BE1009953A6 - Afsluitinrichting voor het enkelpijps gasmeter. - Google Patents

Abstract

Een afsluitinrichting voor een enkelpijps gasmeter omvat een huis (1) met een inlaataansluitstuk (4) en een uitlaataansluitstuk, waarbij de gasmeter vast met het huis verbonden kan worden. Bij elk van de aansluitstukken is een tule aangebracht, die vast met gasbuiseinde verbonden kan worden. Voor het vastklemmen van de tulen tegen de bijbehorende aansluitstukken dienen wartelmoeren (6), die zijn voorzien van plombeerboringen (7). Tussen het inlaat-inlaatstuk (4) en de bijbehorende tule (2) is een door de vorm bepaalde borging tegen verdraaiing aangebracht, waarbij volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de tule (2) een zeskantig verlengstuk (10) heeft, dat in een zeskantige zitting (11) van het inlaataansluitstuk (4) grjpt. Op deze wijze wordt verhinderd, dat na een enigszins losdraaien van de wartelmoeren een verdraaiing van het huis met gasmeter ten opzichte vande tulen mogelijk is.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   Afsluitinrichting voor een enkelpijps gasmeter. 



   De uitvinding heeft betrekking op een   afsluitinrich-   ting voor een enkelpijps gasmeter, omvattende een huis, dat een inlaataansluitstuk, een uitlaataansluitstuk   alsmede   een aansluitstuk voor de gasmeter omvat en waarin een afslui-   tele-mant   is   opgenomen,   telkens een bij het inlaat-of uit-   laataanaluitstuk aangebrachte   tule, die vast met een gasbuiseinde verbonden kan worden, an telkens een wartelmoer voor het vastklemmen van da tulen tagen de bijbehorende aansluitstukken, waarbij de wartelmoeren zijn voorzien van   plombeerboringen.   



   Een   dergelijke   afsluitinrichting is bekend en in fig. 



  5weergegeven. 



   Het huis 1 van de   bekende   afsluitinrichting is bestemd om in een horizontale, niet weergegeven gasbuis te worden gezet. De verbindingen met de gasbuiseinden worden gevormd door de tulen 2 en 3. Deze worden vast met de gasbuiseinden verbonden, in het onderhavige geval geschroefd, en wel onder tussenplaatsing van   vezelmateriaal,   dat de schroefdraadgangen afdicht.   Soldeer-of lasverbindingen   zijn eveneens mogelijk. 



   De tule 2 is in het inlaataansluitstuk 4 gestoken, terwijl de tule 3 op het   uitlaataansluitstük   4 aansluit. De wartelmoeren 6 dienen ervoor de tulen 2 en 3 in de   bijbeho-   rende aansluitstukken 4 resp. 5 te klemmen. Voor de bevei- 
 EMI1.1 
 liging zijn da wartelmoeren 6 voorzien van plombeerboringen 7. 



   In het huis 1 van de afsluitinrichting is het afsluitelement 8 opgenomen, dat ertoe dient de gasstroom naar de enkelpijps gasmeter af te sluiten. De   laatstgenoemde kan   worden aangesloten op het aansluitstuk 9 van het huis 1. 



  Bij correcte montage is het aansluitstuk 9 vertikaal naar beneden gericht, aangezien het vertikaal van bovenaf met de gasmeter verbonden moet worden. 



   Gebleken is, dat deze bekende afsluitinrichting een 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 mogelijkheid tot manipuleren van de enkelpijpsgasmeter biedt. 



   De uitvinding heeft daarom tot doel deze manipulatiemogelijkheid te verhinderen. 



   Voor het bereiken van dit doel is de aan het begin genoemde afsluitinrichting gekenmerkt doordat tussen ten minste   een   van de tulen en het bijbehorende aansluitstuk een door de vorm bepaalde borging tegen verdraaien is aangebracht. 



