<Desc/Clms Page number 1>
opleggerchassis en kontainervergrendelinrichting daarvoor. De uitvinding heeft betrekking op een opieggerchassis van het zwanehalstype, dat een langwerpige draagkonstruktie met een voorste gedeelte dat hoger ligt dan een laag gedeelte bevat, dwarskonstrukties die aan weerszijden buiten het lage gedeelte uitsteken en een kontainervergrendeleenheid dragen en een voorste dwarskonstruktie die op het voorste einde van het verhoogde gedeelte aan weerzijden buiten dit gedeelte uitsteekt en van middelen voorzien is om een kontainer tegen te houden.
Door voorste einde wordt hier bedoeld het einde dat, gezien in de normale rijrichting, vooraan, dit is aan de zijde van de trekker, gelegen is. De hierna gebruikte termen "voorste" en "naar voor" moeten dus ook ten opzichte van deze rijrichting gezien worden.
Kontainers voor opleggers en schepen bezitten op hun hoeken hoekkonstrukties, dit zijn holle stukken die in drie buitenste zijvlakken van een langwerpige opening voorzien zijn waardoor de hamer van een kontainervergrendeleenheid kan gestoken worden.
De kontainervergrendeleenheden waarvan de opleggerchassis voorzien zijn, bezitten een hamer met een vertikale steel, die geschroefd is in een moer die zelf draaibaar gelegerd is in een behuizing die op het chassis bevestigd is, en met een kop die door de opening past in een hoekkonstruktie van een kontainer die op het chassis geplaatst is. De hamer van deze vergrendeleenheden wordt, indien nodig door het draaien van de moer, in de erboven gelegen hoekkonstruktie gebracht, waarna de hamer over 90'gedraaid wordt rond zijn
<Desc/Clms Page number 2>
as en de kop met behulp van de moer terug naar onder getrokken wordt.
Er zijn opleggerchassis bekend waarbij ook op de voorste dwarskonstruktie dergelijke kontainervergrendeleenheden vastgemaakt zijn. De kontainers kunnen ook aan de voorzijde stevig bevestigd worden maar op het chassis kan slechts één type van kontainer geplaatst worden. Bij opleggerchassis van het zwanehalstype kunnen evenwel twee verschillende types van kontainer gebruikt worden, namelijk het gewone type met vlakke bodem en het zogenoemde zwanehalstype dat op een einde onderaan een tunnel bevat waarin het verhoogde voorste gedeelte van de langwerpige chassiskonstruktie past.
Doordat een zwanehalskontainer over het verhoogde voorste gedeelte grijpt komt de onderkant van de kontainer vooraan lager te liggen dan bij een gewone kontainer. Naargelang de kontainer is dus een vergrendeleenheid op een verschillende hoogte vereist.
Vandaar dat bij bekende opleggerschassis die de twee soorten kontainers kunnen ontvangen vooraan geen vergrendelstukken gemonteerd zijn, maar op beide einden van de dwarskonstruktie twee boven elkaar gelegen openingen aangebracht zijn waardoor pennen kunnen gestoken worden.
Naargelang het type kontainer wordt een pen door de onderste of bovenste opening en door een opening in de hoekkonstruktie van een kontainer gestoken.
Het is duidelijk dat deze bevestiging met een pen minder stevig is dan met een kontainervergrendeleenheid. Door de noodzakelijke speling die nodig is om de pen door de opening in de hoekkonstruktie van een kontainer en de niet altijd perfekt ertegenover gelegen opening in de
<Desc/Clms Page number 3>
dwarskonstruktie te laten, is een kleine beweging van de voorkant van de kontainer nog steeds mogelijk.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een opleggerchassis van het zwanehalstype te verschaffen waarop zowel gewone kontainers als zwanehalskontainers vooraan zeer stevig en zonder speling kunnen bevestigd worden.
