<Desc/Clms Page number 1>
Laadklepsluiting.
Deze uitvinding heeft betrekking op een laadklepsluiting, meer speciaal een sluiting voor een klep van een laadbak, een aanhangwagen of dergelijke, waarbij een neerklapbare klep, zijwand, achterwand of dergelijke in zijn opwaartse stand moet kunnen vergrendeld worden ten opzichte van een vast gedeelte van de laadbak.
Een bekende, laadklepsluiting wordt beschreven in het Belgisch octrooi nr. 1.008.457.
Deze bekende laadklepsluiting bestaat in hoofdzaak uit een basis die in de betreffende laadbakwand of dergelijke wordt ingebouwd, waarbij in deze basis een sluitklep scharnierbaar is bevestigd en waarbij deze sluitklep voorzien is van een grendel waarvan het vrije uiteinde kan samenwerken met een aanslag op een aanliggende wand en waarbij tussen de basis en de sluitklep twee grendels met aanslag zijn aangebracht, waarbij een van de twee grendels elastisch vervormbaar is.
De voornoemde elastisch vervormbare grendel kan in een opening in de sluitklep vastgeklikt worden, waarbij de buitenkant van de sluitklep als aanslag dient voor de haak van de voornoemde grendel.
Teneinde alle mogelijke schokken, stoten of dergelijke te kunnen opvangen zonder dat de sluitklep opengaat, zijn de haken van de twee grendels tegengesteld gericht.
<Desc/Clms Page number 2>
Hoewel deze bekende laadklepsluiting zeer doeltreffend is, vertoont zij het nadeel dat zij niet erg gebruiksvriendelijk is.
Inderdaad, om deze laadklepsluiting te ontgrendelen, moeten er immers twee handelingen tegelijk uitgevoerd worden, namelijk het wegduwen van het uiteinde van de elastisch vervormbare grendel, wat relatief moeilijk is en een redelijk grote kracht vereist, enerzijds, en het openscharnieren van de sluitklep, anderzijds.
Bovendien kan de elastisch vervormbare grendel afbreken, wanneer een persoon die de werking van deze laadklepsluiting niet kent, probeert om de laadklep te ontgrendelen door met grote kracht aan de sluitklep te trekken.
De huidige uitvinding heeft een laadklepsluiting als voorwerp die een oplossing biedt voor de voornoemde en andere nadelen van dergelijke laadklepsluiting en waarbij een verankering wordt verkregen tussen de voornoemde basis en de sluitklep van de laadklepsluiting, die zodanig is uitgevoerd dat de laadklepsluiting op eenvoudige wijze kan geopend worden, terwijl de doeltreffendheid van de sluiting maximaal blijft.
Daartoe betreft de uitvinding een laadklepsluiting die minstens bestaat uit een in een wand verzonken basis; een scharnierbare handgreep, die verbonden is met een grendelstang ; een ruimte voor de voornoemde grendelstang in een neerklapbare wand die aansluit bij de voornoemde wand; minstens twee grendels die voorzien zijn op de basis ; twee grendels die voorzien zijn op de handgreep, met het
<Desc/Clms Page number 3>
kenmerk dat de handgreep verder een verschuifbaar element omvat, dat verbonden is met minstens één grendel.
Met het inzicht de kenmerken van een laadklepsluiting volgens de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een schematisch perspectiefzicht weergeeft van een laadbak die is voorzien van laadklepsluitingen volgens de uitvinding; figuur 2 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 door F2 is aangeduid; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2; figuur 4 op grotere schaal het gedeelte van figuur 3 weergeeft dat door F4 is aangeduid, waarbij één van de twee grendels ontgrendeld is; figuur 5 een doorsnede weergeeft, gelijkaardig aan deze van figuur 3, waarbij de laadklepsluiting zich in geopende toestand bevindt.
In figuur 1 is een laadbak 1 weergegeven die gevormd wordt door een bodem 2, drie vaste wanden 3-4-5 en een neerklapbare achterwand 6 die door middel van scharnieren 7-8 met het vast gedeelte van de laadbak 1 verbonden is.
Op elk van de wanden 3-4 is een laadklepsluiting 9 aangebracht.
Dergelijke laadklepsluiting 9 bestaat uit een in de wand 3, respectievelijk 4, van de laadbak 1 verzonken basis 10 en een sluitklep 11, een en ander zodanig dat de
<Desc/Clms Page number 4>
laadklepsluiting 9 in gesloten stand nagenoeg volledig binnen het buitenvlak van de zijwand 3-4 ligt.
De voornoemde basis 10 is op haar achterwand 12 opeenvolgend voorzien van een eerste grendel 13, een tweede grendel 14, een aanhechtingspunt 15 voor een trekveer 16 en een as 17 waarrond de sluitklep 11 vrij draaibaar is aangebracht.
De basis 10 kan op om het even welke wijze in de betreffende wand 3 of 4 worden bevestigd, bijvoorbeeld door lijmen, schroeven of dergelijke.
De eerste grendel 13 kan al dan niet één geheel vormen met de basis 10 doch zal steeds als een stijf element worden uitgevoerd.
Deze eerste grendel 13 vertoont naar zijn vrij uiteinde 18 een haak 19 waarvan het aanhaakvlak evenwijdig loopt met de achterwand 12 van de basis 10 en vertoont verder tussen deze haak 19 en het vrij uiteinde 18 een schuine wand 20.
De tweede grendel 14 vertoont naar zijn vrij uiteinde een driehoekig haakvormig uitsteeksel 21 dat hoofdzakelijk gevormd wordt door schuine wanden 22-23.
Deze tweede grendel 14 zal bij voorkeur zodanig uitgevoerd zijn, al dan niet uit één stuk met de basis 10, dat hij een bepaalde elastische vervorming toelaat.
