BE1002720A6

BE1002720A6 - Zaagwerkwijze en zaagmechanisme met vlottende voorritszaag dat zulke werkwijze toepast.

Info

Publication number: BE1002720A6
Application number: BE8900469A
Authority: BE
Original assignee: Machb Constant Philips N V
Priority date: 1989-04-28
Filing date: 1989-04-28
Publication date: 1991-05-14
Also published as: DE69010969T2; ATE109051T1; EP0395617A2; DE69010969D1; PT93900A; EP0395617B1; EP0395617A3

Abstract

Zaagwerkwijze, meer speciaal om toegepast te worden bij een zaagmechanisme met voorritszaag en voor het doorzagen van produkten waarvan minstens één uiteinde een afgeronde of geprofileerde vorm vertoont, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in het over een voorritszaag 2 bewegen van het door te zagen produkt (3) ten einde in de onderzijde van dit produkt (3) een groef (4) te zagen; het vervolgens doorzagen van het produkt (3) doorheen de voornoemde groef (4), door middel van een hoofdzaag (1) en, wanneer het voornoemd afgerond of geprofileerd uiteinde (5) van het produkt (3) ter plaatse van de voorritszaag (2) komt, het zodanig verplaatsen van deze voorritzaag (2) dat de voornoemde groef (4) vervolledigd wordt omheen het ganse uiteinde (5).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Zaagwerkwijze en zaagmechanisme met vlottende voorritszaag dat zulke werkwijze toepast. 
 EMI1.1 
 ---------------------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een zaagwerkwijze voor het doorzagen van massief hout, fineer, meubelplaten, spaanderplaten, hard   weefsel, beplakte spaanderplaten,   volkern, thermoplastplaten, hard papier platen, mineraal platen, gips platen, steenwol platen, asbest-cement platen in aluminium en lichte metaallegeringen en andere platen waarbij volgens een bijzondere toepassing van de   zaagwerkwijza volgens da   uitvinding gepostforme-erde platen met aan minstens één uiteinde een afgeronde of geprofileerde vorm kunnen gezaagd worden. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Meer speciaal zal deze zaagwerkwijze toegepast worden bij zaaginrichtingen die gevormd worden door de kombinatie van een hoofdzaag en een voor deze hoofdzaag aangebrachte voorritszaag waarvan het de bedoeling is aan een zijde in de plaat of dergelijke een groef te zagen teneinde aan deze zijde bij het eigenlijke doorzagen door middel van de hoofdzaag versplintering of beschadiging te vermijden. 



  Dit probleem stelt zieh vooral bij dubbel beklede platen, bijvoorbeeld bij vezelplaten bekleed met fineerhout, kunststoflagen en dergelijke die aan de bovenzijde, met andere woorden de zijde waar de tanden van de hoofdzaag in de plaat grijpen, mooi doorgezaagd worden doch waarvan de onderste bekleding door de uit de plaat komende tanden, naast de tandgroef beschadigd wordt door het afbrokkelen van de bekleding, waarbij om deze beschadiging te vermijden zoals bekend de voornoemde voorritszaag wordt toegepast. 



  Een nadeel van een dergelijke voorritszaag is te zien in het feit dat het uiteinde van de plaat tijdens het doorzagen met da tot op heden gekende werkwijzen nog steeds versplintert en dit vooral bij gepostformeerde platen waarvan minstens   één   uiteinde is afgerond of geprofileerd, meer speciaal bij het zagen van bijvoorbeeld 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 platen zoals deze worden toegepast van deurbladen, werkbladen voor meubels en dergelijke. 



  De huidige uitvinding heeft dan ook betrekking op een zaagwerkwijze met voorritszaag die de voornoemde en andere nadelen uitsluit en waarmee een dikke beklede plaat met afgeronde uiteinden zonder enige versplintering doorgezaagd kan worden. 



