BE1007897A3 - Selvedge device for looms - Google Patents

Selvedge device for looms Download PDF

Info

Publication number
BE1007897A3
BE1007897A3 BE9301433A BE9301433A BE1007897A3 BE 1007897 A3 BE1007897 A3 BE 1007897A3 BE 9301433 A BE9301433 A BE 9301433A BE 9301433 A BE9301433 A BE 9301433A BE 1007897 A3 BE1007897 A3 BE 1007897A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
selvedge
drive motor
drive
selvedge device
guide elements
Prior art date
Application number
BE9301433A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9301433A priority Critical patent/BE1007897A3/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1007897A3 publication Critical patent/BE1007897A3/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C11/00Selvedge shedding mechanisms not forming part of main shedding mechanism

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Selvedge device for looms, with at least two thread guiding elements (2, 3)intended to carry out opposite movements guided in a guide (6, 7) where theselvedge device (1) has at least one driving motor (9, 10; 26; 40; 41) tobring the thread guide elements (2, 3) together.<IMAGE>

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  Zelfkantinrichting voor weefmachines. 



  ------------------------------------ De huidige uitvinding betreft een zelfkantinrichting voor weefmachines waarbij minstens twee draadgeleidingselementen die bedoeld zijn om tegengestelde bewegingen uit te voeren geleid worden in een geleiding. 



  Zelfkantinrichtingen die samenwerken met zelfkantdraden worden toegepast bij weefmachines om een zelfkant te vormen aan een weefsel of om inslagdraden met zelfkantafvaldraden in te binden. Hierbij worden zelfkantdraden in draadgeleidingselementen geleid waarbij de draadgeleidingselementen aan deze zelfkantdraden een beweging opleggen zodanig dat inslagdraden volgens een bepaald patroon in deze zelfkantdraden kunnen ingebonden worden. 



  Er zijn twee types zelfkantinrichtingen waarbij een eerste type bestaat uit draadgeleidingselementen die in de kaders van de weefmachine zijn voorzien of met deze kaders mee bewegen. Dit type laat alleen toe een binding te vormen met de zelfkantdraden die gelijk is aan de door de kaders gevormde binding. Een tweede type zelfkantinrichtingen bevat eigen aandrijfmiddelen, meer speciaal aandrijfmiddelen die onafhankelijk van de weefkaders de draadgeleidingselementen kunnen bewegen. Deze aandrijfmiddelen zijn bijvoorbeeld via mechanische koppelmiddelen met de hoofdas van de weefmachine gekoppeld. 



  In EP-A 519 550 is een aandrijving voor draadgeleidings- 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 elementen die rechtlijnige en tegengestelde bewegingen uitvoeren beschreven waarbij de draadgeleidingselementen via koppelstangen verbonden zijn met een rail die op haar beurt gekoppeld is met een kabel die aan een zijde samenwerkt met een veer en aan de andere zijde bevolen wordt door een aandrijfhefboom die aangedreven wordt vanuit de weefmachine of via overbrengingsmiddelen in verbinding staat met de hoofdas van de weefmachine. Dergelijke aandrijvingen zijn omslachtig, moeilijk correct in te stellen, vertonen wrijvingsverliezen en zijn aan sleet onderhevig. 



  De zelfkantinrichting volgens EP-A 519 550 laat toe bepaalde bindingen te vormen zoals een een-een binding waarbij bij iedere insertie een binding wordt gevormd of een twee-twee binding waarbij om de twee inserties een binding wordt gevormd. Om van het ene bindingspatroon naar het andere over te gaan is het vereist overbrengingsmiddelen zoals tandwielen tussen de aandrijfhefboom en de weefmachine te verwisselen hetgeen omslachtig is en een weefmachinestop vereist. In geval men nokaandrijvingen toepast is het mogelijk andere bindingspatronen te vormen, bijvoorbeeld een-twee bindingen waarbij een eerste insertie ingebonden wordt en de twee volgende inserties samen ingebonden worden. Andere bindingspatronen zijn hierbij ook mogelijk.

   Om het bindingspatroon te wijzigen dienen hier de nokken van de nokaandrijving vervangen te worden door andere nokken, hetgeen tevens omslachtig is en een weefmachinestop vereist. 



  Het doel van de uitvinding is een zelfkantinrichting waarbij de voornoemde nadelen niet voorkomen en waarbij de binding op 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 een eenvoudige manier kan gewijzigd worden. 



  Tot dit doel betreft de uitvinding een zelfkantinrichting die minstens   een   aandrijfmotor bevat om de draadgeleidingselementen te bewegen. 



  Bij voorkeur bevat de zelfkantinrichting koppelmiddelen om de aandrijfmotor met de draadgeleidingselementen te koppelen, waarbij de koppelmiddelen een met de draadgeleidingselementen verbonden koppelstang bevatten. Bij voorkeur bevatten de koppelmiddelen   een   enkele koppelstang tussen een aandrijfelement in de vorm van een excenter op een stuurbare aandrijfmotor en de draadgeleidingselementen. 



  De zelfkantinrichting volgens de uitvinding biedt als voordeel dat deze zeer compact is, weinig onderdelen bevat en als module kan gebouwd worden. Dergelijke zelfkantinrichting kan tevens eenvoudig op een weefmachine geplaatst of van een weefmachine verwijderd worden en kan tevens eenvoudig volgens de breedte van het weefsel op de weefmachine verplaatst worden. 



  Een stuurbare aandrijfmotor laat tevens toe een willekeurige binding te voorzien en zelfs de binding tijdens het weven te wijzigen. 



  Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 1 schematisch een zelfkantinrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede volgens lijn 11-11 in figuur 1 weergeeft ; figuren 3 en 4 de doorsnede volgens figuur 2 in een andere stand weergeeft ; figuur 5 een variante van de uitvoeringsvorm van figuur 1 weergeeft ; figuur 6 tot 8 een variante van de uitvoeringsvorm volgens figuren 2 tot 4 weergegeven ; figuur 9 en 10 nog variante uitvoeringsvormen van de zelfkantinrichting weergegeven. 



