BE1007842A6 - Inrichting voor het verwijderen van onkruid. - Google Patents
Inrichting voor het verwijderen van onkruid. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1007842A6 BE1007842A6 BE9301475A BE9301475A BE1007842A6 BE 1007842 A6 BE1007842 A6 BE 1007842A6 BE 9301475 A BE9301475 A BE 9301475A BE 9301475 A BE9301475 A BE 9301475A BE 1007842 A6 BE1007842 A6 BE 1007842A6
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- passage
- insertion part
- outlet
- section
- receptacle
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B1/00—Hand tools
- A01B1/16—Tools for uprooting weeds
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Abstract
Inrichting voor het verwijderen van onkruid, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een mantelvormig steekgedeelte (4) dat een axiale doorgang (5) omgeeft en een met het steekgedeelte (4) samenwerkende houder (6) om het steekgedeelte (4) volgens de axiale richting van de doorgang (5) in de bodem (3) te drukken.
Description
Inrichting voor het verwijderen van onkruid.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van onkruid.
In de eerste plaats is de uitvinding bedoeld voor het verwijderen van onkruid waarvan de wortelgroei hoofdzakelijk in de diepte gebeurt. Meer in het bijzonder is de uitvinding bedoeld voor het verwijderen van zulk onkruid uit grasperken. In het algemeen echter kan de uitvinding ook worden aangewend voor het verwijderen van allerlei ander onkruid.
Het is bekend dat onkruid waarvan de wortelgroei hoofdzakelijk in de diepte gebeurt, moeilijk te verwijderen is, vooral wanneer dit onkruid zich in een grasperk bevindt. Een zeer gekend voorbeeld van zulk onkruid dat vaak in grasperken voorkomt zijn paardebloemen. Om deze te verwijderen kunnen zij worden uitgestoken met een mesje. Het is echter duidelijk dat dit omslachtig en moeilijk verloopt. De uitvinding beoogt dan ook een inrichting waarmee dit wezenlijk gemakkelijker kan.
Tot dit doel heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het verwijderen van onkruid, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een mantelvormig steekgedeelte dat een axiale doorgang omgeeft en een met het steekgedeelte samenwerkende houder om het steekgedeelte volgens de axiale richting van de doorgang in de bodem te drukken.
Door gebruik te maken van een inrichting met een mantelvormig steekgedeelte of steekstuk, volstaat het dit steekstuk over de te verwijderen plant in de grond te drukken en dit vervolgens terug te trekken, om de plant uit de bodem te verwijderen.
Een voordeel van de inrichting bestaat erin dat zij zeer eenvoudig te hanteren is, daar een steekbeweging volstaat en draaien en wrikken niet noodzakelijk is.
Nog een voordeel van de inrichting bestaat erin dat zij zeer eenvoudig en bijgevolg aan lage kostprijs kan worden gerealiseerd. Bovendien is zij onderhoudsvriendelijk.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een verzamelrecipiënt die aansluit op de axiale doorgang. Zulke uitvoering biedt het voordeel dat verschillende planten opeenvolgend kunnen verwijderd worden uit de bodem, zonder dat de inrichting telkens vrij dient gemaakt te worden.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat de voornoemde houder uit een buis, welke tevens als recipiënt funktioneert. Deze uitvoeringsvorm is bijzonder eenvoudig te konstrueren.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F2 is aangeduid; figuren 3 en 4 doorsneden weergeven volgens lijnen III-III en IV-IV in figuur 1; figuur 5 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 1; figuren 6, 7 en 8 schematisch het gebruik van de inrichting verduidelijken.
Zoals weergegeven in figuren 1 tot 5 bestaat de inrichting 1 voor het verwijderen van onkruid 2 uit de bodem 3 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een mantelvormig steekgedeelte 4 dat een axiale doorgang 5 omgeeft en een met het steekgedeelte 4 samenwerkende houder 6 om het steekgedeelte 4 volgens de axiale richting van de doorgang 5 in de bodem 3 te drukken.
Bij voorkeur is de inrichting ook voorzien van een recipiënt 7 die aansluit op de axiale doorgang 5, waarin meerdere uitgestoken planten kunnen worden verzameld, alvorens de inrichting dient geledigd te worden, zodat zij niet na elke steekbeurt dient te worden vrijgemaakt.
De voornoemde houder 6 bestaat hierbij bij voorkeur uit een buis, welke tevens de funktie van recipiënt 7 vervult.
