<Desc/Clms Page number 1>
"Afvoerstuk"
De uitvinding heeft betrekking op een afvoerstuk voor een vloeistof vergaarbak, in het bijzonder een hydromassage bad, welk afvoerstuk een behuizing bevat voorzien van een ingang voor het laten instromen van vloeistof en een eerste uitgang die verbindbaar is met een afvoerbuis voor het laten wegstromen van genoemde vloeistof, welk afvoerstuk verder een afsluitorgaan bevat voor het afsluiten van genoemde eerste uitgang, welk afsluitorgaan aan een eerste respectievelijk een tweede zijde van een eerste respectievelijk een tweede as is voorzien voor het samenwerken met een afvoerbedieningsmechanisme respectievelijk het aanbrengen van een afdekplaat.
Dergelijke afvoerstukken zijn bekend en in de handel verkrijgbaar. Zij worden bijvoorbeeld gebruikt bij hydromassage baden ten einde enerzijds de afvoer en anderzijds de recirculatie van het water uit het bad te verzekeren. In recirculatie configuratie is de eerste uitgang middels het afsluitorgaan afgesloten en kan het water via de ingang naar een tweede uitgang stromen en zo in een recirculatieleiding terecht komen. Wanneer de hydromassage behandeling afgelopen is wordt de eerste uitgang geopend en kan het water naar de afvoerbuis stromen. Het openen en sluiten van de eerste uitgang geschiedt door middel van een afvoerbedieningsmechanisme dat samenwerkt met de eerste as aangebracht op het afsluitorgaan. Het afvoerbedieningsmechanisme duwt de eerste as omhoog of brengt ze omlaag ten einde de eerste uitgang te openen of te sluiten.
<Desc/Clms Page number 2>
Een nadeel van het bekende afvoerstuk is dat het meerdere instelparameters bevat die door middel van schroeven en/of moeren in te stellen zijn. Zo wordt de lengte van de tweede as door middel van een moer ingesteld. Dergelijke instelprocedures dienen vakkundig te geschieden om te voorkomen dat slechte afsluitingen de werking van het afvoerstuk verstoren. Bovendien zijn dergelijke instellingen door middel van schroeven of moeren ontregelgevoelig doordat onder meer de gebruiker ze eenvoudig kan verdraaien.
De uitvinding heeft tot doel een eenvoudiger instelbaar afvoerstuk te realiseren dat bovendien minder ontregelgevoelig is.
Een afvoerstuk volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de tweede as over ten minste een deel van haar buitenmantel gekarteld is en waarbij over de tweede as een huls verplaatsbaar is aangebracht waarvan de binnenmantel klemmend samenwerkt met de buitenmantel van de tweede as en op welke huls genoemde afdekplaat monteerbaar is. Doordat de huls verplaatsbaar is over de gekartelde buitenmantel van de tweede as geschiedt het instellen van de huls ten opzichte van de tweede as, en dus het instellen van de afdekplaat gemonteerd op de huls, door eenvoudig schuiven van de huls over de tweede as. Doordat verder de gekartelde buitenmantel van de tweede as klemmend samenwerkt met de binnenmantel van de huls zal deze laatste, eenmaal ze is ingesteld, zieh klemmen rond de tweede as waardoor de instelling makkelijk te ontregelen
EMI2.1
is.
Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een afvoerstuk volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het gekartelde deel van de buitenmantel van genoemde tweede as een afgevlakte strook bevat die zieh in langsrichting van de tweede as uitstrekt. Hierdoor ontstaat langs de afge-
<Desc/Clms Page number 3>
vlakte strook een luchtkanaal waarlangs bij het monteren van de huls over de tweede as, de in de huls aanwezige lucht kan ontsnappen.
Een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een afvoerstuk volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat op genoemde huls een pasring is aangebracht voor het centreren van de tweede as ten opzichte van genoemde ingang.
Hierdoor wordt verhinderd dat het afsluitorgaan en de afdekplaat gaan kantelen in het afvoerstuk.
Het is gunstig dat het afsluitorgaan een steunstuk bevat voorzien van een omtreksgroef waarin een O-ring is aangebracht. Hierdoor worden enerzijds een goede afdichting en anderzijds een eenvoudig openen en sluiten van de eerste uitgang verzekerd.