  In figuur 1 tot 4 is een zelfkantinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven. Deze zelfkantinrichting 1 bevat twee draadgeleidingselementen 2,3 die voorzien zijn van draadgeleidingen 4,5. De draadgeleidingselementen 2,3 worden geleid in geleidingen 6,7 die rechtlijnig zijn en die bedoeld zijn om tegengestelde bewegingen volgens richting A uit te voeren. In deze draadgeleidingen 4,5 zijn zelfkantdraden 38 voorzien die bedoeld zijn om een gaap 39 te vormen en om inslagdraden in te binden en zodoende een zelfkant te vormen. De geleidingen 6,7 zijn bevestigd aan een freem 8 dat bevestigd is aan het weefmachinefreem. 



  Volgens de uitvinding zijn tevens aandrijfmotoren 9,10 aan het freem 8 bevestigd die bedoeld zijn om de draadgeleidingselementen 2,3 te bewegen en zijn koppelmiddelen 11,12 voorzien om de aandrijfmotoren 9,10 respectievelijk met de draadgeleidingselementen 2,3 te koppelen. Deze koppel- 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 middelen 11,12 bevatten een koppelstang 13,14 die respectievelijk met de draadgeleidingselementen 2,3 is verbonden. Deze verbinding wordt gevormd door een tap 15,16 die vastgemaakt is aan de draadgeleidingselementen 2,3 en die draaibaar is in een lager voorzien op de koppelstangen 13,14. De koppelmiddelen 11,12 bevatten tevens een met de aandrijfmotor 9,10 verbonden aandrijfelement 17,18.

   Dit aandrijfelement bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm uit een excenter 17,18 dat gevormd wordt door een stang 19,20 die vast bevestigd is op een draaibaar gelagerde motoras 21, 22 van de aandrijfmotor 9,10, een tap 23,24 die vastgemaakt is aan de stang 19,20 en die draaibaar is in een lager voorzien op de koppelstangen 13,14. Bij deze uitvoeringsvorm is slechts   een   enkele koppelstang 13,14 voorzien tussen het excenter 17,18 en de draadgeleidingselementen 2,3. De excenters 17 en 18 staan hierbij evenwijdig met elkaar en evenwijdig met de draadgeleidingselementen 2,3 opgesteld. In de weergegeven uitvoeringsvorm staan de motorassen 21,22 tevens in elkaars verlengde opgesteld. 



  In figuur 2 is een zieht volgens doorsnede II-II weergegeven, meer speciaal in een stand waarbij het draadgeleidingselement 3 zieh in een onderste positie bevindt. In figuur 3 wordt een stand weergegeven waarbij het draadgeleidingselement 3 door draaien van de motoras 22 volgens de pijl omhoog wordt bewogen, terwijl in figuur 4 een stand wordt weergegeven waarbij het draadgeleidingselement 3 na verder draaien van de motoras 22 volgens de pijl zieh in een bovenste positie bevindt. In de stand weergegeven in figuur 2 en 4 staan het excenter 18 en de koppelstang 14 in elkaars verlengde. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  De werking van deze uitvoeringsvorm wordt hiernavolgend uitgelegd. De aandrijfmotoren 9 en 10 worden zodanig gestuurd dat deze bijvoorbeeld continu ronddraaien zodanig dat de draadgeleidingselementen heen en weer bewogen worden volgens richting A. De excenters 17,18 voorzien op de aandrijfmotoren 9,10 zijn 180 graden ten opzichte van elkaar verdraaid zodat de draadgeleidingselementen 2,3 een tegengestelde beweging kunnen uitvoeren en de zelfkantdraden 38 die samenwerken met de draadgeleidingselementen 2,3 een gaap 39 voor inslagdraden vormen bij iedere halve toer van de aandrijfmotoren 9,10. Door de aandrijfmotoren 9 en 10 continu te laten ronddraden wordt een   een-een   binding gevormd.

   Wegens het feit dat de aandrijfmotoren 9 en 10 hierbij continu kunnen ronddraaien is de inrichting volgens de uitvinding bijzonder geschikt om het vormen van een   een-een   binding, daar een aandrijfmotor 9 en 10 hiertoe eenvoudig kan gestuurd worden. In geval men de aandrijfmotoren 9 en 10 in dezelfde zin laat ronddraaien maar telkens het excenter 17,18 in een uiterste positie, dit betekent boven of beneden, staat de aandrijfmotoren 9 en 10 een weefcylcus stopt kan een twee-twee binding gevormd worden. 



  Indien men de aandrijfmotoren 9 en 10 gedurende twee insertie laat ronddraaien en gedurende een insertie stopt in een uiterste positie kan een   een-twee   binding gevormd worden. Het is duidelijk dat door de aandrijfmotoren 9 en 10 passend te sturen andere bindingen kunnen bekomen worden. 



  Een mogelijke werkwijze voor het sturen van de aandrijfmotor 9 voor het vormen van bijvoorbeeld een   een-een   binding wordt hiernavolgend uitgelegd. Op het freem 8 kan een lokale 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 stuureenheid 33 bevestigd worden die samenwerkt met de stuureenheid 34 van de weefmachine. De stuureenheid 34 geeft een signaal aan de lokale stuureenheid 33 dat bepalend is voor de positie van de aandrijfmotor 9. Door de positie van de aandrijfmotor 9 te sturen wordt tevens het toerental van de motoras 21 van de aandrijfmotor 9 gestuurd, dit betekent dat het toerental van de motoras 21 bepaald wordt door de snelheid waarmee de positie van de motoras 21 gestuurd wordt. 



  De stuureenheid 34 geeft een signaal aan de lokale stuureenheid 33 dat bepaald wordt door weefmachineparameters. Hiertoe wordt bijvoorbeeld een signaal geleverd dat evenredig is met de positie en de gemiddelde snelheid van de hoofdas van de weefmachine. De stuureeheid 34 bepaalt dit signaal door middel van signalen van een detector 35 die samenwerkt met een encoderschijf 36 voorzien op een as 37 van de weefmachine die synchroon draait met de hoofdas van de weefmachine. Dit signaal is bijvoorbeeld functie van de positie en de gemiddelde snelheid van de hoofdas van de weefmachine, meer speciaal bevat een waarde die functie is van de voornoemde positie en gemiddelde snelheid. De lokale stuureenheid 33 ontvangt dit signaal van de stuureenheid 34 en stuurt vervolgens de positie en de positieverandering of snelheid van de aandrijfmotor in functie van dit signaal. 



