BE1002798A4

BE1002798A4 - Mechanisme voor het in drie posities, nl. ''bed'', ''divan'' en ''relax'' instellen van een divan-bed''.

Info

Publication number: BE1002798A4
Application number: BE8900082A
Authority: BE
Original assignee: Sedac Mecobel
Priority date: 1989-01-26
Filing date: 1989-01-26
Publication date: 1991-06-11
Also published as: EP0380156B1; ES2029665T1; SG136993G; DK0380156T3; DE69002012T2; EP0380156A1; ES2029665T3; ATE90851T1; DE69002012D1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een mechanisme voor het instellen in drie standen van een divanbed waarvan de opvulselementen ondersteund worden door twee onderling beweegbaar verbonden ramen en bestaande uit hoekijzers. Het hoekijzer welk het ruggesteun vormend raam ondersteunt wordt onder de vorm van een scharniergewricht via twee sets beweegbaar verbonden armen met een onderstelelement van het divanbed verbonden. Een palmechanisme welk twee genoemde standen bepaalt werkt met een vinger (18) samen dat vast is ten opzichte van een hoekijzer (11) welk het zetel vormend raam ondersteunt en welk zodanig geprofileerd is dat deze in contact treedt, op twee plaatsen, met één aanslag (19) aan één der genoemde beweegbaar verbonden armen voorzien.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   "Mechanisme voor het instellen in drie zogenoemde "bed"-, "divan"- en "relax"-standen van een divanbed". 



   Deze octrooiaanvrage heeft betrekking op een mechanisme voor het instellen in drie zogenoemde "bed"-, "divan"- en "relax"standen van een divanbed waarvan de opvulselelementen ondersteund worden door twee onderling beweegbaar verbonden, ramen en bestaande uit hoekijzers, waarbij de eerste het raam ondersteunt welke zetel vormt en waarbij de tweede het raam ondersteunt welke ruggesteun vormt, waarbij de hoekijzers die het raam ondersteunen welk de ruggesteun vormt bovendien verbonden zijn onder de vorm van een scharniergewricht door middel van twee sets beweegbaar verbonden armen met een element van het onderstel van het divanbed. 



   Bij divanbedden van dit soort stelt zieh een probleem dat voortvloeit uit de relatief aanzienlijke hoogte van het gewrichtsmechanisme tussen beide ramen. De aanwezigheid van dit mechanisme verhindert de opstelling van het opvulsel op deze plaats. Daaruit vloeit voort dat men een beroep moet doen op twee verschillende stukken, waarbij de ene het raam uitrust welk bed vormt en de andere het raam uitrust welk ruggesteun vormt. 



   Er werd ook reeds voorgesteld een mechanisme te voorzien dat zodanig opgevat is dat het gewrichtsmechanisme hetzij weggelaten wordt, hetzij in hoogte verminderd, maar bij de tot nog toe bekende oplossingen is de trouwens veranderlijke afstand tussen het ruggesteunraam en het zetelraam te groot opdat men het zetelraam en het ruggesteunraam zou kunnen uitrusten met eenzelfde stuk welk opvulsel of matras vormt of met twee onderling bijeengebrachte stukken. 



   De uitvinding heeft dus tot doel een mechanisme voor te stellen waarin de profielen die van het raam (zetelondersteuning) deeluitmaken en deze die van het raam (ruggesteunondersteuning) deeluitmaken een voldoende laag gelegen articulatiepunt 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 bezitten opdat beide ramen met een zelfde stuk welk matras vormt, uitgerust zouden kunnen zijn of met twee onderling bijeengebrachte stukken. 



   Om dit doel volgens de uitvinding te realiseren en, met het doel de naar het bovendeel van genoemd scharniergewricht uitspringende delen een maximum te beperken en het gebruik mogelijk te maken van een opvulselstuk dat enig is of dat samengesteld is uit twee bijeengebrachte stukken, een palmechanisme welk de twee of drie genoemde standen bepaalt, samenwerkt met een vinger die vast is ten opzichte van een hoekijzer welk het zetel vormend raam ondersteunt en zodanig geprofileerd is dat hij in contact treedt, op twee verschillende plaatsen, met een enige aanslag welke aan een van genoemde beweegbaar verbonden armen voorzien is, in dit geval de arm welke bij de vinger het dichtst gelegen is. 



   Nog altijd volgens de uitvinding vertoont genoemde vinger aan een zijde een kromming die zodanig geprofileerd is dat deze kromming tegen genoemde enige aanslag komt te stoten tijdens de beweging die het raam, welk ruggesteun vormt, in een zogenoemd "relax"- tussenstand brengt, tussen de bedstand en de divanstand van dit raam. 



   In een voordelige uitvoeringsvorm, vertoont genoemde arm aan zijn vrij uiteinde een holte welke tegen genoemde enige aanslag aanleunt wanneer het raam welk ruggesteun vormt in zijn meest opstaande stand, dat wil zeggen   de"divan"-stand,   gebracht wordt. 



   Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een mechanisme welk het opstellen in drie standen mogelijk maakt van een divanbed volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel bij wijze van voorbeeld gegeven en deze beperkt geenszins de uitvinding. De verwijzingstekens hebben betrekking op de toegevoegde figuren. 



   Figuur   l   stelt het mechanisme volgens de uitvinding voor in de stand waarin het divanbed als bed gebruikt wordt. 



   Figuur 2 stelt dit mechanisme volgens de uitvinding voor in de stand waarin het divanbed in de zogenoemde tussenstand 

 <Desc/Clms Page number 3> 

   of "relax"-stand   gebruikt wordt. 



   Figuur 3 stelt het mechanisme volgens de uitvinding voor in de stand waarin het divanbed als divan gebruikt wordt. 



   Het door deze figuren voorgesteld mechanisme wordt verondersteld in een onderstel of een bak, met verwijzingscijfer 1 op de figuren, ingelijfd te worden of hierop bevestigd te worden. Een eerste stuk 2, welk op het onderstel   l   bevestigd is, is een vast stuk welk beweegbaar verbonden armen 5 en 5'tot draaien brengt in 3 en 4. Arm 5 wordt aan de werking van een terugstelveer 6 onderworpen, welke ertoe strekt eerstgenoemde in de richting van pijl 7 te verplaatsen. 



   De gearticuleerde armen 5 en 5'zijn, anderzijds in 8 en 9 scharnierend verbonden aan het hoekijzer 10 dat het ruggesteun vormend raam ondersteunt. 



   Het hoekijzer 11 ondersteunt het raam dat deeluitmaakt van de zetel. Matrassen 12 en 13, die schematisch voorgesteld zijn in stippellijnen, rusten de ramen uit welke enerzijds ruggesteun en anderzijds zetel vormen. 



   De hoekijzers 10 en 11 die elementen van de ruggesteun en de zetel vormen, worden onderling scharnierend verbonden in 14, waarbij ieder hoekijzer 10,11 hiertoe een deel in overdikte vertoont welke met de respectievelijke verwijzingscijfers 15 en 16 genoteerd is. 



   Een ring   14'welke   een afstand houdend tussenstuk vormt wordt op deze as 14 geschoven en deze bepaalt de afstand tussen de vlakken waarin zich de delen in overdikte 15 en 16 bevinden. 



   De hoogte van de overdikten 15 en 16 die tot de hoekijzers 10 en 11 behoren is perfect zichtbaar op figuur 1 waar het mechanisme in de   stand"bed"is.   Deze hoogte vormt geen hinder voor een enig matras of voor twee matrassen zoals voorgesteld door 12 en 13 en onderling verbonden door kleven, bijvoorbeeld, over een afstand welke door het   verwijzingscijfer   17 genoteerd is (figuren 2 en 3). 



   Men ziet onmiddellijk het vrij groot nut in van het mechanisme volgens de uitvinding vermits het de opstelling mogelijk 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 maakt van een enig opvulselstuk of van eventueel twee onderling verbonden stukken en dit is hoofdzakelijk te danken niet alleen aan het feit dat het gewricht tussen de ramen welke ruggesteun en zetel vormen geen opening bieden waarvan de afmeting verandert tijdens de openings- of sluitingsbeweging van het divanbed maar vooral aan de aanwezigheid van de vaste vinger 18 welke ten opzichte van het hoekijzer 11 vast is en waarvan het gebogen profiel een steunpunt biedt voor een enige aanslag 19 welke op de arm 5 bevestigd is. 



   Op figuur 1 spelen noch de vinger 18 noch de aanslag 19 een rol. 



   Op figuur 2 merkt men op dat de enige aanslag 19 zich komt inbedden in de holte 20 welke aan het vrije uiteinde van de vinger 18 aangebracht werd, terwijl in figuur 3, dezelfde aanslag 19 steeds teruggehouden wordt door de vinger 18 maar in een bepaald punt van het profiel van de kromming van die vinger. 



   Dankzij deze opstelling is het mechanisme volgens de uitvinding van een bijzonder compact type en de genoemde nadelen kunnen volledig uit de weg geruimd worden. 



   De compactheid van het mechanisme wordt nog versterkt door het monteren van de vinger 18 en in het bijzonder van het stuk dat deze vinger vormt alsook het palmechanisme dat verder beschreven wordt. 



   De vinger 18 wordt gevormd door een stuk dat vastverbonden is met het hoekijzer 11 via genoemde as 14 en via een tweede as 21 die het stuk waarvan de vinger 18 deeluitmaakt verbindt met het hoekijzer 10 die het ruggesteun vormend raam ondersteunt. De tweede as 21 dient als aanslag voor iedere gleuf 22 en 23 van het stuk 24 welk het hoofdelement van het palmechanisme vormt. Dit stuk 24 wordt in 25 ten opzichte van het hoekijzer 10 draaibaar gemonteerd en wordt aan de werking van een terugstelveer onder de vorm van een bladveer 26 onderworpen. 



