BE1010055A4

BE1010055A4 - Middel voor inktbak.

Info

Publication number: BE1010055A4
Application number: BE9600185A
Authority: BE
Original assignee: Kesel Jan De
Priority date: 1996-03-01
Filing date: 1996-03-01
Publication date: 1997-12-02
Also published as: ATE216508T1; DE69712045T2; SK284324B6; WO1997032242A1; EP0883836A1; SK115598A3; EP0883836B1; CZ289842B6; CZ260398A3; DE69712045D1; US5930559A

Abstract

Middel om een afsluiting van een inktbak te vormen, dit middel bevattende : a) een schuimlaag met een centrale doorgang of twee schuim strippen waartussen een doorgang gedefinieerd wordt, b) een film die gedeeltelijk het schuim bedekt en die op het schuim gekleefd is, waarbij de film een onderoppervlak, dat het schuim aanraakt om de doorgang af te sluiten, en een bovenoppervlak, dat tegenover het onderoppervlak ligt en dat bestemd is naar de inktbak gericht te worden, bevat, en c) een trekmiddel dat met de film verbonden is, waarbij de film een bandje dat niet op de schuimlaag gekleefd is en dat uit de film gescheurd kan worden, waarbij het trekmiddel met de film verbonden is en zich langs het onderoppervlak van de film uitstrekt, waarbij noch het uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, noch het uiteinde van het trekmiddel, dat met het bandje verbonden is, op het schuim gekleefd zijn, en waarbij een middel in de omgeving van het uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, het bovenoppervlak van de film, het bandje en het schuim verbindt om zo tussen de film en het schuim lekken te vermijden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  MIDDEL VOOR INKTBAK 
Huidige uitvinding betreft een middel om een afsluiting van een inktbak te vormen, bij voorkeur een middel dat een eenvoudige recyclage van cartridges van printers, laserprinters, fotokopieermachines, enz. mogelijk maakt. 



   EP 0 429 152 beschrijft een cartridge dat een afsluitingsmiddel bevat. Het middel van deze cartridge bevat : a) een schuimlaag met een centrale opening, b) een film die gedeeltelijk de schuimlaag bedekt en die op de schuimlaag gekleefd is, waarbij de film een ander oppervlak, dat de schuimlaag aanraakt om de opening af te sluiten, en een bovenoppervlak, dat tegenover het onderoppervlak ligt, bevat. 



   Men kent   ook een afsluitingsmiddel   bevattende twee strips schuim links en rechts van de opening, met al dan niet achteraf bij te plaatsen strips voor en achteraan op de smalle zijde. Dit gekende middel bevat een film dat het bovenoppervlak van de strips overal bedekt. 



   Men kent ook   afsluitingsmiddelen   voor cartridges die uit een schuimlaag en een film bestaan en waarvan een bandje afgescheurd kan worden om zo een opening te vormen. De schuimlaag wordt in die gekende middelen door de film overal bedekt. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   De problemen die bij de bestaande afsluitingsmiddelen ondervonden werden, zijn : een te hoge trekkracht die nodig is om de opening te vormen en/of een gebruik voor het recycleren van de cartridge dat het schoonmaken van het oppervlak van de cartridge, waarop het afsluitingsmiddel geplaatst moet worden, vereist. 



   Om het probleem qua trekkracht op te lossen, werd er voorgesteld dat de uiteinden van het af te scheuren bandje niet op de schuimlaag zouden vastgekleefd worden. In die uitvoeringsvorm is er wel een gevaar voor inktlekken. 



   Huidige uitvinding heeft betrekking op een afsluitingsmiddel dat een film met een af te scheuren bandje bevat, waarvoor de trekkracht om het bandje af te scheuren niet overgedreven is, waarbij het recycleren van een cartridge, met of zonder het schoonmaken van het oppervlak waarop het nieuwe afsluitingsmiddel geplaatst wordt (met of zonder het uitnemen van stukken van de schuimlaag die nog op dit oppervlak vastkleven), mogelijk is en waarbij inktlekken vermeden worden of beperkt zijn. Volgens de uitvinding, raakt een deel van de schuimlaag dat niet door de film bedekt is de inktbak aan, waarbij dit deel van de schuimlaag, met weinig of zonder invloed op de film, over mogelijke oneffenheden van de inktbak kan lopen. Dit is voordelig om lekproblemen te vermijden. 