  Hierdoor kan men bekomen dat de motoras een positie inneemt die functie is van de positie van de hoofdas van de weefmachine. De sturing naar de positie laat tevens toe het kruisingmoment van de zelfkantdraden 38 te laten plaats vinden op een gewenst ogenblik in de weefcyclus. De stuureenheid 34 kan ook middelen bevatten die in staat zijn 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 de positie van de hoofdas van de weefmachine en de motoras op een andere manier te synchroniseren, hetgeen toelaat het kruisingmoment te regelen vanuit de stuureenheid 34. Dit laatste kan tevens gebeuren bij een in werking zijnde weefmachine, meer speciaal zonder dat men de weefmachine moet stoppen. Het kruisingmoment kan eveneens per weefcyclus aangepast worden, bijvoorbeeld in functie van weefparameters zoals de inslagsoort, het inslagkanaal waarmee geweven wordt, insertieparameters en andere weefparameters.

   Tevens kan door de gepaste sturing van het bewegingsverloop voor beide aandrijfmotoren 9,10 op een analoge manier de kruisingshoogte of de positie waarbij de zelfkantdraden 38 zich nagenoeg op dezelfde hoogte bevinden aangepast worden. Dit kan ook gebeuren bij een in werking zijnde weefmachine en in functie van weefparameters. 



  In figuur 5 wordt een variante weergegeven waarbij aandrijfelementen in de vorm van een samengebouwde excenters 17 en 18 zijn voorzien die aangedreven worden door een motoras 25 van een aandrijfmotor 26. Deze excenters zijn eendelig uitgevoerd en bevatten twee tappen 27,28 waarvan de tap 27 vastgemaakt is aan een stang 29 die vastgemaakt is aan een as 30 die draaibaar gelagerd is aan een freem 11, de tap 28 vastgemaakt is aan een stang 31 die vast bevestigd is op de motoras 25 en de tappen 27 en 28 onderling verbonden zijn door een tussenstang 32. De koppelstangen 13,14 zijn draaibaar gelagerd op de tappen 27,28 waarbij de tappen 27, 28 symmetrisch ten opzichte van de motoras 25 en de as 30 zijn opgesteld, en waarbij de motoras 25 en de as 30 in elkaars verlengde staan opgesteld. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  De werking en sturing van deze uitvoeringsvorm is analoog aan deze weergegeven in figuren 1 tot 4 tenzij nu slechts een enkele aandrijfmotor 26 dient gestuurd te worden. Door de opstelling volgens figuur 5 worden de draadgeleidingselementen 2 en 3 steeds tegengesteld bewogen. 



  De zelfkantinrichting 1 volgens figuren 1 tot 5 biedt als voordeel dat wanneer de zelfkantdraden 38 opengetrokken zijn om een gaap 39 te vormen en zodoende onder spanning staan en krachten uitoefenen op de draadgeleidingselementen 2 en 3, de koppelstangen 13,14 nagenoeg in het verlengde van de excenters 17,18 staan en zodoende een relatief grote hoekverdraaiing van de aandrijfmotor 9,10, 26 slechts een kleine verplaatsing van de draadgeleidingselementen 2,3 voor gevolg heeft. Hierdoor kan het koppel dat de aandrijfmotoren 9,10, 26 moeten leveren om de zelfkantdraden 38 verder open te trekken of open te houden beperkt blijven. Hierdoor kan tevens een minder krachtige aandrijfmotor aangewend worden die klein, eenvoudig inbouwbaar en goedkoop kan zijn. 



  Dergelijke aandrijfmotor vergt ook minder stroom waardoor tevens een minder krachtige en goedkope lokale stuureenheid 33 kan aangewend worden. 



  De stuurbare aandrijfmotoren 9,10, 26 kunnen bestaan uit een servomotor of uit een stappenmotor. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm bestaan deze aandrijfmotoren uit een enkelfazige motor met veranderlijke reluctantie. Dergelijke motoren zijn bekend uit bijvoorbeeld US 4043618 of GB 1597790 en laten de toe de positie en snelheid van de motoras op een eenvoudige, correcte en goedkope manier te sturen in functie 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 van signalen die bepaald worden door een positie of snelheid van een andere as zoals een as die synchroon draait met de hoofdas van een weefmachine. 



  In figuur 6 tot 8 is een variante weergegeven van de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 2 tot 4 waarbij de aandrijfmotoren niet continu rond draaien maar een heen en weergaande beweging uitvoert. Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk door keuze van de hoek B waarover de aandrijfmotoren heen en weer draaien de koers of amplitude van de beweging van het draadgeleidingselementen te regelen. De verdraaiing van de weergegeven aandrijfmotor 10 kan analoog als in de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 4 gebeuren waarbij in dit geval de hoek B waarover de aandrijfmotor 10 verdraait beperkter is en het draaien heen en weer gebeurt.

   In geval de hoek B waarover de aandrijfmotor 10 heen en weer draait nagenoeg 180 graden benadert worden de voordelen dat het koppel dat de aandrijfmotoren 10 moeten leveren om bij een open gaap 39 de zelfkantdraden 38 open te trekken of te houden beperkt is behouden. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de aandrijfmotor 9. 



  In figuur 9 is een variante weergegeven waarbij de aandrijfmotoren 40 en 41 bestaan uit een lineaire aandrijfmotor die een aandrijfelement 42,43 bevat dat een lineaire beweging kan uitvoeren en via koppelmiddelen 11,12 gekoppeld is met de draadgeleidingselementen 2,3. De koppelmiddelen 11,12 bevatten een koppelstang 13,14 die respectievelijk met de draadgeleidingselementen 2,3 is verbonden. Deze verbinding wordt gevormd door een tap 15,16 die vastgemaakt is aan de 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 draadgeleidingselementen 2,3 en die draaibaar is in een lager voorzien op de koppelstangen 13,14. De koppelmiddelen 11,12 bevatten tevens een tap 23,24 die vastgemaakt is aan het aandrijfelement 42,43 en die draaibaar is in een lager voorzien op de koppelstangen 13,14.

   Het voorzien van een koppelstang 13,14 biedt als voordeel dat de aandrijfelementen 42,43 van de lineaire aandrijfmotoren 40,41 niet perfect dienen uitgelijnd te worden met de draadgeleidingselementen 2,3. 



