkoppen. Zie bijvoorbeeld U. nrs. 5. 5. 636. en 5. Geschikt zullen dergelijke verbindingen tussen het secundaire hulpstuk en afsluiting of afgeefkop axiaal belaste 0-ringen benutten.

In omhullingsystemen als zodanig neigen axiaal belaste 0-ringen ertoe vaker vervanging te behoeven dan gewenst en afdichtkoppels van de afgeefkoppen en sluitingen zijn kritischer dan gewenst. Een afdichtsysteem wordt benodigd, dat 0-ringen met een langere levensduur verschaft en minder kritische vastzetkoppelvereisten benodigt.

Bovendien vereisen deze secundaire hulpstukken gebruikelijk aanzienlijke ringvormige ruimte doordat zij met de inwendige schroefdraad van de nek van de poort van het vat in ingrijping zijn. Dit gebruik van ruimte beperkt de voor stroomleidingen beschikbare ruimte.

Aanvullend zijn de inwendige schroefdraden moeilijk te reinigen.

Dergelijke omhullingsystemen kunnen afgeefkoppen omvatten en zieh naar beneden toe uitstrekkende leidingsamenstellen voor door zuigen omtrekken van de chemicaliën in de vaten. Gebruikelijk zijn dergelijke afgeefkoppen en zieh naar beneden uitstrekkende leidingsamenstellen constructief gecompliceerd, hebben zij meerdere afdichtvlakken en wordt het dus vereist, dat zij nauwkeurig gegoten of bewerkt worden. Een omhullingsysteem wordt benodigd, dat gebruik maakt van een vereenvoudigde afgeefkop en zieh naar beneden uitstrekkend leidingsamenstel, ieder met een minimaal aantal afdichtvlakken.

Een eenvoudig omhullingsysteem is benodigd, dat voorziet in afdicht- en aansluitvlakken voor afsluitingen en afgeefkoppen voor chemicaliën met hoge zuiverheid, zoals gebruikt in de industrie voor het bewerken van halfgeleiders. Een dergelijk systeem moet

constructief eenvoudige onderdelen hebben, een minimaal aantal 0ringen en aansluitingen en afsluitingen van hoge integriteit verschaffen.

Afsluitingen van dergelijke poorten kunnen al dan niet geventileerd zijn en kunnen kleppen hebben voor afvoer van drukopbouw in het vat. Dergelijke afsluitingen zijn gebruikelijk gevormd uit meerdere onderdelen met uitwendig blootgegeven openingen, perforaties, gereedschapuitsparingen en tussenvlakken tussen de onderdelen. Dergelijke openingen, tussenvlakken, uitsparingen en perforaties kunnen werken als verzamelpunten voor onzuiverheden, verontreinigingen, de inhoud van het vat of ander materiaal. Aanvullend vormen dergelijke openingen, perforaties en tussenvlakken een baan voor lekkage van de inhoud van de trommel en voor intrede van verontreinigingen in het inwendige van de trommel. Een afsluiting wordt benodigd, die het minimale aantal perforaties, uitlaatopeningen en tussenvlakken tussen onderdelen heeft.

Ideaal zal een dergelijke afsluiting een gladde buitenmantel hebben die de nek geheel bedekt zonder enige blootgestelde perforaties, openingen of tussenvlakken tussen onderdelen van de afsluiting.

Bovendien zal een rechtstreeks met de inwendige schroefdraad afdichtende afsluiting, zoals een plug, in tegenstelling met een afsluiting op een secundair hulpstuk, rechtstreeks vastzetten van de plug vereisen en het vereiste, dat de afsluiting geen UV vertragende additieven heeft in contact met de inhoud van de trommel maakt het noodzakelijk dat het uitwendige van de plug ook vrij is van UV vertragers, hetgeen geen ideale situatie is. Een afsluiting wordt benodigd waarin het onderdeel, dat wordt vastgezet met de schroefdraad op de nek niet het onderdeel is, dat afdichtend is met de nekopening en dat wordt blootgesteld aan de inhoud van het vat.

Een door blaasvormen vervaardigd vat heeft een poort voorzien van een nek met uitwendige trapeziumdraad en een poortopening, welke een in de nek door smelten gehechte bus heeft. De bus heeft een inwendig cilindrisch afdichtvlak en een schouder. Een indaalzakleidingsamenstel zit met de schouder en heeft een zieh naar boven uitstrekkende nippel. Hetzij een afgeefkop of een afsluiting dicht radiaal af binnen het afdichtvlak van de bus en is vastgezet

door een tegenhoudorgaan met inwendige trapeziumdraad die in ingrijping is met de uitwendige draad op de nek van de poort.