Een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een afvoerstuk volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat genoemde eerste as een lengte van ten minste 5 cm bedraagt. Hierdoor is voldoende materiaal voorzien en is het afsluitorgaan bruikbaar voor meerdere afvoerbedieningsmechanismes.
Het is gunstig dat het afvoerstuk in kunststof, in het bijzonder ABS, vervaardigd is. Kunststof biedt het voordeel dat het een lange levensduur heeft en weinig gevoelig is voor aanslag door water. ABS heeft bovendien goede frictie eigenschappen wat het klemmend samenwerken van huls en tweede as gunstig beinvloedt.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening laat ;
Figuur 1 een hydromassage bad zien voorzien van een afvoerstuk volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een afvoerstuk volgens de uitvinding in uit elkaar genomen onderdelen en aangesloten aan een afvoerleiding en het afvoerbedieningsmechanisme ;
Figuur 3 een onderaanzicht zien van de huls uit het afvoerstuk volgens de uitvinding, en
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 4 een detailaanzicht zien van de eerste en tweede as en het afsluitorgaan.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend. De uitvinding zal worden beschreven aan de hand van een toepassing in een hydromassage bad. Het zal echter duidelijk zijn dat het afvoerstuk volgens de uitvinding niet beperkt is tot een hydromassage bad maar toepasbaar is in elke vloeistof vergaarbak zij het voor privé of industrieel gebruik.
Het in figuur 1 weergegeven hydromassage bad 10 bevat een aantal venturijets 1 die aangesloten zijn enerzijds op een luchtleiding 2 en anderzijds op een vloeistofleiding 3. De luchtleiding 2 is verbonden met een luchtsnuiver 5 langs waar lucht wordt aangevoerd. De vloeistofleiding 3 is aangesloten op een uitgang van een vloeistofpomp 4 waarvan een ingang verbonden is via een recirculatieleiding 9 met een tweede uitgang van een afvoerstuk 6. Een eerste uitgang van het afvoerstuk 6 is verder verbonden met een sifon 15 voor het afvoeren van het badwater.
Wanneer een persoon nu een hydromassage bad neemt dan pompt de pomp 4 water uit het bad via de tweede uitgang van het afvoerstuk 6 en de recirculatieleiding 9 naar de vloeistofleiding 3. Lucht wordt via de luchtsnuivers 5 aangezogen. In de venturis 1 worden het aangevoerde water en de lucht gemengd en wordt een water-luchtstraal geëjecteerd.
Een afvoerbedieningsmechanisme voorzien van een hendel 7 en een kabel 8 bedient het afvoerstuk 6. Hierdoor wordt de eerste uitgang van het afvoerstuk geopend of gesloten. Wanneer de eerste uitgang geopend is vloeit het badwater doorheen deze uitgang naar de sifon 15 en 20 naar de afvoerleiding. In deze laatste configuratie is de pomp 4 niet actief om te verhinderen dat water uit de afvoerleiding zou worden opgepompt. De pomp is hiertoe voorzien van een onderdrukdetector die de onderdruk in de
<Desc/Clms Page number 5>
recirculatieleiding, ontstaan door het openen van de eerste uitgang van het afvoerstuk, detecteert. Zodra de detector deze onderdruk detecteert zal de pomp afslaan. Wanneer de eerste uitgang afgesloten is dan kan het water via de tweede uitgang de recirculatieleiding 9 bereiken.
Figuur 2 laat in detail en in uit elkaar genomen configuratie onder meer het afvoerstuk 6 volgens de uitvinding zien. Het afvoerstuk bevat een behuizing 21 die bij voorkeur in kunststof vervaardigd is. Verchroomde messing of andere metalen zijn echter ook bruikbaar maar deze laatste zijn wel gevoeliger voor wateraanslag. Als kunststof wordt bij voorkeur ABS gebruikt omdat deze stof sterk is, weinig gevoelig voor water aanslag en zieh gemakkelijk laat verwerken.
De behuizing 21 bevat een ingang 22 langs dewelke het badwater in het afvoerstuk stroomt. De ingang staat in verbinding met de eerste uitgang 23 die zieh onder de ingang bevindt. Op de zijkant van de behuizing is ten minste een tweede uitgang 24 (24-1,24-2) aangebracht welke op de recirculatieleiding 9 aansluitbaar is. De behuizing wordt onder de kuip van het bad 10 aangebracht en tussen het bad en de behuizing is een pakking 25 aangebracht om lekkage te vermijden.