De recipiënt 7 is bij voorkeur voorzien van een uitgang 8 voor het ledigen ervan. Om te bekomen dat uitgestoken onkruid 2, samen met de kluit aarde 9 die hieraan hangt, zich gemakkelijk van een steekgedeelte 4 naar de uitgang 8 kan bewegen, is de doortocht vanaf het steekgedeelte 4 tot aan de uitgang 8, alsmede de uitgang 8 zelf, wijder dan de ingang 10 van het steekgedeelte 4.
De uitgang 8 kan voorzien zijn van een verwijderbare afsluiting 11, bijvoorbeeld een stop zoals weergeven in figuren 1 en 5. Bij voorkeur is de stop zodanig uitgevoerd dat hij eenvoudig op het betreffende uiteinde 12 van de houder 6 kan worden geschoven, en hierop blijft vastzitten met een geringe spankracht. Zoals weergegeven in figuur 5 kan de stop hiertoe voorzien zijn van spanribben 13.
Belangrijk bij de uitvinding is, dat het steekgedeelte 4 hoofdzakelijk mantelvormig is. Daarnaast kan het steekgedeelte nog verschillende bijkomende kenmerken vertonen die bijdragen tot een betere werking. Hierna worden deze kenmerken nader beschreven, waarbij in het bijzonder verwezen wordt naar figuren 2 tot 4.
Teneinde te voorkomen dat verstoppingen in het steekgedeelte 4 ontstaan, is de axiale doorgang 5 aan de uitgang 14 van het steekgedeelte 4 wijder dan aan de ingang 10 ervan. Bij voorkeur vertoont de axiale doorgang 5 hiertoe een konisch verwijdend gedeelte 15, dat zich in figuur 3 over de met LI aangeduide afstand uitstrekt.
Zoals weergegeven in figuren 1 tot 3 is ook de buitenzijde van het steekgedeelte 4 konisch uitgevoerd.
Bij voorkeur is de wand 16 van het steekgedeelte 4 geleidelijk verdikkend van de ingang 10 naar de uitgang 14 toe, dit om te bekomen dat, enerzijds, het steekgedeelte 4 vooraan relatief dun is en gemakkelijk in de bodem 3 kan worden gedrukt, en anderzijds, dit steekgedeelte 4 toch voldoende stevig is om grote drukkrachten te weerstaan.
Zoals zichtbaar is in figuur 3 kan de axiale doorgang 5 van het steekgedeelte 4 vooraan een gedeelte 17 vertonen met een konstante doortocht, wat zich over de afstand L2 uitstrekt. Dit gedeelte 17 draagt ertoe bij dat bij het steken een voldoende grote inklemming ontstaat om de kluit aarde 9 uit de bodem los te trekken.
Het steekgedeelte 4 vertoont bij voorkeur een hoofdzakelijk cilindrische doorsnede, zoals afgebeeld in figuur 4.
De doormeter D van de axiale doorgang 5 bedraagt aan de ingang 10 bij voorkeur minder dan 30 mm, zulks om de uit te oefenen drukkracht en de omvang van de kluit 9 te beperken.
In de weergegeven uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 4 is het steekgedeelte 4 voorzien van axiaal gerichte ribben 18 ter versteviging van het steekgedeelte 4. Deze ribben 18 bevinden zich bij voorkeur aan de buitenzijde van de wand 16 en strekken zich bijvoorbeeld uit vanaf de ingang 10 tot halverwege het steekgedeelte 4.
Bij voorkeur worden drie ribben 18 langs de buitenwand 16 voorzien.
Zoals weergegeven in figuur 2 kunnen de ribben 18 naar onder toe in dikte toenemen, teneinde te bekomen dat een optimale versteviging wordt bereikt. Deze ribben 18 vertonen bij voorkeur een driehoekige doorsnede en sluiten met één zijde aan tegen de wand 16. Teneinde de indringing in de bodem niet te bemoeilijken kunnen zij onderaan voorzien zijn van afschuiningen 19.
De initiële drukkracht die nodig is om het steekgedeelte 4 aan het oppervlak in de bodem 3 te drukken, kan worden beperkt door de onderrand 20 van het steekgedeelte 4 te profileren, zodanig dat dit niet langs de volledige omtrek op dezelfde hoogte aktief is. Zoals expliciet zichtbaar is in figuren 2 en 3 kan de onderrand 20 hiertoe bestaan uit booggedeelten tussen de respektievelijke ribben 18.
