<Desc/Clms Page number 1>
VERBINDINGSELEMENT EN VERBINDING DIE DOOR DIT ELEMENT
EMI1.1
BEKOMEN WORDT BEKOMEN
De huidige uitvinding betreft een verbindingselement dat een verbinding of hechting met een bepaalde porositeit of permeabiliteit tot stand brengt tussen twee of meerdere elementen, stukken of vlakken.
Het octrooi GB 1520511 bespreekt het gebruik van microporeuse plastic die een doorstroming van gassen tussen die materialen toelaat. Deze plastics of films worden gebruikt voor de vervaardiging van zakken die het kweken van mycelium op gesteriliseerde voedingsbodem alsook het kweken van zwammen verbetert.
Het gebruik van zo'n microporeuse film is ongeloofwaardig want deze film is onvoldoende poreus om een goede gasuitwisseling te bewerkstelligen en biedt zodoende slechte eigenschappen.
Tot slot moeten dergelijke films als afscheiding aangewend worden, ze kunnen niet gebruikt worden als verbindingselement tussen twee elementen om een permeabel of poreus geheel te vormen.
Huidige uitvinding heeft als doel deze nadelen op te lossen. De uitvinding betreft een verbindingselement dat gemakkelijk gebruikt kan worden om een hechting met een bepaalde porositeit of permeabiliteit tot stand te brengen tussen twee of meerdere elementen of stukken.
Het verbindingselement volgens de uitvinding bevat een geheel dat opgebouwd is uit een eerste reeks garens, bij voorkeur continugarens en/of vezelgarens.
Dit geheel dient als basiselement van tenminste een tweede of tweede reeks multifilamentgarens, holle
<Desc/Clms Page number 2>
vezels, vezelgarens of een een mengsel van deze, waarvan tenminste een deel of uiteinde van het tweede garen of tweede reeks garens zieh uitstrekt tot in de nabijheid van een rand van bovengenoemd geheel. De grondstof van het tweede garen of van de tweede reeks garens is een materiaal die niet beschadigd wordt door de temperatuur die aangehouden wordt om de las of verbinding tot stand te brengen. Bij voorkeur strekt tenminste een deel of uiteinde van het tweede garen of van de garens van de tweede reeks zieh over een zijde van het geheel uit. In een uitvoeringsvorm strekken delen of uiteinden van het tweede garen of van vezels van de tweede reeks zieh uit over de twee tegenoverstaande zijden of randen van het geheel.
Onder een andere vorm gerealiseerd kan het geheel ook opgebouwd zijn uit : een eerste basiselement gebonden door middel van continugarens (mono-of multifilament), vezelgarens of een combinatie van beide ; een tweede basiselement eveneens gebonden door middel van continugarens (mono-of multifilament), vezelgarens of een mengel van deze, en een multifilament continugaren, vezelgarens of mengsel van deze dat de overbrugging maakt tussen de twee basiselementen, als grondstof voor deze verbindingsdraad maakt men best een keuze uit materialen die een hogere smelttemperatuur bezitten als de temperatuur die nodig is om door een fusie een hechting of verbinding tussen de twee stukken te maken.
Volgens een kenmerk van de uitvinding bestaan de zogenaamde basiselementen uit een aaneenschakeling van steken waarvan de zogenaamde overbruggingsdraad afwisselend tussen een of meerdere steken van het eerste basiselement en tussen een of meerdere steken van
<Desc/Clms Page number 3>
het tweede basiselement loopt. Men mag niet vergeten dat het geheel of basiselement bestaat uit een samenvoeging van continugarens mono- of multifilament, vezelgarens of een mengsel van deze.
Zulke verbindingselementen kunnen bij voorbeeld door breiwerk of weven bekomen worden.
In een uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding, loopt een tweede continugaren of vezelgaren tussen het eerste basiselement en het tweede basiselement, welk tweede garen of vezelgaren uit een materiaal uitgevoerd is waarvan de smelttemperatuur lager of gelijk is aan de temperatuur die nodig is voor het vormen van de verbinding of hechting.