De afgeefkop heeft een eerste stroomleiding, die zieh uitstrekt naar een nippel grijpend gedeelte om af te dichten met de zieh omhoog uitstrekkende nippel en een tweede stroomleiding, die leidt naar een ringvormige ruimte rondom de nippel voor een retourfluidumleiding en voor het verschaffen van lucht of een gas voor het verplaatsen van uitgezogen vloeistof. De sluiting is bij voorkeur voorzien van een cilindrisch gevormd inwendig voeringgedeelte voor aangrijping op en afdichten met het cilindrische afdichtvlak van de bus, zoals door een 0-ring, en heeft een baan welke de spiraalvormige spleet omvat tussen de samenwerkende trapeziumdraden op de nek en op het tegenhoudorgaan. Een microporeus membraam kan in de baan worden geplaatst om uitlaten van gassen toe te staan maar sluit lekkage van de vloeistof in het vat uit.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat het zakleidingsamenstel eenvoudig indaalt en op zijn plaats snapt.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat het zakleidingsamenstel, dat de nippel benut, een eenvoudige verbinding verschaft welke voorziet in een betrouwbare afdichting van hoge integriteit.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat het vereenvoudigde zakleidingsamenstel gemakkelijk samengebouwd wordt, verhoudingsgewijs goedkoop te vervaardigen is en dus eenmalig gebruik van het vat en zakleidingsamenstel vergemakkelijkt.

Een voordeel en kenmerk van de uitvinding is dat met de sluiting op zijn plaats zoals beschreven op een vat uit meer lagen alle naar buiten blootgegeven polyetheen van de sluiting UV-licht vertragers kan hebben, terwijl al het aan de inhoud van het vat blootgestelde polyetheen dit niet zal hebben. Bovendien wordt de afdichting bewerkstelligd met de slechts los met elkaar gekoppelde twee samenstellende delen van de afsluiting. Dat wil zeggen dat het koppel niet van de mantel wordt overgebracht op een afzonderlijk onderdeel, dat aangrijpt op de schroefdraad op de nek. Aanvullend wordt het kritisch zijn van de vastzetting van het mantelgedeelte

klein gemaakt doordat de radiale afdichting van de kapvoering daarvan niet afhankelijk is.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande'tekeningen.

Figuur 1 is een aanzicht van het omhullingsysteem met delen van een vat en afsluiting weggesneden voor het openbaren van bepaalde details.

Figuur 2 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een blaasvorm- inrichting voor het vervaardigen van vaten in overeenstemming met de onderhavige uitvinding.

Figuur 3 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een afgeefkop en poort van een kunststof vat.

Figuur 3A is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een afgeefkop met een alternatief nippel grijpend gedeelte.

Figuur 4 is een geëxplodeerd aanzicht van een zakleidingsamenstel, een afgeefkop en een poort van een vat.

Figuur 5 is een perspectivisch aanzicht van een zakleidingsamenstel.

Figuur 6 is een perspectivisch aanzicht van een bus in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 7 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een afsluiting op zijn plaats op een poort in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 8 is een gedetailleerd dwarsdoorsnede-aanzicht van een gedeelte van een afsluiting, welke in ingrijping is met een poort van een vat in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 9 is een onderaanzicht van een kapvoering in overeenstemming met de uitvinding.

Figuur 10 is een bovenaanzicht van de kapvoering van figuur 9.

Figuur 11 is een perspectivisch aanzicht van een mantelgedeelte van een afsluiting.

Verwijzend naar figuur 1 is een omhullingsysteem volgens de uitvinding weergegeven en algemeen aangeduid door het verwijzing- cijfer 20. De belangrijkste onderdelen van de uitvinding zijn een door blaasvormen vervaardigd vat 22 met een door smelthechting aangebrachte bus 24, een zakleidingsamenstel 26 en een poorthulpstuksamenstel 30,

dat hetzij een afgeefkop 32 of een afsluiting 34 kan zijn. Het vat omvat een paar poorten 35, 36, die ieder een nek 38 en een poortopening 39 hebben.

Het door blaasvormen vervaardigde vat is overeenkomend met die bekend in de techniek in die zin, dat het een in hoofdzaak vlakke bodem 40, een in hoofdzaak vlakke bovenzijde 42, een bovenste rand 44 en een onderste rand 46 heeft. Een zijwand 48, die in hoofdzaak cilindrisch is, begrenst een open inwendige ruimte 50 voor het opnemen van gebruikelijk zeer zuivere chemische inhoud.

Verwijzend naar figuur 2 is een dwarsdoorsnede van een inrichting voor het blaasvormen, algemeen van het type geschikt voor het vormen van dergelijke door blaasvormen vervaardigde vaten, weergegeven. De blaasvorminrichting 56 heeft een gedeelte 58 voor het extruderen van halffabrikaten, een paar vormhelften 60,62 en een blaaspen 64. In de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm heeft de blaaspen 64 een door spuitgieten gevormde huls 70 daarop opgestoken voorafgaand aan het begin van de blaasvormwerkwijze. Indien de vormgedeelten bijeenkomen wordt het halffabrikaat tegen deze inspuitvormhuls 70 gedrukt en door smelten daaraan gehecht. De vormgedeelten 76, 78 zullen schroefdraad vormende vlakken 80 daarop hebben voor het vormen van bij voorkeur uitwendige trapeziumdraden op de nek 38 van het door blaasvormen vervaardigde vat.