Het steekgedeelte 4 bestaat bij voorkeur uit een afzonderlijk stuk dat op de houder 6 is gemonteerd. Bij voorkeur is dit steekgedeelte 4 zodanig opgevat, dat het op de houder 6 kan worden geschoven, waardoor de inrichting bijzonder eenvoudig kan worden gerealiseerd. Zoals zichtbaar is in figuur 3 volstaat het dan immers dat het steekgedeelte 4 een koppeldeel 21 bezit waarmee het in de buisvormige houder 6 kan worden geschoven. Het over elkaar schuiven kan worden vergemakkelijkt door in een afschuining 22, zoals aangeduid in figuur 3, te voorzien.
Om een stabiele bevestiging te bekomen, met andere woorden om te voorkomen dat het steekgedeelte 4 zich schuin zet of door de uitgeoefende kracht in het recipiënt 7 wordt gedrukt, is dit voorzien van een kraag 23 of enige andere aanslag die met de onderrand van de houder 6 samenwerkt.
De kraag 23 laat ook toe dat grote krachten op het steekgedeelte 4 kunnen worden uitgeoefend bij het over elkaar schuiven van de houder 6 en het steekgedeelte 4. Zoals schematisch in figuur 3 is aangeduid laat de kraag 23 immers toe dat het steekgedeelte 4 in een opening 24 in een steun 25 kan worden geplaatst, zodanig dat het met de kraag 23 op de steun 25 rust, waarna de buisvormige houder 5 met een hamer of dergelijke op het koppeldeel 21 kan worden geklopt, zonder dat de snij rand, aldus de onderrand 20, hierbij wordt beschadigd.
het steekgedeelte 4 kan in een andere kleur worden uitgevoerd dan de recipiënt 7, zodanig dat de steekdiepte gemakkelijk te kontroleren is.
Zoals schematisch is aangeduid in figuur 1 kan de inrichting 1 eventueel worden voorzien van één of meer handvatten 26 of een voetsteun 27 om een kracht uit te oefenen.
De totale lengte van de inrichting 1 bedraagt bij voorkeur 70 à 100 cm. Deze lengte is optimaal voor de aanwending van de inrichting.
Bij voorkeur bestaat minstens het steekgedeelte 4 uit kunststof. Beter evenwel bestaat de volledige inrichting uit kunststof, waardoor zij gemakkelijk is te fabriceren. Voor het steekgedeelte 4 wordt bij voorkeur met glasvezel versterkte kunststof aangewend.
Het is volgens de uitvinding niet uitgesloten dat een aantal openingen in de wand 16 van het steekgedeelte 4 aanwezig zijn.
De werking en het gebruik van de inrichting kan eenvoudig uit figuren 1, 6, 7 en 8 worden afgeleid.
Eerst wordt de inrichting 1, zoals afgebeeld in figuur 1, boven het te verwijderen onkruid 2 gepresenteerd. Hierna wordt het steekgedeelte 4 in de bodem 3 gedrukt, zoals afgebeeld in figuur 6. Door de inrichting terug omhoog te trekken blijft een kluit aarde 9 in het steekgedeelte 4 aanwezig samen met de wortel van de te verwijderen plant. Dit is afgebeeld in figuur 7.
Dit kan menigmaal herhaald worden zonder dat de kluit 9 telkens uit de inrichting 1 dient te worden verwijderd. Elke volgende kluit drukt de vorige kluit immers naar de recipiënt 7. Wanneer deze laatste vol is kan hij eenvoudig worden geledigd, door zoals weergegeven in figuur 8 de inrichting om te keren met verwijderde afsluiting 11.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting voor het verwijderen van onkruid kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Claims (15)
1. Inrichting voor het verwijderen van onkruid, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een mantelvormig steekgedeelte (4) dat een axiale doorgang (5) omgeeft en een met het steekgedeelte (4) samenwerkende houder (6) om het steekgedeelte (4) volgens de axiale richting van de doorgang (5) in de bodem (3) te drukken.
2. Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een verzamelrecipiënt (7) die aansluit op de axiale doorgang (5).
3. Inrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat de houder (6) een buis is, welke tevens als recipiënt (7) funktioneert.
4. Inrichting volgens konklusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de recipiënt (7) is voorzien van een uitgang (8) voor het ledigen ervan en dat de doortocht vanaf het steekgedeelte (4) tot aan de uitgang (8), alsmede de uitgang (8) zelf, wijder is dan de ingang (10) van het steekgedeelte (4).
5. Inrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de uitgang (8) van de recipiënt (7) is voorzien van een verwijderbare afsluiting (11).
6. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde axiale doorgang (5) aan de uitgang (14) van het steekgedeelte (4) wijder is dan aan de ingang (10) van het steekgedeelte (4).
7. Inrichting volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat het steekgedeelte (4) een konisch verwijdend gedeelte (15) bevat.
