BE1010681A3

BE1010681A3 - Inrichting voor het thermisch inbinden van bladen.

Info

Publication number: BE1010681A3
Application number: BE9600861A
Authority: BE
Original assignee: Unibind Cyprus Ltd
Priority date: 1996-10-11
Filing date: 1996-10-11
Publication date: 1998-11-03
Also published as: EP0841192B1; IL121921A; US6009924A; KR19980032671A; IL121921A0; PL184366B1; KR100470257B1; JP4146918B2; CN1074742C; CN1184763A; MXPA97007813A; PL322545A1; RU2196048C2; CA2216301C; ES2144296T3; AU728585B2; DE69701179T2; ATE188919T1; DK0841192T3; GR3033265T3

Abstract

Inrichting voor het thermisch inbinden van bladen, hoofdzakelijk bestaande uit minstens één steun (5-5A-5B) voor een inbindelement (3) van het type waarvan de binnezijde van de rug is voorzien van een hoeveelheid lijm (4) die onder invloed van warmte smelt, een met deze steun (5-5A-5B) samenwerkend of hiervan deel uitmakend verwarmingselement (6), detectiemiddelen (7) om de aanwezigheid van een inbindelement (3) in de inrichting (1) waar te nemen en stuur- en/of schakelmiddelen (8) die, enerzijds, gekoppeld zijn met de detectiemiddelen (7) en, anderzijds, gekoppeld zijn met het verwarmingselement (6) teneinde dit in en/of uit te schakelen, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (7) zijn aangebracht onder de voornoemde steun (5-5A-5B).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het thermisch inbinden van bladen. Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het thermisch inbinden van bladen, meer speciaal voor het inbinden van bladen met behulp van een inbindelement dat aan de binnenzijde van de rug is voorzien van een hoeveelheid lijm die onder invloed van warmte smelt. 



  Het is bekend dat dergelijke inrichtingen hoofdzakelijk bestaan uit een steun waarop een inbindelement met de inbindrug kan worden aangebracht en een met deze steun samenwerkend of hiervan deel uitmakend verwarmingselement, waarbij door het inschakelen van dit verwarmingselement de inbindrug opwarmt, de lijm smelt en de in te binden bladen in de lijm dringen. 



  Het is eveneens bekend om deze inrichtingen uit te rusten met detectiemiddelen om de aanwezigheid van een inbindelement in de inrichting waar te nemen en stuuren/of schakelmiddelen die, enerzijds, gekoppeld zijn met de detectiemiddelen en, anderzijds, gekoppeld zijn met het verwarmingselement teneinde dit in en/of uit te schakelen, zodanig dat de inbindcyclus min of meer automatisch verloopt. 



  In de bekende uitvoeringen bestaan deze detectiemiddelen uit een optisch oog dat zijdelings boven de voornoemde steun is aangebracht, zodanig dat hiermee de aanwezigheid van een inbindelement op de steun kan worden gedetecteerd. 



  Deze bekende uitvoeringen hebben echter verschillende nadelen. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Een eerste nadeel bestaat erin dat de werking kan verstoord raken door vervuiling, zoals stof, materiaalrestjes en dergelijke die in de inrichting terecht komen en zich voor het optisch oog plaatsen. 



  Een tweede nadeel bestaat erin dat de aanwezigheid van zulk optisch oog de breedte van de inrichting nadelig beïnvloedt, en dat bij een meervoudige inrichting, met andere woorden met meerdere naast elkaar opgestelde steunen, het gebruik van dergelijk optisch oog, en dus ook de automatisatie van de inrichting, vrijwel uitgesloten is. 



  De uitvinding heeft een inrichting tot doel die de voornoemde nadelen niet vertoont. 



