<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE VOOR HET BEHANDELEN VAN VLEES EN MACHINE
EMI1.1
ERVOOR ERVOOR
Huidige uitvinding betreft een werkwijze om de eigenschappen van het vlees in het bijzonder van een pas geslacht dier te garanderen.
Tot nu toe werden de delen van een pas geslacht dier gekoeld zodat de temperatuur ervan, in het bijzonder de temperatuur die in het vlees opgemeten is, van ongeveer 37 C tot ongeveer 5-6 C daalt. Om zo een afkoeling uit te voeren binnen een korte termijn worden de delen, van de pas geslachte dieren in een koelkast
EMI1.2
geplaatst waarvan de temperatuur gewoonlijk tussen + 1 C en 6 C ligt of enkele uren door een snelkoeling met een temperatuur van -25OC tot -5OC.
Wanneer de delen van de pas geslachte dieren een temperatuur van ongeveer 6 C hebben, mogen zij wettelijk getransporteerd worden.
Gedurende de afkoeling van bovengenoemde delen, heeft men een gewichtsverlies van 2 à 5% opgemerkt. Men heeft ook opgemerkt dat een verandering van de struktuur van het vlees gebeurde gedurende die afkoeling.
Om een gewichtsverlies dat blijkbaar door een verdamping optreedt, te verlagen, zou de vakman denken de zijden van de delen van de pas geslachte dieren van een beschermingslaag te voorzien.
Men zou bij voorbeeld denken aan het opspuiten op de zijden van de delen van een was of van een plastiek. Zulk een oplossing neemt te veel tijd in beslag en bovendien blijkt het dat de eigenschappen van
<Desc/Clms Page number 2>
het vlees niet gegarandeerd kunnen worden in het bijzonder voor het vlees dat zieh aan de binnenzijde van het karkas bevindt, en reeds is aangesneden of bij stukken vlees, al de aangesneden kanten.
Men zou ook kunnen denken aan het omwikkelen van de de delen van een pas geslacht dier met een plastieke film of folie. Door zo een omwikkeling is het mogelijk de hele oppervlakte van de delen van een beschermingslaag te voorzien. Die oplossing neemt ook veel tijd in beslag en om kwaliteit van het vlees te garanderen moet de folie in een enkele laag zo strak mogelijk tegen het karkas aangebracht worden, omdat meerdere lagen de koeling zou vertragen.
Men heeft nu opgemerkt dat door het aanbrengen van plastieke film of folie op delen van een pas geslacht dier het mogelijk was een gewichtsverlies te vermijden of te beperken en goede eigenschappen (smaak, malsheid, enz) van het vlees, in het bijzonder van de aangesneden stukken te verbeteren.
In de werkwijze volgens de uitvinding, verdeelt men een pas geslacht dier in ten minste twee delen, welke delen bestaan uit een stuk karkas dat de binnenzijde van een deel vormt en een stuk vlees dat op bovengenoemd stuk karkas vastgehecht is, welk stuk vlees een buitenzijde van het deel vormt. Daarna voorziet men de buitenzijde tenminste gedeeltelijk van een beschermingslaag in een zodanige manier dat de binnenzijde tenminste gedeeltelijk vrij van een beschermingslaag voorzien is.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, voorziet men ten minste 50% van de buitenzijde en ten hoogste 50% van de binnenzijde van een beschermingslaag.
Bij voorkeur vocrziet men 60 t/m 80% van de buitenzijde en ten hoogste 20% van de binnenzijde van
<Desc/Clms Page number 3>
een beschermingslaag.
Volgens een kenmerk van die uitvoeringsvorm is ten hoogste 10% van de binnenzijde, bij voorkeur ongeveer 0% van die binnenzijde van een beschermingslaag voorzien.
Als beschermingslaag kan men een plastiekfolie, in het bijzonder een polyolefin film zoals een polyetheen film gebruiken.
De uitvinding heeft ook betrekking op een dierendeel, in het bijzonder dat door een werkwijze volgens de uitvinding voorbereid is. Het dierendeel volgens de uitvinding bestaat uit een stuk karkas dat een binnenzijde vormt en een stuk vlees dat op bovengenoemd stuk karkas vastgehecht is. Het stuk vlees vormt de buitenzijde van het deel. Volgens de uitvinding is de buitenzijde, tenminste gedeeltelijk van een beschermingslaag voorzien, terwijl de binnenzijde ten minste gedeeltelijk vrij is van bovengenoemde beschermingslaag.