  De werking kan als volgt zijn. De aandrijfelementen 42,43 van de lineaire aandrijfmotoren 40,41 worden tegengesteld aan elkaar heen en weer bewogen en drijven zodoende de draadgeleidingselementen 2,3 tegengesteld heen en weer aan zodat met de zelfkantdraden 38 opeenvolgende gapen 39 kunnen vormen. De sturing in functie van de weefcyclus kan analoog gebeuren als in de uitvoeringsvorm weergegeven in figuren 2 tot 4. 



  In figuur 10 wordt een variante uitvoeringsvorm weergegeven van de uitvoeringsvorm van figuur 9 waarbij de aandrijfelementen 42,43 van de lineaire aandrijfmotoren 40, 41   ndelig zijn uitgevoerd met de draadgeleidingselementen 2,3. De werking van deze inrichting is analoog als deze voor de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 9. 



  Volgens een variante uitvoeringsvorm van die weergegeven in figuur 10 kunnen de draadgeleidingselementen 2,3 eveneens rechtstreeks gekoppeld worden met de aandrijfelementen van de lineaire aandrijfmotoren 40,41 en kunnen de geleidingen 6,7 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 tevens in de lineaire aandrijfmotoren 40,41 zelf voorzien zijn. 



  Het is duidelijk dat de zelfkantinrichting volgens de uitvinding toelaat tijdens het weven en zonder mechanische aanpassingen het patroon van de binding te wijzigen. 



  Bijvoorbeeld kan tijdens het weven van een   een-een   binding overgegaan worden naar een twee-twee, een-twee of   een-drie   binding enkel en alleen door de sturing van de aandrijfmotor of aandrijfmotoren te wijzigen zodat de gewenste beweging van de draadgeleidingsmiddelen 2,3 plaats vindt. 



  Daar de zelfkantinrichting 1 voorzien is op een freem 8 kan de zelfkantinrichting 1 eenvoudig op een weefmachine gebouwd worden, weer van de weefmachine verwijderd worden en verplaatsbaar langsheen het weefmachinefreem bevestigd worden om toegepast te kunnen worden bij weefmachines waarbij weefsels met een verschillende breedte geweven worden. 



  Daar de draadgeleidingselementen 2 en 3 door een stuurbare aandrijfmotor bewogen worden kan het kruisingsmoment van de draadgeleidingselementen 2 en 3, dit betekent het ogenblik dat de zelfkantdraden zich op dezelfde hoogte bevinden, of de kruisinghoogte, dit betekent de positie waarbij de zelfkantdraden zich op dezelfde hoogte bevinden, eenvoudig geregeld worden in functie van de positie van de hoofdas van de weefmachine. 



  Het is duidelijk dat de zelfkantinrichting volgens de uitvinding meer dan twee draadgeleidingselementen die 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 aangedreven worden door een aandrijfmotor kunnen bevatten. Zo kunnen bijvoorbeeld vier draadgeleidingselementen voorzien worden die door drie aandrijfmotoren worden aangedreven, bijvoorbeeld twee draadgeleidingselementen die met een eigen aandrijfmotor worden aangedreven en twee draadgeleidingselementen die met eenzelfde aandrijfmotor worden aangedreven. 



  Dit laat toe speciale bindingen met zelfkantdraden te vormen. 



  Het is duidelijk dat de zelfkantinrichting kan toegepast worden voor eender welk type weefmachine zoals luchtweefmachine, grijperweefmachine, projectielweefmachine en andere. 



  De zelfkantinrichting volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende uitvoeringsvarianten verwezenlijkt worden.



   <Desc / Clms Page number 1>
 
 EMI1.1
 



  Selvedge device for weaving machines.



  The present invention relates to a selvedge device for weaving machines in which at least two thread guide elements are intended to conduct opposite movements are guided in a guide.



  Selvedge devices that cooperate with selvedge threads are used in weaving machines to form a selvedge on a fabric or to bind weft threads with selvedge waste threads. In this case selvedge threads are guided in thread guide elements, wherein the thread guiding elements impose a movement on these selvedge threads such that weft threads can be bound in these selvedge threads according to a specific pattern.



  There are two types of selvedge devices, the first of which consists of thread guiding elements which are provided in the frames of the weaving machine or move with these frames. This type only allows a bond with the selvedge threads to be equal to the bond formed by the frames. A second type of selvedge devices includes their own drive means, more specifically drive means which can move the thread guide elements independently of the weaving frames. These drive means are for instance coupled to the main axis of the weaving machine via mechanical coupling means.



  In EP-A 519 550, a drive for wire guide

 <Desc / Clms Page number 2>

 
 EMI2.1
 elements that perform rectilinear and opposite movements have been described in which the wire guide elements are connected via connecting rods to a rail which in turn is coupled to a cable which cooperates on one side with a spring and is ordered on the other side by a drive lever which is driven from the weaving machine or communicates with the main axis of the weaving machine via transmission means. Such drives are cumbersome, difficult to adjust correctly, exhibit frictional losses and are subject to wear.



  The selvedge device according to EP-A 519 550 allows to form certain bonds such as a one-one bond where a bond is formed with each insert or a two-two bond where a bond is formed every two insertions. In order to transition from one bonding pattern to another, it is required to change transmission means such as gears between the drive lever and the weaving machine which is cumbersome and requires a weaving machine stop. In case cam drives are used, it is possible to form other bonding patterns, for example one-two bonds in which a first insert is bonded and the next two insertions are bonded together. Other bonding patterns are also possible here.

   To change the bonding pattern here, the cam drive cams must be replaced with other cams, which is also cumbersome and requires a weaving machine stop.



  The object of the invention is a selvedge device in which the above-mentioned drawbacks do not occur and in which the binding is on

 <Desc / Clms Page number 3>

 a simple way can be changed.



  For this purpose, the invention relates to a selvedge device comprising at least one drive motor for moving the thread guide elements.



  The selvedge device preferably comprises coupling means for coupling the drive motor to the thread guide elements, the coupling means comprising a coupling rod connected to the thread guide elements. Preferably, the coupling means comprise a single coupling rod between a drive element in the form of an eccentric on a steerable drive motor and the wire guide elements.