Bij voorkeur, is het tweede filamentgaren of vezelgaren uit een thermoplast materiaal gemaakt waarvan het smeltpunt lager ligt dan het smeltpunt van het materiaal waaruit het eerste filamentgaren of vezelgaren gemaakt is. Bovengenoemd tweede continugaren of vezelgaren dient een hechting te vormen tussen de te verbinden stukken of elementen.
In een uitvoeringsvorm heeft het verbindingselement volgens de uitvinding de vorm van een ladder waarvan de stijlen door de basiselementen bekomen worden, terwijl de treden ervan gevormd zijn door secties van het eerste overbruggingsfilamentgaren of vezelgaren en eventueel door secties van het tweede overbruggingsgaren of vezelgaren. De afstand tussen bovengenoemde stijlen bedraagt tenminste 0, 5 mm en is bij voorkeur 0, 7 tot 2, 5 cm.
Volgens een kenmerk van die uitvoeringsvorm, bestaat het verbindingselement uit een aaneenschakeling van eenheden die twee secties van bovengenoemde basiselementen, twee secties van het eerste garen en twee secties van het tweede garen bevatten. De secties van de basiselementen zijn in twee delen gesplitst,
<Desc/Clms Page number 4>
waarvan de uiteinden van een deel van een sectie van een basiselement met het uiteinde van het overeenstemmende deel van de sectie van het andere basiselement verbonden zijn door secties van de eerste en tweede garens.
Het eerste garen toont secties die zich uitstrekken tussen de uiteinden van een eerste deel van de eerste sectie van een eerste basiselement en langs het tweede deel van de overeenstemmende sectie van het andere basiselement, terwijl het tweede garen secties toont die zieh uitstrekken langs het tweede deel van de sectie van het eerste basiselement en langs het eerste deel van de overeenstemmende sectie van het tweede basiselement.
De grondstof voor de eerste overbruggingsdraad kan van natuurlijke, kunstmatige of synthetische oorsprong zijn (puur of in mengsel) zoals metaal (ijzer, inox, koper) glas, polypropeen, koolstof, polyester, polyamide, enz.
Natuurlijk kan men ook garens aanwenden die bacteriedodende eigenschappen bezitten. Die garens bestaan onder vezel-of filamentvorm en kunnen uit 100 % bacteriedodend materiaal of in mengsel met klassieke grondstoffen zoals polyester, polyamide, enz. vervaardigd worden.
Wat betreft deze overbruggingsdraden is niet alleen de keuze van de grondstof belangrijk maar eveneens de vorm van de filament-en of vezeldoorsnede.
Daarin kunnen we volgende vormen onderscheiden, rond, vierkant, balkvormig, hol trilabaal, hondenbeenvorm, ovaal, enz.
Het is vanzelfsprekend dat garens die onder de benaming van microfilment of microvezel gecatalogeerd worden eveneens gebruikt kunnen worden om de verbinding tussen de basiselementen tot stand te brengen.
<Desc/Clms Page number 5>
Als grondstof voor de tweede overbruggingsdraad of garen kan een keuze gemaakt worden tussen natuurlijke, kunstmatige of synthetische materialen of een mengsel tussen de drie basisgroepen maar best is polyethyleen of polypropyleen, enz. Een kenmerk van een verbindingselement van de uitvinding is de gelijkende vorm van een ladder waarvan de stijlen een breedte hebben tussen 1 en 25 mm en waarvan de treden op een afstand van 0 tot 200 mm, bij voorkeur tussen 3 en 10 mm van elkaar geplaatst zijn.
De vezels of filamenten van de eerste overbruggingsdraad of garen hebben bij voorbeeld een diameter van minder of gelijk aan 1000 micron, bij voorkeur tussen 1 en 100 micron. Het aantal filamenten die we in de eerste overbruggingsdraad kunnen terugvinden bevindt zieh tussen 1 en 2500.
Huidige uitvinding heeft nog betrekking op een produkt dat tenminste twee delen of stukken bevat die met elkaar verbonden zijn door middel van een verbindingselement volgens de uitvinding. Bovengenoemde delen of stukken zijn bij voorbeeld bladen, films of folies waarvan de grondstof van natuurlijke, kunstmatige of synthetische oorsprong of een mengeling ervan is.