Tot dit doel bevat het opleggerchassis op de dwarskonstruktie vooraan twee vergrendelingsinrichtingen die elk twee rond een scharnieras scharnierend aan elkaar verbonden kontainervergrendeleenheden bevatten, namelijk een vast op de dwarskonstruktie gemonteerde kontainervergrendeleenheid en een kantelbare kontainervergrendeleenheid die ten opzichte van de vaste kontainervergrendeleenheid kantelbaar is tussen een eerste, aktieve stand, waarin ze aan de kontainerzijde ten opzichte van de vaste kontainervergrendeleenheid gelegen is, zodat ze een erboven gelegen, op het voorste einde van het chassis geplaatste gewone kontainer kan vergrendelen en een tweede, niet-aktieve stand waarin ze naar voor weggezwenkt is, zodat een kontainer van het zwanehalstype tegen de vaste kontainervergrendeleenheid kan geplaatst worden en deze vaste kontainervergrendeleenheid deze kontainer kan vergrendelen.
In haar niet-aktieve stand hindert de kantelbare vergrendeleenheid de werking van de vaste vergrendeleenheid, die volledig voor een kontainer gelegen is, niet. In haar aktieve stand is de kantelbare vergrendeleenheid met haar bovenkant tegen het voorste einde van het chassis nagenoeg ter hoogte van de bovenzijde van het voorste gedeelte gelegen zodat ze op dezelfde
<Desc/Clms Page number 4>
manier als gebruikelijk een erboven gelegen hoekkonstruktie kan vasthouden.
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is de scharnieras in de dwarsrichting van het chassis gericht en bevindt de kantelbare vergrendeleenheid zieh in de niet-aktieve stand bovenop de vaste vergrendeleenheid.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de vaste kontainervergrendeleenheid een in de langsrichting van het chassis instelbare en rond zijn langsas wentelbare hamer.
In tegenstelling met wat gebruikelijk is de hamer van deze vaste vergrendeleenheid in de langsrichting in plaats van in de vertikale richting verplaatsbaar en werkt hij samen met een opening in een vertikale eindwand van de hoekkonstruktie van een kontainer.
In een andere merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de kantelbare kontainervergrendeleenheid een in zijn langsrichting verplaatsbare en rond zijn langsas wentelbare hamer.
Bij voorkeur bevat de vaste kontainervergrendeleenheid een vast met de dwarskonstruktie verbcnden behuizing, een daarin gelegerd moerelement dat kantelbaar is rond een in de langsrichting van het chassis gerichte meetkundige as en een in dit moerelement geschroefde hamer, terwijl de kantelbare kontainervergrendeleenheid een rond de kantelas ten opzichte van voornoemde behuizing wentelbare behuizing bevat, een daarin gelegerd moerelement dat wentelbaar is rond een dwars op de scharnieras gerichte meetkundige as en een in dit moerelement geschroefde hamer.
<Desc/Clms Page number 5>
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de kantelbare kontainervergrendeleenheid een van een opening voorzien vergrendelgedeelte dat, in de aktieve stand tegen de vaste kontainervergrendeleenheid gelegen is, zodat deze laatste vergrendeleenheid via de opening in het vergrendelgedeelte de kantelbare kontainervergrendeleenheid kan vergrendelen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een vergrendelinrichting kennelijk bestemd om gebruikt te worden in een opleggerchassis volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een opleggerchassis en van een kontainervergrendelinrichting daarvoor, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet.
De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen waarin : figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een oplegger voorzien van een opleggerchassis volgens de uitvinding waarop een kontainer van het zwanehalstype geplaatst is ; figuur 2 een zijaanzicht weergeeft analoog aan dit uit figuur 1 maar met een gewone kontainer op het chassis ; figuur 3 een bovenaanzicht weergeeft van het voorste gedeelte van het chassis uit de vorige figuren ; figuur 4 een dwarse doorsnede weergeeft van een kontainervergrendelinrichting op het voorste einde van het opleggerchassis uit de vorige figuren, met de
<Desc/Clms Page number 6>
kantelbare kontainervergrendeleenheid in aktieve stand en op merkelijk grotere schaal getekend ;
figuur 5 een bovenaanzicht weergeeft van de kontainervergrendelinrichting uit figuur 4 ; figuur 6 een dwarse doorsnede weergeeft analoog aan deze uit figuur 4 van de kontainervergrendelinrichting, maar met de kantelbare kontainervergrendeleenheid in niet-aktieve stand ; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
VII-VII uit figuur 4 ; figuur 8 een doorsnede weergeeft volgens lijn
VIII-VIII uit figuur 4.