De huls kan iedere geschikte constructie hebben voor het vergemakkelijken van een stevige mechanische verbinding.

Verwijzend naar figuren 3,4, 5 en 6 zijn details van een poort 35, een poorthulpstuksamenstel 30 en het zakleidingsamenstel 26 weergegeven. Figuur 4 is een geëxplodeerd aanzicht van het zakleidingsamenstel 26, de poort 35 en de afgeefkop 32. De poort 35 omvat de nek 38 met de uitwendige trapeziumdraad 80, een bovenrand 82, evenals de poortopening 39. Binnen de nek 38 is de bus 24 welke in figuur 6 in perspectivisch aanzicht is afgebeeld. De bus heeft een bovenste lip 86, een eerste ingrijpingsstructuur 90 gevormd als een schouder met een zitvlak 92. De bus heeft een binnenomtrek 94, die in hoofdzaak cilindrisch is en omvat een afdichtvlak 98 voor een 0-ring. Opgemerkt wordt, dat de poort 32 een hartlijn A heeft en de nek en cilindrische omtrek 94 daarmede coaxiaal zijn.

Verder verwijzend naar figuren 3,4 en 5 is het zakleidingsamenstel 26 voorzien van een zakleiding 102, een nippel 104 en een ringvormig steunorgaan 108. Het ringvormig steunorgaan 108 heeft een omtrek 110 eh een aantal ringvormige doortochten 112. Bij de omtrek 110 zijn tweede ingrijpingsstructuren 116 gevormd als zieh naar beneden uitstrekkende vingers met hellende wiggedeelten 120 en aangrijpingsvlakken 122. Het ringvormig steunorgaan heeft ook een als een flens uitgevoerd aanslagorgaan 126.

In het bijzonder verwijzend naar figuur 3 daalt het zakleidingsamenstel 26 in in de poortopening 39,"snapt"op, plaats
EMI7.1
zieh op en grijpt aan op de huls 24 bij de schouder 90. De ingrijpingsvlakken 122 van de vinger 116 vergrendelen op het ondervlak 130 van de schouder. De flens 126 van het ringvormig steunorgaan zit op de bovenzijde van de schouder. Vier tweede ingrijpingsstructuren 116 zijn weergegeven in figuur 3, twee daarvan in dwarsdoorsnede.

In de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm is de bus 24 door smelten gehecht bij het tussenvlak 132 tussen de nek 38 en de bus.

Alternatieve middelen voor het afdichtend aangrijpen kunnen geschikt zijn in bepaalde toepassingen, zoals lassen, hechtmiddelen, schroef-
EMI7.2
draadingrijping.

Verder verwijzend naar figuur 3 is de afgeefkop 32 voorzien van een lichaam 140 met een centrale eerste stroomleiding 142 en een tweede stroomleiding 144. De afgeefkop 32 heeft ook een nippel grijpend gedeelte 148 dat gevormd is als een stuk van wijd uitlopend leidingafmeting om te passen en afdichtend aan te grijpen op de nippel 104. Figuur 3A toont een uitvoeringsvorm van het nippel grijpende gedeelte 148, dat bemeten is als een boring 147 met een convergerend gedeelte 149. Rondom de nippel 104 en het nippel grijpend gedeelte 148 verloopt een ringvormige ruimte 152. Deze ringvormige ruimte is in stromingsverbinding met de tweede stroomleiding 144. De ringvormige doortochten 112 staan ook in verbinding met de ringvormige ruimte 152 en verbinden dus de tweede stroomleiding 144 met het inwendige 50 van het vat nabij de bovenzijde 42.

De afgeefkop heeft ook een tegenhoudorgaan 156, dat gevormd is als een moer en is voorzien van inwendige trapeziumdraad 160, die gevormd en bemeten is om samen te werken met de uitwendige trapeziumdraad op de nek 38. De afgeefkop heeft twee

verbindingsgedeelten 164,166 om de eerste stroomleiding respectievelijk de tweede stroomleiding met het leidingwerk te verbinden. De verbindingsgedeelten zijn, zoals weergegeven, gevormd als de uitlopende verbindingsorganen, die beschikbaar zijn bij Fluoroware, Inc., de rechthebbende van de uitvinding, en verkocht onder het handelsmerk FlareTeko.