  Tot dit doel bestaat de werkwijze volgens de uitvinding hoofdzakelijk in het over een voorritszaag bewegen van het door te zagen produkt ten einde in de onderzijde van dit produkt een groef te zagen ; het vervolgens doorzagen van het produkt doorheen de voornoemde groef, door middel van een hoofdzaag en, wanneer het voornoemd afgerond of geprofileerd uiteinde van het produkt ter plaatse van de voorritszaag komt, het zodanig verplaatsen van deze voorritszaag dat de voornoemde groef vervolledigd wordt omheen het ganse uiteinde. 



  Tijdens deze werkwijze zal, wanneer het geprofileerd of afgerond uiteinde van het produkt wordt bereikt de voorritszaag opwaarts wordt bewogen, enerzijds, en een inhaalbeweging uitvoert t. o. v. het voorbijglijdend produkt, anderzijds, teneinde het uiteinde van het produkt, hetzij te voorzien van een tot op de bovenzijde 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 doorlopende groef, hetzij dit uiteinde van het produkt volledig door te zagen. 



  De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een zaagmechanisme met vlottende voorritszaag dat de zaagwerkwijze volgens de uitvinding toepast. 



  Dit zaagmechanisme met vlottende voorritszaag bestaat hoofdzakelijk in de kombinatie van een machinegeraamte ; een zaagtafel ; een boven deze zaagtafel uitstekende hoofdzaag en een op één lijn voor deze hoofdzaag opgestelde voorritszaag voor het zagen van een groef in het produkt waarbij de voorritszaag bevestigd is op een arm die rond een as kan schommelen,   één   en ander zodanig dat de voorritszaag vanuit een basispositie, waarin ze over een afstand gelijk aan de diepte van de groef boven de zaagtafel uitsteekt naar de hoofdzaag toe, kan verplaatst worden waarbij de voorritszaag tegelijkertijd omhoog beweegt. 



  Op deze wijze zaagt de voorritszaag ook in het achterste uiteinde van de plaat een groef zodanig dat wanneer de hoofdzaag vervolgens dit uiteinde volledig doorzaagt, er geen enkele versplintering meer optreedt. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een zaagmechanisme met voorrits- zaag volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 2,3 en 4 verschillende posities van het zaagmechanisme volgens figuur 1 weergeven ; figuur 5 schematisch een variante weergeeft van een zaagmechanisme met voorritszaag volgens de uitvin- ding ; figuren 6,7 en 8 verschillende posities van het zaag- mechanisme volgens figuur 5 weergeven ; figuur 9 een zij-aanzicht weergeeft van een zaagmecha- nisme volgens de figuren 5,6, 7 en   8 ;   figuur 10 een bovenaanzicht weergeeft, meer speciaal volgens lijn X-X in figuur 9. 



  In de figuren 1 tot 4 zijn vier verschillende posities weergegeven van een zaagmechanisme dat de werkwijze volgens de uitvinding toepast en dat in hoofdzaak bestaat uit een hoofdzaag 1 en een daarvoor op   een   lijn gemonteerde zogenaamde voorritszaag 2 die beide cirkelzagen zijn. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Het door te zagen produkt 3, meestal een beklede relatief dikke plaat 3, wordt volgens pijl P1 door het zaagmechanisme geduwd zodanig dat de voorritszaag 2 eerst een groef 4 in de onderzijde van de plaat 3 zaagt waarna de hoofdzaag 1 de plaat 3 ter plaatse van de groef 4 doorzaagt. 



  Hierbij is het van groot belang dat de voorritszaag 2, zoals weergegeven in de figuren, volgens pijl P2 draait terwijl de hoofdzaag 1 in de tegenovergestelde zin, namelijk volgens pijl P3 draait aangezien de in de plaat 3 grijpende zaagtanden een scherpe snede verwezenlijken terwijl de uit plaat 3 komende zaagtanden zowel van de hoofdzaag 1 als van de voorritszaag 2 steeds via de groef 4 uit de plaat 3 moeten komen om het lostrekken of versplinteren van de onderste bekleding te vermijden. 