  Hiertoe bestaat de uitvinding in een inrichting voor het thermisch inbinden van bladen, hoofdzakelijk bestaande uit minstens   een   steun voor een inbindelement van het type waarvan de binnenzijde van de rug is voorzien van een hoeveelheid lijm die onder invloed van warmte smelt, een met deze steun samenwerkend of hiervan deel uitmakend verwarmingselement, detectiemiddelen om de aanwezigheid van een inbindelement in de inrichting waar te nemen en stuuren/of schakelmiddelen die, enerzijds, gekoppeld zijn met de detectiemiddelen en, anderzijds, gekoppeld zijn met het verwarmingselement teneinde dit in en/of uit te schakelen, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen zijn aangebracht onder de voornoemde steun. 



  Door het feit dat de detectiemiddelen onder de voornoemde steun zijn aangebracht, kan de werking hiervan niet verstoord worden en hebben zij geen invloed op de breedte van de inrichting. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Bij voorkeur bevinden de detectiemiddelen zich niet direct onder de steun, doch onder het met deze steun samenwerkend verwarmingselement, met als voordeel dat de aanwezigheid van de detectiemiddelen geen invloed heeft op de warmteoverdracht van het verwarmingselement naar de steun. 



  In het geval dat de inrichting bedoeld is om te worden aangewend voor het inbinden door middel van inbindelementen die voorzien zijn van een inbindrug met een metalen, meer speciaal stalen profiel, bestaan de detectiemiddelen bij voorkeur uit een magnetisch gevoelig element dat reageert op de aanwezigheid van de metalen inbindrug in de inrichting. 



  Volgens een andere uitvoeringsvorm, die voor alle soorten inbindelementen die gebruik maken van smeltbare lijm kan worden aangewend, worden de detectiemiddelen volgens de uitvinding gevormd door, enerzijds, middelen die erin voorzien dat de voornoemde steun zich verplaatst bij het aanbrengen van een inbindelement, bij voorkeur onder het gewicht hiervan en, anderzijds, een detectie-element dat de verplaatsing van de steun kan waarnemen, zoals een schakelaar, drukknop, sensor of dergelijke. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch en in dwarsdoorsnede een bekende inrichting weergeeft ; figuur 2 een variante weergeeft van figuur   1 ;   

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 3 schematisch en in dwarsdoorsnede een inrich- ting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 4 een schematische doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur   3 ;   figuur 5 op grotere schaal en voor een praktische uitvoeringsvorm een doorsnede weergeeft volgens lijn
V-V in figuur   4 ;   figuur 6 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 4, doch voor een uitvoeringsvariante. 



  In figuur 1 is een bekende inrichting 1 voor het thermisch inbinden van bladen 2 in een inbindelement 3 weergegeven, meer speciaal in een inbindelement 3 dat voorzien is van een onder invloed van warmte smeltende hoeveelheid lijm 4. 



  De inrichting 1 bestaat hierbij uit een steun 5 voor het inbindelement 3, een met deze steun 5 samenwerkend verwarmingselement 6, detectiemiddelen 7 om de aanwezigheid van het inbindelement 3 in de inrichting 1 waar te nemen en   stuur-en/of   schakelmiddelen 8 die, enerzijds, gekoppeld zijn met de detectiemiddelen 7 en, anderzijds, gekoppeld zijn met het verwarmingselement 6 teneinde dit in en/of uit te schakelen. De detectiemiddelen 7 bestaan hierbij uit een optisch oog 9 dat, doordat dit noodzakelijk zijdelings naast de steun 5 dient te worden aangebracht, resulteert in de in de inleiding genoemde nadelen. 



  In het geval dat meerdere steunen 5-5A-5B naast elkaar worden voorzien, zoals afgebeeld in figuur 2, is het gebruik van zulk optisch oog 9 praktisch uitgesloten. 



  Zoals weergegeven in de figuren 3 tot 6 wordt volgens de uitvinding hieraan verholpen door de detectiemiddelen 7 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 onder de voornoemde steun 5, respectievelijk 5A-5B, aan te brengen. 