8. Inrichting volgens konklusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat het steekgedeelte (4) vooraan een gedeelte (17) met konstante doortocht bevat.
9. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het steekgedeelte (4) een hoofdzakelijk cilindrische doorsnede bezit.
10. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de doormeter aan de ingang (10) van het steekgedeelte (4) kleiner is dan 30 mm.
11. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het steekgedeelte (4) van axiaal gerichte ribben (18) is voorzien.
12. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de onderrand (20) van het steekgedeelte (4) geprofileerd is.
13. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het steekgedeelte (4) een afzonderlijk stuk is dat op de houder (6) is gemonteerd.
14. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij volledig uit kunststof bestaat.
15. Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het steekgedeelte (4) bestaat uit met glasvezel versterkte kunststof.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9301475A BE1007842A6 (nl) | 1993-12-28 | 1993-12-28 | Inrichting voor het verwijderen van onkruid. |
EP94119452A EP0660995A1 (de) | 1993-12-28 | 1994-12-09 | Werkzeug zum Entfernen von Unkraut |
DE9421596U DE9421596U1 (de) | 1993-12-28 | 1994-12-09 | Werkzeug zum Entfernen von Unkraut |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9301475A BE1007842A6 (nl) | 1993-12-28 | 1993-12-28 | Inrichting voor het verwijderen van onkruid. |
BE9301475 | 1993-12-28 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1007842A6 true BE1007842A6 (nl) | 1995-10-31 |
Family
ID=3887692
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE9301475A BE1007842A6 (nl) | 1993-12-28 | 1993-12-28 | Inrichting voor het verwijderen van onkruid. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0660995A1 (nl) |
BE (1) | BE1007842A6 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
AT2500U1 (de) * | 1998-04-03 | 1998-12-28 | Seiger Johann | Vorrichtung zum entfernen von pflanzen |
NL1041331B1 (nl) * | 2015-06-02 | 2017-01-02 | Sander Johannes Bernaerts Ing | Onkruidverwijderinrichting. |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB191205897A (en) * | 1912-03-08 | 1912-06-13 | Robinson Bros Ltd | Improvements in Weed Extractors and the like. |
GB280429A (en) * | 1927-05-05 | 1927-11-17 | William Mullan | Improved tool for removing weeds |
US1653777A (en) * | 1927-07-14 | 1927-12-27 | Miotke Joseph | Digging device |
US2282673A (en) * | 1940-08-29 | 1942-05-12 | Emil T Peterson | Garden tool |
-
1993
- 1993-12-28 BE BE9301475A patent/BE1007842A6/nl not_active IP Right Cessation
-
1994
- 1994-12-09 EP EP94119452A patent/EP0660995A1/de not_active Withdrawn
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0660995A1 (de) | 1995-07-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US3506296A (en) | Optional digger for garden and lawn | |
US4715634A (en) | Weed extracting tool | |
US2140266A (en) | Turf fork | |
BE1007842A6 (nl) | Inrichting voor het verwijderen van onkruid. | |
US5193871A (en) | Lawn-care device for extracting weeds and removing debris | |
US2618501A (en) | Irrigation ditch opener | |
US6330921B1 (en) | Lawn aerating and weeding tools | |
US3126847A (en) | figure | |
DE3501043A1 (de) | Geraetekombination fuer aerztliche zwecke | |
US3534994A (en) | Sod cutting tool | |
DE102007013170A1 (de) | Vorrichtung zur Aufnahme von weichem Greifgut, wie Kot | |
US5386681A (en) | Gardening tool for removing weeds | |
WO2003037062A1 (en) | A horticultural or agricultural tool | |
NL1043773B1 (nl) | QS-Onkruidsteker | |
CA2227454C (en) | Combined furrowing and tamping tool | |
US6827153B2 (en) | Garden tool | |
CA2352947C (en) | Weed puller and bagger | |
US20210029881A1 (en) | Pine cone collection apparatus | |
US20090101374A1 (en) | Weed removal garden hand tool | |
US6726264B2 (en) | Non-invasive self-cleaning weed extractor tool | |
DE3933341A1 (de) | Einrichtung zur beseitigung von abfaellen, insbesondere von hundekot | |
DE202005014135U1 (de) | Handgeführte Unkrautjäter | |
CA2290881C (en) | Lawn aerating and weed tools | |
EP3357313A1 (en) | A garden tool | |
US2276746A (en) | Weed digging and gathering tool |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Owner name: GARDENA KRESS + KASTNER G.M.B.H. Effective date: 19951231 |