Bij voorkeur zijn de films of folies uit PVC, polyethyleen, polypropeen, aluminium, enz.
De hechting tussen de films of folies strekt zieh voordelig langs zijden ervan uit zodat de hechting of verbinding zoals een las een reeks kanalen toont.
Zulk een hechting of verbinding heeft dus een bepaalde porositeit of permeabiliteit.
De uitvinding heeft nog betrekking op een verbindingselement volgens de uitvinding dat gekoppeld is met een bandje uit een thermoplast materiaal, waarvan de smelttemperatuur lager is dan de smelttemperatuur van de te verbinden stukken of films of van de samen te
<Desc/Clms Page number 6>
lijmen stukken of films.
Zulk een element kan best gebruikt worden voor het verbinden van twee randen van folies, bij voorbeeld aluminiumfolies.
Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een elastomeer afdichting die voorzien is van een reeks kanalen die zieh tussen twee zijden of ruimten van de afdichting uitstrekken. Deze kanalen zijn gevormd door het plaatsen van een verbindingselement volgens de uitvinding in een gietvorm of vorm en door injectie van een samenstelling die uitgehard kan worden of die polymeriseerbaar is. In dit geval moeten de multifilamenten of vezels van de eerste garens uit een materiaal gemaakt zijn waarvan de smelttemperatuur hoger is dan de temperatuur van de reaktie voor het vormen van de elastomeerverbinding of afdichting.
Door middel van een verbindingselement volgens de uitvinding is het mogelijk zakken te vervaardigen waarvan de randen een bepaalde permeabiliteit of porositeit tonen. Die porositeit hangt af van de lengte en de diameter van de gevormde kanalen alsook van het aantal per cm. De diameter van de kanalen hangt af van het aantal filamenten en van de filament-diameter van het eerste garen.
Zulke zakken kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor het rijpen van voedsel, voor het kweken van zwammen, enz.
Gezien de kleinere diameter van de kanalen is het mogelijk de doorgang van bacteri n door de kanalen te vermijden maar de doorgang van gassen 02'C02'enz. toe te laten.
Zulke zakken kunnen gebruikt worden voor de fermentatie van afval, daar de bacteri n niet uit de zakken kunnen ontsnappen. Bovendien, is het dankzij de 02 doorlaatbaarheid van de kanalen mogelijk een
<Desc/Clms Page number 7>
aerobe fermentatie te verzekeren, tenminste in de nabijheid van de verbinding. Tenslotte, kan ook de gevormde C02 door die kanalen uit de zakken verwijderd worden.
Andere kenmerken en details van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving voortvloeien waarin verwezen is naar de bijgevoegde tekeningen. In die tekeningen : Figuur 1 toont een vergroting aan van een uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een fragment van een zak die voorzien is van een element volgens de uitvinding.
Figuur 3 toont een doorsnede volgens richting B-B van een gedeelte van de zak voorgesteld in figuur 2.
Figuur 4 schetst de doorsnede volgens richting A-A van een gedeelte van de zak voorgesteld in Figuur 2.
Figuur 5 is een doorsnede van een afdichting die voorzien is van een element volgens de uitvinding.
Figuur 6 is een vergroting van een andere uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding.
Figuur 7 tot en met 12 tonen een vereenvoudigde afbeelding van de twee of meerdere draden die dienst doen als overbruggingsdraad in een element volgens de uitvinding. Deze figuren tonen maar enkele van de vele mogelijke bindwijzen en de eventuele combinaties die onderling mogelijk zijn.
Figuren 13 en 14 tonen een andere uitvoerinsvorm van een element volgens de uitvinding.
Figuur 15 toont nog een andere uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding.
In figuur 1 wordt een element zoals de uitvinding omschrijft meer gedetailleerd geschetst waarin : - la ; het eerste basiselement voorstelt gevormd uit een aaneenschakeling van steken en gemaakt door middel van
<Desc/Clms Page number 8>
een draad, -lb ; het tweede basiselement gevormd door een aaneenschakeling van steken en gemaakt door middel van een draad, en - een filamentgaren 2.