  The selvedge device according to the invention offers the advantage that it is very compact, contains few parts and can be built as a module. Such selvedge device can also be simply placed on a weaving machine or removed from a weaving machine and can also be easily moved on the weaving machine according to the width of the weave.



  A steerable drive motor also allows for a random binding and even changes the binding during weaving.



  In order to more clearly present the features according to the invention, the invention is explained in more detail below with reference to drawings with exemplary embodiments, in which:

 <Desc / Clms Page number 4>

 figure 1 schematically represents a selvedge device according to the invention; figure 2 represents a section according to line 11-11 in figure 1; figures 3 and 4 represent the section according to figure 2 in a different position; figure 5 represents a variant of the embodiment of figure 1; figures 6 to 8 show a variant of the embodiment according to figures 2 to 4; Figures 9 and 10 still show variant embodiments of the selvedge device.



  Figures 1 to 4 show a selvedge device 1 according to the invention. This selvedge device 1 contains two thread guiding elements 2,3 which are provided with thread guides 4,5. The wire guide elements 2,3 are guided in guides 6,7 which are rectilinear and which are intended to perform opposite movements according to direction A. In these thread guides 4,5, selvedge threads 38 are provided which are intended to form a shed 39 and to bind weft threads and thus form a selvedge. The guides 6, 7 are attached to a frame 8 which is attached to the weaving machine frame.



  According to the invention, drive motors 9,10 are also attached to the frame 8, which are intended to move the wire guide elements 2,3 and coupling means 11,12 are provided for coupling the drive motors 9,10 to the wire guide elements 2,3, respectively. This couple

 <Desc / Clms Page number 5>

 means 11,12 contain a coupling rod 13,14 which is respectively connected to the wire guide elements 2,3. This connection is formed by a pin 15,16 attached to the thread guide elements 2,3 and rotatably mounted in a bearing on the coupling rods 13,14. The coupling means 11,12 also comprise a drive element 17,18 connected to the drive motor 9,10.

   In the illustrated embodiment, this drive element consists of an eccentric 17,18 which is formed by a rod 19,20 which is fixedly mounted on a rotatably mounted motor shaft 21,22 of the drive motor 9,10, a pin 23,24 which is fastened to the rod 19,20 and which rotatably is provided with a bearing on the coupling rods 13,14. In this embodiment, only a single coupling rod 13,14 is provided between the eccentric 17,18 and the wire guide elements 2,3. The eccenters 17 and 18 are arranged parallel to each other and parallel to the thread guide elements 2,3. In the illustrated embodiment, the motor shafts 21,22 are also arranged in line.



  Figure 2 shows a view according to section II-II, more particularly in a position in which the thread guide element 3 is in a lower position. Figure 3 shows a position in which the thread guide element 3 is moved upwards by rotating the motor shaft 22 in the direction of the arrow, while in figure 4 a position is shown in which the thread guide element 3 after further rotation of the motor shaft 22 in the direction of the arrow is shown in an upper position. In the position shown in figures 2 and 4, the eccentric 18 and the coupling rod 14 are in line.

 <Desc / Clms Page number 6>

 



  The operation of this embodiment is explained below. The drive motors 9 and 10 are controlled in such a way that they rotate continuously, for example, so that the thread guide elements are moved to and fro according to direction A. The eccentrics 17,18 provided on the drive motors 9,10 are rotated 180 degrees relative to each other so that the thread guide elements 2 3 can perform an opposite movement and the selvedge threads 38 which cooperate with the thread guide elements 2,3 form a shed 39 for weft threads at every half turn of the drive motors 9,10. A one-on-one bond is formed by continuously circulating the drive motors 9 and 10.

   Due to the fact that the drive motors 9 and 10 can rotate continuously here, the device according to the invention is particularly suitable for forming a one-on-one bond, since a drive motor 9 and 10 can be easily controlled for this purpose. If the drive motors 9 and 10 are rotated in the same sense but each time the eccentric 17,18 is in an extreme position, this means above or below, the drive motors 9 and 10 stop a weaving cycle, a two-two bond can be formed.



  If the driving motors 9 and 10 are rotated for two insertions and stopped in an extreme position during an insertion, a one-two bond can be formed. It is clear that other bonds can be obtained by appropriately controlling the drive motors 9 and 10.



  A possible method of controlling the drive motor 9 to form, for example, a one-one bond is explained below. A local

 <Desc / Clms Page number 7>

 control unit 33 which cooperates with the control unit 34 of the weaving machine. The control unit 34 gives a signal to the local control unit 33 which determines the position of the drive motor 9. By controlling the position of the drive motor 9, the speed of the motor shaft 21 of the drive motor 9 is also controlled, which means that the speed of the motor shaft 21 is determined by the speed at which the position of the motor shaft 21 is controlled.



  The control unit 34 gives a signal to the local control unit 33 which is determined by weaving machine parameters. For this purpose, for example, a signal is provided which is proportional to the position and the average speed of the main axis of the weaving machine. The control unit 34 determines this signal by means of signals from a detector 35 which cooperates with an encoder disc 36 provided on an axis 37 of the weaving machine which rotates synchronously with the main axis of the weaving machine. This signal is, for example, a function of the position and the average speed of the main axis of the weaving machine, more specifically contains a value which is a function of the aforementioned position and average speed. The local control unit 33 receives this signal from the control unit 34 and then controls the position and position change or speed of the drive motor in function of this signal.



  This makes it possible to obtain that the motor shaft occupies a position which is a function of the position of the main axis of the weaving machine. The control of the position also allows the crossing point of the selvedge threads 38 to take place at a desired moment in the weaving cycle. The control unit 34 may also contain capable means

 <Desc / Clms Page number 8>

 to synchronize the position of the main axis of the weaving machine and the motor axis in another way, which allows to control the crossing moment from the control unit 34. The latter can also be done with an operating weaving machine, more particularly without having to stop the weaving machine . The junction moment can also be adjusted per weaving cycle, for example in function of weaving parameters such as the weft type, the weft channel with which the weave is woven, insertion parameters and other weaving parameters.

   Also, due to the appropriate control of the movement pattern for both drive motors 9,10, the crossing height or the position at which the selvedge threads 38 are substantially at the same height can be adjusted in an analogous manner. This can also happen with an operating weaving machine and in function of weaving parameters.



