BE1001797A4

BE1001797A4 - Inrichting voor het aftoppen van potplanten.

Info

Publication number: BE1001797A4
Application number: BE8800644A
Authority: BE
Original assignee: Visser S Gravendeel Holding
Priority date: 1988-06-06
Filing date: 1988-06-06
Publication date: 1990-03-06

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aftoppen van potplanten, hetgeen noodzakelijk is voor het bereiken van een juiste vorm van deze potplanten. De inrichting volgens de uitvinding is voorzien van middelen voor het bij elkaar voegen van de loof. Deze middelen worden gevormd door een trechter war de pot doorheen valt en door twee in horizontale richting naar elkaar toe beweegbare vangorganen. Wanneer aldus het loof bij elkaar gevoegd is, wordt dit op de juiste hoogte afgesneden door twee van V-vormige uitsparingen voorziene, loodrecht op de bewegingsrichting van de vangorganen horizontaal beweegbare messen, waarna het afgesneden loof wordt weggeblazen en de potplant op een lopende band wordt afgevoerd.

Description

EMI1.1

VAN DTPLANTFtl
INHICII'l'ING VOOH ! JET AF1'OPPENBij het kweken van potplanten, in het bijzonder van pot-azalea's is het voor het bereiken van een goede, zo veel mogelijk bolvormige vorm van de plant noodzakelijk, dat tijdens het groeiproces van de plant deze enige malen wordt afgetopt. Door dit aftoppen wordt een zo breed mogelijke vorm van de plant bereikt, zodat deze met het grootste aantal bloemen bloeit.

Tot nu toe vond het aftoppen hoofdzakelijk met de hand plaats. Hierbij werd het loof van de plant met een hand samengehouden, terwijl met een in de andere hand gehouden snoeischaar het overtollige loof werd afgesneden.

Gezien de grote hoeveelheid potplanten die deze bewerking moeten ondergaan en in verband met de onaantrekkelijkheid van het aldus uit te voeren werk, verdient het de aanbeveling deze bewerking machinaal uit te voeren.

De onderhavige uitvinding verschaft hiertoeeen inrichting voor het aftoppen van potplanten, voorzien van middelen voor het afsnijden van het loof van de plant, gekenmerkt door middelen voor het bijeenvoegen van het loof voorafgaand aan het afsnijden.

Met behulp van deze inrichting is het mogelijk grote hoeveelheden potplanten, bijvoorbeeld pot-azalea's in een relatief korte tijd af te toppen.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen : fig. 1 : een gedeeltelijk weggebroken schematisch perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, gezien schuin van beneden af ; fig. 2 : een schematisch, gedeeltelijk als doorsnede uitgevoerd aanzicht van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding tijdens het aanvoeren van een potplant ; fig. 3 : een soortgelijk aanzicht als dat van fig.

2, tijdens het tot in de fixatie-inrichting bewegen van de potplant ;

EMI2.1
fi. . j.

3, tijdens het aftoppen van de potplant ; en fig. 5 : wederom een soortgelijk aanzich , tijd nn het afvoeren van de afgetopte potplant.

De aftopinrichting 1 volgens de onderhaviqc ultvin- ding omvat een toevoer-transportband 2 die geleid i5 om rollen 3, waarvan er slechts een in de tekening is weergegeven.

Aan weerazijden van de transportband zijn U-profielen 4 aangebracht, waarin overigens de rol 3 door middel van assen 5 1s gelagerd.

Aan elk van de U-profielen 4 is door middel van een tweede, kleiner U-profiel 6 en daaraan bevestigde stangen 7 en 8 een geleidestang 9 aangebracht, die, tesamen met de nan tie andere zijde van de transportband 2 aangebrachte geleidestang 9 de via de transportband 2 toegevoerde potplanten naar het midden van de transportband toe leidt. Om de inrichting geschikt te maken voor potplanten met verschillende potafme- tingen is de verbinding 10 tussen de stangen 7 en 8 zodanig uitgevoerd, dat de geleidestangen 9 in het horizontale vlak, loodrecht op de bewegingsrichting van de toevoer-transportband 2 verschoven kunnen worden.

De toevoer-transportband 2 leidt naar een trechter 11, die aan een bevestigingsplaat 12 is verbonden, die op de U-profielen 4 is bevestigd.

Onder de toevoer-transportband 2 is een zich in tegengestelde richting voortbewegende afvoer-transportband 13 aangebracht. Ook deze transportband wordt geleid over rollen 3, waarvan er slechts één in de tekening is weergegeven, welke rollen 3 op assen 5 zijn gelagerd, die aan U-profielen 4 zijn bevestigd.

Aan de onderzijde van de bevestigingsplaat 12 zijn door middel van pneumatische cilinders 14 beweegbare vanger- ganen 15 aangebracht. Deze vangorganen 15 zijn door middel van respectieve frames 16 met de zuigerstang 17 van de hy- draulische cilinder 14 verbonden.

Verder zijn tegen de onderzijde van de beveHti-
EMI2.2
< jingHt'lnat 12 geleider 18 angebracht, HHfn

EMI3.1
Z i jll. t) te Z e Z i jfl) iL) Z i vt) (-) r Z i j (It- V. ki) 1*-li t'ha. t)xijnaanhun r/.ij')'*v.u < ' hoofdxak < *t) L-'n. t" eindun n limj t r einden zl Sn ele messe,l door mititicl van efwn koS zallrt 1 v*r-- waarin mbonden met de zuigerstang 22 van een pneumatische cilinder 23 voor het aandrijven van de messen. Deze pneumatische cilinders 23 zijn door middel van nokken 24 met de onderzi pl@ vin de bevestigingsl) laat 12 verbonden.