In een uitvoeringsvorm zijn ten minste 50% in de buitenzijde en ten hoogste 50% van de binnenzijde van een beschermingslaag voorzien.
Volgens een kenmerk van die uitvoeringsvorm, zijn 60 t/m 80% van de buitenzijde en ten hoogste 20% van de binnenzijde van een beschermingslaag voorzien.
Bij voorkeur minder dan 10% en liefst ongeveer 0% van de binnenzijde is van een beschermingslaag voorzien.
De uitvinding heeft nog betrekking op een machine die geschikt is om de werkwijze volgens de uitvinding uit te voeren en om dierendelen volgens de uitvinding voor te bereiden.
De machine volgens de uitvinding bestaat uit de volgende elementen : een frame dat van een transportsysteem voorzien is
<Desc/Clms Page number 4>
om opgehangen dierendelen te verplaatsen door een opening van het frame ; twee dragers waarvan een eerste in de omgeving van een zijde van de opening ligt, terwijl de tweede in de omgeving van een aan bovengenoemde zijde tegenoverliggende zijde ligt ; een verplaatsingssysteem om de dragers naar elkaar te verplaatsen of oir de dragers van elkaar te verwijderen ; een op een drager geplaatste houder voor een film of folie rol ; een inrichting om een film of folie te vormen tussen de twee dragers, zodat de opening (8) ten minste gedeeltelijk door bovengenoemde gevormde film of folie afgesloten is ; een systeem om de film of folie af te rollen zodat de film of folie zieh rond het dierendeel uitstrekt ;
een systeem om twee delen van de film of folie samen te binden, en - een systeem om een scheiding te maken tussen de film of folie en het deel van de film of folie dat zieh tussen de twee samengebonden delen ervan uitstrekt.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de twee dragers van een houder voor een film of folie, een geleidingsrol voor de film of folie en van een systeem cm het afrollen van de film of folie toe te laten wanneer een opgehangen dierendeel door de opening verplaatst wordt voorzien.
Volgens een kenmerk, zijn de twee dragers of een ervan van een systeem voorzien om een verbinding te maken tussen een deel van de film of folie die afkomstig is van de houder van een eerste drager en een deel van de film of folie die afkomstig is van de houder
<Desc/Clms Page number 5>
van de tweede drager.
Op die manier kan een deel van de film of folie zieh rond een dierendeel uitstrekken.
Bij voorkeur zijn de twee dragers van twee verdere systemen voorzien, namelijk een systeem om twee naast bovengenoemde verbinding gelegen delen van de folies samen te binden zodat door die tweede verbinding een film of folie tussen de dragers gevormd is, en een systeem om een snede te maken tussen bovengenoemde eerste en tweede verbindingen.
Andere kenmerken en details van de uitvinding zullen van de volgende beschrijving voorvloeien, waarin verwezen is naar de bijgevoegde tekeningen. In die tekeningen tonen figuren 1 en 2 een voor-en achteraanzicht in perspectief van een machine volgens de uitvinding en figuren 3 t/m 8 stappen van een werkwijze volgens de uitvinding.
Figuren 3,4 en 6 tonen in doorsnede volgens de lijn 111-111 de in figuur 1 afgebeelde machine, terwijl figuur 5 in doorsnede volgens de lijn V-V die in figuur 1 afgebeelde machine toont. Tenslotte zijn figuren 7 en 8 een aanzicht van een kenmerk van de machine voor twee achtereenvolgende stappen van de werkwijze.
De in figuur 1 afgebeelde machine bestaat uit een frame 1 dat door stijlen 2 en dwarslatten 6, 17 gevormd is en dat bovenop voorzien is van een transportketting 3 waarvan schakels een haak 4 dragen waarop een dierendeel 5 via een haaksysteem 7 opgehangen kan worden. De transportketting dient om dierendelen 5 te verplaatsen door een opening 8 van het frame 1. (Peil
A). Twee dragers 9, 10 zijn langs een vertikale zijde van de opening 8 gelegen en worden door een verplaatsingssysteem 11 naar elkaar (peil B) verplaatst of van elkaar (peil C) verwijderd.
<Desc/Clms Page number 6>
Elke drager 9, 10 bestaat uit een verticale plaat 12 waarop een houder 18 voor een film of folie, b. v. een polyetheen folie geplaatst is. De drager is aan zijn uiteinden verbonden met horizontale platen 13, 14 waarvan tegenoverliggende zijden in U dwarsliggers 6 ingestoken zijn. Die U dwarsliggers 6 vormen een geleidingsmiddel voor de platen 13,14.