   Het is namelijk gebleken, dat de manipulatie van de bekende afsluitinrichting op de volgende wijze mogelijk was. Men draaide de wartelmoeren 6 zeer weinig los, en wel zodanig, dat noch het loodje beschadigd werd, noch de afdichtingsfunctie van de verbinding werd opgeheven. Daarna draaide men het complete huis inclusief de enkelpijps gasmeter over 900, zodat de balggasmeter horizontaal kwam te liggen. Aansluitend werden de wartelmoeren 6 weer aangedraaid. Aangezien de balggasmeter voor zijn correcte functie vertikaal dient te staan, werden zijn meetwaarden in de gemanipuleerde horizontale stand vervalst. 



   Door de uitvinding is een dergelijke verdraaiing van de van de borging voorziene tule ten opzichte van het bijbehorende aansluitstuk niet meer mogelijk. Een verdraaiing van de tulen ten opzichte van de bijbehorende gasbuiseinden is eveneens uitgesloten, aangezien de tulen ofwel onlosmakelijk met de buiseinden zijn verbonden, of zodanig hieraan zijn vastgeschroefd dat een losdraaien van de schroefverbinding direct tot een lek zou leiden. Weliswaar kan, zoals voorheen, de schroefverbinding van de wartelmoeren 6 enigszins worden losgedraaid, echter de borging tegen verdraaien verhindert een gebruik van de verkregen speling. 



   Bij een verdere uitvoering van de uitvinding wordt voorgesteld, dat de van de borging tegen verdraaien voorziene tule een verlengstuk heeft met een van de cirkelvorm afwijkende, bij voorkeur veelhoekige buitenvorm, dat in een passende zitting van het bijbehorende aansluitstuk grijpt. 



  Om vervaardigingstechnische redenen zal men het verlengstuk 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 van de tule zeskantig uitvoeren, waarbij de zitting van het aansluitstuk meerkantig is om zo mogelijk kleine hoekstappen mogelijk te maken. Echter ook andere vormen, bijvoorbeeld vierkant of een elliptische vorm, komen in aanmerking. 



   Een alternatief bestaat daarin, dat de van de borging tegen verdraaien voorziene tule een uit het bijbehorende aansluitstuk stekend gedeelte heeft met van de cirkelvorm afwijkende, bij voorkeur veelhoekige buitenvorm, dat op dit gedeelte een vergrendelingselement met een passende opening gestoken is en dat het vergrendelingselement zich in een tegen verdraaiing geborgde ingrijping met het huis bevindt. Een ingrijping in het inwendige van de afsluitinrichting is hierbij niet vereist. Enkel de buitenvorm van de tule ondergaat een verandering, waaraan de opening, waarmee het vergrendelingselement op de tule gestoken wordt, is aangepast. Ook hier zal men om vervaardigingstechnische redenen bij voorkeur een zeskantige vorm kiezen, hoewel ook, zoals reeds boven aangegeven, andere vormen mogelijk zijn. 



   Bij een verdere uitvoering van de uitvinding wordt voorgesteld, dat het vergrendelingselement tegen een anders dan onder een rechte hoek ten opzichte van de hartlijn van de tule staand plat vlak van het huis aanligt en bij voorkeur tegen dit vlak is vastgeschroefd. Het eenvoudigste is in de regel een evenwijdig aan de hartlijn van de tule lopend plat vlak van het huis, echter het vlak kan ook schuin staan. Slechts een radiaal vlak is niet toegestaan, aangezien anders het aanliggen van het vergrendelingselement tegen het vlak geen tegen draaiing geborgde ingrijping zal opleveren. 



   Tenslotte wordt bij een verdere uitvoering van de uitvinding als extra alternatief voorgesteld, dat de van de borging tegen verdraaiing voorziene tule en het bijbehorende aansluitstuk zijn voorzien van in elkaar grijpende, aan de kopse zijde aangebrachte vertandingen. Daarbij is het bijzonder voordelig, dat de aan de kopse zijde aangebrachte vertanding van de tule uit het kopse vlak ervan steekt, 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 terwijl de aan de kopse zijde aangebrachte vertanding van het bijbehorende aansluitstuk in het kopse vlak ervan is aangebracht. De aan de kopse zijde aangebrachte vertandingen kunnen zich zonder meer rondom de tule en het aansluitstuk uitstrekken. Daarbij kan het aantal in elkaar grijpende tanden en tandkuilen afhankelijk van de te verwachten krachten vrij gekozen worden.

