<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING TER BEVEILIGING VAN EEN TOEGANGGEVEND ELEMENT
Inrichting ter beveiliging van een toeganggevend element, bijvoorbeeld een raam of een deur voorzien van bedieningselementen om het element vrij te geven, zoalseen kruk of een slot.
In het algemeen worden beveiligingsinrichtingen voor het toeganggevende element zelf aangebracht. Als voorbeeld is de inrichting uit DE 4441540 te noemen, waarbij een extra deur over de sloten wordt geplaatst, die sensoren, en/of alarm en dergelijke bevat.
Deze bestaande beveiligingsinrichting is relatief duur en gebruiksonvriendelijk.
De uitvinding beoogt de hierboven genoemde bezwaren althans ten dele op te lossen en verschaft daartoe een inrichting die zich onderscheidt doordat de inrichting is gevormd door een voorzetelement, welk voorzetelement een zodanige vorm en afmeting heeft dat, wanneer aangebracht op het toegangselement er een de bedieningselementen bevattende ruimte onder het voorzetelement is gevormd.
Dit heeft tot effect dat alleen de bedieningsmiddelen worden overdekt door de beveiligingsinrichting volgens de uitvinding waardoor de sloten en andere sensoren en alarminstallaties niet meer zichtbaar zullen zijn.
Een inbreker zal zich niet kunnen vergewissen van de mogelijke alarmpreventiemiddelen die aan het toeganggevende element zijn aangebracht en zal zich dus geen toegang willen of kunnen verschaffen daar hij de inhoud van een dergelijk"black-boxsysteem"niet afdoende kan bestuderen.
Bij voorkeur heeft het voorzetelement volgens de uitvinding een dekselvorm, omvattende een voorwand en een aantal zijwanden. Een dergelijke dekselvorm is eenvoudig over een toeganggevend element aan te brengen.
Eveneens bij voorkeur is de voorwand van het voorzetelement volgens de uitvinding in hoofdzaak vlak.
<Desc/Clms Page number 2>
Een vlakke voorwand biedt geen aangri-jppunten, waardoor het aangrijpen en beschadigen van het voorzetelement wordt bemoeilijkt en dit in tegenstelling tot tot de gebrul- kelijke toeganggevende elementen.
Een bijkomend voordeel wordt verkregen wanneer het volledige voorzetelement volgens de uitvinding uit een ondoorzichtig materiaal wordt vervaardigd.
De inrichting volgens de uitvinding wordt in het bijzonder voordelig uitgevoerd, wanneer middelen zijn voorzien voor het instellen van een druk, die verschillend is van de omgevingsdruk in de ruimte die tussen het toeganggevende element en het voorzetelement opgesloten ligt.
In de publicatie FR-A-2 369 406 zijn holle muurelementen weergegeven, welke voorzien zijn van een fluidum onder een onder-of bovendruk en waarbij, wanneer er een ongewenste drukgelijkstelling in deze holle muurelementen wordt veroorzaakt, een alarmsignaal wordt verwekt.
De ruimte in een inrichting volgens de uitvinding wordt hier gevormd door een holle muur doch tussen het voorzetelement en het toeganggevende element.
Eveneens bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvinding tevens voorzien van middelen voor het veroorzaken van een alarmsignaal wanneer er ongewenst een drukvariatie in de ruimte wordt waargenomen. Een dergelijke drukvariatie zal een daling, respectievelijk verhoging van de druk in de ruimte betekenen. Een onderdruk in de ruimte wordt bij voorkeur aangebracht waarbij als bijkomend effect een aanzuiging van het voorzetelement tegen het toeganggevende element wordt veroorzaakt.
De uitvinding zal beter worden begrepen aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van de tekening, waarin in een perspectivisch, gedeeltelijk weggebroken aanzicht tonen : figuur 1 een voorkeursultvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in een brandkasttoepassing ;
<Desc/Clms Page number 3>
figuur 2 een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in een raam-of deurtoepassing ; figuur 3 op schematische wijze het algemene principe volgens de uitvinding ; figuur 4 in dwarse doorsnede de toepassing van een inrichting volgens de uitvinding in een raam ; figuur 5 een uitvoeringsvorm van een afdichting van een inrichting volgens de uitvinding ; figuur 6 een uitvoeringsvorm van een leidingsysteem in een inrichting volgens de uitvinding ; en figuur 7 een uitvoeringsvorm van een alarmsysteem volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont een brandkast 1 voorzien van een voorzetelement 2 volgens de uitvinding. Het voorzetelement 2 is dekselvormig uitgevoerd en is tegen het toeganggevende element, namelijk de deur 3 van de brandkast 1 aangebracht. Tussen het voorzetelement 2 en de deur 3 is een ruimte 4 opgesloten.