   Het middel volgens de uitvinding bevat : a) een schuimlaag met een centrale doorgang of twee schuimstrippen waartussen een doorgang gedefinieerd wordt (al dan niet achteraf voorzien van een schuimstrip   voor-en/of   achteraan), 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 b) een film die gedeeltelijk het schuim bedekt en die op het schuim gekleefd is, waarbij de film een onderoppervlak, dat het schuim aanraakt om de doorgang af te sluiten, en een bovenoppervlak, dat tegenover het onderoppervlak ligt en bestemd is om naar de inktbak gericht te worden, bevat, en c) een trekmiddel dat met de film verbonden is, waarbij de film een bandje bevat dat niet op de schuimlaag gekleefd is en dat uit de film gescheurd kan worden, waarbij het trekmiddel met de film verbonden is en zich langs het onderoppervlak van de film uitstrekt, waarbij noch het uiteinde van het bandje,

   dat met het trekmiddel verbonden is, noch het uiteinde van het trekmiddel, dat met het bandje verbonden is, op het schuim gekleefd zijn, en waarbij een middel in de omgeving van het uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, het bovenoppervlak van de film, het bandje en het schuim verbindt om zo tussen de film en het schuim lekken te vermijden. 



   Om lekken tussen het bandje en het schuim te vermijden, verbindt het middel bij voorkeur het bovenoppervlak van de film met het bandje met het schuim. 



   Volgens een uitvoeringsvorm, bestaat het middel om lekken te vermijden uit een kleefbandje dat gedeeltelijk op het bovenoppervlak van de film, op het bandje en op het schuim vastgekleefd is. 



   Volgens een kenmerk van een uitvoeringsvorm, is het schuim, tenminste gedeeltelijk, op het door het 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 bandje aangeraakte oppervlak, voorzien van een laag met een laag wrijvingscoëfficiënt. 



   Volgens een andere uitvoeringsvorm, strekt een deel van het trekmiddel zieh tussen het schuim en de film uitstrekt zodat een deel van het trekmiddel vrij is om een trekbeweging op het trekmiddel uit te oefenen, waarbij het trekmiddel over een deel van het schuim glijdt, dat zieh in de omgeving van een eerste uiteinde van het bandje bevindt en dat tegenover een tweede uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, ligt. Dit deel is voorzien van een laag (bv. een uit siliconen bestaande laag) met een lage wrijvingscoëfficiënt. 



   Alvorens het trekmiddel te doen bewegen en het bandje uit de film te scheuren, strekt het middel om inktlekken te vermijden zieh in de omgeving van het eerste uiteinde van het bandje, bij voorkeur gedeeltelijk over het bovenoppervlak van de film en het bandje (oppervlak dat niet naar de schuimlaag gericht is) alsook gedeeltelijk over de schuimlaag of over de laag met een laag wrijvingscoëfficiënt uit. 



   Andere kenmerken en details van afsluitingsmiddelen volgens de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving naar voren komen. In die beschrijving verwijst men naar de bijgevoegde tekeningen die uitvoeringsvormen van afdichtingsmiddelen volgens de uitvinding aantonen. 



   In die tekeningen zijn : - figuur 1 een perspectief aanzicht van de delen van een middel volgens de uitvinding ; 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 figuur 2 een bovenaanzicht van het middel van fi- guur   1 ;   figuren 3 en 4 aanzichten in doorsnede langs de lijnen   111-111   en IV-IV van het middel van figuur   2 ;    figuur 5 een perspectief aanzicht van de delen van een andere uitvoeringsvorm van een middel volgens de uitvinding ; figuur 6 een bovenaanzicht van het middel van fi- guur 5, en figuur 7 een aanzicht in doorsnede van een derde uitvoeringsvorm. 