De oplegger volgens de figuren 1 en 2 bevat een opleggerchassis van het zwanehalstype dat een langwerpige draagkonstruktie bevat, die in hoofdzaak uit twee langsliggers gevormd is en die achteraan een laag gedeelte 1 bezit en vooraan een verhoogd gedeelte 2. Op het lage gedeelte 1 staan een aantal dwarskonstrukties of dwarse armen 3 die zijwaarts uitsteken en op hun einden een kontainervergrendeleenheid 4 van bekende type met vertikale hamer dragen. Op het voorste einde van het verhoogde gedeelte 2 is een dwarskonstruktie 5 vastgemaakt die niet alleen de langsliggers met elkaar verbindt maar cok aan weerzijden buiten de langwerpige draagkonstruktie 1, 2 uitsteekt. Op elk van haar einden draagt de dwarskonstruktie 5 een kontainervergrendelinrichting 6.
Het lage gedeelte 1 van het chassis rust achteraan op wielen 7 en is vooraan van twee op-en-neerklapbare poten 8 vocrzien. Het verhoogde gedeelte 2 draagt op de
<Desc/Clms Page number 7>
gebruikelijke manier de zogenoemde "King-pin" 9 waarmee het opleggerchassis met de stoel van een trekker kan verbonden worden.
Kenmerkend voor de uitvinding zijn vooral de twee kontainervergrendelinrichtingen 6 die elk uit twee met een scharnierpen 10 scharnierend met elkaar verbonden kontainervergrendeleenheden 11 en 12 bestaan.
De kontainervergrendeleenheid 11 is vast aan de dwarskonstruktie 5 en bevat een behuizing met twee zijplaten 13, een basisplaat 14 en een verbindingsplaat 15 tussen de zijplaten 13. De behuizing 13, 14, 15 is zo aan de dwarskonstruktie 5 vastgelast dat de zijplaten 13 vertikaal en in de langsrichting van het chassis gericht zijn en de verbindingsplaat 15 aan de achterzijde, ter hoogte van de naar de achterkant van het chassis gerichte zijde van de dwarskonstruktie 5, gelegen is.
Deze verbindingsplaat 15 is van een langwerpige vertikale opening 16 voor de kop van een hamer 17, 18 voorzien is. Deze hamer met langwerpige kop 18 is met zijn steel 17 in een moerelement 19 geschroefd dat wentelbaar rond een horizontale meetkundige as, die in de langsrichting van het chassis gericht is, gelagerd is in een lager 20 dat vast tussen de zijplaten 13 en op de basisplaat 14 bevestigd is.
Door middel van een stelring 21 die door een borgpen 22 op het moerelement 19 bevestigd is, wordt een lineaire verplaatsing van dit moerelement 19 belet.
Bij het wentelen van het moerlement 19, blijft dit ter plaatse maar wordt de hamersteel 17 in zijn langrichting die in de langsrichting van het chassis gericht is, verplaatst. De hamer 17, 18 kan, samen met het moerelement
<Desc/Clms Page number 8>
19, gewenteld worden en is daartoe op het vrije einde van zijn steel 17 van een knop 23 voorzien.
De scharnierpen 10 strekt zieh in de dwarsrichting van het chassis uit en is bovenaan aan de achterzijde tussen de twee zijplaten 13 vastgemaakt. Deze scharnierpen 10 is omringd door een bus 24 die deel uitmaakt van de kontainervergrendeleenheid 12 en vormt dus een horizontale in de dwarsrichting gerichte kantelas voor deze vergrendeleenheid 12.
