BE1010452A5 - Baksteen en muur gemetseld met dergelijke bakstenen. - Google Patents

Abstract

Baksteen, daardoor gekenmerkt dat hij in minstens één strek (2) van minstens één opvoegbare groef (3) voorzien is die zich evenwijdig aan de koppen (5) dwars over deze strek (2) uitstrekt.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Baksteen en muur gemetseld met dergelijke bakstenen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een baksteen, in het bijzonder een gevelbaksteen. 



  Gevelbakstenen of bakstenen voor zichtbaar metselwerk worden in bepaalde verbanden tot muren gemetseld. 



  Bij een steensmuur, dit is een muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van een baksteen, worden in bepaalde verbanden, zoals bijvoorbeeld een staand verband of een kruisverband, de bakstenen in opeenvolgende lagen stenen respectievelijk in de langsrichting en in de dwarsrichting van de muur gemetseld zodat dus in de ene laag strekken en in de volgende laag koppen zichtbaar zijn. 



  Bij een spouwmuur is het buitenste muurgedeelte een halfsteensmuur waarvan de dikte dus overeenkomt met de breedte van een gevelbaksteen. 



  Het is bekend om een dergelijke halfsteensmuur hetzelfde uitzicht te geven als een steensmuur gemetseld met een van voornoemde verbanden, door halve bakstenen te gebruiken voor de lagen waarbij de koppen zichtbaar zijn. 



  In de meeste gevallen worden hiertoe bakstenen ter plaatse in twee geklopt of met een slijpschijf in twee gezaagd. 



  Deze bijkomende bewerking is uiteraard tijdrovend en duur. 



  Het is mogelijk de halve bakstenen als dusdanig te vervaardigen maar aangezien twee soorten bakstenen nodig zijn in plaats van   één   soort worden zowel de fabricage als het metselen gecompliceerder. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Hoe dan ook moet voor een laag door halve bakstenen gevormde koppen in een halfsteensmuur een dubbel aantal bakstenen gemetseld worden als bij een laag door normale bakstenen gevormde strekken zodat het metselen van een dergelijke laag koppen veel meer tijd in beslag neemt waardoor de loonkosten voor het metselen van een dergelijke muur hoog zijn. 



  De uitvinding heeft een baksteen als doel die deze en andere nadelen niet vertoont en waarmee op een snelle manier een halfsteensmuur kan gemetseld worden met het uitzicht van een steensmuur gemetseld in verbanden waarbij koppen in de dagzijde zichtbaar zijn. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de baksteen in minstens   een   strek van minstens   één   opvoegbare groef voorzien is die zich evenwijdig aan de koppen dwars over deze strek uitstrekt. 



  De groef bezit een breedte die overeenkomt met de breedte van een verticale voeg. 



  Achteraf wordt de groef in deze baksteen dus op dezelfde manier opgevoegd als de voegen tussen de stenen zodat ze dus het uitzicht van een opgevoegde voeg biedt. 



  De diepte van deze groef is uiteraard voldoende diep opdat er nadien voldoende voegspecie in zou kunnen gebracht worden. 



  De randen van de groef hebben bij voorkeur nagenoeg hetzelfde uitzicht als de verticale ribben van de baksteen. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Zo kan de baksteen een handgevormd uitzicht hebben, en dus ribben bezitten die een weinig afgerond zijn, in welk geval ook de randen van de groef een weinig afgerond kunnen zijn. 



  De groef is bij voorkeur op een afstand van een kop gelegen die nagenoeg overeenkomt met de breedte van de baksteen. 



  In deze uitvoering is de kop dus even groot als het gedeelte van de strek tussen een kop en de groef, hetgeen onder meer voor het uizicht gunstig is indien, bijvoorbeeld op een hoek van een bouwwerk in een muurvlak ook de echte koppen van de bakstenen zichtbaar zijn. 



