<Desc/Clms Page number 1>
Richtorgaan voor steelgewas.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het definiëren van de positie van een geplukt gewas met een steel aan een uiteinde waarvan zich een verdikking bevindt, omvattende een drager waarop een aantal ondersteuningsorganen voor het gewas is aangebracht, welke ondersteuningsorganen zijn ingericht voor het ondersteunen van het gewas althans onder de verdikking daarvan, waarbij naar de steel toe te keren delen van de ondersteuningsorganen een opening bepalen waarvan de afmetingen in hoofdzaak overeenstemmen met, of groter zijn dan die van de dwarsdoorsnede van de steel, en kleiner zijn dan de dwarsdoorsnede van de verdikking. Een dergelijke inrichting is bekend uit FR-A-2 164 997.
Na het plukken van gewassen met een steel of stengel, aan het uiteinde waarvan zich een verdikking bevindt, zoals paddestoelen of bloemen, dient in het algemeen ten behoeve van de houdbaarheid en/of een aantrekkelijk uiterlijk de voet van de steel op een vooraf bepaalde wijze te worden afgesneden.
Indien sprake is van paddestoelen die bij het plukken uit de grond zijn losgetrokken of losgedraaid, moet het onderste gedeelte van de steel zo recht mogelijk, maar maximaal onder een hoek van circa 30 graden worden afgesneden om het gewicht en de steellengte van de overblijvende paddestoel te maximaliseren en de hoeveelheid snij-afval te minimaliseren.
Afgezien van het gewicht, spelen deze aspecten ook een rol bij bloemen, waarbij voorts het zo recht mogelijk afsnijden van de steel belangrijk is om het oppervlak van het snijvlak in verband met de lange houdbaarheid van het gewas te minimaliseren.
Wanneer de voet van de steel of stengel wordt afgesneden met behulp van automatische snijmiddelen, bestaat het probleem dat de positie en orläntatie van het steelgewas ten
EMI1.1
opzichte van de snljmlddelen voor een optimale snede steeds goed gedefinieerd dient te zljn. Dit probleem speelt met name bij het volledig geautomatiseerd plukken en verwerken van het steelgewas, dat met een mechanisch plukorgaan wordt vastgegrepen en losgemaakt uit de grond, en waarop vervolgens de snij-
<Desc/Clms Page number 2>
middelen werkzaam zijn voor het afsnijden van de voet van de steel.
Wanneer de positie en oriëntatie van het steelgewas ten opzichte van het plukorgaan niet goed beheersbaar is, bijvoorbeeld als gevolg van de natuurlijke groeiomstandigheden van het steelgewas, zullen de snijmiddelen tamelijk willekeurig door de steel snijden. Het gevaar bestaat dan dat niet alleen door de steel, maar ook door andere delen van het steelgewas wordt gesneden, waardoor de waarde daarvan sterk vermindert.
De uitvinding beoogt dit probleem te ondervangen, en verschaft daartoe een inrichting van de in de aanhef beschreven soort, die daardoor is gekenmerkt, dat de gewasondersteuningsmiddelen bestaan uit armen die in hoofdzaak radiaal naar het centrum van de genoemde opening zijn gericht. Genoemde armen bestaan bij voorkeur uit strippen, maar kunnen bijvoorbeeld ook zijn vervaardigd van staafvormig materiaal met een andere dwarsdoorsnede, zoals rond, ovaal, ellipsvormig of vierkant.
Aldus kan de steel op tenminste een hoogte langs de omtrek worden ondersteund, of kan los daarvan of in combinatie daarmee de verdikking worden ondersteund, zodat de plaats van de overgang tussen de verdikking en de steel nauwkeurig bepaald is en het afsnijden van de voet van de steel met behulp van automatische snijmiddelen nauwkeurig en reproduceerbaar uitgevoerd kan worden. De drager kan uit één stuk zijn gevormd, of zijn opgebouwd uit verscheidene delen. Door een geschikte keuze van materiaal en vormgeving van de inrichting volgens de uitvinding kunnen diverse steelgewassen op passieve wijze worden gepositioneerd, maar het is uiteraard ook mogelijk de gewasondersteuningsorganen aktief bedienbaar uit te voeren.
Een dergelijke positionering kan - zoals hierboven is aangegevenworden gebruikt voor het optimaal afsnijden van de voet van de steel, maar het is ook mogelijk de positionering toe te passen om het gewas op gedefinieerde wijze op te slaan zonder daarop een snijbewerking uit te voeren. Daarnaast kan de met de inrichting volgens de uitvinding te bereiken positionering bijvoorbeeld met voordeel gebruikt worden om het gewas in een bepaalde postie al dan niet automatisch aan te bieden aan inspektie-en/of sorteermiddelen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de gewasonder-
<Desc/Clms Page number 3>
steuningsorganen althans gedeeltelijk flexibel en veerkrachtig.
