NL8301010A - Kabelnetwerkdatatransmissiestelsel. - Google Patents

Description

,. ‘ 833009/AA/cd K '

Korte aanduiding: Kabelnetwerkdatatransmissiestelsel.

De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het via een transmissienetwerk leveren van televisie-, informatie-en datasignalen aan een aantal abonne1s, en in het bijzonder voor het leveren van dergelijke signalen aan geselecteerde 5 abonne's, groepen abonne's, of alle abonne's die gemeenschappelijk met het netwerk verbonden zijn.

Informatiesignaaldistributiestelsels zoals kabeltelevi-siestelsels distribueren televisiesignalen naar de abonne's ervan typisch via undirectionele "ster" of "boom" type netwer-10ken, hoewel andere netwerkvormen ook wel gebruikt worden. Door sommige beheerders wordt extra service verleend zoals twee-wegs-communicatie en distributie van data (zoals teletekstsignalen) naar gekozen abonnêstations. In het eerste geval worden twee-wegs-overdragers geïnstalleerd voor het verzenden van van de 15abonnë afkomstige signalen (zoals verzoeken van dienstverlening, verkiezingen, bankieren, alarmering, handelsopdrachten, enz.) naar het hoofdeinde van het kabeldistributiestelsel met een voorafbepaalde frekwentieband, en in het laatste geval kan data gezonden worden naar abonnêstations die voorafbepaalde elektroni-20 sche adressen hebben.

Het is echter gebleken, dat de kosten van de abonnêrtsta-tions met voorafbepaalde funktionele mogelijkheden, bijv. de mogelijkheid tot het afnemen van een videospelprogramma, de mogelijkheid tot het afnemen van verschillende niveaux infor-25matie en datadienstverleningen, de mogelijkheid tot het gebruik van een ontsleutelaar voor bepaalde televisie-ontvangst en de mogelijkheid tot verkrijging van bepaalde, anders geblokkeerde, televisiekanalen relatief hoog zijn. Als een abonnêstation uitgevoerd is met minimale funktionaliteit, moet de abonné ex-30 tra insteekbare modules kunnen ontvangen ter verkrijging van extra funkties wanneer het toepassingsgebied van het station uitgebreid moet worden, of als alternatief, moet het kabeldistri-butiebedrijf een dienstverleningspersoon naar de abonne sturen voor het toevoegen van apparatuur voor het verkrijgen van de 35 extra funkties. Verder kunnen dergelijke stelsels gedupliceerd worden door "piraten", die in staat kunnen zijn om modules te 830 1010- *' t -2- fabriceren en te. verkopen en die het de abonnë mogelijk maken om programma's of individueel gerichte data buiten besturing van de systeembeheerder en zonder betaling te verkrijgen.

De uitvinding maakt het gebruik mogelijk van een rela-5 tief goedkoop abonnëstation en staat het het station toch toe om de mogelijcheid te verkrijgen voor het ontvangen van extra funkties onder gehele besturing van de systeembeheerder en zonder dat daarvoor bezoek van een dienstverlener nodig is.

In het kort gesteld verschaft de uitvinding een struk-10 tuur, waarbij de "intelligentie" welke vereist is voor het vertalen of decoderen van data en andere, vanaf het hoofdeinde verzonden signalen afgenomen wordt van het kabeldistributie-hoofdeinde, dat deze "intelligentie" op een hierna toe te lichten wijze ieder ogenblik kan wijzigen. De data-acquisitiemo-15 gelijkheden van het abonnëstation bevindt zich dus onder gehele besturing van het het systeem beherende bedrijf. De data-ontvangstmogelijkheid van de lokale abonnê is naar wens vanaf het kabeldistributiehoof deinde variabel. Een programma dat af geheeld kan worden, of dat gebruikt kan worden ter besturing van 20 bepaalde abonnéstationapparatuur zoals een ontsleutelaar voor bepaalde televisieontvangst, kanaalomzetter, audioverzwakker, enz. kan zo naar alle abonnêstations gezonden worden maar alleen door die opgeslagen worden aan wie het geadresseerd is. Een besturingsprogramma kan overgedragen worden naar geselecteer-25 de adressen bestaande uit een keuzekabel (optietabel) waarmee bijv. de acquisitie mogelijk is van·bepaalde programma's of diensten en de besturing van bepaalde kanalen, maar geen andere. Deze programma's kunnen zo vaak als nodig is vanaf het hoofdeinde gewijzigd worden.

