<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het geleiden van een lans bij weefmachines.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het geleiden van een lans bij weefmachines van het type waarbij geleidingselementen aan de lade zijn bevestigd.
Het is bekend dat voor het geleiden van een lans in de gaap van een weefmachine gebruik wordt gemaakt van geleidingselementen die aan de lade zijn bevestigd. Bij weefmachines waarbij de lans op de onderste kettingdraden wordt geleid, worden meestal geleidingselementen voorzien die met een of met beide zijkanten en/of met de bovenzijde van de lans kunnen samenwerken. Een voorbeeld hiervan is beschreven in US 4076053. Bij weefmachines waarbij de lans niet op de onderste kettingdraden wordt geleid, worden geleidingselementen voorzien die zowel met de onderzijde, een of beide zijkanten en/of de bovenzijde van de lans kunnen samenwerken. Voorbeelden hiervan zijn beschreven in US 3299911 en in EP-A 406926.
De vorm van deze geleidingselementen wordt hierbij zodanig gekozen dat ze in een goede geleiding voor de lans kunnen voorzien. Bij het weven van weefsels met bepaalde bindingen kunnen sommige vormen voor de geleidingselementen aanleiding geven tot beschadiging
<Desc/Clms Page number 2>
en/of breken van de draden, waardoor speciale vormen voor de geleidingselementen die hiertoe geen aanleiding geven noodzakelijk zijn.
Om steeds in een zo goed mogelijke geleiding van de lans te voorzien en om beschadiging en/of breken van de draden te vermijden kan voor ieder soort te weven weefsel een gepaste vorm of vormen voor de geleidingselementen gekozen worden. De vorm van de geleidingselementen kan hierbij eveneens in functie van de plaats op de weefmachine gekozen worden. Bij het veranderen van te weven weefselsoort op een weefmachine is het hiertoe soms gewenst in geleidingselementen met een andere vorm te voorzien. Bij gekende inrichtingen voor het geleiden van een lans bij weefmachines vereist dit het vervangen van de geleidingselementen door wegnemen van een bepaalde soort geleidingselementen en het bevestigen van een andere soort geleidingselementen.
Dit is niet alleen een omslachtige taak om uit te voeren, maar is ook soms moeilijk uitvoerbaar omdat de bevestiging van de geleidingselementen moeilijk bereikbaar is. Gezien de kleine afmetingen van geleidingselementen en gezien ze volledig weggenomen worden kunnen ze gemakkelijk zoek raken.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het geleiden van een lans bij weefmachines die de voornoemde nadelen niet vertoont.
<Desc/Clms Page number 3>
Tot dit doel betreft de uitvinding een inrichting voor het geleiden van een lans bij weefmachines waarbij geleidingselementen aan de lade zijn bevestigd daardoor gekenmerkt dat meerdere geleidingselmenten die naar keuze met de lans kunnen samenwerken als een geheel zijn uitgevoerd.
Dit biedt als voordeel dat op een eenvoudige wijze de gekozen geleidingselementen van het geheel van geleidingselementen kunnen instaan voor het geleiden van de lans door het geheel van geleidingselementen in een stand naar keuze aan de lade te bevestigen.
Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin figuur 1 een doorsnede weergeeft van een lade waaraan geleidingselementen volgens de uitvinding zijn bevestigd ; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1i figuur 3 op grotere schaal, in doorsnede en in een andere stand het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F3 is aangeduid ; figuur 4 een variante uitvoeringsvorm weergeeft ;
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 5 een zijzicht weergeeft van de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm ; figuren 6 en 7 de uitvoeringvorm zoals weergegeven in figuren 4 en 5 in een andere stand weergeven ; figuren 8 en 9 in verschillende standen een variante van een inrichting volgens de uitvinding weergeven ;
figuren 10 en 11 in verschillende standen nog een variante van de inrichting volgens de uitvinding weergeven ; figuren 12 en 13 nog een variante uitvoeringsvorm weergeven volgens zichten analoog als weergegeven in figuren 4 en 5 ; figuur 14 een variante uitvoeringsvorm van de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 2 weergeeft.
In figuur 1 is de lade 1 van een weefmachine weergegeven die bijvoorbeeld bestaat uit een aangedreven ladeas 2, ladebenen 3 die aan de ladeas 2 zijn bevestigd, een op de ladebenen 3 bevestigd ladeprofiel 4 dat zieh volgens de breedte van de weefmachine uitstrekt, een riet 5 en spanmiddelen 6 om het riet 5 aan het ladeprofiel 4 vast te maken. Eveneens zijn een lans 7 met een daarop gemonteerde grijper 8, de kettingdraden 9 en het weefsel 10 schematisch weergegeven.