Met deze maatregel wordt bereikt, dat steelgewassen met verschillende steeldwarsafmetingen probleemloos in een op een gemiddelde of dunste steel afgestemde opening kunnen worden gepositioneerd. Ook kan hiermee gemakkelijk een eventuele scheefstand van het steelgewas ten opzichte van de opening bij het plaatsen van het steelgewas in de inrichting worden opgevangen.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de gewasondersteuningsorganen tegen een terugstelkracht in verzwenkbaar aangebracht op de drager voor het variëren van de grootte van genoemde opening. De gewasondersteuningsorganen kunnen bijvoorbeeld in het vlak van de opening of loodrecht daarop verzwenkbaar zijn.
In nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm bestaan de gewasondersteuningsorganen uit tenminste twee delen die tegen een terugstelkracht in onderling verschuifbaar zijn voor het variëren van de grootte van genoemde opening.
Om beschadigingen van het steelgewas te voorkomen, zijn de gewasondersteuningsorganen aan de naar het gewas te keren zijde afgerond.
De voorkeur wordt gegeven aan armen die aan de van de drager afgekeerde einden daarvan zijn teruggevouwen.
Aangezien de in de inrichting volgens de uitvinding te positioneren stelen in het algemeen een in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede hebben, is het voordelig de drager in hoofdzaak ringvormig uit te voeren, zodat de gewasondersteuningsorganen zoveel mogelijk onderling gelijkvormig kunnen zijn.
In een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat de drager uit twee of meer ten opzichte van elkaar beweegbare dragerdelen, waarbij het gewasondersteuningsorgaan of de gewasondersteuningsorganen van elk dragerdeel een gedeelte van genoemde opening bepalen. Hierbij behoeft een steel niet in de langsrichting daarvan door de opening van de inrichting volgens de uitvinding gestoken te worden, maar kan deze door het uit elkaar bewegen en weer bij elkaar brengen van de dragerdelen in de opening worden opgenomen.
Bij voorkeur bestaat de drager uit twee dragerde-
<Desc/Clms Page number 4>
len, welke ten opzichte van elkaar gekanteld kunnen worden. Een dergelijke kanteling vindt op voordelige wijze voor elk dragerdeel plaats door dit te kantelen rond een evenwijdig aan het vlak van de opening gerichte as die evenwijdig is aan de as van het andere dragerdeel.
Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvinding voor het ondersteunen van de zieh aan de kopzijde van de steel bevindende verdikking van het steelgewas, zoals de hoed van een paddestoel, komvormig uitgevoerd.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : fig. l een bovenaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding voor het positioneren van een champignon ; fig. 2 een dwarsdoorsnede van de inrichting van fig. 1 is langs de lijn II-II ; fig. 3 het aanbrengen van een champignon in de inrichting volgens fig. 1 en 2 illustreert ; fig. 4 het afsnijden van de voet van een in de inrichting volgens fig. 1 en 2 aangebrachte champignon illustreert ; fig. 5 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm van de in fig. 1-4 getoonde inrichting weergeeft ; fig. 6 een bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toont ; fig. 7 een bovenaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding illustreert ;
en fig. 8 een zijaanzicht van een volgende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding illustreert.
In de verschillende figuren hebben de gelijke verwijzingscijfers betrekking op gelijke onderdelen of onderdelen met een gelijke functie.
Fig. 1 en 2 tonen een draagring 2 met een in hoofdzaak omgekeerd U-vormige dwarsdoorsnede. Zestien strippen 4 zijn aan één uiteinde met behulp van klinknagels 6 op de draagring 2 bevestigd. De strippen 4 zijn alle gelijkvormig en zodanig gebogen, dat zij tezamen een in hoofdzaak komvormig oppervlak definiëren. Het van de draagring 2 afgekeerde uiteinde van de
<Desc/Clms Page number 5>
strippen 4 is teruggebogen. Zoals fig. 1 toont, definieren als strippen 4 uitgevoerde gewasondersteuningsorganen een cirkelvormige opening 8 met een bepaalde diameter.
Fig. 3 toont, hoe in de inrichting volgens fig. 1 en 2 een met behulp van een zuignap 10 geplukte champignon 12 in de richting van pijl 14 wordt gedrukt. De zuignap 10 maakt deel uit van een automatische plukinrichting met een flexibel opgehangen plukkop, en zal in het algemeen niet gecentreerd op de hoed van de champignon 12 aangrijpen doordat de champignons 12 vaak scheef groeien. Aldus worden, zoals bijvoorbeeld duidelijk te zien is aan de stand van de strip 4 aan de rechterzijde van fig. 3, een of meer strippen 4 bij het plaatsen van de champignon 12 weggebogen.