30 . Ter voorkoming van onbevoegde toegang tot bepaalde da tasignalen vanaf het kabeldistributiehoofdeinde kunnen daarom de vereiste codes voor de ontvangst met intervallen van sekon-den, uren, dagen, enz. gewijzigd worden zodat onbevoegde toegang geblokkeerd wordt. De codewijziging kan met regelmatige 35 intervallen of willekeurig plaatsvinden, en de bepaalde adreswijziging behoeft natuurlijk geen gemakkelijk onderscheidings-schema te volgen.

Deze faciliteit maakt het kabeldistributiebedrijf ook mogelijk bepaalde gekozen informatie naar gekozen groepen te 40 verzenden. Wanneer bijv. een doktersgroep op bepaalde regel- 8301010 ,,,,ΪΙ*·· -3- 1 ' matige intervallen medische informatie moet ontvangen, zullen de daartoe geabonneerde dokters een voorafbepaalde ontvangst-code krijgen. De te ontvangen informatie, bijv. overgedragen als datasignalen, zal naar alle kabelabonnë1s gezonden worden, 5 maar alleen de dokters die de speciale afneemcode in hun be-dieningsoptietabel hebben zullen in staat zijn die informatie te ontvangen.

Verder, wanneer een individueel lid van de groep geabonneerd wenst te worden voor extra diensten of geen gebruik 10 meer wenst te maken van de speciale optie, kan een nieuwe code afgenomen worden die zijn recht tot het ontvangen van bepaalde soorten signalen vernieuwd.

Elk abonnëstation kan pakketten met drie typen adressen kiezen: een globed, adres (bestemd voor alle abonnê's), een 15 dienstverleningsadres (bepaald door de speciale diensten tot welke individuele abonnê's toegang kunnen hebben), en een abon-nê-identifikatieadres (bestemd voor een specifieke abonnê).

De laatste adrescode ligt opgesloten in vaste programmateur "firmware" in het abonnëstation, wat is opgenomen binnen een 20 bepaalde of geïntegreerde keten in het abonnëstationtoestel dat tijdens de fabrikage of op een ander geschikt tijdstip is samengebracht. Deze voorafbepaalde abonnê-identifikatie-code wordt door het kabeldistributiebedieningsbedrijf onthouden en wordt gebruikt als de identifikatienaam wanneer het 25 afnemen van bedieningsdata "intelligentie"signalen uitgevoerd wordt om het de lokale abonnê mogelijk te maken diensten te verkrijgen. Deze funktie zal duidelijk worden na de hieronder gegeven toelichting van de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

30 Elk pakket verzonden data is equivalent aan de vorm van een eerste niveau cryptovoriiiing, waarbij het gebruik van speciale extra bits zoals bezig-bits, filter-bits enz., de data-pakketten voor een potentiële dief "ongewoon" doen lijken, d.w.z. het moeilijk maken om het signaal te stelen.

35 Er dient opgemerkt te worden, dat hoewel het CATV sy steem beschreven is, het transmissiemedium niet beperkt is tot een coaxiale kabel, maar het medium kan ook gevormd worden door een signaaldistributiesysteem met optische vezels, een satelliet etc. Verder, hoewel een unidirektioneel systeem be-40 schreven is verdient het de voorkeur dat het in een bidirec- 8301010 * J» ' -4- tioneel systeem gebruikt wordt.

De uitvinding betreft in het algemeen een signaaltrans-missiesysteem omvattende een hoofdeind, een met het hoofdeind verbonden transmissiemedium voor het overdragen van signalen 5 vanaf het hoofdeinde, een aantal met het transmissiemedium verbonden abonnëstations, en apparaten bij de abonnëstations voor het ontvangen en opslaan van signalen afkomstig van het transmissiemedium bestemd voor bepaalde stationadressen. Verder apparaten bij de abonnëstations die de stationadressen hebben 10 opgeslagen voor het ontvangen en opslaan van programmasignalen afkomstig van het transmissiemedium die alleen bestemd zijn voor de abonnëstations met bepaalde opgeslagen stationadressen. Andere apparaten bij de abonnëstations met bepaalde optiecoden zijn geschikt voor het ontvangen van andere signalen vanaf het 15 transmissiemedium en voor het vertalen van de andere signalen, waarbij de. vertaling afhankelijk is van de vorige registratie van de programmasignalen.