  Indien de baksteen het normale formaat bezit met een lengte die nagenoeg gelijk is aan tweemaal de breedte vermeerderd met de dikte van een normale verticale voeg, dan bevat de baksteen slechts één groef in het midden van één strek, terwijl de andere strek vrij is van een dergelijke groef. 



  Zijn deze stenen met hun van een groef voorziene strek in de dagzijde gemetseld, zal het effect van koppen verkregen worden. Zijn deze stenen met hun strek zonder groef in de dagzijde gemetseld, wordt het effect van strekken verkregen. 



  De groef kan evenwel op een afstand van een kop gelegen zijn die ongeveer gelijk is aan één derde van de lengte van de baksteen. De baksteen kan dan een lengte bezitten die nagenoeg overeenkomt met driemaal zijn breedte vermeerderd met tweemaal de breedte van een verticale voeg, waarbij de groef ongeveer op   een   derde van de lengte gelegen is. 



  In dit geval kan de baksteen in beide strekken een groef bezitten, waarbij in de ene strek de groef dichter bij de

Claims (3)

1. Conclusie Barricade bestaande uit 2, 20 meter brede elementen, in de vorm van een dwarsstaaf die in het midden en aan de uiteinden voorzien is van een Andrieskruis. De parallelle armen van elk van deze drie Andrieskruisen zijn onderling verbonden door enerzijds prikkeldraad en concertina draad (langs de kant van de agressoren) en anderzijds door groene geplastificeerde staaldraad (langs de kant van de verdedigers). De Andrieskruisen zijn plooibaar zodat de barricade gemakkelijk kan verwijderd en gestapeld worden.

   Bovendien zorgt een systeem van preciese inkepingen er voor dat ondanks de bedrading de armen volledig dichtgevouwen kunnen worden Het meest karakteristieke kenmerk is de vergrendeling welke er voor zorgt dat in opengeplooide toestand de barricade volledig geblokkeerd is Deze grendel (figuur 5) bestaat uit een 150 mm lang hoekijzer voorzien langs de ene zijde van een handvat om aan te trekken bij het ontgrendelen, langs de andere zijde van een versterkte inkeping waarin bij de geopende stand de naastliggende arm gevangen wordt, zodat spontaan dichtklappen van de barricade onmogelijk wordt.

   De grendel scharniert op de vaststaande armen van van het Andrieskruis (1 en 1 tris). Er dienen twee grendels per barricade aangebracht te worden, nl. op de twee buitenste Andrieskruisen van elke barricade. De grendel wordt op spanning gebracht d. m. v. een veer (25) die tussen twee staafjes gespannen wordt, het een zieh bevindend op de vaststaande arm (l) waarop de grendel bevestigd is, het ander zieh bevindend op de grendel zelf zodanig dat deze steeds automatisch dichtgetrokken en op spanning gehouden wordt. Het openen van de grendel gebeurt door een lichte manuele kracht op het handvat, zodat de barricade met twee personen kan dichtgevouwen worden. <Desc/Clms Page number 5> perspectief.

   In het gedeelte van de staaf dat correspondeert met arm nummer 2 worden 3 gaatjes (diameter 12mm) (nummer 19) voor het vastmaken van de prikkeldraad aangebracht. In het gedeelte dat correspondeert met arm nummer 3 worden 3 gaatjes (diameter 12mm) (nummer 20) voor het vastmaken van de groene gegalvaniseerde draad aangebracht.

   Tevens worden in arm nummer 3,3 inkepingen (nummer 21) voorzien waar de bedrading van arm nummer 1 bij het dichtklappen kan invallen.

   Gat nummer 22 is het scharnierpunt en wordt met een bout vastgemaakt aan het schamierpunt nummer 14 in de armen nummer 1 en nummer 4.