Het voorzetelement 2 omvat een voorwand 5 en vier zijwanden 6. De voorwand 5 is volledig vlak en ondoorzichtig. De met de stippellijn weergegeven alarminstallatie 7 en kruk 8 op de brandkastdeur 3 zijn dus niet zichtbaar door het voorzetelement 2 heen. Het voorzetelement 2 is aan eindranden 9 voorzien van een pakkingring 10.
De brandkast 1 is in een muur 11 opgenomen. Via scharnieren 12 kan het voorzetelement 2 draaibaar aan het toeganggevende element 3 worden opgehangen.
De tussenruimte 4 kan vacuüm of onder een druk worden gebracht en gekoppeld zijn met middelen voor het veroorzaken van een alarmsignaal 13. De middelen voor het aanbrengen van een onderdruk of een bovendruk zijn schematisch onder verwijzingscijfer 14 aangeduid.
Aldus wordt op het toeganggevende element 3 een dubbele beveiliging verkregen naast de reeds bestaande systemen, namelijk dat het toeganggevende element 3 volledig bedekt wordt door het voorzetelement 2, waardoor
<Desc/Clms Page number 4>
een mogelijke inbreker geen kennis kan nemen van de achterliggende sloten en alarminstallaties doordat de tussenruimte gekoppeld is met de middelen 13 voor het veroorzaken van een alarmsignaal bij een ongewenste drukvariatie in de ruimte 4.
Een voorzetelement 2 kan voor een brandkastdeur 3, een gebruikelijke deur 25 of een raam 24 worden aangebracht. Doordat het voorzetelement 2 voor een dergelijk toeganggevend element 3, 25, 24 is aangebracht kan er door de middelen 14 voor het veroorzaken van een drukverschil in de tussenruimte 4 tussen het voorzetelement 2 en het toeganggevende element 3, 25, 24 een druk worden aangelegd, welke druk verschillend is van de omgevingsdruk. Bij voorkeur is deze druk een onderdruk waardoor er een betere aansluiting van het voorzetelement 2 tegen het toeganggevende element 3, 25, 24 wordt verkregen.
Middelen voor het veroorzaken van een alarmsignaal 13 zullen in werking worden gesteld wanneer er een drukgelijkstelling tussen de omgevingsdruk en de druk in de ruimte 4 wordt waargenomen wanneer een dergelijke drukgelijkstelling niet gewenst is. Bijkomstig kunnen er dan nog beheersmiddelen voor het instellen van de druk in de ruimte 4 worden verschaft.
Een voorzetdeur 3 volgens de uitvinding verschaft aldus een dubbele beveiliging, namelijk het niet zichtbaar maken van het soort toeganggevend element en de daarmee gekoppelde beveiligingsmiddelen en het op zichzelf vormen van een beveiligingsmiddel door de tussenruimte 4 te gebruiken als een drukgevoelige sensor gekoppeld aan alarmmiddelen. In het bijzonder zal een voorzetelement 2 het volledige toeganggevende element 3, 25, 24 overkappen.
In ieder geval is het duidelijk dat het voorzetelement 2 voldoende van het toeganggevende element 3, 25, 24 afdekt zodat er geen enkele ongewenste toegang mogelijk is buiten dit overlappende gebied.
Figuur 3 toont het algemene principe waarbij een inwendige doos 15 wordt overdekt door een voorzetele-
<Desc/Clms Page number 5>
ment 16 waardoor de tussenruimte 18 wordt begrensd welke door middelen 17 onder druk worden gebracht.
Elke ongewenste drukvariatie in de ruimte 18 zal dan aanleiding geven tot het verwekken van een alarmsignaal. Het is dus onmogelijk om de inhoud van de doos 15 te beroeren zonder verstoring van de druk in de ruimte 18.
Figuren 5 en 6 tonen mogelijke afdichtingssystemen en leidingsystemen in een inrichting volgens de uitvinding welke voorzien zijn van voldoende pakking- en afdichtingsringen 19 opdat er geen in-of uittrede van het fluidum onder onderdruk of bovendruk in de tussenruimte 4 kan plaatsvinden.
Figuur 7 toont een mogelijke uitvoering van de alarmmiddelen 13 waarbij een drukgevoelige sensor 22 via een batterij 20 contact maakt met een luidspreker 21 wanneer de in de tussenruimte 4 aanwezige onderdruk wegvalt waardoor de drukgevoelige sensor 22 de kringloop 23 zal doen sluiten.