  Wanneer de volgens de pijl P1 voortschuivende plaat 3 met haar achterste in dit geval afgerond uiteinde 5 voorbij de voorritszaag 2 passeert, zorgt een niet in de schematische figuren 1 tot 4 voorgesteld verplaatsingsmechanisme ervoor dat deze voorritszaag 2 volgens de pijlen P4 rondom het uiteinde 5 van de plaat 3 draait zodanig dat de voorritszaag 2 de plaat 3 als het ware inhaalt en de groef 4 over het uiteinde 5 tot op de bovenzijde van de plaat 3 doortrekt. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 Aangezien de voorritszaag 2 volgens de pijlen P4 over het uiteinde 5 van de plaat 3 wordt verplaatst, blijft de groef 4 ook op dit uiteinde 5 even diep. 



  Bij het verder doorzagen van de plaat 3 door middel van de hoofdzaag 1 zal de plaat 3 aan dit uiteinde 5 niet beschadigd worden, zodanig dat zij aan twee zijden bruikbaar blijft. 



  Een variante op het hiervoor beschreven zaagmechanisme wordt weergeven in de figuren 5 tot 8 en verschilt alleen van het voorbeeld volgens de figuren 1 tot 4 doordat de verplaatsing van de voorritszaag 2 anders is. In dit geval wordt de voorritszaag 2 volgens de pijlen P5 verdraait waarbij de voorritszaag 2 eveneens de plaat 3 inhaalt doch het uiteinde 5 veel dieper inzaagt. 



  In de figuren 9 en 10 is in zijaanzicht en bovenaanzicht een uitvoering weergegeven van een zaagmechanisme dat de bewegingen zoals weergegeven in de figuren 5 tot 8 kan verwezenlijken en dat in hoofdzaak bestaat uit een slechts gedeeltelijk weergegeven machinegeraamte 6 dat een zaagtafel 7 draagt waarin een   spleet   8 is voorzien en waarbij de voorritszaag 2 en de hoofdzaag 1 op één lijn achter elkaar in het geraamte 6 aangebracht zijn zodanig 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 dat beide doorheen de spleet 8 tot op de gewenste hoogte boven de zaagtafel 7 uitsteken. 



  De hoofdzaag 1 is bevestigd op een as 9 die in een lichaam 10 gelagerd is dat aan het geraamte 6 is vastgemaakt. De as 9 is verder voorzien van een riemschijf 11 die wordt aangedreven door middel van een V-riem 12 vanaf een   riemschijf   13 die bevestigd is op een as 14 van bijvoorbeeld een elektrische motor 15, waarbij deze laatste rust op een steun 16 van het geraamte 6. 



  De voorritszaag 2 is bevestigd op een in een lichaam 17 gelagerde as 18 die voorzien is van een riemschijf 19 die door middel van een V-riem 20 vanaf een riemschijf 21 aangedreven wordt, waarbij deze laatste bevestigd is op een as 22 van bijvoorbeeld een elektrische motor 23. 



  De motor 23 is door middel van een verbindingselement 24 aan een rond een as 25 van het machinegeraamte 6 verdraaibare huis 26 bevestigd waarbij het lichaam 17 in dit geval door middel van een arm 27 aan deze huis 26 bevestigd is. 



  Verder is op het huis 26 een arm 28 bevestigd die aan zijn vrije uiteinde door middel van een spil 29 aan het vrije uiteinde van de zuigerstang 30 van een pneumatische 

 <Desc/Clms Page number 9> 

   drukeylinder   31 bevestigd is, waarbij het vrije uiteinde van het lichaam van deze pneumatische cylinder 31 zelf door middel van een spil 32 scharnierbaar aan een steun 33 van het geraamte 6 vastgemaakt is. 