  Figure 5 shows a variant in which drive elements in the form of a built-in eccentrics 17 and 18 are provided, which are driven by a motor shaft 25 of a drive motor 26. These eccentrics are made in one piece and contain two studs 27, 28 of which the stud 27 is fastened is on a rod 29 which is attached to a shaft 30 which is rotatably mounted on a frame 11, the stud 28 is attached to a rod 31 which is fixed on the motor shaft 25 and the studs 27 and 28 are interconnected by an intermediate rod 32. The coupling rods 13,14 are rotatably mounted on the studs 27,28, the studs 27, 28 being arranged symmetrically with respect to the motor shaft 25 and the shaft 30, and the motor shaft 25 and the shaft 30 being in line. .

 <Desc / Clms Page number 9>

 



  The operation and control of this embodiment is analogous to that shown in Figures 1 to 4 unless now only a single drive motor 26 is to be controlled. The wire guide elements 2 and 3 are always moved in opposite directions due to the arrangement according to figure 5.



  The selvedge device 1 according to Figures 1 to 5 offers the advantage that when the selvedge threads 38 are pulled open to form a shed 39 and are thus under tension and exert forces on the thread guiding elements 2 and 3, the coupling rods 13,14 are substantially in line with the eccentrics 17,18 and thus a relatively large angular rotation of the drive motor 9,10, 26 results in only a small displacement of the wire guide elements 2,3. As a result, the torque that the drive motors 9, 10, 26 have to supply in order to pull open or keep open the selvedge threads 38 can be limited. As a result, a less powerful drive motor can also be used, which can be small, easy to install and inexpensive.



  Such a drive motor also requires less power, so that a less powerful and inexpensive local control unit 33 can also be used.



  The steerable drive motors 9, 10, 26 may consist of a servo motor or a stepper motor. According to a special embodiment, these drive motors consist of a single-phase motor with variable reluctance. Such motors are known from for instance US 4043618 or GB 1597790 and allow the position and speed of the motor shaft to be controlled in function in a simple, correct and inexpensive manner.

 <Desc / Clms Page number 10>

 signals determined by a position or speed from another axis such as an axis rotating synchronously with the main axis of a weaving machine.



  Figures 6 to 8 show a variant of the embodiment shown in Figures 2 to 4 in which the drive motors do not rotate continuously but perform a reciprocating movement. In this embodiment, it is possible to control the course or amplitude of the movement of the wire guide elements by selecting the angle B at which the drive motors rotate back and forth. The rotation of the drive motor 10 shown can be analogous to that in the embodiment of figures 2 to 4, in which case the angle B over which the drive motor 10 rotates is more limited and the rotation is made back and forth.

   If the angle B through which the drive motor 10 rotates to and fro approaches approximately 180 degrees, the advantages that the torque which the drive motors 10 have to supply in order to pull or hold the selvedge threads 38 in an open shed 39 are retained. The same of course also applies to the drive motor 9.



  Figure 9 shows a variant in which the drive motors 40 and 41 consist of a linear drive motor which contains a drive element 42,43 which can perform a linear movement and is coupled via coupling means 11,12 to the wire guide elements 2,3. The coupling means 11,12 contain a coupling rod 13,14 which is respectively connected to the thread guide elements 2,3. This connection is formed by a stud 15,16 which is attached to the

 <Desc / Clms Page number 11>

 thread guiding elements 2,3 and which is rotatably provided in a bearing on the coupling rods 13,14. The coupling means 11,12 also includes a pin 23,24 which is fixed to the driving element 42,43 and which is rotatably mounted in a bearing on the coupling rods 13,14.

   The provision of a coupling rod 13,14 offers the advantage that the drive elements 42,43 of the linear drive motors 40,41 do not have to be perfectly aligned with the wire guide elements 2,3.



  The operation can be as follows. The drive elements 42,43 of the linear drive motors 40,41 are reciprocated oppositely to each other and thus drive the thread guide elements 2,3 reciprocally so that with the selvedge threads 38 can form successive yawns 39. The control as a function of the weaving cycle can be done analogously as in the embodiment shown in Figures 2 to 4.



  Figure 10 shows a variant embodiment of the embodiment of figure 9 in which the drive elements 42, 43 of the linear drive motors 40, 41 are formed in one piece with the wire guide elements 2,3. The operation of this device is analogous to that for the embodiment shown in Figure 9.



  According to a variant embodiment of that shown in figure 10, the wire guide elements 2,3 can also be directly coupled to the drive elements of the linear drive motors 40,41 and the guides 6,7

 <Desc / Clms Page number 12>

 the linear drive motors 40, 41 themselves are also provided.



  It is clear that the selvedge device according to the invention allows to change the weave pattern during weaving and without mechanical adjustments.



  For example, during weaving from a one-one bond, it is possible to switch to a two-two, one-two or one-three bond simply by changing the control of the drive motor or motors so that the desired movement of the thread guiding means 2,3 takes place.



  Since the selvedge device 1 is provided on a frame 8, the selvedge device 1 can simply be built on a weaving machine, removed from the weaving machine again and movably mounted along the weaving machine frame for use in weaving machines in which fabrics of different widths are woven.



  Since the thread guiding elements 2 and 3 are moved by a steerable drive motor, the crossing moment of the thread guiding elements 2 and 3, this means the moment that the selvedge threads are at the same height, or the crossing height, this means the position where the selvedge threads are at the same height easily controlled according to the position of the main axis of the weaving machine.



  It is clear that the selvedge device according to the invention comprises more than two thread guiding elements

 <Desc / Clms Page number 13>

 powered by a drive motor. For example, four wire guide elements can be provided which are driven by three drive motors, for example two wire guide elements which are driven by their own drive motor and two wire guide elements which are driven by the same drive motor.



  This makes it possible to form special bindings with selvedge threads.



  It is clear that the selvedge device can be used for any type of weaving machine such as air weaving machine, rapier weaving machine, projectile weaving machine and others.



  The selvedge device according to the invention is of course not limited to the exemplary embodiments shown and can be realized within the scope of the invention according to different embodiments.