Het lichaam 140, dat geschikt kan zijn gevormd door spuitgieten van perfluoroalkoxy (PFA) heeft een cilindrisch gedeelte 170 met een cirkelvormige omtrek 174, die in de weergegeven uitvoeringsvorm is voorzien van een O-ringgroef. Het lichaam heeft ook een van een flens voorzien gedeelte 180, dat zieh radiaal naar buiten uitstrekt en in ingrijping is met het tegenhoudorgaan 156 en geklemd is tussen dit tegenhoudorgaan en het bovenvlak 182 van de bus. De eerste afdichting tussen de afgeefkop en de poort is bij de 0-ring 186, welke in deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak een zuiver radiale afdichting verschaft. Met andere woorden de axiale kracht verschaft door de afgeefkop, die aan de poort is geklemd door het tegenhoudorgaan 156 beïnvloedt de aandrukking van de 0-ring 186 of de integriteit van de daardoor verschafte afdichting niet nadelig.

De 0-ring kan geschikt zijn gevormd uit in fluoretheen propyleen (FEP) opgenomen silicium. Secundaire afdichting kan worden verkregen bij het tussenvlak 188 tussen de flens 180 en het bovenvlak 182 van de bus.

Het nippel grijpend gedeelte 148 is geschikt zodanig bemeten, dat de door het tegenhoudorgaan verschafte klemming de schouder 191 en zijn ringvormig aangrijpingsvlak 192 positioneert. Het bovenste omtreksvlak omgeeft de opening 196 van de nippel 104 weer.

Het nippel grijpend gedeelte 148 dicht dus af bij het bovenste omtreksvlak en is ook geschikt zodanig bemeten, dat er ook een radiale afdichting is tussen het cilindrische gedeelte 198 van de wijd uitlopende buis en het buitenste cilindrisch oppervlak 199 van de nippel.

De eerste stroomleiding is in overeenstemming met de boring 206 door het zakleidingsamenstel bemeten.

Het zakleidingsamenstel kan geschikt gevormd zijn uit afzonderlijke door spuitgieten of door machinale bewerking vervaardigde kunststof onderdelen, die door lassen of op andere geschikte wijze met elkaar zijn verbonden.

Verwijzend naar figuren 7,8, 9, 10 en 11 zijn aanzichten van een poorthulpstuksamenstel 30, gevormd als een afsluiting 34, en onderdelen daarvan, weergegeven. De afsluiting omvat een lichaam 212, dat gevormd is als een kapvoering 220, die draaibaar in ingrijping is met een tegenhoudorgaan, dat gevormd is als een mantelgedeelte 222, dat inwendige trapeziumdraad 226 heeft bij een in hoofdzaak cilindrische zijwand 230, die integraal is met een bovenste gedeelte 232, dat een omtrek 234 heeft. De kapvoering 220 heeft een zieh naar beneden uitstrekkend cilindrisch gedeelte 240 met een cirkelvormige omtrek 242 bemeten als een de 0-ring 244 ondersteunende O-ringgroef. Deze O-ring dicht radiaal af tegen de binnenste cilindrische omtrek 94 van de huls 24.

De voering kan massief zijn zonder perforaties of kan alternatief een microporeus membraam 250 hebben, dat bevestigd is in een uitsparing 252 met perforaties 260, die zieh door de kapvoering uitstrekken in de inwendige ruimte 264 tussen het mantelgedeelte en de kapvoering onder het bepalen van een baan 270. De baan strekt zich verder uit naar en bestaat uit de spiraalvormige spleet 266 tussen de inwendige trapeziumdraad 226 en de uitwendige trapeziumdraad 80 van de nek 38. De trapeziumdraden zijn gevormd om de de baan 270 vormende spleet 266 te hebben waar de afsluiting stevig of los aan de nek 38 is bevestigd.

Het mantelgedeelte 222 van de afsluiting in de de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm zal ultraviolet licht afremmende additieven hebben. De kapvoering 220 is bij voorkeur gevormd uit een ultrazuiver polyetheen zonder additieven te hebben zoals ultraviolet licht vertragers. De kapvoering kan zijn gevormd uit hetzelfde zeer zuivere polyetheen dat op het inwendig contactvlak 290 van het vat is. Verwijzend naar figuur 7 zijn drie lagen van de wand weergegeven door middel van de stippellijnen. De binnenste laag 290 zal van bijzonder zuiver polyetheen zijn. De uitwendige laag 292 zal gebruikelijk zijn gevormd uit een polyetheen met de ultraviolet licht afremmers. De binnenste laag 294 kan bestaan uit gerecycled afval polyetheen wat afkomstig is van het gietproces of van gerecyclede vaten.

Met een vat uit meer lagen en de afsluiting van figuur 7 wordt dus geen polyetheen met UV licht afremmers blootgesteld aan de inhoud van het vat en wordt

geen bijzonder zuiver polyetheen uitwendig blootgesteld indien de afsluiting op zijn plaats is.