   Het middel dat in de figuren 1 tot en met 4 afgebeeld is, bevat : een schuimlaag 1 (met afgedichte cellen, bv. een polyurethaan schuim) met een centrale opening 2, een film 3 die gedeeltelijk de schuimlaag 1 bedekt en die langs zijn longitudinale randen 3A, 3B op de schuimlaag 1 vastgekleefd is, en een trekmiddel 4 dat met de film 3 verbonden is. 



   De schuimlaag is op twee delen van haar bovenoppervlak voorzien van een uit siliconen bestaande laag 5A, 5B (een laag met een lage   wrijvingscoëfficiënt).   



  Langs zijn longitudinale randen 51, 52 is de schuimlaag 5 van kleefmiddelen 53 voorzien. Die kleefmiddelen dienen om de randen 3A, 3B van de film op de schuimlaag 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 vast te kleven en alsook om de schuimlaag 5 op een oppervlak 11 van de inktbak 10 vast te kleven. 



   De film 3 bevat een tussen de longitudinale randen 3A, 3B gelegen middenbandje 3C dat niet op de schuimlaag vastgekleefd is maar wel uit de film 3 gescheurd kan worden. Het trekmiddel 4, dat met het bandje 3C verbonden is, strekt zieh tussen het bovenoppervlak van de schuimlaag en het onderoppervlak van de film uit. Het trekmiddel 4 kan zieh eventueel gedeeltelijk in de opening van de schuimlaag bevinden. 



   Een deel 4A van het trekmiddel 4 bevindt zich eerst tussen de film 3 en de uit siliconen bestaande laag 5A en daarna buiten de film 3. 



   Het bandje 3C strekt zieh tussen twee uiteinden 3C1,3C2 uit. Het uiteinde 3C1 van het bandje 3C, dat gedeeltelijk tussen twee sneden 6 gelegen is (middel om de initiële trekkracht te   verlagen),   en de delen van de film 3, die naast dit uiteinde 3C1 gelegen zijn, zijn door middel van een kleefstrip 7 met de schuimlaag 1 en de uit siliconen bestaande laag 5B verbonden. Deze kleefstrip is enerzijds gedeeltelijk op het bovenoppervlak van de film en van het bandje (oppervlak dat niet naar de schuimlaag maar wel naar de inktbak 10 gericht is) en anderzijds gedeeltelijk op het bovenoppervlak van de schuimlaag gekleefd, waarbij er tussen de film en de schuimlaag lekken kunnen vermeden worden. 



   Er bestaat reeds een gelijkaardige kleefstrip 8 die ervoor zorgt dat in de omgeving van het uiteinde 3C2 de lekproblemen voorkomen worden. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



   De kleefkracht van de kleefstrippen 7,8 is bij voorkeur juist voldoende om op de film en op de uit siliconen bestaande laag gekleefd te worden. 



   Figuren 5 en 6 betreffen een tweede uitvoeringsvorm die gelijkaardig is aan de uitvoeringsvorm afgebeeld in figuren 1 tot en met 4. 



  In die uitvoeringsvorm, wordt de schuimlaag door twee longitudinale schuimstrippen 51, 52 gevormd, waartussen een doorgang 2 gedefinieerd wordt. De drager 12 van de inktroller is voorzien van twee schuimstukken 13, waarvan de vorm aangepast is om in de doorgang 2 gestoken te worden en om de uiteinden 3C1,3C2 van het bandje 3C naar een oppervlak 11 van de inktbak te duwen. 



   Figuur 7 geeft een detail van de uiteinden 3C1 en van een bandje 3C van de derde uitvoeringsvorm. In die uitvoeringsvorm is het uiteinde 3C1 geplooid en in een gleuf 9 van de schuimlaag 1 gestoken. Een deel 3D van het bandje 3C, dat in de omgeving van het uiteinde 3C2 ligt, en een deel 41 van het trekmiddel 4 zijn geplooid en worden samen in een gleuf 12 gestoken. Door het uitoefenen van een trekkracht F op het trekmiddel 4 worden eerst de delen 41 en 3D uit de gleuf 12 getrokken. Daarna wordt het uiteinde 3C1 uit de gleuf 9 getrokken en glijden het trekmiddel 4 en het bandje 3C over de uit siliconen bestaande lagen 51, 52. 