De eerste uitgang 23 is verbonden met een verdere behuizing 29 die onderdeel is van het afvoerbedieningsmechanisme 30. In deze verdere behuizing bevindt zieh een bedieningsklep 28 die verbonden is met de bedieningskabel 8, welke laatste ook op de hendel 7 is aangesloten.
Door het bedienen van hendel 7 wordt op kabel 8 een kracht uitgeoefend waardoor de klep 28 bediend wordt. Zo schuift de klep in de verdere behuizing 29 en bedient zij op haar beurt het afsluitorgaan 16 voor het openen en sluiten van de eerste uitgang 23.
De verdere behuizing 29 vormt verder de verbinding tussen het afvoerstuk 6 en de sifon 15 waarop de afvoerleiding 27 is aangesloten. Zodoende zal als de
<Desc/Clms Page number 6>
klep 28 de eerste uitgang geopend heeft het water vanaf die eerste uitgang doorheen de verdere behuizing 29 en de sifon 15 naar de afvoerleiding 27 gevoerd worden. De verbinding tussen het afvoerstuk 6 en de verdere behuizing geschiedt door middel van een bevestigingschroef 20 die centraal uitgeboord is zodat de eerste as 13 van het afsluitorgaan er doorheen kan passeren om aan te grijpen op de klep 28.
De behuizing 21 van het afvoerstuk 6 is bij voorkeur ter hoogte van de ingang 22 voorzien van een schroefdraad 32. Deze schroefdraad werkt samen met diegene aangebracht op de buitenwand van een doorloopstuk 17 dat onderdeel is van het afvoerstuk. Dat doorloopstuk vormt de verbinding tussen het inwendig en het uitwendig van het bad 10. Bij voorkeur is het doorloopstuk voorzien van opstaande vinnen 18 aangebracht langs de omtrek ervan.
Door middel van het doorloopstuk 17 wordt het afvoerstuk op de afvoeropening van het bad 10 aangebracht. De schroefdraad van het doorloopstuk wordt in de schroefdraad 32 geschroefd totdat het afvoerstuk vast op de badkuip gemonteerd is. Een pakking 25 verzorgt een waterdichte verbinding. De opstaande vinnen 18 dienen ertoe om een afdekplaat 11 bij gesloten toestand van de eerste uitgang 23 op een afstand van de ingang te houden zodat in recirculatie configuratie het water de tweede uitgang kan bereiken. Door de vinnen 18 op het doorloopstuk 17 aan te brengen vormen zij tevens een grip bij de montage van het doorloopstuk.
Verder biedt deze plaatsing van de vinnen 18 het voordeel dat zij vast op hun plaats blijven en niet kunnen bewegen wat het geval zou zijn indien zij op de afdekplaat 11 zouden zijn aangebracht.
Het afvoerstuk 6 bevat verder een afsluitorgaan 31 gevormd door de eerste as 13, de tweede as 14 en een steunstuk 15 waarin een O-ring 16 is aangebracht. Het afsluitorgaan 31 is bij voorkeur uit kunststof, in het
<Desc/Clms Page number 7>
bijzonder ABS, vervaardigd. De assen zijn telkens aan weerszijden van het steunstuk 15 aangebracht. De eerste as 13 heeft bij voorkeur een lengte van ten minste 5 cm.
Hierdoor is er voldoende materiaal aanwezig om het afsluitorgaan geschikt te maken voor verschillende types afvoerbedieningsmechanismes. Aangezien de eerste as 13 samenwerkt met de klep 28 wordt bij montage van het afvoerstuk 6 de lengte van de eerste as op maat aangepast om goede samenwerking met de klep 28 en goede afsluiting van de eerste uitgang 23 te verzekeren. Door het gebruiken van kunststof volstaat het, éénmaal de juiste lengte bepaald, om de as op maat af te zagen, zodat een blijvende instelling gewaarborgd is.
Het voetstuk 15 waarin de O-ring 16 is aangebracht verzorgt de afsluiting van de eerste ingang.
EMI7.1
De diameter van dit voetstuk 15 en de 0-ring 16 sluiten aan bij diegene van de eerste uitgang 23 zodat bij afsluiting van die eerste uitgang, het voetstuk en de O-ring passend in de eerste uitgang 23 grijpen.
