<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het verwijderen van de aangroei op een scheepsromp.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van de aangroei op een scheepsromp, welke inrichting een reinigingselement bevat en middelen om dit reinigingselement over de romp te verplaatsen die minstens een kabel bevatten die onder de kiel van de scheepsromp door aangebracht is en waarmee het reinigingselement verbonden is en middelen om de kabel te verplaatsen.
Op een romp van een schip, in het bijzonder van een zeeschip, meer bepaald op het deel dat zieh onder water bevindt, groeien schelpdieren, algen en andere organismen aan, waardoor het schip een grotere weerstand in het water ondervindt tijdens het varen, zodat van tijd tot tijd deze aangroei moet worden verwijderd.
Dit verwijderen kan door duikers worden uitgevoerd, maar dit is tijdrovend en duur.
Vandaar dat inrichtingen ontworpen werden om dit verwijderen mechanisch uit te voeren.
Een dergelijke inrichting is beschreven in het Belgisch octrooi nr. 901. 110.
Deze inrichting bestaat uit een draagraam en middelen om dit draagraam met een of twee kabels langsheen de romp van het schip te verplaatsen. In het draagraam is een
<Desc/Clms Page number 2>
wentelraam aangebracht waarop borstels zijn gemonteerd.
Deze inrichting is vrij ingewikkeld van constructie en duur. Daarenboven zijn de borstels niet altijd in contact met de scheepsromp zodat de reiniging niet erg efficiënt
EMI2.1
is.
De huidige uitvinding heeft dan ook een inrichting voor het verwijderen van de aangroei op een scheepsromp als voorwerp, die zeer eenvoudig van constructie en relatief goedkoop is, maar toch een efficiënte reiniging toelaat.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het reinigingselement minstens een mat bevat die minstens gedeeltelijk bestaat uit abrasief of polijstend materiaal of waarin abrasief of polijstend materiaal is ingewerkt.
Deze mat is eenvoudig van constructie en bevat geen bewegende delen.
De mat kan daarbij ter plaatse van een onderbreking van de kabel, delen van deze laatste met elkaar verbinden. De kabel kan ook doorlopen terwijl de mat er aan vastgemaakt
EMI2.2
is. Bij voorkeur bezit de mat een hydrodynamische vorm waardoor ze, bij verplaatsing onder water door middel van de kabel, automatisch tegen de scheepsromp wordt geduwd.
De mat is bij voorkeur van haren voorzien waarin de deeltjes van abrasief of polijstend materiaal ingewerkt,
<Desc/Clms Page number 3>
bijvoorbeeld ingebed, zijn.
Deze kunnen uit soepele kunststof vervaardigd zijn zoals nylon, polyethyleen, polyester en dergelijke.
Het abrasieve of polijstende materiaal kan aluminiumoxide of siliciumcarbide zijn.
De middelen om de kabel te verplaatsen zijn bij voorkeur middelen die deze kabel zowel op zieh kunnen verplaatsen als het zieh langs de scheepsromp bevindende gedeelte van deze kabel in de lengterichting van deze scheepsromp kunnen verplaatsen.
Deze middelen kunnen hiertoe twee lieren bevatten die in de lengterichting van de scheepsromp verplaatsbaar zijn en waartussen de kabel aangebracht is.
Indien in de lengterichting van het schip gezien een andere strook moet gereinigd, moeten de lieren worden verplaatst.
