<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET ONDERSTEUNEN VAN EEN METSELPROFIEL
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ondersteunen van een metselprofiel, omvattende een grondplaat, die een rechte hoek bevat, waarbij het metselprofiel, dat wordt gevormd door een holle staander, door middel van een alzijdig beweegbaar scharnierorgaan nabij de genoemde rechte hoek is verbonden met de grondplaat, welk scharnierorgaan vast kan worden gezet door klemmiddelen, en een tweetal schoren tussen de grondplaat en het profiel zijn aangebracht om het metselprofiel in de ingestelde stand te fixeren, zoals bekend uit het Britse octrooischrift 2 134 580.
Een dergelijke inrichting wordt gebruikt als hulpmiddel bij het metselen van een muur. Aan de beide uiteinden van de te metselen muur wordt een dergelijke inrichting opgesteld, waarna de staanders of metselprofielen hiervan vervolgens nauwkeurig verticaal worden gesteld, en in deze stand worden vastgezet en door middel van de schoren worden geborgd. Tussen de metselprofielen wordt dan een horizontale richtdraad gespannen, meestal ter hoogte van de bovenzijde van de steeds te metselen steenlaag.
Bij de uit het Britse octrooischrift 2 134 580 bekende inrichting is het metselprofiel door middel van een kogelscharnier verbonden met de grondplaat, waarbij op deze grondplaat een afzonderlijke kleminrichting aanwezig is om dit kogelschamier in de ingestelde stand van het metselprofiel vast te zetten. De beide schoren zijn verplaatsbaar en scharnierend met de grondplaat verbonden, en het stellen van het metselprofiel geschiedt door het ten opzichte van de grondplaat verplaatsen van deze schoren. Deze bekende inrichting heeft tot nadeel dat de inrichting gecompliceerd is en een groot aantal afzonderlijke onderdelen bevat. Bovendien neemt het verticaal stellen van het metselprofiel veel tijd in beslag en zijn hier in het algemeen twee personen voor nodig.
Het Franse octrooischrift 2 614 343 toont een inrichting, bestaande uit een staander met twee schoren. De staander rust met een afzijdig werkend schamierorgaan op een steunplaat, die op de ondergrond wordt bevestigd, terwijl de schoren elk scharnierend zijn verbonden met een eigen steunplaat, die eveneens aan de ondergrond worden bevestigd.
<Desc/Clms Page number 2>
De verbinding van de schoren met de staander is instelbaar voor het verticaal stellen van de staander. Deze inrichting is gecompliceerd met veel onderdelen, waarbij zowel het opstellen van de inrichting als het verticaal stellen van het metselprofiel veel tijd in beslag neemt. Daar de schoren zowel een ondersteunende als instellende functie hebben zijn deze relatief lang en daarom zeer hinderlijk bij het uitvoeren van het metselwerk.
De onderhavige uitvinding beoogt nu een inrichting voor het ondersteunen van een metselprofiel te verschaffen, die een eenvoudige en goedkope constructie heeft, gemakkelijk en in korte tijd kan worden gesteld, en zo weinig mogelijk ruimte in beslag neemt.
Deze oogmerken worden volgens de uitvinding bereikt, door middel van een inrichting, die de in het kenmerkende gedeelte van conclusie 1 aangegeven kenmerken heeft.
Door middel van de constructie volgens de uitvinding kan het verticaal stellen van het metselprofiel geschieden door het ringvormige onderstuk over de grondplaat te verschuiven. Als de verticale stand is bereikt, wordt het profiel vastgezet door de moer aan te draaien, zodat de beide ringvormige delen stevig tegen elkaar worden gedrukt. De schoren dienen in feite slechts als extra borg en kunnen dus relatief klein zijn uitgevoerd.
Andere voordelige details en uitvoeringen van de uitvinding komen naar voren in de onderconclusies 2 - 5.
De inrichting volgens de uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening, waarin :
Fig. 1 een schematisch aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, weergegeven in perspectief ;
Fig. 2 een uit elkaar genomen afbeelding is, eveneens in perspectief, van het onderste gedeelte van de inrichting volgens fig. 1 ;
Fig. 3 een verticale langsdoorsnede is van het onderste gedeelte van de inrichting van de figuren 1 en 2 ;
Fig. 4 een schematisch bovenaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
In fig. I is een bodemplaat 10 op een ondergrond 11 afgebeeld. De bodemplaat 10 bestaat hier uit twee loodrecht op elkaar staande benen van gelijke lengte. Nabij de rechte hoek van de bodemplaat 10 is een metselprofiel12 opgesteld, dat hier wordt gevormd door
<Desc/Clms Page number 3>
een hol profiel met vierkante dwarsdoorsnede en bij voorkeur bestaat uit aluminium. Het profiel 12 strekt zich verticaal naar boven toe uit over een afstand, die ten minste gelijk is aan de hoogte van de te metselen muur. Het metselwerk wordt langs een of beide buitenzijden van de benen van de grondplaat 10 opgetrokken. Tussen twee profielen wordt een (niet weergegeven) richtdraad gespannen.
Het metselprofiel 12 is met twee schoren 13 en 14 nabij de uiteinden van de benen van de bodemplaat 10 vastgezet. Deze schoren 13 en 14 bezitten aan hun beide uiteinden een over ca. 45 omgezet gedeelte, waarin een open sleufgat is aangebracht, ten einde de schoren door middel van bouten met de bovenkant aan het metselprofiel en met de onderkant aan de bodemplaat 10 te kunnen bevestigen.
