<Desc/Clms Page number 1>
"Matras met schuimkem."
De huidige uitvinding heeft betrekking op een matras met een uit ten minste een soepel schulmmateriaal vervaardigde schulmkern, welke matras een bovenzijde, een daaraan nagenoeg evenwljdige onderzijde en een kop-en een voetuiteinde vertoont, waarbij ten minste de bovenzijde van de matras als slaapoppervlak bestemd is.
In de praktijk is het dikwijis gewenst dat het slaapoppervlak naar het voetuiteinde van de matras oploopt om aldus tijdens het slapen een betere bloedcirculatie te bekomen en om het zogenoemde "zware benen" effect tegen te gaan. Om dit te realiseren zijn er bijvoorbeeld lattenbodems bekend waarvan het voetuiteinde onder een hoek omhoog gericht kan worden. Indien men echter niet over een dergelijke instelbare lattenbodem beschikt, kan men in de praktijk thans enkel de beoogde verbetering van de bloedcirculatie verkrijgen door hetzij onder het voetuiteinde van het bed of onder het voetuiteinde van de bedbodem blokjes of dergelijke te plaatsen waardoor het voetuiteinde op een hoger niveau gebracht wordt. Ook onder de matras zelf kan men bijvoorbeeld kussens aanbrengen. Dit zijn evenwel weinig estetische en elegante oplossingen.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een alternatief systeem voor te stellen waarmee de benen van de op de matras gelegen gebruiker op een hoger niveau komen te liggen zonder dat men over een lnstelbare lattenbodem dient te beschikken of zonder dat men allerlei lapmiddelen dient toe te passen.
<Desc/Clms Page number 2>
Volgens de uitvinding maakt men hiertoe gebruik van een nieuw type van matras dat daardoor gekenmerkt is dat de schuimkern van de matras, naast genoemd soepel schuimmateriaal, een laag van een minder soepel materiaal bevat die zieh naar het kopuiteinde van de matras toe dieper onder het slaapoppervlak van de matras uitstrekt dan naar het voetuiteinde van de matras toe.
Op plaatsen waar de laag van het minder soepel materiaal zieh dieper onder het slaapoppervlak bevindt, meer bepaald naar het kopuiteinde toe, zal het lichaam dieper in het soepel schuimmateriaal van de matras inzakken dan op plaatsen waar de laag van het minder soepel materiaal zich minder diep onder het slaapoppervlak bevindt, meer bepaald naar het voetuiteinde toe. Niettegenstaande de boven-en onderzijde van de matras, zoals bij de gebruikelijke matrassen, dus evenwijdig aan elkaar zijn, komen op deze manier de benen toch hoger te liggen en wordt aldus de beoogde verbetering van de bloedcirculatie bekomen zonder dat het voetuiteinde van de matras zelf hoger dient geplaatst te worden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de matras volgens de uitvinding, wordt de laag van het minder soepel materiaal gevormd door een schuimiaag van een harder schuimmateriaal, in het bijzonder een schuimiaag gevormd door geagglomereerde schuimdeeltjes.
Vastgesteld werd dat mogelijk is de indrukking van de matras door middel van een schuimiaag van een harder materiaal te beïnvloeden zodanig dat het voor de vervaardiging van de matras niet nodig is andere materialen zoals harde kunststofplaten of metalen platen te gebruiken. De uitvoeringsvorm met de schuimiaag gevormd door geagglomereerde schuimdeeltjes biedt verder het voordeel dat voor deze laag recuperatie schuim gebruikt kan worden.
<Desc/Clms Page number 3>
De laag van het minder soepel materiaal kan een dikte hebben die naar het voetuiteinde van de matras toe groter is dan naar het kopuiteinde van de matras toe en kan dan in het bijzonder de onderzijde van de matras vormen.
Bij voorkeur is evenwel ook de onderzijde van de matras als slaapoppervlak bestemd, waarbij indien de matras met zijn onderzijde naar boven gelegd wordt om deze onderzijde als slaapoppervlak te gebruiken, de laag van het minder soepel materiaal zich naar het kopuiteinde van de matras toe ook in deze positie dieper onder dit slaapoppervlak van de matras uitstrekt dan naar het voetuiteinde van de matras toe. In tegenstelling tot de vorige uitvoeringsvorm kan in deze uitvoeringsvorm de matras dus aan beide kanten beslapen worden.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de matras volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel slechts als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken.