   Bij een passende materiaalsterkte is in extreme gevallen   een   enkele tand, die in   een   enkele tandkuil grijpt, voldoende. Teneinde de montage te vereenvoudigen bestaat verder de mogelijkheid aan een betrekkelijk gering aantal tanden een betrekkelijk groot aantal verdiepingen ter beschikking te stellen. 



   Een verder voordelig kenmerk bestaat daarin, dat dat aansluitstuk dat bij de van een borging tegen verdraaiing voorziene tule is aangebracht, als inschroef-aansluitstuk is uitgevoerd. Voordelig is deze constructie in het bijzonder dan, wanneer voor het aanbrengen van de borging tegen verdraaiing aan het aansluitstuk extra bewerkingen uitgevoerd moeten worden. Daarbij wordt bij een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding voorgesteld, dat het inschroefaansluitstuk een afdichtingsdrager voor het bij voorkeur als kogel uitgevoerde afsluitelement is, aangezien de afdichtingsdrager toch al betrekkelijk veel bewerking vraagt. 



   Het inschroef-aansluitstuk is bij voorkeur aan de inlaatzijde van het afsluitelement aangebracht en vormt dus het inlaataansluitstuk van de afsluitirichting. Daarbij is het afsluitelement stroomopwaarts van de enkelpijps gasmeter geplaatst. 



   De uitvinding wordt in het hiernavolgende aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen in samenhang met de bijgaande tekening nader toegelicht. De tekening toont in :
Fig. 1 een horizontale gedeeltelijke doorsnede van een afsluitinrichting volgens de uitvinding ;
Fig. 2 in een weergave overeenkomstig fig. 1 een gewijzigde uitvoeringsvorm ;
Fig. 3 eveneens in een weergave overeenkomstig fig. 1 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 een derde uitvoeringsvorm, echter onder weglating van andere onderdelen van de inrichting ;
Fig. 4 een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn IVIV in fig. 3, waarbij enkel het gebied van de aan de kopse zijde aangebrachte vertandingen is weergegeven ; en
Fig. 5 het reeds aan het begin beschreven afsluitinrichting. 



   Een begrip van fig. 1 t/m 4 veronderstelt de kennis van fig. 5, zoals deze aan het begin beschreven werd. In het hiernavolgende worden daarom slechts de betreffende verschillen uitgewerkt, en wel, voor zover mogelijk, met gebruikmaking van dezelfde verwijzingscijfers. 



   Bij de afsluitinrichting volgens fig. 1 is de tule 2 voorzien van een verlengstuk 10, dat in een zitting 11 van het inlaataansluitstuk 4 grijpt. Het verlengstuk 4 is zeskantig uitgevoerd, terwijl de zitting een twaalfkantige vorm heeft, zodat een hoekstap van 300 mogelijk wordt. Daarbij wordt een tegen draaiing geborgde verbinding tussen de tule 2 en het inlaataansluitstuk 4 gewaarborgd. Zelfs na het losdraaien van de beide wartelmoeren 6 bestaat dus niet meer het gevaar, dat het huis 1 samen met de daarin bevestigde enkelpijps gasmeter om de hartlijn van het huis gedraaid kan worden. 



   Hetzelfde effect wordt met de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 bereikt. Hier vormt de tule 2 met zijn uit het inlaataansluitstuk 4 stekende gedeelte 12 een zeskant, waarop een vergrendelingselement 13 is gestoken, waarvan de opening passend meerkantig is uitgevoerd. Het vergrendelingselement 13 is tegen een plat vlak 14 van het huis 1 geschroefd. 



   Fig. 3 en 4 tenslotte tonen een uitvoeringsvorm, waarbij tussen de tule 2 en het inlaataansluitstuk 4 aan de kopse zijde aangebrachte vertandingen zijn aangebracht, bestaande uit een uit de tule 2 stekende, aan de kopse zijde aangebrachte vertanding 15 en een in het aansluitstuk 4 aan de kopse zijde aangebrachte vertanding 16. 