  De pneumatische cylinder 31 is gekoppeld aan een niet in de figuren weergegeven sturing die onder meer bestaat uit een boven de zaagtafel 7 opgestelde fotocel 34 die meer bepaald voor de as 18 van de voorritszaag 2 gelegen is. 



  De werking van het hiervoor beschreven zaagmechanisme is zeer eenvoudig en als volgt. 



  Wanneer een door te zagen plaat 3 volgens de pijl P1 door het zaagmechanisme geduwd wordt waarbij deze plaat 3 normalerwijze geleid wordt door in de tekeningen niet voorgestelde geleiders op de zaagtafel 7 of door een eveneens niet voorgestelde doch op zichzelf bekende roltafel, wordt de voorritszaag 2 in de stand volgens figuur 9 geplaatst zodanig dat deze voorritszaag 2 slechts een weinig boven de zaagtafel 7 uitsteekt en hierdoor een groef 4 in de onderzijde van de plaat 3 zaagt. Aangezien de voorritszaag 2 in de zin volgens pijl P2 draait wordt een scherp   afgelijnde   groef 4 gevormd, zonder dat enige afbrokkeling optreedt. De hoofdzaag 1 zal nadien ter plaatse van deze groef 4 de plaat 3 volledig doorzagen 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 waarbij het afbrokkelen van de onderzijde van de plaat 3 totaal vermeden wordt door de aanwezigheid van de groef 4. 



  Wanneer de fotocel 34 detekteert dat het achterste uiteinde 5 van de plaat 3 voorbij schuift, wordt de zuigerstang 30 uit de pneumatische cylinder 31 geduwd zodanig dat het huis 26 door middel van de arm 28 rond de as 25 verdraaid wordt. Zowel de voorritszaag 2 als de motor 23, die namelijk beide vast zijn aan dit huis 26, draaien hierbij op dezelfde manier rond de as 25 zodanig dat de V-riem 20 steeds even sterk gespannen blijft. Door het verdraaien van de voorritszaag 2 rond de as 25 zal deze voorritszaag 2 tegelijkertijd omhoog en met de plaat 3 meebewegen waardoor, zoals duidelijk blijkt uit de figuren 6 tot 8, de groef 4 tot op de bovenzijde van de plaat 3 doorgetrokken wordt en het uiteinde 5 van de plaat 3 reeds gedeeltelijk doorgezaagd wordt. 



  Het is duidelijk dat bij het verwezenlijken van het hiervoor beschreven zaagmechanisme allerlei parameters dienen in acht genomen te worden om een juiste beweging van de voorritszaag 2 te verkrijgen waarbij dan bijvoorbeeld gedacht wordt aan de lengte van de arm 27 en de ligging van de as 25 in het machinegeraamte 6. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



  Eventueel kunnen nog bijkomende bewegingsmogelijkheden voor de voorritszaag 2 voorzien worden bijvoorbeeld door de arm 27 te vervangen door een door middel van een bijkomende pneumatische of hydraulische cylinder in- en uitschuifbare arm die dan de bewegingen uit de figuren 1 tot 4 mogelijk maakt. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, doch zulk zaagmechanisme met voorritszaag kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