De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin :
Figuur 1 schematisch een langsdoorsnede weergeeft doorheen een eerste uitvoeringsvorm van de matras volgens de uitvinding waarin de laag van het minder soepel materiaal de onderzijde van de schuimkern vormt ;
Figuur 2 schematisch een langsdoorsnede weergeeft doorheen een tweede uitvoeringsvorm van de matras volgens de uitvinding waarin zowel de boven- als onderzijde van de matras als slaapoppervlak dienst kunnen doen ; en
Figuur 3 schematisch een langsdoorsnede weergeeft doorheen een derde uitvoeringsvorm van de matras volgens de
<Desc/Clms Page number 4>
uitvinding die analoog is aan deze van figuur 2 doch waarin de vormgeving van de laag van het minder soepel materiaal enigszins aan de anatomie van de gebruiker aangepast werd.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of op analoge elementen. Verder werd in deze figuren duidelijkheidshalve enkel de schuimkern van de matras, zonder de tijk, weergegeven.
De matrassen weergegeven in de figuren, meer bepaald de schuimkernen 1 daarvan, hebben een bovenzijde 2, een daaraan evenwijdige onderzijde 3 en een kop- 4 en een voetuiteinde 5, waarbij de bovenzijde 2 en eventueel ook de onderzijde 3 van de matras als slaapoppervlak bestemd zijn. De schuimkernen 1 zijn uit een soepel schuimmateriaal 6, zoals de bekende polyurethaan- of latexschuimen, vervaardigd. De hardheid van dit materiaal kan gekozen worden in functie van de gewenste hardheid van de matras. Eventueel kunnen in één matras verschillende hardheden toegepast worden om aldus een matras met verschillende hardheidszones te bekomen.
Essentieel voor de uitvinding is dat de schuimkern 1 van de matras, naast het soepel schuimmateriaal 6, nog een laag 7 van een minder soepel materiaal bevat die zich naar het kopuiteinde 4 van de matras toe dieper onder het slaapoppervlak 2 van de matras uitstrekt dan naar het voetuiteinde 5 van de matras toe. Zoals hierboven reeds beschreven draagt deze laag 7 er toe bij dat de benen van de gebruiker minder diep in de matras zullen inzakken dan het lichaam en dat deze aldus op een hoger niveau komen te liggen waardoor de bloedcirculatie tijdens het slapen bevorderd wordt en het zogenoemde "zware benen" effect tegengewerkt wordt.
Als materiaal voor de minder soepele laag 7 kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een plaat van harde kunststof
<Desc/Clms Page number 5>
of van metaal, in het bijzonder van staal, die schuin in de schuimkern 1 aangebracht wordt. In vergelijking tot het soepel schuimmateriaal 6 van de matras, geven deze harde platen slechts weinig of nagenoeg niet mee onder de druk van de gebruiker zodanig dat hoofdzakelijk het zieh boven deze platen bevindende schuimmateriaal zal ingedrukt worden.
Op plaatsen waar dit schuimmateriaal dikker is, meer bepaald naar het kopuiteinde 4 van de matras toe, kan het lichaam van de gebruiker aldus dieper in de matras zinken dan naar het voetuiteinde 5 toe.
In plaats van harde platen te gebruiken is het volgens de uitvinding ook mogelijk de laag 7 van een schuimmateriaal te vervaardigen, meer bepaald van een minder soepel of met andere woorden een harder schuimmateriaal. Dit kan een nieuw geproduceerd schuim zijn met een hardere formulering doch bij voorkeur wordt hiervoor gebruik gemaakt van een geagglomereerd schuim. Een dergelijk geagglomereerd schuim bestaat uit schuimdeeltjes die met elkaar verlijmd zijn, waarbij de schuimdeeltjes bij het verlijmen samengedrukt werden. Als schuimdeeltjes kan gebruik gemaakt worden van stukken afvalschuim die tot kleinere deeltjes versneden of vermalen worden.