In een andere uitvoering bevatten de middelen om de kabel te verplaatsen twee stationaire lieren, en twee in de lengterichting van de scheepsromp verplaatsbare geleidingsmiddelen, waarbij de kabel die zieh uitstrekt van de ene lier, over geleidingsmiddelen aan de ene zijde van de scheepsromp, onder de kiel van de scheepsromp door en over een geleidingsmiddelen aan de andere zijde, naar de andere lier.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te
<Desc/Clms Page number 4>
tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, twee voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een inrichting voor het verwijderen van de aangroei op een scheepsromp volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een zijaanzicht weergeeft van een schip waarop een inrichting voor het verwijderen van de aangroei op een scheepsromp volgens de uitvinding is aangebracht ; figuur 2 schematisch een bovenaanzicht weergeeft van het schip van figuur 1 ; figuur 3 een bovenaanzicht weergeeft, gelijkaardig aan dat van figuur 2, maar met betrekking tot een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding ;
figuur 4 op grotere schaal een perspectiefzicht weergeeft van een deel van de inrichting volgens de uitvinding ; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 3 ; figuur 6 op grotere schaal het detail weergeeft dat in figuur 5 met F6 is aangeduid ; figuur 7 een doorsnede weergeeft analoog aan deze van figuur 5, maar met betrekking tot een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In de figuren 1 tot 3 is een zeeschip 1 weergegeven, waarvan de aangroei op zijn scheepsromp 2 verwijderd wordt met een inrichting volgens de uitvinding die in hoofdzaak bestaat uit een mat 3 waarin deeltjes van een abrasief of
<Desc/Clms Page number 5>
polijstend materiaal ingewerkt zijn en middelen om deze mat 3 over de scheepsromp 2 te verplaatsen.
Deze middelen om de mat (3) te verplaatsen bestaan uit een kabel 4 die van dek tot dek onder de kiel door is aangebracht en waaraan de mat 3 vastgemaakt is en uit middelen 5 om deze kabel 4 zowel op zichzelf te verplaatsen als met zijn langs de scheepsromp 2 gelegen gedeelte in de lengterichting van de scheepsromp 2 te verplaatsen.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren l en 2 bestaan de middelen 5 om de kabel 4 te verplaatsen uit twee lieren 6 die respectievelijk aan stuurboord en aan bakboord op het dek 7 opgesteld zijn en waaraan de uiteinden van de kabel 4 vastgemaakt zijn.
Deze lieren 6 kunnen zo gesynchroniseerd worden dat, wanneer de ene lier 6 de kabel 4 op zijn trommel oprolt, de andere lier 6 de kabel 4 in dezelfde mate van zijn trommel afrolt.
Hierdoor is de kabel 4 op zichzelf verplaatsbaar waardoor de mat 3 op en neer langs de scheepsromp 2 kan worden verplaatst zoals in figuur l door de pijlen Pl is weergegeven.
Om het gedeelte van de kabel 4 dat langs de scheepsromp 2 is gelegen en dus de mat 3 ook in de lengterichting van de scheepsromp 2 te verplaatsen, zoals weergegeven door de pijlen P2, zijn de twee lieren 6 op wagens 8 opgesteld die verrijdbaar zijn over geleidingen 9 die over de lengte van
<Desc/Clms Page number 6>
het dek 7 aangebracht zijn.
Op elke wagen 8 kunnen bijkomende kabelgeleidingen 8A, bijvoorbeeld horizontale rollen aangebracht zijn om de kabel 4 in het water te geleiden wanneer hij van of op de liertrommel wordt gerold.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 3 bezitten de middelen om de mat 3 te verplaatsen ook twee lieren 6, maar deze zijn vast op een uiteinde van het dek 7 opgesteld.
De middelen bevatten evenwel twee, respectievelijk aan bakboord en aan stuurboord, in de lengterichting van het schip verplaatsbare, geleidingsmiddelen 10-10A die de kabel 4 van richting veranderen, die in het weergegeven voorbeeld elk een rond een verticale as wentelbaar wiel 10, eventueel gevolgd door een horizontale geleiding of rol 10A bevatten, die op wagens 11 aangebracht zijn die over geleidingen 12 verplaatsbaar zijn.
De uit het water komende kabel 4 verandert aan weerszijden van het schip 1 van richting over de geleidingsmiddelen 10- 10A, alvorens aan de sluiten op een lier 6.
Orn het langs de scheepsromp 2 gelegen gedeelte van de kabel 4 in de lengterichting van de scheepsromp 2 te verplaatsen moeten de twee wagens 11 met de geleidingsmiddelen 10-10A gelijktijdig in dezelfde zin worden verplaatst.
De wagens 11 en de geleidingen 12 moeten niet zo zwaar uigevoerd worden als in de hoger beschreven uitvoeringsvorm
<Desc/Clms Page number 7>
aangezien ze geen zware lieren 6 moeten dragen.