Deze kantelbare kontainervergrendeleenheid 12 bevat een vergrendeleenheid die analoog is aan de voornoemde vergrendeleenheden 4 en die eveneens een behuizing bevat met twee dwarse zijwanden 25, twee eropstaande zijwanden 26 en een eindwand 27 die door middel van een vleugel 28 met de bus 24 verbonden is. Een bus 29 is tussen de eindwand 27 en de ervan verwijderde randen van de zijwanden 26 gemonteerd en steekt met twee diametraal tegenover elkaar gelegen wangen buiten de eindwand 27 uit. In de bus 29 is een moerelement 30 gelagerd en door dit moerelement 30 is de steel 31 van de hamer met langwerpige kop 32 van de vergrendeleenheid 12 geschroefd.
Aan de zijde van de scharnierpen 10 is tussen de zijwanden een vergrendelgedeelte namelijk de montageplaat 33 evenwijdig aan de scharnierpen 10 gemonteerd. Deze montageplaat 33 is van een langwerpige opening 34 voorzien voor de kop 18 van de hamer 17, 18 van de vaste kontainerverjrendeleenheid 11.
De behuizing 25, 26, 27, 28 bezit zulkdanige vorm en is zo aan de bus 24 vastgemaakt dat in een eerste stand, de zogenoemde aktieve stand, de kantelbare kontainervergrendeleenheid 12 aan de achterzijde van de
<Desc/Clms Page number 9>
vaste kontainervergrendeleenheid 11 gelegen is, met haar montageplaat 33 vertikaal tegen de verbindingsplaat 15 en de opening 34 juist tegenover de opening 16. De kantelbare vergrendeleenheid 12 is in deze stand in de figuren 2,4 en 5 weergegeven. De steel 31 van de hamer 31, 32 is in deze stand ook vertikaal en de eindwand 27 van de vergrendeleenheid 12 ligt iets lager dan de bovenzijde van het verhoogde gedeelte 2 van het chassis dat in de figuur 4 in punt-streeplijn weergegeven is.
De kontainervergrendeleenheid 12 is uit voornoemde aktieve stand wentelbaar over bijna 180* tot in de niet-aktieve stand weergegeven in de figuren 1 en 6. In de laatstgenoemde stand bevindt de kantelbare kontainervergrendeleenheid 12 zieh bovenop de vaste kontainervergrendeleenheid 11. Bovenaan is tussen de zijplaten 13 een horizontale steunplaat 35 gemonteerd die voorzien is van een gleuf 36 waarvan de breedte iets groter is dan de breedte van de kop 32. De kontainervergrendeleenheid 12 rust in voornoemde stand met haar eindwand 27 op deze steunplaat 35, met de wangen van de bus 29 en de ertussen gelegen hamer 31,32 doorheen de gleuf 36.
Een kontainer 37 van het zwanehalstype, en de meeste zeer lange kontainers zoals die van 40 voet, zijn van dergelijk type,'wordt zoals weergegeven in figuur 1 op het opleggerchassis geplaatst met zijn tunnel vooraan over het verhoogde gedeelte 2 van het chassis en met zijn voorste einde tegen de dwarskonstruktie 5, terwijl de kontainervergrendeleenheden 12 zieh in hun niet-aktieve, naar voor gekantelde stand bevinden en de hamer 17, 18 van de kontainervergrendeleenheden 11 ingeschroefd is, zodat hij niet buiten de behuizing uitsteekt.
Zoals weergegeven in figuur 1, rust een dergelijke kontainer rechtstreeks op
<Desc/Clms Page number 10>
de bovenzijde van het lage gedeelte 1 en kan de kontainer met behulp van zijn hoekkonstrukties en ermee samenwerkende kontainervergendelstukken 4 op de einden van de armen 3, op de gebruikelijke manier, vastgemaakt worden. Vooraan bevindt de kontainer 1 zieh met een gedeelte aan weerszijden van het verhoogde gedeelte 2. De voorste hoekkonstrukties van de kontainer 37 bevinden zieh tegen de vaste kontainervergrendeleenheden 11 van de twee vergrendelinrichtingen 6.