De filamenten 3 van de draad 2 zijn uit een materiaal vervaardigd waarvan het smeltpunt hoger ligt dan de temperatuur die nodig is om de las te maken. Op deze wijze is het mogelijk om tijdens het tot stand komen van de las (volgens de techniek van het lassen, lijmen, chemische reactie, enz) een reeks kanalen te vormen, anders gezegd dat het mogelijk is een las te bekomen met een welbepaalde doorlaatbaarheid of porositeit.
De filamenten 3 van de draad 2 lopen opeenvolgend langs een steek of een reeks steken van het eerste basiselement la en langs een steek of meerdere steken van het tweede basiselement Ib, om vervolgens langs een steek of reeks steken van het tweede basiselement Ib te lopen, en keren de filamenten 3 uiteindelijk terug om een steek of meerdere steken van dat eerste basiselement la te volgen. Deze cyclus wordt een oneindig aantal keren herhaald om zodoende een ladder te vormen, waarvan de stijlen bekomen worden door de"chainettes"la ; Ib en de treden gevormd worden door de secties van het filamentgaren of de overbruggingsdraad 2 die de verbinding maakt tussen de "chainettes"la en Ib.
De uitvinding is voorzien van een tweede overbruggingsdraad 4 gemaakt uit een thermoplast materiaal waarvan het smeltpunt lager ligt dan het smeltpunt van de filamenten 3. Het doel van dat filamentgaren 4 is een las te vormen die zieh dicht bij de filamenten van overbruggingsdraad 2 ligt, om zo een hechting te bekomen tussen twee delen, zoals bij voorbeeld twee bladen of films.
<Desc/Clms Page number 9>
Onder een bepaalde vorm bedraagt die afstand (E) tussen de twee basiselementen la en lb 0, 9 cm, de breedte van de chainetten la en lb is 0, 2 mm en de afstand e tussen de verschillende treden is 0, 3 cm. De dichtheid van de chainetten bedraagt ongeveer 10 steken/cm. De chainetten alsook de treden die gevormd worden door de tweede overbruggingsdraad 4 zijn vervaardigd uit polypropyleen terwijl de eerste overbruggingsdraad 2 gerealiseerd is in polyester. Zoals figuur 1 schetst wordt het element gevormd door een aaneenschakeling van eenheden X. Deze eenheden bevatten twee secties Ta en Tb van de zogenaamde basiselementen la en lb en twee secties 21 en 22 zijnde de secties van de draad 2 en twee secties 41 en 42 zijnde secties van de draad 4. De Secties Ta en Tb zijn nogmaals gesplitst in delen T10, T20, Tll, T21 (Ta = T10 + T20 ; Tb = Tll + T21).
Voor een eenheid A bestaat de draad 2 uit secties 21 en 22 die een verbinding maken tussen de uiteinden van de delen T10 en Tll van de chainettes, en secties 23 en 24 waarvan sectie 23 in het deel T10 van chainette la gebonden is en waarvan sectie 24 in het deel T21 van de chainette of basiselement lb gebonden is. De tweede overbruggingsdraad bestaat uit secties 41 en 42 die een verbinding maken tussen de uiteinden van de delen Tll en T10 van de basiselementen la en lb, uit sectie 43 die gebonden is in het deel Tll van basiselement lb en uit sectie 44 die gebonden wordt in het deel T20 van basiselement la.
Bij gebruik van een element zoals de uitvinding omschrijft, is het mogelijk produkten te vervaardigen die een welbepaalde doorlaatbaarheid bezitten. Dergelijke produkten zijn bijvoorbeeld zakken die in figuur 2 weergegeven zijn. Die zakken bestaan uit twee bladen of films 5 en 6 die minstens aan
<Desc/Clms Page number 10>
3 randen 7 met elkaar verbonden zijn. In de nabijheid van de overstaande boorden 7a en 7b worden de bladen of films met elkaar verbonden door middel van een verbinding of las 8, (fig. 3 en 4) waarin een element volgens de uitvinding beschreven verwerkt zit. De verbinding of las bevindt zieh tussen de twee basiselementen la en 1b en wordt best gemaakt door toepassing van de lastechniek (Thermisch).