  In figuur 5 is meer in detail een praktische uitvoeringsvorm weergegeven die bedoeld is om te worden aangewend voor het inbinden van bladen 2 door middel van een inbindelement 3 dat voorzien is van een inbindrug 10 in metaal, meer speciaal een stalen profiel 11, waarbij de detectiemiddelen 7 bestaan uit een magnetisch gevoelig element 12 dat reageert op de aanwezigheid van het metalen profiel 11 in de inrichting 1. 



  Zoals schematisch is weergegeven kan dit element 12 bestaan uit een verplaatsbaar magnetisch element 13 dat verticaal beweegbaar is, en uit middelen 14, zoals een solenoïde, die de verplaatsing van het magnetisch element 13 waarnemen. De werking hierbij berust op het feit dat het magnetisch element 13 wordt aangetrokken door het profiel 11 op het ogenblik dat het inbindelement 3 op de steun 5 wordt geplaatst, wat resulteert in een elektrisch signaal in de solenoïde, waardoor via de stuur-en/of schakelmiddelen 8 in de gewenste aansturing van het verwarmingselement 6 wordt voorzien. 



  Het is duidelijk dat volgens een variante ook gebruik kan worden gemaakt van andere detectiemiddelen 7 waarvan voor de werking gebruik wordt gemaakt van magnetisme, zoals een reed-relais voor het waarnemen van de verplaatsing van het element 13, of een element dat een magnetisch veld creëert waarvan wijzigingen in het magnetisch veld, door het aanbrengen van het profiel 11 in dit veld, elektronisch worden bepaald.

   

 <Desc/Clms Page number 6> 

 In figuur 6 is een uitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven waarbij de detectiemiddelen 7 gevormd worden door, enerzijds, middelen 15 die toelaten dat de steun 5 zich verplaatst bij het aanbrengen van een inbindelement 3, in dit geval onder toedoen van het gewicht van het inbindelement 3 en de bladen 2, en anderzijds een detectie-element 16 dat de verplaatsing van de steun 5 waarneemt en zodoende een signaal aan de   stuur-en/of   schakelmiddelen 8 aflevert. 



  In het weergegeven voorbeeld bestaan de voornoemde middelen 15 uit een verende scharnierophanging 17 van de steun 5, gevormd door, enerzijds een scharnierbevestiging 18 en anderzijds een ondersteuning door middel van een veer 19, zodat het aanbrengen van het inbindelement 3 met de bladen 2 op de steun 5 erin resulteert dat de steun 5 aan het uiteinde 20 verplaatst wordt. 



  Het detectie-element 16 bestaat bijvoorbeeld uit een drukknop, schakelaar of sensor die reageert op de beweging van de steun 5 aan het uiteinde 20. 



  De werking van deze uitvoeringsvorm berust op het principe dat de steun 5 onder het gewicht van het inbindelement 3 en de bladen 2 rond het scharnierpunt 18 wentelt, en deze beweging wordt waargenomen door het detectie-element 16, waardoor de   stuur-en/of   schakelmiddelen 8 worden bevolen. 



  De werking van de   stuur-en/of   schakelmiddelen 8 kan van verschillende aard zijn. Deze stuur-en/of schakelmiddelen 8 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een elektrisch en/of elektronisch circuit of schakelsysteem dat het verwarmingselement 6 inschakelt zolang de detectiemiddelen 7 de aanwezigheid van een inbindelement 3 op de steun 5 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 waarnemen. Volgens een variante kunnen de   stuur-en/of   schakelmiddelen ook zijn uitgerust met een tijdschakeling die ervoor zorgt dat het verwarmingselement 6 wordt ingeschakeld na het aanbrengen van een inbindelement 3 op de steun 5, en die er tevens voor zorgt dat dit verwarmingselement 6 na verloop van tijd automatisch terug wordt uitgeschakeld. 



  Het is duidelijk dat deze   stuur-en/of   schakelmiddelen 8 ook kunnen gekoppeld zijn met een display of controlelampjes die de gebruiker van de inrichting 1 informeren of het verwarmingselement 6 al dan niet ingeschakeld is. 



