<Desc/Clms Page number 1>
Brander-verhitte inrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een brander-verhitte inrichting, in het bijzonder water-verhitter, met een buisvormige, in stromingsrichting kegelvormig toelopende stromingsbeveiliging en een op het kleinste einde daarvan aansluitende verbrandingsgasleiding.
Brander-verhitte inrichtingen, die zijn voorzien van een verbrandingsgasafvoer, zijn gewoonlijk voorzien van een stromingsbeveiliging. De stromingsbeveiliging moet bij alle stromingstoestanden een veilige afvoer van verbrandingsgas mogelijk maken, om daardoor een wezenlijke nadelige beinvloeding van de verbranding te verhinderen. Daartoe is de vorm van de stromingsbeveiliging in de afvoerrichting van het verbrandingsgas kegelvormig toelopend uitgevoerd.
Bij het-kleinste einde van de stromingsbeveiliging¯sluit daarop een verbrandingsgasleiding aan, die de verbinding met de schoorsteen tot stand brengt. Problematisch is de vervaardiging van een noodzakelijkerwijs gasdichte aansluiting tussen de verbrandingsgasleiding en de
<Desc/Clms Page number 2>
stromingsbeveiliging. Klemverbindingen of omgestulpte verbrandingsgasleidingen voldoen aan deze eis vaak onvoldoende vanwege niet te vermijden vervaardigingstoleranties. Bekend is verder een stromingsbeveiliging met een ingelaste steunring voor het vasthouden van de verbrandingsgasafvoerbuis. Behalve de onnauwkeurigheid van de lasverbinding is daarbij in het bijzonder ook een nadeel de scherpkantigheid daarvan, waardoor een aanmerkelijk gevaar voor verwondingen tijdens de montage aanwezig is.
Aan de uitvinding ligt de doelstelling ten gronde een stromingsbeveiliging voor een brander-verhitte inrichtingen zodanig te verbeteren, dat een gasdichte aansluiting van een verbrandingsgasleiding in elk geval tot stand wordt gebracht onder opheffing van het gevaar van verwondingen.
Bovendien wordt beoogd een werkwijze aan te geven voor het vervaardigen van een dergelijke stromingsbeveiliging.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat het randdeel van het kleinste einde van de stromingsbeveiliging meandervormig naar binnen toe is gebogen, waarbij een afwaarts gericht middendeel en een in hoofdzaak omhoog stekend. einddeel zijn aangebracht, waartussen de verbrandingsgasleiding is geplaatst.
Een werkwijze volgens de uitvinding voor het vervaardigen van de stromingsbeveiliging is daarop gebaseerd, dat
<Desc/Clms Page number 3>
een buisvormig, kegelvormig toelopend lichaam aan zijn kleinste einde naar binnen toe is gebogen en een eindeel van het omgebogen einde weer omhoog wordt gebogen.
Door het tweemaal ombuigen ontstaat een S-vormig einddeel, dat op bijzonder gunstige wijze geschikt is voor het erop aansluiten van een verbrandingsgasleiding. Het op het afwaarts gerichte middendeel aansluitende omhoog stekende einddeel vormt een stabiele, naar de inwendige ruimt van de stromingsbeveiliging toe gerichte steunring, waarbij de buis van de verbrandingsgasleiding maximaal tot aan de buigplaats tussen het middendeel en het einddeel kan worden geschoven. De verbrandingsgasleiding is daardoor ook tegen een niet gewilde verschuiving in lengterichting beveiligd, in het bijzonder wel tegen een naar beneden toe glijden in de stromingsbeveiliging.
Overeenkomstig een gunstige uitvoeringsvorm loopt het afwaarts gerichte middendeel over een afstand van een aantal malen, in het bijzonder zes, de wanddikte in hoofdzaak evenwijdig met het bovenste deel van de stromingsbeveiliging. Tussen het middendeel en het zieh voor de-buigplaats bevindende wanddeel ontstaat daardoor een ringspleet.
Bij voorkeur is het omhoog stekende einddeel korter uitgevoerd dan het afwaarts gerichte middendeel. De
<Desc/Clms Page number 4>
bovenste rand van de holle buisvormige stromingsbeveiliging wordt daardoor gevormd voor de buigplaats tussen het middendeel en het kegelvormig verwijdende deel van de stromingsbeveiliging.
Bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het omhoog stekende einddeel over zijn lengte zijn voorzien van een radiaal naar binnen toe gerichte component. Het op deze wijze schuin naar boven gerichte einddeel vormt een holle kegelvormige steunring waardoor ook op zieh te kleine verbrandingsgasleidingen toegepast kunnen worden. De verbrandingsgassen stromen langs het binnenvlak van het einddeel en komen terecht in de verbrandingsgasleiding, zonder dat zij een spleet, een kraag of een dergelijke, tot ondichtheden leidende, buisverbinding moeten passeren.
Bij de vervaardiging van de stromingsbeveiliging wordt volgens de uitvinding een buisvormig, kegelvormig toelopend lichaam bij zijn kleinste einde meervoudig omgebogen. Het lichaam kan op eenvoudige wijze worden verkregen doordat een plaatstrook wordt gewikkeld en tot het lichaam wordt gelast of gefelst.
Gunstige verdere uitwerkingen van de uitvinding zijn nader aangeduid in de volgconclusies, dan wel in het nu volgende nader aangegeven aan de hand van de beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, die
<Desc/Clms Page number 5>
getoond is in de tekening.
In de tekening tonen : Figuren 1, 2 en 3 verschillende stappen tijdens de vervaardigingswerkwijze van een uitvoering van een stromingsbeveiliging volgens de uitvinding ; Fig. 4 een zijaanzicht van een stromingsbeveiliging ; Fig. 5 een detail van een randdeel van de stromingsbeveiliging volgens fig. 4 met daarin aangegeven de verbrandingsgasleiding ; en Fig. 6 een bovenaanzicht van de stromingsbeveiliging volgens fig. 4.
Fig. 1 toont een buisdeel voor het vervaardigen van een stromingsbeveiliging. Dit buisdeel werd gewikkeld uit plaatstroken tot een hol kegelvormig lichaam 1 en door middel van een puntlasverbinding 2 samengevoegd. Met behulp van een persgereedschap wordt het lichaam 1 vervolgens zodanig vervormd, dat het einddeel 3 met de grootste diameter een nagenoeg vierkante dwarsdoorsnede bezit, terwijl het tegenover liggende einddeel 4 tot een cilindrisch einddeel 5 wordt geperst. Dit in fig. 2 weergegeven deel wordt vervolgens door meandervormig tweemaal ombuigen van het cilindrische einddeel 5 verder gemodificeerd. De bijbehorende werkwijzefasen zijn getoond in de fig. 3 en 4. In fig. 4 is de uiteindelijke vorm van
<Desc/Clms Page number 6>
het einddeel 5 van de stromingsbeveiliging aangegeven.
Door het tweemaal ombuigen van het einddeel 5 ontstaan een afwaarts gericht middendeel 6 en een in hoofdzaak omhoog stekend einddeel 7. Het middendeel 6 werd over 1800 naar beneden toe gebogen en loopt dus evenwijdig aan de stromingsrichting van de verbrandingsgassen. Het op het middendeel 6 aansluitende einddeel 7 loopt daarentegen schuin naar boven toe, zodat de stromingsdoorsnede in het gebied van het einddeel 7 iets wordt verkleind. Een dergelijk gevormd einddeel 5 van een stromingsbeveiliging is op vergrote schaal en in doorsnede als detail van fig. 4 weergegeven in fig. 5. In fig. 5 is aanvullend een wand 8 van een verbrandingsgasleiding aangegeven.
Een tussen het middendeel 6 en het op het kegelvormig verwijdend deel van de stromingsbeveiliging aansluitend deel 9 van het eindstuk 5 overblijvende ringspieet 10 maakt een gemakkelijke plaatsing mogelijk van de verbrandingsgasleiding ook wanneer de diametertoleranties daarvan volledig zijn benut. Dit effekt wordt door de afbuiging van einddeel 7 nog versterkt.
Fig. 6 toont evenals fig. 4 de complete stromingsbeveiliging, echter in bovenaanzicht.
De uitvinding is niet beperkt tot het bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvoorbeeld. Veeleer is een aantal varianten
<Desc/Clms Page number 7>
denkbaar waarbij gebruik gemaakt wordt van de aangegeven oplossing, ook bij in principe anders uitgevoerde uitvoeringen.