Afhankelijk van de hoeveelheid lijm, en in het bijzonder ook van de mate waarin de deeltjes tijdens het verlijmen samengedrukt worden, heeft het geagglomereerd schuim een hogere densiteit en hardheid. In de matras volgens de uitvinding wordt voor de laag 7 bij voorkeur een geagglomereerd schuim met een densiteit van 60 tot 200 kgim3 gebruikt en meer in het bijzonder een geagglomereerd schuim met een densiteit van 70 tot 150 kg/m3. Voor een zachtere matras (ILD=90-130N) wordt bijvoorbeeld een geagglomereerd schuim met een densiteit van 80 kgim3 gebruikt terwijl voor een hardere matras (ILD=131-170N) een geagglomereerd schuim met een densiteit van bijvoorbeeld 120 kg/m3 kan gebruikt worden.
<Desc/Clms Page number 6>
In figuur 1 is een eerste mogelijke uitvoeringsvorm van de matras volgens de uitvinding weergegeven. De laag 7 van het minder soepel materiaal vormt in deze uitvoeringsvorm de onderzijde van de schuimkem. Doordat de dikte van deze laag 7 naar het voetuiteinde van de matras toeneemt, neemt de diepte waarop ze zieh onder de bovenzijde 2 van de matras of met andere woorden onder het slaapoppervlak bevindt af. Gezien de hardheid van het materiaal van de laag 7 is de onderzijde van de matras niet of minder geschikt om als slaapoppervlak dienst te doen. Eventueel zou men onderaan de matras evenwel nog een extra laag soepel schuimmateriaal kunnen aanbrengen, waarbij men de laag 7 dan, in de richting van het voetuiteinde, ook naar de onderzijde dikker zou kunnen laten worden.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 kunnen zowel de bovenzijde 2 als de onderzijde 3 van de matras als slaapoppervlak dienst doen. In tegenstelling tot de vorige uitvoeringsvorm heeft de laag 7 van het minder soepel materiaal nu een nagenoeg constante dikte. Doordat deze laag 7 hellend in de schuimkern 1 aangebracht is, strekt ze zieh naar het kopuiteinde 4 van de matras toe telkens dieper onder het slaapoppervlak uit dan naar het voetuiteinde 5 toe, dit onafhankelijk of de bovenzijde 2 dan wel de onderzijde 3 van de matras als slaapoppervlak gebruikt wordt. Wanneer de matras omgedraaid wordt om de onderzijde daarvan als slaapoppervlak te gebruiken, is het wel duidelijk dat het kopen het voetuiteinde dan ook omgewisseld worden zodanig dat in beide posities de benen in een verhoogde positie komen te liggen.
Uiteraard kan men ook omgekeerd op de matras gaan liggen, waarbij dan het effect op de bloedcirculatie verloren gaat doch waarbij men daarentegen het gevoel zal hebben op een hardere matras te slapen.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 3 is analoog aan deze van figuur 2. Het enige verschil is daar waar in figuur 2 de laag 7 vlak is
<Desc/Clms Page number 7>
zodanig dat de diepte waarop deze laag 7 zieh onder het siaapopperviak van de matras uitstrekt nagenoeg lineair in functie van de afstand vanaf het kopuiteinde 4 naar het voetuiteinde 5 afneemt, er in de uitvoeringsvorm volgens figuur 3, ter plaatse van de schouderzone van de matras, een inzinking 8 in het oppervlak van de laag 7 voorzien is. Eventueel kan deze inzinking ook in de bekkenzone van de matras voorzien worden of zowel in de bekkenzone als in de schouderzone. Op deze manier is de vormgeving van de laag 7 beter aan de anatomie van het menselijk lichaam aangepast en kunnen de schouders en/of het bekken dieper in de matras zakken waardoor een betere drukverdeling op het lichaam verkregen wordt.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 is in de laag 7 van het minder soepel materiaal ook onderaan een inzinking 8 voorzien, meer bepaald ook in de schouderzone wanneer de matras omgedraaid wordt.