Zoals weergegeven in figuren 4 en 5 is de mat 3 aan haar rugzijde door middel van klemmen 13 aan de doorlopende kabel 4 vastgemaakt.
Aan de naar de scheepsromp 2 gerichte voorzijde is de mat 3 van haren 14 voorzien waarin, zoals in detail in figuur 6 is weergegeven, deeltjes 15 uit abrasief of polijstend materiaal ingewerkt zijn.
De haren 14 zijn uit soepele kunststof vervaardigd, zoals nylon, polyethyleen, polyester en dergelijke, terwijl het abrasieve of polijstende materiaal aluminiumoxide of siliciumcarbide is.
Deeltjes van andere schuur- of polijstmiddelen kunnen ook worden ingewerkt.
De mat 3 bezit zoals weergegeven in de figuren 5 en 6 een bijzonder hydrodynamische vorm waardoor de mat 3, wanneer ze met behulp van de kabel 4 door het water wordt getrokken, automatisch tegen de scheepsromp 2 wordt aangeduwd.
Samen met deze hydrodynamische vorm, of, in een andere variante, in plaats van deze hydrodynamische vorm, zijn in de mat 3 permanente magneten 16 aangebracht, zoals weergegeven in figuur 7.
Ook de permanente magneten zorgen ervoor dat de mat 3
<Desc/Clms Page number 8>
tijdens haar verplaatsing over de scheepsromp 2 wordt gehouden.
De werking van de inrichting volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt.
Met behulp van de lieren 6 wordt de kabel 4 heen en weer verplaatst waardoor de ermee verbonden mat 3 zich ook op en neer volgens de pijlen Pl verplaatst en daarbij, vooral door de ingewerkte deeltjes van abrasief of polijstend materiaal de aangroei verwijderen.
Door haar speciale hydrodynamische vorm wordt de mat 3 daarbij door het water tegen de scheepsromp 2 geduwd, hetgeen een optimale verwijdering van de aangroei verzekert.
Doordat de mat 3 vervormbaar is, volgt ze eventuele oneffenheden.
Wanneer, nadat de mat 2 herhaalde malen op de voornoemde wijze van bakboord naar stuurboord en terug is bewogen, en een bepaalde strook van de scheepsromp 2 gereinigd werd, worden in de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 en 2 beide lieren 6 over de breedte van de strook verreden, waarna de kabel 4 opnieuw heen en weer verplaatst wordt door de lieren 6 en de mat 3 een andere strook van de scheepsromp 2 reinigt.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 worden niet de lieren 6 maar enkel de geleidingen 12 verplaatst. Hierbij
<Desc/Clms Page number 9>
moet de kabel 4 wel een weinig op beide lieren 6 opgerold of ervan afgerold worden. Na de verplaatsing wordt de kabel 4 verder heen en weer omheen de kiel getrokken en wordt een andere strook door de mat 3 gereinigd.
Door een mat 3 te gebruiken met polijstende en dus fijnere deeltjes dan de grovere abrasieve deeltjes, is het zelfs mogelijk de scheepsromp 2 te polijsten, waardoor nieuwe aangroei van organismen op de scheepsromp 2 wordt vertraagd.
De kabel 4 moet niet noodzakelijk ter plaatse van de mat 3 doorlopen. Hij kan er ook onderbroken zijn waarbij dan de mat 3 aan beide kabeldelen vastgemaakt is en deze met elkaar verbindt.
Aan de mat 3 kunnen ook twee of meer kabels 4 naast elkaar vastgemaakt zijn.
De mat 3 moet ook niet noodzakelijk van haren zijn voorzien.
Ze kan bijvoorbeeld van rubber vervaardigd zijn, waarbij dan abrasieve of polijstende deeltjes in de rubber ingewerkt zijn.
De mat 3 kan ook zelf geheel of gedeeltelijk uit materiaal bestaan dat op zieh abrasief of polijstend is.
Zo kan ze uit meertouw zijn vervaardigd. In het meertouw kunnen eventueel abrasieve of polijstende deeltjes 15 zijn
<Desc/Clms Page number 10>
ingewerkt.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het reinigen van scheepsrompen kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.