Doven de afvoer-transportband 13, en onder de mes- sen 19 en de vangorganen 15 de daarbij behorende apparatuur is een fixatie-inrichting 25 aangebracht, waari. n de put van de af te toppen plant gefixeerd wordt tijdens het aftoppen.

Deze fixatie-inrichting 25 omvat drie vaste wanden 26, die door middel van een stang 27 instelbaar bevestigd zijn aan één van de U-profielen 4. Verder is een vierde wand 28 aanwe- zig, die door middel van een bewegingsmechanisme 29 tijdens het afvoeren van de pot uit de baan van de pot en de plant kan worden bewogen. Dit bewegingsmechanisme 29 omvat con aan de U-profielen 4 door middel van klemmen 29 bevestigde pneumatische cilinder 30, waarvan de zuigerstang 31 door middel van een koppelstang 32 verbonden is met de beweegbare wand
EMI3.2
28.

Voor het afvoeren van het door de messen 19 afqn- sneden loof zijn twee spultmonden 34 aanwezig, die het afgesneden loof in de richting van afvoer-transportband wegbla- zen. Voor het toevoeren van lucht is verder een ventilator 35 aanwezig. Deze ventilator 35 voert lucht toe aan de spuitmonden 34 en blaast verder het afgesneden loof van de band af.

Vervolgens zal de werking van de onderhavige inrichting volgens de onderhavige uitvincUmj beachrevon wordnn aan de hand van de fig. 2-5.

Zoals in fig. 2 in getoond, wordt via de toevoertransportband 2 een in een pot 36 aanwezige rotplant 37 toegevoerd. Deze potplant wordt door de geleidestangen 9 naar het mldden van de transportband geleid. Wanneer deze plant 37 aan het einde van de toevoer-transportband 2 gekomen is, valt hij naar beneden, waarbij hij door de trechter 11 wordt ge-

EMI4.1
l.-ni.

Tijdens de val woldt t veel elijk plant 37 in de pulste het afsnijden val van de plant s afgebeeld in fig. 3, waarbij ond hoe de pot 36 wordt opgevangen door de fixatie-inrichting 25. Aldus wordt de positie van de pot 36 en aldus die van de plant 37 nauwkeurig Vervolgens bewegen, zoals in fig. 4 getoond is, de vangorganen 15 naar elkaar toe, waarbij het loof van de plant 37 zo veel mogelijk wordt samengedrukt. Hierbij worden de grijporganen aangedreven door de pneumatische cilinders 14, en de daarbij behorende zuigerstangen í7 en frames 16. Terwijl de grijporganen in hun het loof van de plant 37 samendrukkende stand blijven, worden de messen 19 naar elkaar toe bewogen, waarbij het boven de messen 19 uitstekende loof van de plant wordt afgesneden. Uiteraard worden de messen 19 hierbij geleid door de geleiders 18.

Vervolgens bewegen de messen weer terug naar hun uitgangspof. evenals de vangorganen 15, zodat het loof van de plant weer geheel vrij komt.

Daarna wordt door middel van het bewegingsmechanisme 29 de beweegbare wand 28 uit de baan van de pot 36 bewogen, waarna de pot 36 met inbegrip van de aldus afgetopte plant op de afvoer-transportband 13 wordt afgevoerd, waarna een volgende plant de genoemde cyclus kan dootlopen. Tevens is ter synchronisatie van de besturing van de messen, de vangorganen en de beweegbare wand een detectie-orgaan 38 aangebracht om de aanwezigheid van een pot 16 in de fixatie-inrichting 25 te detecteren. Na het afvoeren van de plant 37 wordt door middel van spuitmonden 34 het overtollige loof verwijderd.

In het algemeen zal een elektronisch of een pneumatisch besturingsorgaan aanwezig zijn voor het besturen van de gehele inrichting.

Claims

EMI5.1

CONCLUSIES 1. Inrichtinq n f'n, voorzien viii voor hpt n van het loof van de plant, gekenrrerkt door middelen voor hot bijeenvoegen van het loof, voorafgaand aan het afsnijdn.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het bijeenvoegen van het loof een naar een potfixatie-inrichting leidende trechter, waarin de potplant benedenwaarts beweegbaar is, omvatten.
3. Inrichting volgens conclus ie 1 of 2, met het kenmerk, dat de middelen voor het bijeenvoegen van het loof tenminste twee boogvormige, hoofdzakelijk in horizontale richting naar elkaar toe beweegbare vangorganen voor het loof van de potplant omvatten.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de snij-organen gevormd worden door tenminste twee hoofdzakelijk in horizontale richting naar elkaar toe beweegbare messen.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de messen elk van een hoofdzakelijk V-vormige snijrand zijn voorzien.
6. Inrichting volgens conclusie 3 en 4, met het kenmerk, dat twee vangorganen en twee messen aanwezig zijn, waarbij de bewegingsrichting van de vangorganen zieh loodrecht op de bewegingsrichting van de messen uitstrekt.
7. Inrichting volgens een van de voorafgaande concluses, gekenmerkt, door een naar de trechter leidende transportband voor aanvoer van de potplanten.
8. Inrichting volgens een van de voorafgaande concluses, met het kenmerk, dat de fixatie-inriching gevormd wordt door een afvoer-transportband en een de positie van de pot op de band fixerende wanden, waarvan de wand aan de af- verrichting van de pot verwijderbaar is.
9. Inrichting volgens een van de voorafgaande concluses, gekenmerkt door tenminste een lucht-spuitmond voor het afvoeren van het afgesneden loof.