  In de meest eenvoudige uitvoeringsvorm worden de detectiemiddelen 7 en de stuur-en schakelmiddelen 8 in   één   geheel geïntegreerd. In zulk geval kunnen zij bestaan uit een drukknop die bij het indrukken het elektrisch circuit van het verwarmingselement 6 sluit. 



  Zoals is weergegeven in figuur 3 kan de inrichting 1 meerdere naast elkaar gelegen steunen 5-5A-5B bevatten voor het gelijktijdig behandelen van meerdere inbindelementen, waarbij iedere steun 5-5A-5B is voorzien van een afzonderlijk verwarmingselement 6 en iedere steun tevens is 
 EMI7.1 
 voorzien van afzonderlijke detectiemiddelen 7, alsmede afzonderlijke stuur-en/of schakelmiddelen 8. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het thermisch inbinden van bladen kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies. EMI8.1 1. voor het thermisch inbinden van bladen, hoofdzakelijk bestaande uit minstens één steun (5-5A-5B) voor een inbindelement (3) van het type waarvan de binnenzijde van de rug is voorzien van een hoeveelheid lijm (4) die onder invloed van warmte smelt, een met deze steun (5-5A-5B) samenwerkend of hiervan deel uitmakend verwarmingselement (6), detectiemiddelen (7) om de aanwezigheid van een inbindelement (3) in de inrichting (1) waar te nemen en stuur-en/of schakelmiddelen (8) die enerzijds gekoppeld zijn met de detectiemiddelen (7) en anderzijds gekoppeld zijn met het verwarmingselement (6) teneinde dit in en/of uit te schakelen, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (7) zijn aangebracht onder de voornoemde steun (5-5A-5B).
2.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (7) bestaan uit een magnetisch gevoelig element (12) dat reageert op de aanwezigheid van een inbindelement (3) met een metalen, meer speciaal stalen, rugprofiel (11).
3.-Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het magnetisch gevoelig element (12) bestaat uit een verplaatsbaar magnetisch element (13), dat verticaal beweegbaar is, en uit middelen (14) die de verplaatsing van het magnetisch element (13) waarnemen.
4.-Inrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de middelen (14) die de verplaatsing van het magnetisch element (13) waarnemen, bestaan uit een solenoide of <Desc/Clms Page number 9> dergelijke die de wijziging in het magnetische veld waarneemt.
5.-Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (7) gevormd worden door, enerzijds middelen (15) die toelaten dat de voornoemde steun (5-5A-5B) zich verplaatst bij het aanbrengen van een EMI9.1 inbindelement (3), en anderzijds, een detectie-element (16) dat de verplaatsing van de steun (5-5A-SB) kan waarnemen.
6.-Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de middelen (15) die toelaten dat de voornoemde steun (5-5A-5B) zich verplaatst bij het aanbrengen van een inbindelement (3) bestaan uit een scharnierbare ophanging van de steun (5-5A-5B) en dat het detectie-element (16) bestaat uit een met de steun (5-5A-5B) -samenwerkende schakelaar, drukknop of dergelijke.
7.-Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij meerdere naast elkaar geplaatste steunen (5-5A-5B) bevat voor het gelijktijdig behandelen van meerdere inbindelementen (3), waarbij deze steunen (5-5A-5B) zieh onmiddelijk naast elkaar bevinden.
8.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij meerdere naast elkaar gelegen steunen (5-5A-SB) bevat voor het behandelen van meerdere inbindelementen (3) ; dat deze steunen (5-5A-5B) ieder voorzien zijn van een afzonderlijk verwarmingselement (6) ; en dat bij iedere steun (5-5A-5B) afzonderlijke detectiemiddelen (7), alsmede afzonderlijke stuur-en/of schakelmiddelen (8) behoren. <Desc/Clms Page number 10>
9.-Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de detectiemiddelen (7) zich onder het verwarmingselement (6) bevinden.