<Desc/Clms Page number 5>
Zoals weergegeven in figuur 1 betreft de huidige uitvinding een inrichting 11 voor het geleiden van de lans 7 bij weefmachines waarbij geleidingselementen 12,13, 14 en 15 aan het ladeprofiel 4 van de lade 1 zijn bevestigd.
Hiertoe is een tweede profiel 16 dat zieh volgens de breedte van de weefmachine uitstrekt bijvoorbeeld door middel van schroefmiddelen 17 op een gewenste hoogtepositie aan het ladeprofiel 4 bevestigd. De geleidingselementen 12 en 13, respektievelijk 14 en 15, zijn hierbij eendelig uitgevoerd en kunnen als een geheel 18 aan de lade 1 bevestigd worden zodanig dat naar keuze een van de geleidingselementen 12 of 13, respektievelijk 14 of 15, met de lans 7 kunnen samenwerken.
Zoals weergegeven in figuur 1 tot 3 worden de geleidingselementen 13 tot 15 bevestigd op het tweede profiel 16 door middel van schroefmiddelen 19. Hiertoe wordt in het geheel 18 dat de geleidingselementen 12 en 13 bevat een boring voorzien en wordt in het tweede profiel 16 een boring of gleuf voorzien waardoor de schroefmiddelen 19 zieh kunnen uitstrekken, en wordt in het geheel 18 dat de geleidingselementen 14 en 15 bevat in een schroefdraad voorzien die kan samenwerken met de schroefmiddelen 19 teneinde het geheel 18 gevormd door de geleidingselementen 12 en 13 en het geheel 18 gevormd door de geleidingselementen 14 en 15 aan het profiel 16 te kunnen bevestigen.
De schroefmiddelen 19 zijn hierbij zodanig opgesteld dat ze gemakkelijk bereikbaar zijn
<Desc/Clms Page number 6>
teneinde die los of aan te schroeven en dit zonder dat het vereist is het riet 5 en/of het profiel 16 te verwijderen.
Aan de voornoemde gehelen 18 kunnen uitsteeksels 20 voorzien worden die kunnen ingrijpen in een zieh volgens de breedte van de weefmachine voorziene uitsparing 21 in het tweede profiel 16 teneinde hun exakte positionering toe te laten.
De geleidingselementen 12 en 13, respektievelijk 14 en 15 kunnen hierbij aan de lade 1 bevestigd worden zodat naar keuze een van de geleidingselementen 12 of 13, respektievelijk 14 of 15, met de lans 7 kunnen samenwerken. In het in figuur 1 en 2 weergegeven voorbeeld kunnen de geleidingselementen 12 en 14 met de lans 7 samenwerken terwijl de geleidingselementen 13 en 15 niet met de lans 7 kunnen samenwerken. De geleidingselementen 12 en 14 die kunnen samenwerken met de lans 7 bewegen hierbij in en uit de gaapopening die gevormd wordt door de kettingdraden 9 en kunnen samenwerken met een zich in deze gaapopening bevindende de lans 7.
Indien men het geheel 18 van geleidingselementen 12 en 13, respektievelijk het geheel 18 van geleidingselementen 14 en 15, over een hoek van 180 graden verdraait, wordt een stand bekomen zoals weergegeven in figuur 3 en kunnen de geleidingselementen 13 en 15 met de lans 7 samenwerken terwijl de geleidingselementen 12 en 14 dan niet met de lans 7 kunnen samenwerken. Het is duidelijk dat
<Desc/Clms Page number 7>
afhankelijk van de wijze van bevestigen eveneens de geleidingselementen 12 en 15, respektievelijk de geleidingselementen 13 en 14, tegelijktijd met de lans 7 kunnen samenwerken.
Teneinde het geheel 18 van geleidingselementen 12 en 13, respektievelijk het geheel 18 van geleidingselementen 14 en 15, over een hoek van 180 graden te kunnen verdraaien dienen de schroefmiddelen 19 niet volledig uitgeschroefd te worden maar dienen zij enkel gedeeltelijk losgeschroefd te worden zodanig dat de uitsteeksel 20 van het betreffende geheel 18 een dergelijke verdraaiing toelaten. Vervolgens kunnen de schroefmiddelen 19 weer aangeschroefd worden. Dit laat toe op een snelle manier naar keuze het gewenste geleidingselement 12 of 13, respektievelijk 14 of 15, in een stand te brengen om met de lans 7 te kunnen samenwerken.
In figuren 4 en 5 is een variante weergegeven waarbij vier geleidingselementen 22,23, 24 en 25 als een geheel 18 zijn uitgevoerd dat aan de lade kan bevestigd worden. De uitsteekstel 20 van het geheel 18 werken in de weergegeven stand samen met de buitenzijden 26 van het tweede profiel 16 en het geleidingselement 22 kan hierbij samenwerken met de lans 7. In figuren 6 en 7 is een andere stand weergegeven waarbij het geleidingselement 23 met de lans 7 kan samenwerken. De uitsteeksels 20 grijpen in deze stand in in de uitsparing 21 op een analoge manier zoals weergegeven in figuur 2. Het is duidelijk dat in een andere
<Desc/Clms Page number 8>
stand van het geheel 18 naar keuze ook een van de geleidingselementen 24 of 25 met de lans 7 kan samenwerken.