   Supplementair wordt onderaan arm nummer 2 nog een gat gemaakt (doormeter 12 mm) om eventueel een piket door te slaan om deze armen eventueel ook aan de grond vast te hechten d) Grendels en blokkeringsmechanismen dl) de grendel (figuur 5a) De grendel (figuur 5a) bestaat uit een 150 mm lang hoekijzer voorzien langs de ene zijde van een handvat (23) om aan te trekken bij het ontgrendelen, langs de andere zijde van een versterkte inkeping (24) waarin bij de geopende stand de naastliggende arm gevangen wordt, zodat spontaan dichtklappen van de barricade onmogelijk wordt. De grendel scharniert op de vaststaande armen 1 en 1 tris. In vergrendelde toestand houdt hij de loszittende arm nummer 3 geblokkeerd.

   Hij wordt op spanning gebracht d. m. v. een veer (25-zie figuur 7) die tussen twee staafjes gespannen wordt, het een (16) zich bevindend op de vaststaande arm (1) waarop de grendel bevestigd is, het ander (26) zich bevindend op de grendel zelf zodanig dat deze steeds automatisch dichtgetrokken wordt. Het openen van de grendel gebeurt door een lichte manuele kracht op het handvat. d2) blokkeringsmechanisme (figuur 5b) In figuur 5b ziet men een gedeelte van de horizontale dwarsstaaf met de armen nr I en nr 4 erop gelast. In profiel ziet men de arm nr 3 in geopende toestand.

   Duidelijk zichtbaar is het scharnierpunt (15) dat bestaat uit een staafje (diameter 10 mm) met schroefdraad op welk op arm nr 1 gelast is (op plaats nummer 15 van figuur 4a) en door de opening in de grendel (nr 15 op figuur 5a) gestoken is, zodat de grendel scharniert t. o. v. de arm.

   Op de gendel is ook een staafje met draad (diameter 10mm) gelast (in opening nr 26 van figuur 5a). Op arm nr 1 is een tweede staafje met schroefdraad (diameter 10mm) gelast (in opening nr 16 van figuur 4a). Tussen beide laatste stadjes wordt een veer (25) gespannen welke de grendel op spanning houdt en dus de geblokkeerde toestand bestendigt.

   Op alle staafjes met schroefdraad, zowel die voor de bevestiging van de grendel zelf als die voor de bevestiging van de veer worden zelfborgende moeren gevezen. <Desc/Clms Page number 6> revetten (8). Aan het rechteruiteinde ziet men de sleufgaten (9), alsmede het tapje (10) dat met een ketting aan de horizontale dwarsstaaf vastgemaakt is. Tevens ziet men de dwarsdoorsnede van de opgelaste armen a2) aanzicht in perspectief (figuur 3b) Op dit aanzicht in perspectief ziet men aan het linkeruiteinde het profiel van de opgelaste revetten (8) en aan het rechteruiteinde ziet men terug de sleufgaten (9).

   Tevens ziet men het profiel van de drie opgelaste armen (len4). b) armen welke aan de horizontale dwarsstaaf vastgemaakt worden Deze worden gemaakt uit hoekijzer 40*40*4. Deze armen corresponderen met arm nr 1 en arm nr 4 uit figuur 2 en 3. Zij worden uit een stuk gefabriceerd dat dan nadien aan de horizontale dwarsstaaf gelast wordt.

   Aan elke arm wordt een puntig uiteinde op 450 aangebracht (10). Figuur nr 4a geeft een beeld van arm nr 1 en arm nr 4 in opengeplooid perspectief (om de tekening te vergemakkelijken werden beide vleugels van het hoekijzer opengeplooid en in een horizontaal vlak geprojecteerd).

   In het gedeelte van de staaf dat correspondeert met arm nr 1 worden 3 gaatjes (t l) (diameter 12mm) voor het vastmaken van de prikkeldraad en de concertina draad aangebracht.

   In het gedeelte van de staaf dat correspondeert met arm nr 4 worden 3 gaatjes (12) (diameter 12mm) voor het vastmaken van de groene geplastificeerde draad aangebracht.

   Tevens worden in arm nummer 4,3 inkepingen voorzien waar de bedrading van arm nummer 3 bij het dichtklappen kan invallen.