Om de wrijving te verlagen is de plaat 14 van poten 15 voorzien waarop wieltjes 16 via een as gemonteerd zijn. Die wieltjes 16 dienen op de bovenoppervlakte van de U dwarsliggers 6 te rollen. De plaat 13 kan ook van zulke wieltjes voorzien zijn.
Het verplaatsingssysteem is een cilinder 11 die op een dwarslat 17 van het frame vastgehecht is en waarvan het vrije uiteinde van de stang 30 met een drager vast verbonden is.
De houder van de film of folierol 19 bestaat uit een bovenlatje 20 en een onderlatje 21 dat van een as voorzien is. Het bovenlatje 20 toont een opening waarin een van een randvormige uitsteking voorziene pen ingestoken kan worden. Bovenplaat 20 is van een gelagerde beweegbare doorn voorzien die in de centrale opening 31 van de folierol 19 past. De doorn kan met de hand of mechanisch naar omhoog verplaatst worden voor het verwijderen of vervangen van folierol 19.
Onderplaat 21 is voorzien van een vaste doorn, die gelagerd is opgesteld en past in de centrale opening 31 van de folierol 19. De onderplaat 21 is zo uitgevoerd dat op de doorstekende as van de doorn en op de onderplaat, een rem of een motor (of beiden,) geplaatst kunnen worden.
De dragers zijn van geleidingsrollen 22 voorzien om het bewegen van de film de leiden.
Wanneer de dragers 9,10 naast elkaar gelegen zijn, zijn de geleidingsrollen 22 en de folies 19 van de
<Desc/Clms Page number 7>
dragers 9, 10 naast elkaar gelegen, zodat het samenbinden van twee delen van de folies vergemakkelijkt is.
De machine volgens de uitvinding die in de figuren afgebeeld is, is van twee verdere systemen voorzien namelijk een systeem om delen van de film van een eerste drager 9 met delen van de film van de tweede drager 10 samen te binden (door lassen) en een systeem om een snede te maken zodat een deel van de film dat zieh rond een dierendeel 5 uitstrekt van de film verwijderd kan worden.
Die twee systemen zijn op een profiel 23 gemonteerd, dat door een cilinder 24 ten opzichte van een drager 9,10 verplaatst kan worden. Op het profiel 23 zijn er twee stangen 25 vastgehecht die in moffen 26 ingestoken zijn. Die stangen en moffen 26 dienen als geleidingsorgaan voor het profiel 23.
Rollen 27 zijn op een as gemonteerd die op het uiteinde van een veerbladje 28 vastgehecht is, waardoor die rollen 27 en dus de folie 19 op de geleidingsrollen 22 gedrukt worden.
De machine is ook van sensoren 32, 33 voorzien om het doorgaan van een dierendeel 5 door de opening 8 te detecteren. Die sensoren drijven de cilinders 11 om de dragers 9,10 naar elkaar te verplaatsen wanneer een dierendeel 5 door de opening 8 doorgaat.
Sensoren 34 zijn ook voorzien om het dicht bij elkaar liggen van de dragers 9, 10 te detecteren.
Die sensoren drijven de cilinders 24 om de profielen 23 naar elkaar te verplaatsen wanneer de dragers naast elkaar gelegen zijn.
Tenslotte zijn er sensoren 35 om het naar elkaar verplaatsen van de profielen 23 te detecteren.
Die sensoren 35 dienen om een schakelaar 36 van een electrische omloop 37 te drijven zodat electriciteit aan verwarmingselementen aangebracht wordt om het lassen van
<Desc/Clms Page number 8>
delen van de folie 19 toe te laten.
Het verpakken van een dierendeel 5 bestaande uit een stuk karkas 57 dat de binnenzijde van het dierendeel 5 vormt en uit een stuk vlees 56 dat aan bovengenoemd stuk karkas 57 gebonden is en dat de buitenzijde van het dierendeel 5 vormt is hierna beschreven.
Door de transportketting 3 wordt het dierendeel 5 dat op een haak 4 opgehangen is in de richting van de opening 8 verplaatst. Door die beweging, raakt het dierendeel 5 de folie 19 aan. De folierollen 19 zijn gedurende die beweging afgerold zodat de folie zieh min of meer aan de vorm van het dierendeel 5 aanpast (zie figuren 3 t/m 5).
Wanneer de sensor 32 een haak 4 detecteert, wordt de transportketting 3 niet meer aangedreven en worden de cilinders 11 in werking gesteld zodat de dragers 9,10 naar elkaar verplaatst worden (zie figuur 6).