Verwijzend naar figuur 8 en in het bijzonder naar de 0-ring 242 is een belangrijk aspect van de uitvinding weergegeven. Het afdichtvlak 98 van de O-ring is op de opstaande, in hoofdzaak verticale, niet van groeven voorziene cilindrische zijwand 298. Een afdichting wordt dus verschaft met minimaal of geen axiale belasting op de 0-ring, een in hoofdzaak zuiver radiaal belaste afdichting hetgeen langere levensduur van de afdichting en minder kritisch vastzetten van het tegenhoudorgaan 222 vergemakkelijkt.

De huidige uitvinding kan in andere specifieke vormen worden belichaamd zonder buiten de geest of essentiële kenmerken daarvan te gaan en het is dan ook gewenst dat de huidige uitvoering- vorm in alle oogpunten als illustratief en niet beperkend wordt beschouwd, waarbij naar de bijgaande conclusies in plaats van naar de bovenstaande beschrijving wordt verwezen voor het aanduiden van de beschermingsomvang van de uitvinding.

Claims

CONCLUSIES 1. Omhullingsysteem voorzien van : een kunststof vat met een algemeen vlakke bovenzijde en een algemeen vlakke bodem waarbij de bovenzijde een poort heeft met een poortopening, een zieh vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkend en integraal daarmee zijnd nekgedeelte waarbij het nekgedeelte is voorzien van uitwendige schroefdraad ;

een in het nekgedeelte opgestelde kunststof bus, die afdichtend daarmede in ingrijping is, waarbij de bus een inwendige cilindrische omtrek heeft voorzien van een afdichtvlak voor een O-ring en een zieh vanaf de binnenste cilindrische omtrek naar binnen uitstrekkende schouder onder en verplaatst ten opzichte van het afdicht- EMI11.1 vlak voor de 0-ring een zakleidingsamenstel bestaande uit een zakleiding bemeten om zieh naar beneden uit te strekken naar de bodem van het vat, een zieh omhoog uitstrekkende nippel, waarbij de zakleiding en de nippel een daardoorheen verlopende boring hebben en de nippel in verbinding staat met de zakleiding, en een ringvormig steunorgaan dat zieh radiaal vanaf de nippel uitstrekt met een cirkelvormige omtrek bemeten om op de schouder te zitten,

terwijl het steunorgaan tenminste een ringvormige doortocht heeft en het zakleidingsamenstel zodanig gevormd is, dat het samenstel naar beneden in te steken is in de poortopening, zodanig, dat de cirkelvormige omtrek op de schouder zit onder het positioneren van de nippel um zich omhoog uit te strekken in de cilindrische bus en de stand van het zakleidingsamenstel te fixeren ;

en een poortfittingsamenstel in ingrijping te brengen op de poort, waarbij het samenstel een lichaam heeft met een cirkelvormige omtrek bemeten op de binnenste cilindrische omtrek van de huls, een 0ring, die zieh rondom het lichaam uitstrekt voor afdichten met de cilindrische omtrek, een tegenhoudorgaan draaibaar ten opzichte van het lichaam waarbij het tegenhoudorgaan naar binnen uitstekende schroefdraad heeft bemeten voor ingrijping met de schroefdraad op het uitwendige van het nekgedeelte. <Desc/Clms Page number 12>
2. Omhullingsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het poortfittingsamenstel een afgeefkop is en het lichaam van de afgeefkop is voorzien van een zieh naar beneden uitstrekkend nippel grijpend gedeelte'bemeten voor het schuivend en afdichtend aangrijpen op de zieh omhoog uitstrekkende nippel.
3. Omhullingsysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de zieh omhoog uitstrekkende nippel een opening heeft met een bovenste omtreksvlak, dat de opening omgeeft en waarin het nippel grijpend gedeelte een inwendig convergerend gedeelte heeft om in een axiale richting contact te maken met het bovenste omtreksvlak van de nippel.
4. Omhullingsysteem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat vastzetten van het tegenhoudorgaan het ringvormige aangrijpingsvlak van het nippel grijpende gedeelte naar beneden duwt voor axiaal aangrijpen en afdichten in een axiale richting van het ringvormig aangrijpingsvlak met het bovenste omtreksvlak van de nippel.
5. Omhullingsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het nippel grijpend gedeelte buisvormig en wijd uitlopend is en afdicht met de nippel zonder aanvullende afdichtonderdelen.
6. Omhullingsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het poortfittingsamenstel een afsluiting is, terwijl het lichaam een bovenvlak heeft en het tegenhoudorgaan zieh zijdelings rondom het lichaam van het samenstel uitstrekt.
7. Omhullingsysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het tegenhoudorgaan is voorzien van een bovenste gedeelte, dat zieh uitstrekt over het bovenvlak van het lichaam en dit bedekt en waarin het tegenhoudorgaan zieh zijdelings uitstrekt rondom het lichaam als zijwand van het tegenhoudorgaan en waarin het bovenste gedeelte en de zijwand integraal en doorlopend zijn.
8. Omhullingsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 0-ring slechts bij een in hoofdzaak verticaal vlak op de huls aangrijpt.
9. Omhullingsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het zakleidingsamenstel op zijn plaats op de schouder snapt. <Desc/Clms Page number 13>
10. Omhullingsysteem voorzien van : een kunststof vat met een algemeen vlakke bovenzijde en een algemeen vlakke onderzijde waarbij de bovenzijde een poort heeft met een binnenste cilindrisch vlak, dat een poortopening begrenst, een zieh vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkend en integraal daarmee zijnd nekgedeelte welk nekgedeelte schroefdraad heeft en een verticale as ; een zakleiding, die bevestigd is in het nekgedeelte en zieh naar beneden naar de bodem van het vat uitstrekt, waarbij de zakleiding is voorzien van een zieh omhoog uitstrekkende nippel en de zakleiding zieh omhoog en in de poortopening uitstrekt ;