Tijdens deze bewerking smelten de delen van de film die zich tussen de basiselementen la en 1b bevinden gedeeltelijk, terwijl de filamenten 3 van de overbruggingsdraad 2 geen enkele nadelige invloed ondervinden, daaronder verstaan we het versmelten van de filamenten. Op deze manier worden kanalen 9 gevormd. Deze kanalen strekken zich uit tussen de boorden van de verbinding of las 8. De draad 4 smelt weg eens deze bewerking voltooid is.
Figuur 5 toont een afdichting 10 uit een elastomeer vervaardigd waarin een element zoals volgens de uitvinding omschreven, verwerkt is en waar de kanalen 9 een uitwisseling van lucht of gassen tussen de ruimten 11 en 12 toelaat.
Alhoewel de afgebeelde uitvoeringsvorm een voordelige uitvoeringsvorm is, kunnen verbindingselementen volgens de uitvinding een reeks evenwijdige aaneenschakelingen van steken bevatten die door continugarens of vezelgarens met elkaar verbonden zijn. Die garens vormen dan treden van een zogenoemde ladder.
In een bijzondere uitvoeringsvorm zijn de aaneenschakelingen van steken de randen van een weefsel.
In dat geval is het weefsel bij voorkeur uit een thermoplast materiaal gemaakt. De diameter of dikte van de gebruikte garens is gekozen om een dikte van de aaneenschakelingen van steken te bekomen die aanvaardbaar is voor het gebruik en de toepassing van het verbindingselement.
<Desc/Clms Page number 11>
De treden zijn uit verschillende materialen gemaakt. De diameter van de garens of bandjes is gekozen om de dikte en sterkte van de hechting te bepalen, om de eigenschappen van de hechting tussen de films of folies te bepalen en om een hechting met een bepaalde porositeit te bekomen.
De aaneenschakelingen van steken of basiselementen verhogen de buigsterkte en de treksterkte van de hechting. Gezien die hoge sterkte kunnen zakken die met afval gevuld zijn automatisch behandeld worden.
Wat betreft de filamenten 3, zijn hun aantal, hun diameter en de vorm van hun doorsnede belangrijke parameters die de diameter en de vorm van de kanalen beinvloeden, d. w. z. parameters die de graad van porositeit of doorlaatbaarheid bepalen. Natuurlijk is een andere parameter die de diameter en de vorm van de kanalen beinvloedt de druk die op de te verbinden stukken of films uitgeoefend wordt tijdens het lassen.
Door het gebruik van basiselementen of aaneenschakelingen van steken la, lb met een bepaalde dikte is het mogelijk de invloed van die laatste parameter te beperken.
Men heeft opgemerkt dat voor bepaalde porositeit of permeabiliteit van de hechting het mogelijk was de doorgang van microscopische deeltjes te vermijden en de doorgang van gassen toe te laten.
Wanneer zulk een hechting gebruikt wordt om twee films van een zak te verbinden, heeft men opgemerkt dat de steriliteit van de stoffen die in de zakken geplaatst worden kan verzekerd worden.
Zulke zakken kunnen bij voorbeeld gebruikt worden om het kweken van zwammen te verbeteren.
<Desc/Clms Page number 12>
De diameter of grootte van de kanalen van een hechting kan vooraf bepaald worden en is bij voorkeur min of meer gelijk over de ganse lengte van de kanalen.
In uitvoeringsvormen was het mogelijk het verschil van de diameter van de kanalen te beperken to¯+ 1 10% van de gemiddelde diameter.
Deze welbepaalde porositeit laat het bekomen van zakken toe die een welbepaalde uitwisseling tussen de binnenruimte van de zakken en de buitenruimte ervan toelaat zodat welbepaalde reakties of filteringen, osmose, ultrafilteringen, enz. kunnen verzekerd worden.
In een uitvoeringsvorm die niet afgebeeld is, zijn de eerste en tweede basiselementen weefsels of breiwerken die door een continu multifilamentgaren of vezelgaren samen verbonden zijn.
Na het vullen met een materiaal van de ruimte die tussen de basiselementen gelegen is, bekomt men een wand waarvan de twee vlakken door een verbindingselement samengebonden zijn zodat de wand een bepaalde porositeit of permeabiliteit toont.