De abonnëstations omvatten in het bijzonder apparaten voor het opslaan van een eerste voorafbepaald adrescodesig-20 naai, apparaten voor het vanaf het transmissiemedium ontvangen en opslaan van een tweede voorafbepaald optiecodesignaal, apparaten voor het ontvangen en opslaan, van een signaal met een aanduidend is voor de eerste of tweede codesignalen, een apparaat voor het bepalen van het laatste signaal in het geval 25 dat de adrescomponent bij het eerste en het tweede signaal past en daarbij de werking.van het abonnéstation in responsie daarop mogelijk maakt.

Het vertaalapparaat omvat bij voorkeur apparatuur om het abonnéstation mogelijk te maken verdere signalen te vertalen 3Θ op een door het laatste signaal voorgeschreven wijze bij ontvangst door het abonnéstation van signalen met een adrescomponent dat aanduidend is voor de eerste of tweede codesignalen.

De uitvinding betreft tevens een abonnéstation voor verbinding met een transmissiemedium voor het besturen van over 35 het transmissiemedium getransporteerde signalen voor toevoer naar een weergave-eenheid omvattende apparatuur voor het opslaan van vertalingsbesturingssignalen ontvangen van het transmissiemedium die aan het abonnéstation gericht zijn, en apparatuur voor het vertalen van over het transmissiemedium getrans- 8301010

V

-5- porteerde signalen onder besturing van de besturingssignalen.

De vertalingsbesturingssignalen worden bij voorkeur opgeslagen in een optietabelgeheugen in het abonnêstation.

In het bijzonder omvat het abonnêstation een demodulator 5 voor verbinding met het transmissiemedium voor het omzetten van over het transmissiemedium getransporteerde digitale signalen naar de basisband? een dataacquisitieketen voor het ontvangen van de basisband digitale signalen en het overdragen ervan naar het bussysteem, een eerste logische adresgeheugen voor het per-lOmanent opslaan van een eerste adrescodesignaal, verbonden met het bussysteem, een tweede willekeurig toegankelijk geheugen, voor het opslaan van een servicecodesignaal als een optietabel, verbonden met het bussysteem, een derde willekeurig geheugen verbonden in een keten met de data-acquis itieketen en met het 15 bussysteem voor het opslaan van besturingssignalen, een ingangs-uitgangsketen verbonden met het bussysteem met een aantal in-gangs- en uitgangsbesturingspoorten en een televisiesignaal-ontsleutelaar met een ingang voor verbinding in een ingangske-tenweg met het transmissiemedium, een uitgang voor verbinding 20 in een uitgangsketenweg met een weergave-eenheid, en een be-s turingsingang verbonden met een uitgangsbesturingspoort van de ingang-uitgangspoortketen, een met de bus verbonden processor, waarbij de ontsleutelaar vrijgegeven wordt bij het opwekken van een ontsleutelsignaal door de processor, gevoerd 25 naar de ingangs-uitgangsketen, onder besturing van het bestu-ringssignaal.

In een andere uitvoeringsvorm is een videoweergavegene-rator met het bussysteem verbonden voor het opwekken van alfa-numerieke/alfageometrische karakters en/of patroonsignalen on-30 der besturing van de processor overeenkomstig het besturings- ! signaal.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening toont;

Fig. 1 een blokdiagram van een signaaldistributiesysteem 32 waarin de uitvinding is toegepast;

Fig. 2 het dataformaat van signalen die verzonden worden in het systeem met de voorkeursuitvoeringsvorm met gebruik van het op zich bekende HDLC protocol;

Fig. een blokdiagram van het abonnê-eindstation? 40 Fig. 3A een diagram dat een voorkeursverdeling van ge- 8301010 • ** -6- heugentoekenning toont;

Fig. 3B een stroomdiagram dat de bij voorkeur gewenste initialisatievolgorde toont;

Fig. 3C een stroomdiagram dat de bij voorkeur gewenste 5 afneemvolgorde ("downloading") van een tijdelijk programmatuur-module toont;

Fig. 4 een blokdiagram van een datademodulator voor gebruik in het abonné-eindstation;

Fig. 5 een logisch diagram van een keten dat bepaalde 10 signalen afleidt om naar een data-acquisitieketen gevoerd te worden;

Fig. 6-8 logische diagrammen van verschillende gedeelten van het abonné-eindstation.