   Gat nummer 14 is het scharnierpunt voor de armen nummer 2 en nummer 3 (zie verder). Gat nummer 15 is het scharnierpunt voor de grendel, terwijl gat nummer 16 het aanhechtingspunt van de veer welke de grendel opgespannen houdt, is. Gezien de grendels zich enkel op de buitenste
2. 2 Andrieskruisen bevinden moeten deze gaten enkel in die armen aangebracht worden.

   Bij arm nummer 4 worden er onderaan voetsteuntjes (17) voor het verdedigend personeel alsmede een ring (18) voor het door middel van een piket in de grond vastkloppen van de barricades, aangebracht. c) armen welke scharnieren t. o. v. der horizontale dwarsstaaf Deze worden gemaakt uit hoekijzers 40*40*4. Deze armen corresponderen met arm nummer 2 en arm nummer 3 uit figuur 2 en
3. 3. Zij worden uit een stuk gefabriceerd en dan nadien op een scharnierende manier aan het andere gedeelte van het Andrieskruis vastgemaakt. Aan elke arm wordt een punt van 450 aangebracht (20).

   Figuur 4b geeft een beeld van arm nummer 2 en arm nummer 3 in opengeplooid <Desc/Clms Page number 7> openstaande toestand, figuur Ib de dichtgeplooide).

   De paralelle armen van de drie evenwijdig op 100 cm van elkaar staande Andrieskruisen zijn elk verbonden met 3 evenwijdige draden en 1 draad welke schuin van de basis van de twee buitenste armen naar de punt van de middelste arm gaat. Aan de zijde van de agressors bestaat deze bedrading uit prikkeldraad (armen 1 en 2), met uitzondering van de bovenste draad welke bestaat uit een staaldraad die voorzien is van mesjes (type concertina) (figuur 2a).

   Aan de zijde van de verdedigers (armen 3 en 4) bestaat deze bedrading uit groene geplastificeerde staaldraad (figuur 2b).

   (Op figuur 2a : 5=prikkeldraad 6=concertina draad Op figuur 2b : 7=groene geplastificeerde staaldraad) In opengeplooide en in dichtgevouwde toestand zorgen twee hendels, voorzien van een trekveer, welke respectievelijk op het Andrieskruis aan het linker- en het Andrieskruis aan het rechteruiteinde van het toestel bevestigd zijn er voor dat zowel de opengeplooide als de dichtgevouwen toestand van det toestel, ergrendeld zijn. Bij het openplooien en het dichtvouwen moet de vergrendelde toestand met een lichte manuele trekkracht aan de grendel, opgeheven worden, zoniet zorgt de veer er voor dat de vergrendeling geblokkeerd blijft.

   Op de horizontale staaf is aan de uiteinden een systeem voorzien opdat de barricades aan elkaar zouden kunnen gekoppeld worden. Dit koppelingssysteem bestaat uit twee sleufgaten aan de ene kant en twee opgelaste revetten aan de andere kant. De opgelaste revetten worden in de twee sleufgaten, aangebracht aan de tegenoverstaande zijde van de barricade, geschoven en worden met een tapje geblokkeerd. Om het verlies ervan tegen te gaan is dit tapje met en kettinkje aan de dwarsstaaf vastgemaakt. Aan het onderuiteinde is in dit tapje een gaatje geboord zodat het, eens twee barricades aan elkaar gekoppeld zijn, met een schuifspeld kan geborgd worden.

   De verschillende te fabriceren onderdelen zien er als volgt uit : a) Horizontale dwarsstaaf bestaat uit een 220 centimeter lang hoekijzer 40*40*4. Aan de ene zijde van het hoekijzer worden hier op de gepaste afstand de niet scham ierende armen aan vastgelast, terwijl aan de andere zijde van het hoekijzer op de uiteinden ervan het bevestigingssysteem wordt vastgemaakt (opgelaste revetten aan het ene uiteinde en sleufgaten aan het andere uiteinde). al) bovenaanzicht (figuur 3a) Op dit bovenaanzicht ziet men aan het linkeruiteinde de bovenkant van de opgelaste