   Het middel volgens de uitvinding is bestemd om tussen de inktcontainer 11 en de drager 12 van de inktrollen een afdichting te vormen. 



   Daar de schuimlaag rondom de film 3 niet door die film bedekt wordt, vormt deze elastische schuimlaag 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 een goede dichting tussen de zijden van de container en deze van de drager.

Claims

CONCLUSIES 1. Middel om een afsluiting van een inktbak te vormen, dit middel bevattende : a) een schuimlaag met een centrale doorgang of twee schuim strippen waartussen een doorgang gedefinieerd wordt, b) een film die gedeeltelijk het schuim bedekt en die op het schuim gekleefd is, waarbij de film een onderoppervlak, dat het schuim aanraakt om de doorgang af te sluiten, en een bovenoppervlak, dat tegenover het onderoppervlak ligt en dat bestemd is naar de inktbak gericht te worden, bevat, en c) een trekmiddel dat met de film verbonden is, waarbij de film een bandje bevat dat niet op de schuimlaag gekleefd is en dat uit de film gescheurd kan worden, waarbij het trekmiddel met de film verbonden is en zieh langs het onderoppervlak van de film uitstrekt, waarbij noch het uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is,

noch het uiteinde van het trekmiddel, dat met het bandje verbonden is, op het schuim gekleefd zijn, en waarbij een middel in de omgeving van het uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, het bovenoppervlak van de film, het bandje en het schuim verbindt om zo tussen de film en het schuim lekken te vermijden.
2. Middel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het middel om tussen het bandje en het schuim lekken <Desc/Clms Page number 10> te vermijden het bovenoppervlak van de film met het bandje met het schuim verbindt.
3. Middel volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het middel om lekken te vermijden een kleefbandje is dat enerzijds gedeeltelijk op het bovenoppervlak van de film en het bandje en anderzijds gedeeltelijk op het schuim gekleefd is.
4. Middel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het schuim, tenminste gedeeltelijk, op het door het bandje aangeraakte oppervlak van een laag met een laag wrijvingscoëfficiënt voorzien is.
5. Middel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een deel van het trekmiddel zich tussen het schuim en de film uitstrekt zodat een deel van het trekmiddel vrij is om een trekbeweging op het trekmiddel uit te oefenen, waarbij het trekmiddel over een deel van het schuim glijdt, dat zieh in de omgeving van een eerste uiteinde van het bandje bevindt en dat tegenover een tweede uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, ligt, met het kenmerk dat dit deel van het schuim, waarover het trekmiddel glijdt, van een laag met een laag wrijvingscoëfficiënt voorzien is.
6. Middel volgens conclusie 5, met het kenmerk dat, alvorens het trekmiddel te doen bewegen en het bandje af te scheuren, een middel om inktlekken te vermijden zieh enerzijds gedeeltelijk over het bovenoppervlak van de film en het bandje, dat zich in de omgeving van het eerste uiteinde van het bandje bevindt, en anderzijds gedeeltelijk over het schuim en/of over de laag met een laag wrijvingscoëfficiënt uitstrekt. <Desc/Clms Page number 11>
7. Middel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het middel om tussen het bandje en het schuim lekken te vermijden een gleuf van het schuim is, waarin het uiteinde van het bandje of een deel van het bandje dat in de omgeving van dit uiteinde ligt, ingetoken wordt.
8. Middel volgens conclusie 1, waarbij een deel van het trekmiddel zieh tussen het schuim en de film uitstrekt zodat een deel van het trekmiddel vrij is om een trekbeweging op het trekmiddel uit te oefenen, waarbij het trekmiddel over een deel van het schuim glijdt, dat zieh in de omgeving van een eerste uiteinde van het bandje bevindt en dat tegenover een tweede uiteinde van het bandje, dat met het trekmiddel verbonden is, ligt, met het kenmerk dat het schuim een gleuf aantoont, waarin een deel van de film, dat in de omgeving van het eerste uiteinde ligt, en een deel van het trekmiddel ingestoken zijn.
9. Inktbak die voorzien is van een middel volgens een der voorgaande conclusies.