Wanneer sensor 34 het dicht bij elkaar liggen van de dragers 9, 10 vaststelt, worden cilinders 24 aangedreven om de profielen 23 naar elkaar te bewegen (peil D, zie figuur 7).
Wanneer sensoren 35 het naar elkaar bewegen van de profielen 23 vaststelt wordt electriciteit aan verwarmingselementen aangebracht om delen van de folie 19 samen te lassen.
Figuur 7 toont gedeeltelijk op grotere schaal en in doorsnede dragers 9,10 van de in figuur 1 afgebeelde machine.
Een 23'van de profielen 23 is van lasinrichtingen 40,41 voorzien. Die inrichtingen 40, 41 bestaan uit een lasdraad die onder een teflon-laag 42 met ingewerkte vezeldraden geplaatst is.
Een derde draad 43 ligt bovenop de teflon-
<Desc/Clms Page number 9>
laag en dient om de folie 19 te snijden tussen de twee lasverbindingen.
De draden zijn van een spaninrichting (niet afgebeeld) voorzien, terwijl de electrische spanning van lasdraden 40,41 door middel van een regelbare transfo geregeld wordt.
Het tweede profiel 23" is een drukprofiel dat van een hoog temperatuurbestendige silicon rubber strook 44 voorzien is. De te lassen delen van de folie zijn tussen de twee profielen 23 gedrukt.
Na het lassen van de folie 19 worden de profielen 23 van elkaar verwijderd (peil E) zodat de folie 19 in twee delen verdeeld wordt, namelijk een eerste deel dat zieh rond een stuk karkas uitstrekt (deel dat zieh tussen de verbindingslijnen 50'en 60 uitstrekt) en een tweede deel dat zieh tussen de folie rollen 19 via de verbindingslijn 50 uitstrekt.
Het van elkaar verwijderen van de profielen 23 gebeurt na een lastijd die geregeld kan worden in functie van de gebruikte folie, de dikte ervan, enz. Na die bepaalde lastijd, werden de profielen 23 van elkaar verwijderd, terwijl geen electriciteit aan de lasdraden 40, 41 aangebracht wordt door het uitschakelen van schakelaar 36. Een sensor 51 detecteert het einde van het van elkaar verwijderen van de profielen 23 en drijft de cilinders 11 om het van elkaar verwijderen van de dragers 9,10 toe te laten (zie figuur 2).
Wanneer een sensor 52, zoals een fotoelectrische cel, het van elkaar verwijderen van de dragers detecteert, wordt de transportketting 3 opnieuw aangedreven om een nieuw stuk karkas van een beschermingsfolie te voorzien (zie figuur 2).
Gedurende het van elkaar verwijderen van de dragers (peil C), wordt de folie 19 tussen de twee geleidingsrollen 22 gespannen. In een uitvoeringsvorm
<Desc/Clms Page number 10>
kunnen de folie rollen 19 aangedreven worden door middel van een motor, die zowel het op-en afrollen en het strak aanbrengen rond het in de pakken produkt regelt. Door het gebruik van zo een rem is het mogelijk de folie rond het karkas op te spannen.
Zoals het duidelijk uit figuren 7 en 8 kan gezien worden, wordt de buitenzijde (vlees) 56 van een beschermingslaag voorzien, terwijl de binnenzijde 57 niet voorzien is van een beschermingslaag. Het feit dat de folie zich tussen twee uiteinden 54, 54 van het karkas uitstrekt zodat een binnenkamer 55 tussen het karkas en de folie 19 gevormd wordt, vermindert eventuele schade die aan het vlees aangebracht wordt door het tegen elkaar schokken van dierendelen bijvoorbeeld gedurende hun vervoer of bij het laden en/of lossen.
Verder uit hygi nisch oog de binnenzijde 57 niet voorzien is van een beschermingslaag. Het feit dat de folie tussen twee uiteinden 54, 54 van het karkas uitstrekt zodat een binnenkamer 55 tussen het karkas en de folie 19 gevormd wordt, vermindert eventuele schade die aan het vlees aangebracht wordt door het tegen elkaar schokken van dierendelen bijvoorbeeld gedurende hun vervoer of bij het laden en/of lossen.
Verder uit hygi nisch oog beschermingslaag aan een thermische behandeling onderworpen is. Bij voorkeur wordt die behandeling in een zeer korte tijd uitgevoerd (b. v. een flash behandeling).