en een poortfittingsamenstel dat in ingrijping te brengen is op de poort waarbij het samenstel een lichaam heeft met een cirkelvormige omtrek bemeten op het binnenste cilindrisch vlak, een rondom het lichaam verlopende O-ring voor afdichting met het binnenste cilindrische vlak met in hoofdzaak geen axiale belasting op om het even welke 0-ring afdichting tussen het poortfittingsamenstel en de poort, een tegenhoudorgaan draaibaar in ingrijping ten opzichte van het lichaam waarbij het tegenhoudorgaan zieh naar binnen uitstrekkende schroefdraad heeft, bemeten voor ingrijping met de schroefdraad op de buitenzijde van het nekgedeelte waardoor het samenstel op de poort kan worden bevestigd.
11. Omhullingsysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het poortfittingsamenstel een afgeefkop is en het lichaam van de afgeefkop een zieh naar beneden uitstrekkend nippel grijpend gedeelte heeft, dat bemeten is om afdichtend aan te grijpen op de zieh omhoog uitstrekkende nippel.
12. Omhullingsysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het poortfittingsamenstel een afsluiting is en waarin het lichaam een bovenvlak heeft en waarin het tegenhoudorgaan zich zijdelings rondom het lichaam van het samenstel uitstrekt en het bovenvlak van het lichaam bedekt, waarbij het tegenhoudorgaan integraal en aanliggend is. <Desc/Clms Page number 14>
13 Omhullingsysteem volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de zakleiding deel is van een zakleidingsamenstel en waarin het EMI14.1 samenstel in de poortopening naar beneden kan worden bewogen.
14. Omhullingsysteem met het kenmerk, dat de poort een zich naar binnen uitstrekkende schouder heeft en het zakleidingsamenstel een veelvoud van zieh radiaal uitstrekkende vingers heeft die aangrijpen op genoemde zich naar binnen uitstrekkende schouder, daarbij het zakleidingsamenstel op zijn plaats houdend in de poort.
15. Omhullingsysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het systeem verder is voorzien van een afdichting met het dekgedeelte in ingrijping zijnde bus waarbij het inwendig cilindrisch vlak deel van de bus EMI14.2 is.
16. Omhullingsysteem voorzien van : een kunststof vat met een algemeen vlakke bovenzijde en een algemeen vlakke onderzijde, waarbij de bovenzijde is voorzien van een poort met een poortopening, een zieh vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkend en integraal daarmee zijnde nekgedeelte, welk nekgedeelte schroefdraad heeft en een verticale as, een vanaf de poort opgehangen zakleidingsamenstel dat voorzien is van een zakleiding die bemeten is om zieh naar beneden naar de bodem van het vat uit te strekken, een ringvormig steunelement de zakleiding ondersteunend, het ringvormig steunelement hebbende een veelvoud van zieh radiaal uitstrekkende vingers met aflopende wigelementen voor aan te grijpen op de poortopening, de vingers een veelvoud van stroomdoortochten afbakenend en een zieh opwaarts uitstrekkende nippel met een buitenste omtreksvlak aansluitend op de zakleiding.