In de figuren 2-4 zijn deze schoren niet getekend, ten einde deze figuur overzichtelijk te houden.
Het metselprofiel 12 dient voor het metselen in een exact verticale positie georiënteerd te zijn. Deze verticale positie kan op gebruikelijke wijze worden bereikt met behulp van een schietlood of een waterpas.
Het profiel 12 is geplaatst op een verstelbare ondersteuning, welke ondersteuning een ringvormig bovenstuk 15 en een ringvormig 16 onderstuk omvat. Het ondereinde van het profiel 12 is geplaatst over het in hoofdzaak cilindervormige bovenstuk 15 en rust met name op een daartoe aanwezige borst 17. Bij 18 zijn rondom in totaal vier lasverbindingen aangebracht om het profiel 12 aan het bovenstuk 15 te bevestigen.
Tussen het bovenstuk 15 en de bodemplaat 10 bevindt zich het onderstuk 16. Het onderstuk 16 rust plat op de bodemplaat 10, doch heeft een bolvormige bovenzijde 19. Het bovenstuk 15 bezit een holgewelfde onderzijde 20 met dezelfde kromming, zodat het bovenstuk 15 met het daarop bevestigde metselprofiel 12 op het onderstuk 16 in alle richtingen kan kantelen.
Het ringvormige bovenstuk 15 en het ringvormige onderstuk 16 hebben elk een centrale opening resp. 21 en 22, waardoor met ruime speling een opstaande, van uitwendige schroefdraad voorziene pen 23 loopt, die zich tot in het holle metselprofiel uitstrekt en nabij de rechte hoek op de grondplaat 10 is gelast. Op de pen 23 is een moer 25 aangebracht, met behulp waarvan de beide ringvormige stukken 15 en 16 via een sluitring 27 op elkaar kunnen worden geklemd.
<Desc/Clms Page number 4>
Ten einde de moer 25 van de pen 23 te kunnen bereiken, voor het vastdraaien of losdraaien van de moer 25, is in het profiel 12 nabij het ondereinde hiervan een opening 26 aangebracht, die voldoende groot is voor het inbrengen van een gereedschap, zoals een steeksleutel of ringsleutel.
In de figuren 1 en 2 is deze toegangsopening 26 in het metselprofiel 12 ter wille van de duidelijkheid naar de toeschouwer gericht weergegeven, doch deze bevindt zieh in werkelijkheid een kwartslag gedraaid, dus diametraal tegenover het buitenste hoekpunt van de bodemplaat 10.
Rondom de buitenomtrek van het onderstuk 16 verdeeld zijn op afstanden van telkens 90'vier radiaal verlopende blinde boorgaten 28 geboord, waarvan het doel hierna duidelijk zal worden.
Het verstellen van het profiel 12 gaat met deze inrichting heel eenvoudig en snel, en wel door het enigszins losdraaien van de moer 25 op de pen 23, en het dan met behulp van een (niet getekende) stift gestoken in een van de blinde gaten 28 verschuiven van het onderstuk 16 over de grondplaat 10, waardoor-vanwege het bol-holle contactvlak (19, 20) tussen de delen 15 en 16 - het bovenstuk 15 enigszins in tegengestelde zin zal kantelen en het erop bevestigde profiel 12 zal meenemen, totdat het profiel uiteindelijk verticaal blijkt te staan. Vervolgens wordt de moer 25 op de pen 23 vastgedraaid, ten einde de delen 10,15 en 16 op elkaar te klemmen, waama deze stand wordt geborgd met behulp van de beide schoren 13 en 14.
Vooraf aan het instellen van het metselprofiel wordt de bodemplaat 10 aan de ondergrond 11 bevestigd door bijvoorbeeld een (niet weergegeven) keilbout.
In figuur 4 is in bovenaanzicht een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm van de grondplaat 10 weergegeven. Hierbij zijn aanzienlijk smallere balken gebruikt voor de beide benen van de grondplaat, terwijl nabij het hoekpunt tussen de beide benen een tussenbalk 10a is aangebracht, die een hoek van 45 met deze benen maakt. Op het hoekpunt van de grondplaat is een rechthoekige afdekplaat l Ob aangebracht, die tevens gedeeltelijk op de tussenbalk 10a rust, welke afdekplaat de opstaande pen 23 draagt. Een doorgaand gat 29 is aangebracht door de afdekplaat en de tussenbalk, om de grondplaat door middel van een (niet weergegeven) keilbout aan de ondergrond te kunnen verankeren.
Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier beschreven en weergegeven uitvoeringsvorm, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies een
<Desc/Clms Page number 5>
groot aantal varianten en wijzigingen mogelijk zijn. Zo is een uitvoeringsvorm denkbaar waarbij de pen 23 wordt gevormd door een keilbout, die door de grondplaat heen in de ondergrond 11 is bevestigd, en zowel dient voor het verankeren van de grondplaat als voor het vastzetten van het metselprofiel. In plaats van de blinde boorgaten 28 kan het onderstuk 16 zijn voorzien van uitstekende delen om het verstellen hiervan met de hand mogelijk te maken.