   Bij de beschreven uitvoeringsvormen is het inlaataan- 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 sluitstuk 4 als inschroef-aansluitstuk uitgevoerd en vormt een afdichtingsdrager voor het afsluitelement 8. Bewerkingen aan dit aansluitstuk kunnen dus betrekkelijk probleemloos tegelijk met de toch al vereiste bewerkingen worden uitgevoerd. 



   Verder bestaat de mogelijkheid, het uitlaataansluitstuk 5, anders dan in fig. 4 is weergegeven, eveneens als inschroefaansluitstuk uit te voeren. Verdere modificaties zijn bovendien mogelijk. Zo kan bij een afwijkende constructie het inlaataansluitstuk 4 als   een   deel met het   hoofdlichaam   van het huis zijn uitgevoerd. Verder is de afsluitinrichting niet beperkt tot de toepassing van een kogelkraan. Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 kan het platte vlak 14 van het huis 1 willekeurig gericht zijn, echter niet radiaal ten opzichte van de hartlijn van de tule 2. Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 en 4 is een groot aantal tanden en verdiepingen aangebracht. In het extreme geval is   een   tand voldoende, waaraan om montageredenen onder omstandigheden een groot aantal tandkuilen ter beschikking staat.

Claims (9)

1. CONCLUSIES 1. Afsluitinrichting voor een enkelpijps gasmeter, omvattende een huis (1), dat een inlaataansluitstuk (4), een uitlaataansluitstuk (5) alsmede een aansluitstuk (9) voor de gasmeter omvat en waarin een afsluitelement (8) is opgenomen, - telkens een bij het inlaat-of uitlaataansluitstuk (4, 5) aangebrachte tule (2,3), die vast met een gasbuiseinde verbonden kan worden, en telkens een wartelmoer (6) voor het vastklemmen van de tulen tegen de bijbehorende aansluitstukken, waarbij de wartelmoeren zijn voorzien van plombeerboringen (7), met het kenmerk, dat tussen ten minste een van de tulen (2) en het bijbehorende aansluitstuk (4) een door de vorm bepaalde borging tegen verdraaien is aangebracht.
2. 2. Afsluitinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de van een borging tegen verdraaien voorziene tule (2) een verlengstuk (10) heeft met van de cirkelvorm afwijkende, bij voorkeur veelhoekige buitenvorm, dat in een passende zitting (11) van het bijbehorende aansluitstuk (4) grijpt.
3. 3. Afsluitinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de van de boring tegen verdraaien voorziene tule (2) een uit het bijbehorende aansluitstuk (4) stekend gedeelte (12) heeft met van de cirkelvorm afwijkende, bij voorkeur veelhoekige buitenvorm, dat op dit gedeelte (12) een vergrendelingselement (13) met een passende opening gestoken is en dat het vergrendelingselement (13) zieh in een tegen verdraaiing geborgde ingrijping met het huis (1) bevindt. <Desc/Clms Page number 8>
4. 4. Afsluitinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het vergrendelingselement (13) tegen een anders dan onder een rechte hoek ten opzichte van de hartlijn van de tule (2) staand plat vlak (14) van het huis (1) aanligt en bij voorkeur tegen dit vlak is vastgeschroefd.
5. 5. Afsluitinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de van de borging tegen verdraaiing voorziene tule (2) en het bijbehorende aansluitstuk (4) zijn voorzien van in elkaar grijpende, aan de kopse zijde aangebrachte vertandingen (15,16).
6. 6. Afsluitinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aan de kopse zijde aangebrachte vertanding (15) van de tule uit het kopse vlak ervan steekt, terwijl de aan de kopse zijde aangebrachte vertanding van het bijbehorende aansluitstuk (4) in het kopse vlak ervan is aangebracht.
7. 7. Afsluitinrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat dat aansluitstuk (4) dat bij de van een borging tegen verdraaiing voorziene tule (2) is aangebracht, als inschroef-aansluitstuk is uitgevoerd.
8. 8. Afsluitinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het inschroef-aansluitstuk (4) een afdichtingsdrager voor het bij voorkeur als kogel uitgevoerde afsluitelement (8) is.
9. 9. Afsluitinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het inschroef-aansluitstuk (4) aan de inlaatzijde van het afsluitelement (8) is aangebracht.