   Figuur 2 illustreert de stand waarin de gleuf 23 van het stuk 24 komt aanleunen tegen de tweede as 21 terwijl men op figuur 3 opmerkt dat het de tweede gleuf is, namelijk gleuf 22, die in de tweede as ingrijpt welke aanslag vormt. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



   Het palmechanisme wordt dus zeer compact opgevat en valt volledig binnen het gewricht tussen de hoekijzers 10 en 11 van het mechanisme. 



   Men merkt eveneens de essentiële rol op die door de vinger 18 en zijn gekomd profiel gespeeld wordt. In een stand dringt de enige aanslag 19 volledig binnen de holte   18'van   de vinger 18 (figuur 3 die de zetelstand voorstelt). 
 EMI5.1 
 



  In de zogenoemde"relax"-stand, dringt de aanslag 19 binnen in het holle uiteinde de vinger 18. Het betreft dan de   zoegenoemde"relax"-stand.   



   Uit de voorgaande beschrijving, ziet men onmiddellijk in dat het mechanisme volgens de uitvinding een bijzonder makkelijke montage mogelijk maakt van de matrassen 12 en 13, waarbij deze laatste slechts een stuk kunnen vormen of bijeengebracht worden zoals aangegeven op de figuren bij wijze van voorbeeld.

Claims

CONCLUSIES 1. Mechanisme voor het instellen in drie zogenoemde "bed"-,"divan"-en"relax"-standen van een divanbed waarvan de opvulselelementen ondersteund worden door twee onderling beweegbaar verbonden ramen en bestaande uit hoekijzers, waarbij de eerste het raam ondersteunt welk zetel vormt en waarbij de tweede het raam ondersteunt welk ruggesteun vormt, waarbij de hoekijzers die het raam ondersteunen welk ruggesteun vormt bovendien verbonden zijn onder de vorm van een scharniergewricht door middel van twee sets beweegbaar verbonden armen met een element van het'onderstel van het divanbed, daardoor gekenmerkt dat, met het doel de naar het bovendeel van genoemd scharniergewicht uit springende delen een maximum te beperken en het gebruik mogelijk te maken van een opvulselstuk dat enig is of dat samengesteld is uit twee bijeengebrachte stukken (12,13)

een palmechanisme welk de twee of drie genoemde standen bepaalt, samenwerkt met een vinger (18) die vast is ten opzichte van een hoekijzer (11) welk het zetel vormend raam ondersteunt en zodanig geprofileerd is dat hij in contact treedt, op twee verschillende plaatsen, met een enige aanslag (19) welke aan een van genoemde beweegbaar verbonden armen voorzien is, in dit geval de arm (5) welke bij de vinger (18) het dichtst gelegen is.
2. Mechanisme volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat genoemde vaste vinger (18) aan een zijde een holte (18') vertoont welke zodanig geprofileerd is dat de aanslag (19) erin komt te liggen tijdens de beweging die het raam welk de ruggesteun vormt in een zogenoemd"divan"-stand brengt, welke tussen de "relax"stand en de zogenoemde"bed"-stand van dit raam ligt.
3. Mechanisme volgens een of andere van de conclusies 1 en 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde vinger (18) aan zijn vrij uiteinde een holte (20) vertoont welke tegen genoemde enige aanslag (19) steunt wanneer het raam welk ruggesteun vormt in zijn zogenoemde"relax"-stand gebracht is.
4. Mechanisme volgens een of andere van de conclusies 1 tot en met 3, daardoor gekenmerkt dat de hoekijzers (10) van het raam welk zetel vormt en de hoekijzers (11) van het raam welk <Desc/Clms Page number 7> ruggesteun vormt en het stuk welk genoemde vinger vormt (18) verbonden zijn door een as (14) waarop een ring (14') geschoven is welke een afstand houdend tussenstuk vormt om het palmechanisme in staat te stellen zieh tussen beide hoekijzers (10) en (11) te verplaatsen terwijl een tweede as (21) dezelfde hoekijzers (10) en (11) op afstand bijeenbrengt en als aanslag dient voor het element van het palmechanisme welk beide zogenoemde"relax"-en"divan"-standen bepaalt van het raam welk ruggesteun vormt.
5. Mechanisme volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het palmechanisme welk tussen genoemde hoekijzers (10) en (11) wippend gemonteerd is, aan de werking van een terugstelveer (26) onderworpen is en twee gleuven (22) en (23) vertoont welke in het stuk aangebracht zijn die de pal vormt en welke tegenover de wentelas (25) van dit stuk opgesteld zijn ten opzichte van het hoekijzer (11) welk het raam ondersteunt dat de ruggesteun vormt, waarbij genoemde gleuven (22) en (23) afwisselend in de tweede as (14) welke als aanslag dienst doet ingrijpen, wanneer het raam welk de ruggesteun vormt respectievelijk in zogenoemde "divan"- en "relax"- standen geplaatst is.