een afgeefkop in ingrijping te brengen op de poort waarbij de afgeefkop een lichaam heeft, een ten opzichte van het lichaam draaibaar tegenhoudorgaan en schroefdraad bemeten voor ingrijping met de <Desc/Clms Page number 15> schroefdraad op het nekgedeelte en een zieh naar beneden uitstrekkend nippel grijpend gedeelte gevormd met een inwendig cilindrisch oppervlak voor rechtstreeks aangrijpen en afdichten op het buitenste omtreksvlak van de zieh naar boven uitstrekkende nippel onder het daarbij verbinden van de zakleiding aan de eerste stroomleiding.
17. Omhullingsysteem volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het systeem verder is voorzien van een in het nekgedeelte opgestelde kunststof bus, die afdichtend in ingrijping daarmede is waarbij de bus een cilindrische binnenomtrek met een afdichtend vlak heeft.
18. Omhullingsysteem volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de kunststof bus door smelten gehecht is met het kunststof vat.
19. Omhullingsysteem volgens een van de conclusies 16-18, met het kenmerk, dat de poort een binnenste cilindrische omtrek heeft met een afdichtvlak voor een O-ring en het afgeefkoplichaam een zieh naar beneden uitstrekkend gedeelte heeft met een cirkelvormige omtrek en een O-ring bij de cirkelvormige omtrek waarbij het zieh naar beneden uitstrekkende gedeelte en 0-ring bemeten zijn voor afdichting met de inwendige cilindrische omtrek met in hoofdzaak geen axiale belasting op om het even welke O-ring afdichting tussen het afgeefkoplichaam en de poort.
20. Omhullingsysteem volgens een van de conclusies 16-19, met het kenmerk, dat het zakleidingsamenstel een tweede doortocht heeft, en een eerste stroomdoortocht in stromingsverbinding is met de tweede doortocht.
21. Omhullingsysteem voorzien van : een kunststof vat met een bovenzijde met een zieh omhoog uitstrekkend nekgedeelte en een poortopening ; een zakleidingsamenstel dat een ringvormig steunelement heeft met een veelvoud van zieh radiaal uitstrekkende vingers met aflopende wiggedeeltes, de vingers een veelvoud van stroomdoortochten <Desc/Clms Page number 16> afbakenend, waarbij het zakleidingsamenstel in de poortopening kan ingedaald worden en kan aangrijpen op genoemde poort om de positie van het zakleidingsamenstel in genoemde poort vast te zetten ; en een afgeefkop gevormd om aan te grijpen en af te dichten op de poort.
22. Omhullingsysteem volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de afgeefkop afdicht met de poort door een O-ring met in hoofdzaak geen axiale belasting.
23. Omhullingsysteem voorzien van : een afgeefkop voorzien van een lichaam met een eerste stroomleiding, een tweede stroomleiding en een tegenhoudgedeelte met schroefdraad ; een kunststof vat met een poort met een zakleidingsamenstel voorzien van een eerste doortocht en een tweede doortocht en schroefdraad voor het opnemen van het tegenhoudgedeelte ; en een nippel grijpend gedeelte, een losmaakbaar aan de poort bevestigde afgeefkop welke afgeefkop afdichtend in ingrijping is met de poort door een O-ring met in hoofdzaak geen axiale belasting op om het even welke O-ring tussen de afgeefkop en de poort.
24. Omhullingsysteem volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de afgeefkop afdichtend aansluit op het zakleidingsamenstel door een wijd uitlopend buisverbinding.
25. Omhullingsysteem voorzien van : een kunststof vat met een bovenzijde en een onderzijde waarbij de bovenzijde een poort heeft met een poortopening, een zieh vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkende en integraal daarmee zijnd nekgedeelte terwijl de poort uitwendige trapeziumdraad heeft en de poortopening een glad inwendig oppervlak heeft, dat een zieh in de boring uitstrekkende boring begrenst ; een afsluiting voor de vatpoort voorzien van :

<Desc/Clms Page number 17> een kapvoering voorzien van een eerste afdichtgedeelte met een cilindrisch vlak, dat zich vanaf het lichaamsgedeelte naar beneden uitstrekt en bemeten is voor insteken in de boring waarbij het eerste afdichtgedeelte een O-ring opnemend gedeelte daarop heeft, een tweede afdichtgedeelte voorzien van een flens integraal met het eerste afdichtgedeelte en zich radiaal daarvan naar buiten uitstrekkend, waarbij het tweede afdichtgedeelte een naar beneden gericht vlak heeft voor contact maken met het bovenvlak van de poort ;

een mantelgedeelte met de kapvoering draaibaar daaraan bevestigd waarbij de kapvoering ingestoken is in het mantelgedeelte en het mantelgedeelte een bovenste gedeelte heeft met een omtrek en een in hoofdzaak cilindrische zijwand integraal met het bovenste gedeelte en zich daarvan naar beneden uitstrekkend, terwijl de zijwand inwendige trapeziumdraad heeft ;