Wanneer de via de zuignap 10 op de champignon 12 uitgeoefende kracht wordt weggenomen, of de zuignap 10 zelf wordt weggenomen, zorgt de veerkracht in de strippen 4 ervoor, dat deze strippen in hoofdzaak hun natuurlijke positie weer innemen, waardoor de steel 12a van de champignon op passieve wijze coaxiaal met de centrale symmetrie-as 16 van de inrichting wordt gericht, zoals fig. 4 toont.
Vervolgens kan met behulp van een schematisch weergegeven snelwerkend snijmiddel 18, dat in de richting van pijl 20 door de steel 12a van de champignon 12 snijdt, de voet 12b van de champignon 12 worden afgesneden.
Aan de hand van fig. 4 is beschreven, hoe de steel 12a van een champignon in de richting van de pijl 14 door de opening 8 (fig. 1) wordt geduwd om de champignon 12 in de inrichting aan te brengen. Het is echter ook mogelijk, zoals fig. 5 illustreert, de inrichting deelbaar uit te voeren, bijvoorbeeld in twee helften 22a en 22b om het mogelijk te maken dat een champignon zijwaarts in de inrichting wordt geplaatst. Hiertoe wordt de inrichting eerst opengeklapt door de helften 22a en 22b te laten scharnieren rond een as 24a respectievelijk 24b, zodat zij de met streeplijnen aangeduide posities innemen. Vervolgens wordt de champignon bij benadering op de centrale as 16 (fig. 4) van de inrichting gepositioneerd, waarna de beide helften 22a en 22b van de inrichting naar de in fig. 5 met ononderbroken lijnen weergegeven positie worden teruggeklapt.
Aldus wordt de champignon gericht zoals in fig. 4
<Desc/Clms Page number 6>
is weergegeven.
Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met twee draagbeugels 26, op elk waarvan twee flappen 28 van een flexibel en veerkrachtig kunststofmateriaal zijn bevestigd. De van de draagbeugels 26 afgekeerde uiteinden van de flappen 28 zijn zodanig vormgegeven, dat zij een opening bepalen voor het opnemen van een steel 30 van een steelgewas, zoals een paddestoel of een bloem. Zoals reeds aan de hand van fig. 5 is besproken, kunnen de draagbeugels 26 met de flappen 28 desgewenst kantelbaar rond assen 30 worden uitgevoerd om het zijwaarts in de richting van pijl 32 invoeren van het steelgewas te vergemakkelijken. Uiteraard kunnen het aantal flappen 28 en de vormgeving daarvan naar behoefte worden gevarieerd.
Fig. 7 toont een uitvoeringsvorm met twee draagbeugels 48, die elk desgewenst kantelbaar zijn rond een as 50. Op elke draagbeugel 48 zijn drie armen 52 bevestigd, waarvan een met streeplijnen weergegeven gedeelte 54 verschuifbaar in de richting van pijl 56 ten opzichte van het overige gedeelte van de arm 52 is uitgevoerd.
Het zal duidelijk zijn, dat het uit elkaar brengen van de in fig. 5-7 getoonde twee delen van de inrichting in plaats van door kantelen ook door lineair van elkaar afbewegen mogelijk is.
De in fig. 6 en 7 weergegeven uitvoeringsvormen kunnen zodanig zijn uitgevoerd, dat de gewasondersteuningsorganen daarvan zieh in hoofdzaak in de richting van hetzelfde vlak uitstrekken, maar het is ook mogelijk dat de flappen 28 en/of de armen 52 gewelfd zijn zodat zij bij benadering een komvorm bepalen, zoals is getoond in fig. 5. Wanneer de gewasondersteuningsorganen zieh in hoofdzaak in hetzelfde vlak uitstrekken, is het voordeliq, zoals fig. 8 illustreert, de drager 60 van een dergelijke inrichting te voorzien van middelen 62 voor het ondersteunen van het zich aan de kopzijde van de steel bevindende deel van het steelgewas. Wanneer de gewasondersteuningsorganen een komvorm bepalen, zoals in fig. 5 is weergegeven, worden genoemde middelen in feite gevormd door de gewasondersteuningsorganen zelf.
<Desc/Clms Page number 7>
Tenslotte wordt opgemerkt dat de gewasondersteuningsorganen niet direkt onder de verdikking op de steel behoeven aan te grijpen, maar ook op enige afstand van de verdikking de steel kunnen ondersteunen. Anderzijds behoeven de gewasondersteuningsorganen niet op de steel aan te grijpen, maar kunnen zij ook uitsluitend de verdikking van het gewas aan de steelzijde daarvan ondersteunen, waarbij de steel vrijhangt.