Konklusies. EMI12.1 ----------- 1.-Zaagwerkwijze, meer speciaal om toegepast te worden bij een zaagmechanisme met voorritszaag en voor het doorzagen van produkten waarvan minstens één uiteinde een afgeronde of geprofileerde vorm vertoont, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in het over een voorritszaag 2 bewegen van het door te zagen produkt (3) ten einde in de onderzijde van dit produkt (3) een groef (4) te zagen ; het vervolgens doorzagen van het produkt (3) doorheen de voornoemde groef (4), door middel van een hoofdzaag (1) en, wanneer het voornoemd afgerond of geprofileerd uiteinde (5) van het produkt (3) ter plaatse van de voorritszaag (2) komt, het zodanig verplaatsen van deze voorritszaag (2) dat de voornoemde groef (4) vervolledigd wordt omheen het ganse uiteinde (5).
2.-Zaagwerkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voorritszaag (2) zieh volgens de afronding of EMI12.2 profilering van het uiteinde (S) omheen dit uiteinde verplaatst, één en ander zodanig dat de voorritszaag (2) een beweging uitvoert t. o. v. het voortglijdende door te zagen produkt (3) die t. o. v. dit produkt een, enerzijds, opwaartse beweging uitvoert en, anderzijds, een evenwijdige inhaalbeweging. <Desc/Clms Page number 13>
3.-Zaagwerkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voorritszaag (2) het afgerond of geprofileerd uiteinde (5) van het produkt (3) over de volledige hoogte doorzaagt waarbij de voorritszaag (2) een beweging uitvoert t. o. v. het voortglijdende door te zagen produkt (3) die t. o. v. dit produkt een, enerzijds, opwaartse beweging uitvoert en, anderzijds, een evenwijdige inhaalbeweging.
4.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag die de werkwijze volgens één der voorgaande konklusies toepast van het type dat in hoofdzaak bestaat uit een machinegeraamte (6) ; een zaagtafel (7) ; een boven deze zaagtafel (7) uitstekende hoofdzaag (1) en een op één lijn voor deze hoofdzaag (1) opgestelde voorritszaag (2) voor het zagen van een groef (4) in het produkt (3), daardoor gekenmerkt dat de voorritszaag (2) bevestigd is op een arm (27) die rond een as (25) kan schommelen, een en ander zodanig dat de voorritszaag (2) vanuit een basispositie, waarin ze over een afstand gelijk aan de diepte van de groef (4) boven de zaagtafel (7) uitsteekt naar de hoofdzaag (1) toe, kan verplaatst worden waarbij de voorritszaag (2) tegelijkertijd omhoog beweegt.
5. - Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat het zaagmechanisme <Desc/Clms Page number 14> voorzien is van een sturing die wanneer het achterste uiteinde (5) van de plaat (3) tot boven de voorritszaag (2) gekomen is, de voorritszaag (2) rond de as (25) doet verdraaien.
6.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat de besturing van het verdraaien van de voorritszaag (2) rond de as (25) geschiedt door middel van een fotocel (34).
7.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de arm (27) bevestigd is aan een rond de as (25) verdraaibaar huis (26).
8.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat op het huis (26) een arm (28) aangebracht is, waarbij deze arm (28) door middel van een spil (29) bevestigd is aan de zuigerstang (30) van een pneumatische cylinder (31) waarbij deze laatste zelf door middel van een spil (32) aan het machinegeraamte (6) bevestigd is.
9.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens één der konklusies 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de voorritszaag (2) aangedreven wordt door een motor (23) die <Desc/Clms Page number 15> evenals de voorritszaag (2) aan het huis (26) bevestigd EMI15.1 is.
10.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat de motor (23) de voorritszaag (2) door middel van een riem (20) aandrijft.
11.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de voorritszaag (2) een cirkelzaag is die tijdens het zagen zodanig rond haar as (18) draait dat haar bovenste tanden naar de hoofdzaag (1) toe bewegen.
12.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de hoofdzaag (1) een cirkelzaag is die tijdens het zagen zodanig rond haar as (9) draait dat haar bovenste tanden naar de voorritszaag (2) toe bewegen.
13.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de as (25) vast is aan het machinegeraamte (6) en loodrecht op de voorritszaag (2) staat.
14.-Zaagmechanisme met vlottende voorritszaag volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de as <Desc/Clms Page number 16> (25) tussen de voorritszaag (2) en de hoofdzaag (1) op het geraamte (6) aangebracht is en in de basispositie van de voorritszaag (2) lager gelegen is dan de as (18) van de voorritszaag (2).