Figuur 6 toont een andere uitvoeringsvorm van een element volgens de uitvinding. Dit element omvat een eerste reeks garens of vezels 50, en een tweede reeks multifilamentgarens 51. Die garens, vezels of filamenten zijn noch geweven, noch gebreid en vormen samen een vlies of non-woven waarin de vezels, garens of filamenten 50 en 51 met elkaar verbonden zijn door middel van lijm, of een andere hechtingsmethode. Garens 50 van de eerste groep zijn in een materiaal zoals polypropyleen uitgevoerd die aan een lage temperatuur smelten. Garens 51 daarentegen zijn garens met een smeltpunt dat hoger ligt dan de garens 50, en zijn bijvoorbeeld polyester, polyamide, enz. Garens 51 strekken zieh over de randen 52 en 53 uit zodat tenminste een van de uiteinden 51a van de garens 51 de
<Desc/Clms Page number 13>
randen 52 en 53 bereiken.
Na het plaatsen van zo een element tussen twee folies, en het verwarmen van het geheel tot de smelttemperatuur van de garens 50 bereikt is, bekomt men een hechting tussen de twee films of folies. In deze hechting vinden we holten, kanalen of kamers terug waarvan de wanden gevormd zijn door de gesmolten of gedeeltelijk gesmolten garens 50. De garens 51 verzekeren de doorlaatbaarheid tussen de rand 52 en de kamers van het element, tussen de rand 53 en een kamer en tussen de verschillende kamers onderling. Door dergelijk element te gebruiken kan men verbindingen met een welbepaalde porositeit bekomen die voordelen bieden bij voorbeeld de cultivatie van mycelium, of andere fermentatieprocessen.
Het is duidelijk dat in plaats van garens of vezels 51 het mogelijk is multifilamenten of multifilamentgarens te gebruiken die zorgen voor de overbrugging tussen de 2 overstaande randen van het geheel. Parameters zoals de percentuele verhouding tussen de 2 of meerdere grondstoffen, de vezellengte, de dikte en de vorm van de doorsnede van de warmtebestendige garens 51, alsook de dikte van de te smelten garens of vezels 50 zijn zeer belangrijk en beinvloeden in meer of mindere mate de porositeit van de verbinding alsook de sterkte van de lassen van een zak waarin een element volgens de uitvinding verwerkt zit. Het is zo dat een element zoals in figuur 6 voorgesteld, gecombineerd kan worden met een element voorgesteld in figuur 1 om een verbinding te maken tussen verschillende stukken of delen.
In de figuren 7 tot en met 12 werden de werkwijzen van de twee of meer overbruggingsdraden afzonderlijk schematisch voorgesteld. De draad voorgesteld door nr 2 is de eerste overbruggingsdraad en de draad voorgesteld door nr 3 en tevens in stippellijnen getekend, de tweede overbruggingsdraad.
<Desc/Clms Page number 14>
De fijne verticale lijnen la, Ib stellen de basiselementen voor.
In figuur 8, zijn de twee overbruggingsdraden 2 en 3 volgens dezelfde binding in de basiselementen la, Ib verankert, dit wil zeggen dat die twee overbruggingsdraden 2 en 3 dezelfde werking hebben en geknoopt worden door de onderlegging.
In figuren 7,9, 11 en 12 hebben de twee overbruggingsdraden 2,3 een complementaire werking. In die uitvoeringsvormen zijn de knopen van het basiselement la en de knopen van het basiselement Ib die door een overbruggingsdraad 2 of 3 verbonden zijn ook door middel van de andere overbruggingsdraad 3 of 2 verbonden.
In figuur 10 hebben de overbruggingsdraden 2, 3 een totaal verschillende werking.
Het is duidelijk dat de werking van de overbruggingsdraden veranderd kan worden langs de basiselementen la, Ib. Bij voorbeeld voor een eerste gedeelte dat tussen de twee basiselementen la, Ib ligt kunnen de overbruggingsdraden 2, 3 de in figuur 12 afgebeelde werking hebben, terwijl voor een tweede gedeelte dat tussen de basiselement la, Ib ligt de overbruggingsdraden 2, 3 de in figuur 7 afgebeelde werking kunnen hebben.