Door de inzinkingen die in de laag 7 van het minder soepel materiaal voorzien worden, in het mogelijk dat de diepte waarop deze laag 7 zich onder het slaapoppervlak uitstrekt plaatselijk van het kopuiteinde naar het voetuiteinde kan toenemen of gelijk blijven. Gemiddeld zal deze diepte evenwel van het kopuiteinde naar het voetuiteinde afnemen. Dit gemiddelde kan in het bijzonder bepaald worden door op regelmatige afstanden punten op het oppervlak van de laag 7 aan te duiden en door door middel van een lineaire regressie analyse daar een rechte lijn door te trekken. In de matras volgens de uitvinding dient deze lijn een opwaartse helling naar het voetuiteinde toe te vertonen, bij voorkeur een helling van ten minste 3 % (=stijging in cm/lengte in cm * 100) en meer in het bijzonder een helling van ten minste 4 %.
Wat betreft de diktes van de verschillende elementen van de matrassen volgens figuren 2 en 3 kan nog vermeid worden dat de
<Desc/Clms Page number 8>
matrassen zelf bijvoorbeeld een gebruikelijke dikte van 12 tot 18 cm kunnen hebben. De laag 7, die bij voorkeur gevormd wordt door een laag geagglomereerd schuim, heeft dan bijvoorbeeld een dikte van 1 tot 4 cm en meer in het bijzonder van 2 tot 3 cm. Indien de laag 7 van een hardere kunststof of van een metaal vervaardigd is, kan de dikte daarvan uiteraard beperkt worden.
In de uitvoeringsvormen weergegeven in de verschillende figuren zijn in de schouderzone van de matras telkens uitsparingen in het schuimmateriaal 6 van de schuimkem 1 aangebracht, meer bepaald groeven 9 in het oppervlak van de schuimkern 1, om aldus de zachtheid van de matras in deze zone te verhogen. Op deze manier wordt niet alleen een betere drukverdeling bekomen doch zullen de schouders nog eens extra inzakken en dus nog eens extra lager dan de benen komen te liggen. Eventueel kunnen de uitsparingen in de schouderzone ook in de schuimkern voorzien worden, waarbij deze dan bijvoorbeeld door dwarse boringen gevormd worden. Zoals blijkt uit figuren 2 en 3 kunnen deze uitsparingen zowel in de boven- 2 als in de onderzijde 3 van de schuimkern voorzien worden.
In de uitvoeringsvormen volgens de figuren zijn verder nog groeven 10 in de voetenzone van de matras voorzien. Op deze manier wordt het oppervlak van de matras in de voetenzone voldoende zacht gemaakt opdat de voeten, die het minst zwaar zijn, toch enigszins in de matras zouden kunnen inzakken en er aldus ook ter plaatse van de voeten en goede drukverdeling verkregen wordt.
Uit de voorgaande beschrijving van enkele bijzondere uitvoeringsvormen van de matras volgens de uitvinding zal het duidelijk zijn dat daaraan nog allerhande wijzigingen kunnen aangebracht worden zonder buiten de draagwijdte van de uitvinding zoals bepaald door de bijgaande conclusies te treden.
<Desc/Clms Page number 9>
Zo is het uiteraard mogelijk de uitvinding zowel op een éénals een tweepersoonsmatras toe te passen. Toegepast op een tweepersoonsmatras laat de uitvinding toe het soepel schuimmateriaal 6 van de schuimkern zowel aan de boven- als aan de onderzijde in het midden van de matras volledig tot om de laag 7 van het minder soepel materiaal door te snijden. Op deze manier zullen de bewegingen van een gebruiker op een helft van de matras minder naar de tweede helft van de matras doorgegeven worden, waarbij de laag 7 toch voor een voldoend sterke verbinding tussen beide matras helften zorgt.
De laag 7 kan verder ook nog uit andere materialen vervaardigd worden, in het bijzonder uit cocos of andere vezels die eventueel ook door middel van lijm aan elkaar bevestigd kunnen worden om de stijfheid van de laag 7 te verhogen.