In fig. 1 is een kabelsysteem getoond waarin de uitvin-15 ding is toegepast. Een op zich bekende unidirectionele (of bidirectionele) boomvorm van een CATV coaxiaalkabeldistributie-systeem 100 heeft een aantal met de takken ervan, verbonden abonnêstations 101. Eén van de abonnéstations 10IA is meer gedetailleerd getoond en heeft een daarmee verbonden televisie-20 toestel 102 en een toetsenbord 103. Het televisietoestel 102 levert een afbeelding voor de abonnë, terwijl het toetsenbord 103 gebruikt wordt voor het commanderen van een betalings-TV onisLeutelaar, voor het kiezen van kanalen van een kanaalomzet-ter, en, wanneer het systeem tweewegs is, voor het zenden van 25 commando's of responsiedata naar het hoofdeinde van het kabelsysteem.

Het kabeldistributiehoofdeinde is verbonden met het systeem en omvat een stuurinrichting 104 voorzien van verschillende signaalingangen. In een bekende uitvoeringsvorm van 30 het kabeltelevisiedistributiesysteem bestaat de stuurinrichting 104 uit een multiplexer voor het leveren van een aantal met televisiekanalen overeenstemmende kignalen aan de kabel, waarbij één of meer kanalen daarvan een betalings-TV kanaal kan zijn, welke bij de abonnë gedecodeerd moet worden.

35 In het systeem waarbij de uitvinding toegepast is ont vangt de stuurinrichting 104 echter als voorheen de televisiekanalen vanuit een televisiesignaalbron 104A en multiplex^multipelt) hen met datasignalen die gedragen worden door bij voorkeur één maar zo mogelijk meer dan één 6 megahertz brede anders onge- \ 8301010 * -7- bruikte kanalen. Het zal duidelijk zijn, dat de 6 megahertz datasignaalbandbreedte gekozen is omdat het de bandbreedte is van een enkel televisiekanaal, en kan bijvoorbeeld kanaal 14 of elk ander kanaal in de middenband of superbandkanaal-5 serie zijn, of een ander frequentie en bandbreedte welke niet interfereert met de over de kabel verzonden omroeptelevisie-signalen.

Het datakanaal transporteert datasignalen die in hoofdzaak bestaan uit informatie- en besturingsdata, maar welke 10 signalen gemultiplexed zijn met abonné-initiatiesignalen, die de abonnê's bepaalde diensten verschaffen, testsignalen, computerspelsignalen, abonnë-interactiesignalen, etc., waarbij elk signaal op een, hierna toegelichte, bepaalde wijze gefor-malteerd is en door middel van adressen bestemd is voor abon-15 në's die dergelijke diensten mogen ontvangen.

De te verzenden informatie en data wordt onthouden in een groot, snel toegankelijk geheugen (bij voorkeur een massa-dataopslagsysteem met een harde schijf) in de stuurinrichting 104, en wordt herhaaldelijk over de kabel verzonden. In de 20 voorkeursuitvoeringsvorm zijn 20.000 pagina's met gemiddeld 500 bytes per pagina in het geheugen opgeslagen en worden herhaaldelijk over de kabel verzonden met 1000 pagina's per seconde met een snelheid van ongeveer 4 megabits per seconde.

De informatie wordt geleverd vanuit een van een aantal 25 "host" databronnen 3C5 met apparatuur welke lokaal (grenzend aan de stuurinrichting 104) of qp afstand via een transmissie-lijn, microgolfkoppeling etc. geplaatst kan zijn. Op deze wijze kan data vanuit de op afstand gelegen lokatie in het geheugen van de stuurinrichting 104 geladen worden door het 30 lezen van op banden, schijven of dergelijke geregistreerde en lokaal of elders geformatteerde data.

Verder is een servicecomputer 106, die wordt bestuurd door de bedienaar van het kabeldistributienetwerk, gekoppeld met de stuurinrichting 104 en omvat een toetsenbordingang 107. 35 Hiermee kan de lokale kabelbedienaar nieuwe bedienings- of servicedata in de lokale computer 106 voeren, die de data vertaalt in signalen naar de stuurinrichting 104, waarbij veranderingen in aanspraak op service verschaft kan worden voor abonnê's die door de toetsenbordbedienaar aangewezen zijn. De 40 stuurinrichting 104 formatteerd automatisch de service-infor- 8301010 -8- matie en de datatoevoer door de·"host" databron, en verzendt hoewel herhaaldelijk of door enkelvoudige transmissies de geformatteerde data in asynchrone pakketten met daarin gecodeerde kopstukken die een specificatie geven, van welke klasse ser-5 vice abonnéstations de data kunnen, vertalen.