De tweede as 14, welke zieh ten opzichte van de eerste as 13 aan de andere zijde van het voetstuk 15 bevindt, is over ten minste een deel van haar buitenmantel gekarteld, zoals in detail weergegeven in figuur 4. Deze kartels zijn gevormd door opeenvolgende groeven of door een schroefdraad aangebracht op de buitenmantel van de tweede as. Hiertoe heeft de tweede as 14 dan ook een grotere diameter dan diegene van de eerste as 13. De groeven hebben bijvoorbeeld een diepte van 1 à 2 mm. Bij voorkeur vertoont de tweede as 14 op haar gekartelde buitenmantel een afgevlakte strook 26. Deze strook die een breedte van bijvoorbeeld 8 mm heeft wordt verkregen door bijvoorbeeld weegfrazen van materiaal van de buitenmantel.
De gekartelde buitenmantel van de tweede as werkt samen met huls 12 die over de tweede as 14 verplaatsbaar is aangebracht. De huls heeft een interne diameter d1 (figuur 3) die aansluit bij de externe diameter
<Desc/Clms Page number 8>
d2 van de tweede as 14. De binnenmantel van de huls 12-c is glad zodat de huls met haar binnenmantel schuift over de buitenmantel van de tweede as. De diameters d1 en d2 en de kartels zijn echter zodanig gekozen dat het schuiven van de huls over de tweede as niet wrijvingsloos geschiedt maar dat wel een zekere wrijvingsweerstand moet worden overwonnen bij het plaatsen van de huls op de tweede as.
De huls heeft bij voorkeur een diepte die correspondeert met de lengte van de tweede as, zodat de tweede as volledig in de huls is onder te brengen.
De huls 12 is verder voorzien van een pasring 12-b voor het centreren van de huls en de tweede as ten opzichte van de ingang 22 van het afvoerstuk.
Immers wanneer het afsluitorgaan in de behuizing 21 is aangebracht bevindt de tweede as en de huls zieh in het doorloopstuk 17. De pasring draagt er nu zorg voor dat het afsluitorgaan gecentreerd is in het doorloopstuk 17. De huls bevat verder en verlengas 12-a waarop de afdekplaat 11 is aan te brengen.
Bij montage van het afvoerstuk volgens de uitvinding worden nu, nadat de behuizing 21 en het doorloopstuk 17 op de badkuip zijn gemonteerd, de eerste as 13 op maat afgesneden ten einde een goede sluiting van de eerste uitgang 23 te verzekeren. Daarna wordt de eerste uitgang 23 afgesloten door middel van het afsluitorgaan 31. Eenmaal de eerste uitgang afgesloten worden huls en daarop aangebrachte afdekplaat 11 over de tweede as aangebracht. Door een druk op de afdekplaat 11 uit te oefenen verschuift de huls 12 nu over de tweede as 14 totdat de onderrand van de afdekplaat de bovenkant van de vinnen 18 raakt. De afgevlakte strook 26 maakt het mogelijk om de lucht aanwezig in de huls 12 te laten ontsnappen bij het verschuiven van de huls over de tweede as. Door het schuiven van de huls over de tweede as geschiedt de instelling van de huls op de tweede as.
Doordat de afdekplaat de vinnen raakt is een zeer nauwkeurige instel-
<Desc/Clms Page number 9>
ling bereikt. De wrijving tussen de gekartelde buitenmantel van de tweede as 14 en de binnenmantel van de huls draagt er zorg voor dat, éénmaal ingesteld, de huls enigszins klemmend op de tweede as bevestigd is.
Door deze klemmende verbinding is een zekere kracht nodig om de huls van de tweede as verwijderen. De wrijvingskracht is zo groot dat zelf de druk van water in de behuizing 21 de afdekplaat niet opgetild krijgt en dus geen verschuiving van de huls op de tweede as kan veroorzaken.
Uit bovenstaande beschrijving blijkt dus dat instelling van het afvoerstuk volgens de uitvinding eenvoudig te realiseren is aangezien het volstaat om enerzijds de eerste as op maat af te snijden en anderzijds de huls over de tweede as te schuiven totdat de juiste instelling bereikt is. Doordat geen gebruik wordt gemaakt van schroeven en moeren is de instelling niet eenvoudig te ontregelen. Zelfs in het geval dat de gebruiker de huls van de tweede as zou afrukken, volstaat het om bij gesloten eerste uitgang de huls opnieuw over de tweede as te schuiven totdat de afdekplaat de vinnen 18 raakt. De gebruiker kan een dergelijke instelling zelf eenvoudig realiseren.