De haak 19 en het haakvormig uitsteeksel 21 van de eerste grendel 13, respectievelijk 14, zijn in tegengestelde zin gericht.
<Desc/Clms Page number 5>
De sluitklep 11 bestaat uit een handgreep 24 en een grendelstang 25.
De voornoemde handgreep 24 is met zijn uiteinde 26 vrij draaibaar aangebracht op de voornoemde as 17 van de basis 10 en is verder hoofdzakelijk voorzien van een as 27 en twee grendels, respectievelijk 28 en 29.
De voornoemde trekveer 16 is tussen een punt op de basis 10 en een punt op de handgreep 24 aangebracht, in dit geval tussen het aanhechtingspunt 15 en de as 27.
De grendel 28 zal bij voorkeur zodanig uitgevoerd worden dat hij elastisch vervormbaar is, terwijl de grendel 29 in een stijf materiaal is uitgevoerd.
Zoals dit het geval is voor de voornoemde tweede grendel 14 zal ook de grendel 28 aan zijn uiteinde een driehoekig haakvormig uitsteeksel 30 met schuine wanden 31 en 32 vertonen.
De grendel 29 is, evenals de voornoemde eerste grendel 13, naar zijn uiteinde 33 toe voorzien van een haak 34 en, tussen deze haak 34 en het uiteinde 33, een schuine wand 35.
Ook de haak 34 en het haakvormig uitsteeksel 30 van de grendel 29, respectievelijk 28, zijn tegengesteld gericht.
De grendel 29 vormt één geheel met een verschuifbaar element 36 dat aan zijn uiteinde 37 U-vormig is uitgevoerd, waarbij dit uiteinde 37 zich over de rand 38 van de handgreep 24 uitstrekt.
<Desc/Clms Page number 6>
Verder vertoont dit verschuifbaar element 36 een gleuf 39, waarmee het over een uitsteeksel 40 van de handgreep 24 is aangebracht.
Tussen de wand 41 van de grendel 29 van het verschuifbaar element 36 en een uitsteeksel 42 op de handgreep 24 is een drukveer 43 aangebracht, die de grendel 29 steeds van de grendel 28 wegdrukt.
De grendelstang 25 bestaat uit een blokje 44 dat vrij draaibaar is aangebracht op de as 27 en dat voorzien is van een schroefdraadgat 45 en uit een stang 46 die met haar schroefdraadgedeelte 47 in het voornoemde schroefdraadgat 45 geschroefd is en die aan haar andere uiteinde 48 voorzien is van een dwarse stang 49.
In de neerklapbare achterwand 6 van de laadbak 1 zijn, ter hoogte van de dwarse stangen 49 van de laadklepsluiting 9, ruimten 50 voorzien waarmee een voornoemde dwarse stang 49 kan samenwerken.
Het gebruik van de laadklepsluiting 9 is zeer eenvoudig en als volgt.
De laadklepsluiting 9 ligt, in gesloten stand, nagenoeg volledig binnen het buitenvlak van de wand 3, respectievelijk 4, van de laadbak 1, zoals blijkt uit de figuren.
In deze stand haken, enerzijds, de grendels 13 en 29 en, anderzijds, de grendels 14 en 28 in elkaar en bevindt de dwarse stang 49 zich in de ruimte 50 van de neerklapbare achterwand 6.
<Desc/Clms Page number 7>
Door het verplaatsen van het verschuifbaar element 36 volgens de pijl p1 in figuur 4, wordt de haak 34 van de grendel 29 weggeduwd van de haak 19 van de grendel 13 op de basis 10, zodat deze vergrendeling wordt opgegeven.
Door vervolgens een kracht uit te oefenen op de handgreep 24, haaks op het vlak waarin de sluitklep 11 gelegen is, met andere woorden volgens de pijl P2 in figuur 4, worden de elastisch vervormbare grendels 14 en 28 uit elkaar gedrukt, waarbij hun schuine wanden 22, respectievelijk 31, over elkaar schuiven.
Door de handgreep 24 verder te wentelen rond de as 17, komt de dwarse stang 49 vrij van de neerklapbare achterwand 6, aangezien, door het wentelen van de handgreep 24, de as 27, waar de grendelstang 25 aan bevestigd is, zich naar de achterwand 6 toe beweegt.
Het uitsteeksel 40 op de handgreep 24 zorgt ervoor dat het verschuifbaar element 36 niet van de voornoemde handgreep 24 kan loskomen.
Nadat de grendelstang 25 opzij geschoven is, kan de achterwand 6 neergeklapt worden.
Het opnieuw vergrendelen van de opgeklapte achterwand 6 gebeurt door de dwarse stang 49 in de ruimte 50 van de neerklapbare achterwand 6 te haken, waarna de handgreep 24 naar de basis 10 gewenteld wordt en tenslotte tegen deze basis 10 gedrukt wordt.
Door de handgreep 24 tegen de basis 10 te drukken, schuiven de schuine wanden 23-32 en 20-35 van de grendels 14 en 28, respectievelijk 13 en 29, over elkaar tot wanneer,
<Desc/Clms Page number 8>
enerzijds, de schuine wanden 22 en 31 van de haakvormige uitsteeksels 21 en 30 en, anderzijds, de haakvlakken van de haken 19 en 34, tegen elkaar zijn gelegen.
Het is duidelijk dat op deze wijze een laadklepsluiting verkregen wordt die niet alleen een optimale sluiting garandeert, maar ook zeer gebruiksvriendelijk is, waarbij de laadklepsluiting niet kan loskomen door schokken, stoten of dergelijke en het losmaken van de laadklepsluiting toch kan gebeuren door haar eenvoudig en met één hand te bedienen.
De huidige uitvinding is niet beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, maar een dergelijke laadklepsluiting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.