Om te bekomen dat een van de geleidingselementen 22 tot 25 naar keuze met de lans 7 kan samenwerken, kan, analoog als in de uitvoeringsvorm weergegeven in figuren 1 tot 3, het geheel 18 met geleidingselementen 22 tot 25 over een gewenste hoek verdraaid worden.
In figuur 8 is nog een variante weergegeven volgens de uitvinding waarbij meerdere geleidingselementen 27,28, 29 en 30 zijn weergegeven die eendelig zijn uitgevoerd en als een geheel 18 aan de lade 1 zijn bevestigd. In dit weergegeven voorbeeld kunnen de geleidingselementen 27 en 28 met de lans 7 samenwerken. In geval men het geheel 18 met geleidingslementen 27 tot 30 over een hoek van 180 graden verdraait, worden de geleidingselementen 29 en 30 in een stand gebracht zodanig dat ze met de lans 7 kunnen samenwerken. In dit weergegeven voorbeeld wordt het geheel 18 dat de geleidingselementen 27 tot 30 en de uitsteeksels 20 bevat rechtstreeks op het ladeprofiel 4 bevestigd.
In figuur 10 is een variante weergegeven waarbij een geheel 18 van geleidingselementen 31 en 32 en een geheel 18 van geleidingselementen 33 en 34 is voorzien. De geleidingselementen 31 en 33 zijn hierbij zodanig uitgevoerd dat de lans 7 kan geleid worden op de onderste kettingdraden 9. Teneinde de onderste kettingdraden 9 te kunnen ondersteunen wordt een elastische bekleding 35 op
<Desc/Clms Page number 9>
het profiel 16 voorzien. In figuur 11 wordt de uitvoeringsvorm van figuur 10 in een andere stand weergegeven waarbij het geheel 18 van geleidingselementen 31 en 32 en het geheel 18 van geleidingselementen 33 en 34 over 180 graden werden verdraaid. De lans 7 kan hierbij volledig door de geleidingselementen 32 en 34 geleid worden en hoeft niet meer op de onderste kettingdraden 9 geleid te worden.
Indien de positie van de lans 7 bepaald wordt door haar aandrijfsysteem dient de hoogtepositie van het profiel 16 hierbij veranderd te worden. Dit kan gebeuren door het profiel 16 met schroefelementen 17, zoals weergegeven in figuur 1, op passende hoogte aan het ladeprofiel 4 te bevestigen.
In figuren 12 en 13 is nog een variante weergegeven waarbij meerdere geleidingselementen 36,37, 38 en 39 als een geheel 18 zijn uitgevoerd. Het geheel 18 kan hierbij met twee schroefmiddelen 19 aan het profiel 16 bevestigd worden. In dit geval zijn uitsteeksel 20 voor het geheel 18 te positioneren niet meer vereist. Tevens is in dit weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een gekend geleidingselement 40, dat geen deel uitmaakt van een geheel 18 van geleidingselementen volgens de uitvinding, aan het profiel 16 bevestigd.
Figuur 14 geeft een variante uitvoeringsvorm weer van de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 2. De geleidingselementen 12 en 14 die met de lans 7 kunnen
<Desc/Clms Page number 10>
samenwerken bevinden zieh hierbij in een ander vlak hetgeen voordelig is gezien de lans 7 in twee vlakken ondersteund wordt. De geleidingselementen 13 en 15 bevinden zieh hierbij ook in een ander vlak.
Het is duidelijk dat het geheel 18 van geleidingselementen 12 en 13, respektievelijk 14 en 15, respektievelijk 22 tot 25, respektievelijk 27 tot 30, respektievelijk 31 en 32, respektievelijk 33 en 34, respektievelijk 36 tot 39 bestaat uit minstens twee geleidingselementen en dat naar keuze minstens een geleidingselement met de lans 7 kan samenwerken terwijl minstens een ander geleidingselement niet met de lans 7 kan samenwerken. Door het geheel 18 van geleidingselementen naar keuze onder een andere hoek aan de lade 1 te bevestigen kunnen de gewenste geleidingselementen met de lans 7 samenwerken.
Volgens een andere mogelijkheid kan het geheel 18 ook bestaan uit drie geleidingselementen die in stervorm onder een hoek van 120 graden staan opgesteld waarbij een van die geleidingselementen met de lans 7 kan samenwerken.
De inrichting voor het geleiden van een lans volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.