In figuur 11 staan de overbruggingsdraden 2, 3 gedeeltelijk loodrecht op de stijlen of basiselementen la, Ib en gedeeltelijk schuin op die basiselementen la, lb. De hoek H die gevormd is tussen een basiselement en een gedeelte van een draad dat schuin op bovengenoemd basiselement staat kan tussen 0 en 90 varieren en ligt bij voorbeeld tussen 30 en 60 .
In figuur 12 staan de twee overbruggingsdraden 2,3 schuin op de basiselementen la, Ib. De wer-
<Desc/Clms Page number 15>
king van de overbruggingsdraad 3 toont een verschuiving van een halve cyclus ten opzichte van de werking van de overbruggingsdraad 2.
In de in figuur 13 afgebeelde uitvoeringsvorm, worden de overbruggingsdraden bekomen door secties 01 en 02 van de respectievelijke draden A en B die normaal instaan voor het vervaardigen van de draden A en B afwisselend een steek maken in basiselement la en Ib. 01 en 02 worden bekomen door het afwisselend steek maken van de draden A en B in de basiselementen la en Ib. Wetende dat de draad A een smeltpunt heeft dat hoger ligt dan de temperatuur die aangehouden wordt om de las te vervaardigen en draad B een smeltpunt heeft dat lager lig of gelijk is aan het basiselement la en Ib. Wetende dat de draad A een smeltpunt heeft dat hoger ligt dan de temperatuur die aangehouden wordt om de las te vervaardigen en draad B een smeltpunt heeft dat lager ligt of gelijk is aan de lastemperatuur.
In geval dat de verbinding bekomen wordt door een chemische reactie is het evident dat de temperatuur die vrijkomt bij deze reactie bepalend is voor de keuze van de aan te wenden garens of grondstoffen.
Figuur 14 toont een element waarvan de draad A een aantal steken maakt in het basiselement la en vervolgens een aantal steken maakt in het basiselement Ib. Terwijl draad A steek maakt in basiselement la, maakt draad B steek in het basiselement Ib, de draden wisselen gelijktijdig van basiselement, en nu maakt B steek in basiselement la terwijl A steek maakt in basiselement lb, de cyclus wordt beeindigd door een tweede gelijktijdige wissel van de draden A en B naar de basiselementen la en Ib zodat alle elementen zich terug op hun uitgangspositie bevinden. Deze cyclus herhaalt zich een oneindig aantal keren.
Het aantal steken dat de draden in elk basiselement alvorens
<Desc/Clms Page number 16>
steek te maken in het overstaande basiselement maken alvorens steek te maken in het overstaande basiselement kan varieren van 1 tot 500 steken. Door deze bindwijze toe te passen bekomt men een touwladder waarvan de treden die dienst doen als overbrugging gevormd worden door de secties 01 en 02 die gekruist opgesteld staan.
De porositeit hangt met dit type van verbindingselement vooral af van het aantal overbruggingen per cm, het aantal steken per cm, de percentuele verhouding tussen de twee of meerdere grondstoffen die gebruikt werden, de dikte en de doorsnede van de filamenten of vezels die aangewend zijn voor de constructie, en de temperatuur die aangehouden wordt tijdens het vervaardigen van de verbinding.
Het element dat in figuur 15 afgebeeld is, is een element dat gemaakt wordt door het combineren van de technieken die gebruikt werden in de uitvoeringsvormen van figuur 14 en van figuur 7.
Het element bestaat uit een aaneenschakeling van steken waarvan de draden afwisselend of volgens een bepaald patroon een deel van de basiselementen la en Ib vervaardigen, waardoor we automatisch overbruggingen 01 en 02 bekomen. Een bijkomende draad 2 of een stelsel draden 2 en 4 wordt in het element gebracht en geknoopt door de onderlegging. Afhankelijk van het patroon maakt de draad 2 of het stelsel draden 2 en 4 een aantal bijkomende overbruggingen 21 en of 41 tussen de basiselementen la en Ib.