De kantelbare kontainervergrendeleenheden 12 bevinden zieh elk boven een vaste kontainervergrendeleenheid 11 en worden in deze stand vergrendeld door de hamer 31, 32, die tegen de einden van de wangen van de bus 29 en dus onder de steunplaat 35 gelegen is, over 90* te wentelen en vervolgens door middel van het moerelement 30 naar boven te verplaatsen tot de kop 32, die nu met zijn langsrichting dwars op de gleuf 36 gericht is en in deze richting groter is dan de breedte van de gleuf 36, tussen de wangen tegen de onderzijde van de steunplaat 35 aangedrukt wordt.
Het vooraan met een vergrendelinrichting 6 bevestigen van een hoekkonstruktie van de kontainer 37 geschiedt door het moerelement 9 van de vaste vergrendeleenheid 11 te draaien, waardoor de hamer 17, 18 met zijn langwerpige kop 18 buiten de behuizing en dcorheen de overeenstemmende langwerpige opening van de hoekkonstruktie van de kontainer 37 tot in deze hoekkonstruktie wordt gebracht. Daarna wentelt men met behulp van de knop 23 deze hamer 17, 18 over 90'zodat de kop 18 niet meer door voornoemde opening kan en trekt men met het moerelement 19 de hamer 17, 18 terug naar voor ten opzichte van het chassis, zodat deze met zijn kop 18 aangespannen wordt tegen de binnenzijde van de hoekkonstruktie.
<Desc/Clms Page number 11>
Om daarentegen een gewone kontainer 38 zoals weergegeven in figuur 2 vooraan op het chassis te plaatsen, zorgt men ervoor dat de kantelbare kontainervergrendeleenheden 12 in hun aktieve, naar achter neer gekantelde stand bevinden. Een dergelijke kontainer 38, zonder tunnel, rust bovenaan op het verhoogde gedeelte 2 en steunt achteraan op het lage gedeelte l onder tussenkomst van een verhoogstuk 39. Met behulp van dit verhoogstuk 39 worden hoekkonstrukties van de kontainer 38 op een bekende manier vastgemaakt met een kontainervergrendeleenheid 4 op de einden van armen 3. De hoekkonstrukties vooraan deze kontainer 38 zijn juist boven een kontainervergrendeleenheid 12 gelegen waarvan de hamer 31,32 zieh tegen de wangen van de bus 29 bevindt, met de langsrichting van zijn kop 32 in de langsrichting van het chassis.
Deze hamer 31, 32 steekt dus samen met de wangen van de bus 29 doorheen de eveneens in de langrichting gerichte langwerpige opening in de onderzijde van de hoekkonstruktie van de kontainer. Voor het vergrendelen wentelt men de hamer 31, 32 over 90'en trekt men hem naar beneden door wentelen van het moerelement 30 tot de kop 32 tussen de wangen komt te liggen en zieh aanspant tegen de onderste wand van de hoekkonstruktie.
Om elke kanteling van de kantelbare kontainervergrendeleenheid 12 te vermijden, vergrendelt men de montageplaat 33 die zieh tegen de verbindingsplaat 15 van de vaste vergrendeleenheid 11 bevindt, door de hamer 17, 18 van deze vergrendeleenheid 11 door het wentelen van het moerelement 19 eerst naar achter doorheen de opening 34 in de montageplaat 33 te verplaatsen, vervolgens deze hamer 17, 18 rond zijn as over 90'te wentelen en tenslotte hem met behulp van het moerelement 19 terug naar voor te verplaatsen zodat de kop zieh tegen de eindwand 27 aanspant.
<Desc/Clms Page number 12>
Door middel van de hiervoor beschreven vergrendelinrichtingen 6 kunnen dus zowel gewone kontainers 38 als kontainers 37 van het zwanehalstype vooraan op een eenvoudige en snelle, zeer stevige en spelingvrije manier, aan de dwarskonstruktie 5 bevestigd worden.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan deze uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
In het bijzonder moet de scharnieras tussen de twee kontainervergrendelstukken niet noodzakelijk in de dwarsrichting van het chassis gericht zijn. Deze scharnieras zou ook vertikaal gericht kunnen zijn in zoverre de kantelbare vergrendeleenheid naar voor, van achter de vaste vergrendeleenheid weg kan gezwenkt worden.