    

Claims (16)

Konklusies.Conclusions. 1. Zelfkantinrichting voor weefmachines waarbij minstens twee draadgeleidingselementen (2, 3) die bedoeld zijn om tegengestelde bewegingen uit te voeren geleid worden in een geleiding (6, 7) daardoor gekenmerkt dat de zelfkantinrichting (1) minstens een aandrijfmotor (9, 10 ; 26 ; 40, 41) bevat om de draadgeleidingselementen (2, 3) te bewegen. 1. Selector device for weaving machines in which at least two thread guide elements (2, 3) intended to perform opposite movements are guided in a guide (6, 7), characterized in that the selector device (1) has at least one drive motor (9, 10; 26 ; 40, 41) to move the thread guide elements (2, 3). 2. Zelfkantinrichting volgens konklusies 1, daardoor gekenmerkt dat de zelfkantinrichting koppelmiddelen (11, 12) bevat om de aandrijfmotor (9, 10 ; 26 ; 40, 41) met de draadgeleidingselementen (2, 3) te koppelen die een met de draadgeleidingselementen (2, 3) verbonden koppelstang (13, 14) bevatten. Selvedge device according to claims 1, characterized in that the selvedge device comprises coupling means (11, 12) for coupling the drive motor (9, 10; 26; 40, 41) to the thread guiding elements (2, 3), which one with the thread guiding elements (2 , 3) contain connected coupling rod (13, 14). 3. Zelfkantinrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmotor (9, 10, 26) een draaibare motoras (21, 22, 25) bevat en dat de koppelmiddelen (11, 12) een met de motoras (21, 22, 25) verbonden aandrijfelement (17, 18) bevatten. Self-tilting device according to claim 2, characterized in that the drive motor (9, 10, 26) comprises a rotatable motor shaft (21, 22, 25) and in that the coupling means (11, 12) are one with the motor shaft (21, 22, 25). connected drive element (17, 18). 4. Zelfkantinrichting volgens konklusies 3, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfelement bestaat uit een excenter (17, 18) voorzien op een aandrijfmotor (9, 10, 26) en dat de koppelmiddelen (11, 12) één enkele koppelstang (13, 14) tussen het excenter (17, 18) op de aandrijfmotor (9, 10, 26) en de draadgeleidingselementen (2, 3) bevatten. Selvedge device according to claims 3, characterized in that the drive element consists of an eccentric (17, 18) provided on a drive motor (9, 10, 26) and in that the coupling means (11, 12) comprise a single coupling rod (13, 14) between the eccentric (17, 18) on the drive motor (9, 10, 26) and the thread guide elements (2, 3). 5. Zelfkantinrichting volgens konklusie 4, daardoor <Desc/Clms Page number 15> gekenmerkt dat de excenters (17, 18) voor beide draadgeleidingselementen (2, 3) evenwijdig met elkaar en evenwijdig met de draadgeleidingselementen (2, 3) zijn opgesteld. 5. Selvedge device according to claim 4, therefore  <Desc / Clms Page number 15>  characterized in that the excenters (17, 18) for both thread guide elements (2, 3) are arranged parallel to each other and parallel to the thread guide elements (2, 3). 6. Zelfkantinrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de excenters (17, 18) ééndelig zijn uitgevoerd en voorzien zijn op de motoras (25) van een aandrijfmotor (26). Selvedge device according to claim 4, characterized in that the eccentrics (17, 18) are made in one piece and are provided on the motor shaft (25) with a drive motor (26). 7. Zelfkantinrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de excenters (17, 18) elk voorzien zijn op een motoras (21, 22) van een aandrijfmotor (9, 10). Selvedge device according to claim 4, characterized in that the eccentrics (17, 18) are each provided on a motor shaft (21, 22) of a drive motor (9, 10). 8. Zelfkantinrichting volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat de motorassen (21, 22) van de aandrijfmotoren (9, 10) in elkaars verlengde staan opgesteld. Self-tilting device according to claim 7, characterized in that the motor shafts (21, 22) of the drive motors (9, 10) are arranged in line. 9. Zelfkantinrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de het excenter (17, 18) voorzien op de aandrijfmotor (9, 10, 26) en de koppelstang (13, 14) in elkaars verlengde kunnen staan. Selvedge device according to claim 4, characterized in that the eccentric (17, 18) provided on the drive motor (9, 10, 26) and the coupling rod (13, 14) can be in line. 10. Zelfkantinrichting volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmotor (9, 10, 26) een lineaire aandrijfmotor is die een aandrijfelement (42, 43) bevat dat een lineaire beweging uitvoert. Selvedge device according to claim 1 or 2, characterized in that the drive motor (9, 10, 26) is a linear drive motor containing a drive element (42, 43) which performs a linear movement. 11. Zelfkantinrichting volgens konklusie 10, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfelement (42, 43) via koppelmiddelen (11, 12) met de draadgeleidingselementen (2, 3) is gekoppeld. <Desc/Clms Page number 16> Selvedge device according to claim 10, characterized in that the drive element (42, 43) is coupled to the thread guide elements (2, 3) via coupling means (11, 12).  <Desc / Clms Page number 16>   12. Zelfkantinrichting volgens konklusie 10, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfelement (42, 43) ééndelig is uitgevoerd met de draadgeleidingselementen (2, 3). Selvedge device according to claim 10, characterized in that the drive element (42, 43) is formed in one piece with the thread guide elements (2, 3). 13. Zelfkantinrichting volgens een der konklusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de zelfkantinrichting (1) een freem (8) bevat waarop minstens een rechtlijnige geleiding (6, 7) en minstens een aandrijfmotor (9, 10, 26, 40, 41) is voorzien. Selvedge device according to any one of claims 1 to 12, characterized in that the selvedge device (1) comprises a frame (8) on which at least one rectilinear guide (6, 7) and at least one drive motor (9, 10, 26, 40, 41) is provided. 14. Zelfkantinrichting volgens konklusie 13, daardoor gekenmerkt dat op het freem (8) twee aandrijfmotoren (9, 10 ; 40, 41) en twee rechtlijnige geleidingen (6, 7) zijn voorzien. Self-tilting device according to claim 13, characterized in that two drive motors (9, 10; 40, 41) and two rectilinear guides (6, 7) are provided on the frame (8). 15. Zelfkantinrichting volgens konklusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat minstens een lokale stuureenheid (33) voorzien is op het freem (8). Selvedge device according to claim 13 or 14, characterized in that at least one local control unit (33) is provided on the frame (8). 16. Zelfkantinrichting volgens een der konklusies 1 tot 15, daardoor gekenmerkt dat de zelfkantinrichting een stuurbare aandrijfmotor (9, 10, 26, 40, 41) bevat die gestuurd wordt door een stuurheid (33, 34) in functie van weefmachineparameters. Selvedge device according to any one of claims 1 to 15, characterized in that the selvedge device comprises a steerable drive motor (9, 10, 26, 40, 41) which is controlled by a control (33, 34) in function of weaving machine parameters.
BE9301433A 1993-12-22 1993-12-22 Selvedge device for looms BE1007897A3 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9301433A BE1007897A3 (en) 1993-12-22 1993-12-22 Selvedge device for looms