de inwendige trapeziumdraad bemeten om samen te werken met de trapeziumdraad op de nek van het vat en ook bemeten om mogelijk te maken dat een spleet zich langs de schroefdraad uitstrekt en de kap verder is voorzien van een door het voeringgedeelte en naar de langs de schroefdraad verlopende spieet verlopende baan waardoor, indien de kap op het vat is bevestigd, een doortocht tot stand is gebracht vanaf het inwendige van het vat naar de buitenzijde zonder enige perforaties in het mantelgedeelte ; en een poreus micromembraam opgesteld in de baan waarbij het micromembraam gevormd is om de doortocht van vloeistof in het vat te verhinderen onder het toestaan van de doortocht van gas.
26. Omhullingsysteem volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat het mantelgedeelte door spuitgieten is gevormd uit thermoplastisch materiaal met een daaraan toegevoegde ultraviolet licht vertrager.
27. Omhullingsysteem volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat het voeringgedeelte door spuitgieten is gevormd uit thermoplastisch materiaal zonder een ultraviolet licht vertrager. <Desc/Clms Page number 18>
28. Omhullingsysteem volgens een der conclusies 25-27, met het kenmerk, dat het vat is vervaardigd door blaasvormen met tenminste een binnenste laag en een buitenste laag uit door smelten te verwerken thermoplastische materialen terwijl de binnenste laag geen ultraviolet licht vertragers heeft.
29. Omsluiting voor een kunststof vat van het type voorzien van een bovenzijde en een onderzijde waarbij de bovenzijde een poort heeft met een poortopening, en een zieh vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkend en integraal daarmee zijnd nekgedeelte waarbij de poort uitwendige trapeziumdraad heeft en de poortopening een glad inwendig vlak heeft, dat een zich in het vat uitstrekkende boring begrenst, waarbij de sluiting is voorzien van :

een kapvoering voorzien van een eerste afdichtgedeelte met een cilindrisch vlak, dat zieh vanaf het lichaamsgedeelte naar beneden uitstrekt en bemeten is voor insteken in de boring terwijl het eerste afdichtgedeelte een O-ring opnemend gebied daarop heeft, een tweede afdichtgedeelte is voorzien van een flens integraal met het eerste afdichtgedeelte en zieh radiaal naar buiten daarvan uitstrekkend, waarbij het tweede afdichtgedeelte een naar beneden gericht vlak heeft voor contact maken met het bovenvlak van de poort ;

een mantelgedeelte met de kapvoering draaibaar daaraan bevestigd waarbij de kapvoering binnen het mantelgedeelte is ingestoken en het mantelgedeelte een bovenste gedeelte heeft met een omtrek en een in hoofdzaak cilindrische zijwand integraal met het bovenste gedeelte en zieh daarvan naar beneden uitstrekkend, waarbij de zijwand inwendige trapeziumdraad heeft ;

en de inwendige trapeziumdraad bemeten om samen te werken met de trapeziumdraad op de nek van het vat en ook bemeten voor het verschaffen van een langs de schroefdraden verlopende spieet en de kap verder een baan heeft, die zieh uitstrekt door het voeringgedeelte en naar de langs de schroefdraad verlopende spleet waardoor, indien de <Desc/Clms Page number 19> kap op het vat is bevestigd, een doortocht tot stand is gebracht vanaf het inwendige van het vat naar de buitenzijde zonder enige perforaties in het mantelgedeelte.
30. Omhullingsysteem voorzien van : een door blaasvormen vervaardigd kunststof vat met een bovenzijde en een onderzijde waarbij de bovenzijde is voorzien van een poort met een poortopening, een zieh vanaf de bovenzijde omhoog uitstrekkende en integraal daarmee zijnd nekgedeelte, waarbij de poort schroefdraad heeft en het vat door blaasvormen gevormd is met tenminste een binnenste laag van een eerste samenstelling van een door smelten te verwerken kunststof en een buitenste laag van een tweede samenstelling van een door smelten te verwerken kunststof waarbij de eerste samenstelling is voorzien van een ultraviolet licht vertrager en de tweede samenstelling geen ultraviolet licht vertrager heeft ;

een afsluiting voor de poort van het vat voorzien van een kapvoering gevormd uit een samenstelling van door smelten te verwerken kunststof dat geen ultraviolet licht vertragers omvat en voorzien is van een eerste afdichtgedeelte met een cilindrisch oppervlak dat zieh naar beneden uitstrekt en bemeten is voor insteken in de boring ;

een mantelgedeelte gevormd uit een samenstelling van door smelten te verwerken kunststof met een ultraviolet licht vertrager waarbij het mantelgedeelte een bovenste gedeelte heeft met een omtrek en een in hoofdzaak cilindrische zijwand integraal met het bovenste gedeelte, zieh daarvan naar beneden uitstrekkend en langs het nekgedeelte van het vat verlopend indien de afsluiting daaraan is bevestigd terwijl het uitwendig vlak van het mantelgedeelte integraal en doorlopend is en de kapvoering draaibaar bevestigd is binnen het mantelgedeelte en de kapvoering en mantelgedeelte zodanig zijn gevormd, dat indien de afsluiting aan de poort van het vat is bevestigd slechts het mantelgedeelte is blootgegeven ; en <Desc/Clms Page number 20> de afsluiting de schroefdraad heeft, die bemeten is om samen te werken met het schroefdraad op de poort van het vat.