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9301433A BE1007897A3 (en) 1993-12-22 1993-12-22 Selvedge device for looms

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1007897A3 true BE1007897A3 (en) 1995-11-14

Family

ID=3887666

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9301433A BE1007897A3 (en) 1993-12-22 1993-12-22 Selvedge device for looms

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1007897A3 (en)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0893522A1 (en) * 1997-07-17 1999-01-27 NUOVA VAMATEX S.p.A. Device to control the slotted leno heald weave mechanism in looms
EP1331294A2 (en) * 2002-01-23 2003-07-30 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Electric selvage device control method for fluid-jet loom
BE1017580A3 (en) * 2005-10-13 2009-01-13 Toyota Jidoshokki Kk DEVICE FOR FORMATION OF THE CROWD USING EDGE THREADS IN A WEAVING MACHINE.

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS59192749A (en) * 1983-04-11 1984-11-01 株式会社豊田自動織機製作所 Opening apparatus of loom
DE8710997U1 (en) * 1987-08-12 1987-11-26 Emil Jäger GmbH & Co KG, 4400 Münster Weaving machine with a mechanical dobby
DE9102560U1 (en) * 1990-04-06 1991-05-23 Société Anonyme des Etablissements Staubli (France), Faverges, Haute-Savoie Device for driving a mechanism for forming the shed on a loom
US5158119A (en) * 1990-08-29 1992-10-27 Vamatex S.P.A. Selvedge forming device for shuttleless looms with linear motor control system
EP0519550A1 (en) * 1991-06-18 1992-12-23 Picanol N.V. Device for the drive of an edge thread mechanism in weaving machines

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS59192749A (en) * 1983-04-11 1984-11-01 株式会社豊田自動織機製作所 Opening apparatus of loom
DE8710997U1 (en) * 1987-08-12 1987-11-26 Emil Jäger GmbH & Co KG, 4400 Münster Weaving machine with a mechanical dobby
DE9102560U1 (en) * 1990-04-06 1991-05-23 Société Anonyme des Etablissements Staubli (France), Faverges, Haute-Savoie Device for driving a mechanism for forming the shed on a loom
US5158119A (en) * 1990-08-29 1992-10-27 Vamatex S.P.A. Selvedge forming device for shuttleless looms with linear motor control system
EP0519550A1 (en) * 1991-06-18 1992-12-23 Picanol N.V. Device for the drive of an edge thread mechanism in weaving machines

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
DATABASE WPI Week 8450, Derwent World Patents Index; AN 84-309152 *

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0893522A1 (en) * 1997-07-17 1999-01-27 NUOVA VAMATEX S.p.A. Device to control the slotted leno heald weave mechanism in looms
EP1331294A2 (en) * 2002-01-23 2003-07-30 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Electric selvage device control method for fluid-jet loom
EP1331294A3 (en) * 2002-01-23 2004-01-02 Tsudakoma Kogyo Kabushiki Kaisha Electric selvage device control method for fluid-jet loom
BE1017580A3 (en) * 2005-10-13 2009-01-13 Toyota Jidoshokki Kk DEVICE FOR FORMATION OF THE CROWD USING EDGE THREADS IN A WEAVING MACHINE.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1009375A6 (en) Edge device for looms.
CN1022497C (en) Terry method and loom having pile-forming elements
BE1006347A3 (en) DEVICE FOR PRESENTING weft threads in weaving machines.
RU2000131693A (en) RAPIER AND WEAR LAYER DEVICE FOR RAPIER WEAVING MACHINE
EP1516947B2 (en) Shaft drive for weaving machines
BE1007897A3 (en) Selvedge device for looms
EP0708190B1 (en) Actuator device for transmitting horizontal oscillatory movements to tube bars in knitting machines
BE1016753A3 (en) METHOD AND DEVICE FOR FORMING A LENO TISSUE WITH A WEAVING MACHINE.
US4893386A (en) Apparatus for the production of pattern warps etc. on a cone warping machine
BE1010014A3 (en) EDGE device for a weaving machine.
US4041991A (en) Weaving machine with external weft supply
CN1035073C (en) Improved control system for tuck-in selvedge forming devices in a loom, in particular in a loom for terry cloth formed by varying the reed beta-up pos
BE1006861A6 (en) Weaving machine provided with a selvage DEVICE.
US5042273A (en) Control device for plunger needles in crochet galloon machines
EP2135983B1 (en) Method and device for producing fabrics with cut pile with variable pile height
BE1004954A3 (en) Device for driving a mechanism in WIRES RAND weaving machines.
CN1821470B (en) Driving device of clip holder bands or rods for clip weaving machines
EP1411161B1 (en) Method for manufacturing a fabric and an apparatus for manufacturing a fabric
EP0893522B1 (en) Device to control the slotted leno heald weave mechanism in looms
US4781226A (en) Driving and control mechanism for clamping, presentation and fastening of weft threads in gripper weaving looms
BE1007125A3 (en) DEVICE FOR ALTERNATE TURNING THE OPERATORS OF AT LEAST TWO DEVICES IMPACT on a weaving machine.
CN211142347U (en) Weft insertion mechanism of multi-rapier loom
US5505231A (en) Projectile guiding elements synchronously movable with a full width power loom sley
BE1000443A4 (en) DEVICE FOR FORMING A seamy, respectively SELF SIDES, ON FABRIC.
BE1012206A3 (en) Loom AND METHOD FOR MANUFACTURING OF CELLS WITH FIGURE forming weft threads, SUCH kelim or GOBELIN-TISSUE.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20101231