Het resulterende systeem staat het alle televisieabon-në's toe normale kabeltelevisie te ontvangen en staat het die abonné's die voor betalings-TV betaald hebben toe om hun lokale ontsleutelaars te laten werken. De faciliteit maakt het de 10 kabelsysteembedienaar ook mogelijk om voorafbepaalde informatie-datasignalen naar alle abonné's te versturen en bepaalde informatie naar voorafbepaalde abonné's die door serviceadressen (service-klasse) geïdentificeerd worden. Terwijl in een stroomafwaarts een-wegsdistributiesysteem dergelijke vooraf toeken-15 nende data herhaaldelijk over een voorafbepaalde periode, zoals een dag of dagen, verzonden wordt, zou een twee-wegsysteem het toelaten om een lokale abonné voorafbepaalde naar hem te verzenden datasignalen te verzoeken (aangenomen dat hij het recht heeft om dergelijke verzochte signalen te ontvanger), 20 door het indrukken van de geschikte toetsenbord-schakeltoetsen.

Datasignalen worden vanaf, de stuurinrichting 104 verzonden in standaard HDLC, geëxpandeerd adresfornaat welke in fig. 2 getoond is. Deeluitmakend, van een conflictvermijdings-25 systeem voor stroomopwaarts naar het hoofdeinde verzonden datasignalen, omvat het signaalformaat tevens twee informatie-bits (hier genaamd "bezig-bits") die de toestand bepalen van het stroomopwaartse kanaal bij ontvangst van een of ander stroomopwaarts signaal door de stuurinrichting 104.

30 De twee bezig-bits vergemakkelijken de indicatie, van vier "bezig" toestanden: vrij, bezig, collisie(conflict) gedetecteerd, en prioriteit. Omdat dit agpeet niet het wezen van de uitvinding vormt is het voldoende om te vermelden dat de bezig-bits bij het hoofdeinde volgend op een vlagbyte (aan 35 elk einde van elk pakket, of tussen pakketten) in het datasignaal gevoegd zijn met elk 64 bits volgend (hoewel indien gewenst een ander formaat gebruikt zou kunnen worden).

De signalen worden in asynchrone pakketvorm verzonden, waarbij de horizontale as van de in fig. 2 getoonde signaal-40 vorm van links naar rechts met de tijd overeenkomt. Zoals eer- 8301010 -9- der gezegd, worden de bits met ongeveer 4 megabits per seconde verzonden, bij voorkeur NRZI gemoduleerd op een RF-drager met de gewenste transmissiefreguentie.

Overeenkomstig het geëxpandeerde adres HDLC protocol 5 is het eerste byte een vlagbyte, gevolgd door vier adresbytes.

In de bij voorkeur gewenste vorm van de uitvinding geven de eerste twee adresbytes het digitale kanaalnummer aan en geven de tweede twee adresbytes het paginanummer aan. Dit wordt gevolgd door een besturingsbyte (controlbyte). Na het besturings-10 byte volgen alle informatiebytes. Dit kan bijvoorbeeld 6400 bits omvatten, hetgeen gewenst is ter verkrijging van een af-gebeelde pagina van 40 karakters breed en met 20 lijnen, waarbij elk karakter 8 bits lang is.

De informatiebits worden gevolgd door een rastercon-15 trolereeks (frame check sequence) FCS, welke, als bekend, bestaat uit een serie bits die in combinatie met de andere bits tussen de vlaggen de oplossing verschaffen van een polynoom waarvan de rest 0 is en welke gebruikt wordt voor transmissiefout-detectie. De FCS bits worden gevolgd door een vlagbyte.

20 Het hierboven beschreven signaalpakket bevat tevens de genoemde bezig-bits, en "nullen" die tussengevoegd zijn waar anders een serie van zes "enen" zouden kunnen optreden. Traditioneel geeft een serie "enen" een afbreking aan, waarbij de | afbreking aangeeft dat de inhoud van het pakket in het abonnê-25 station genegeerd moet worden.

Met uitzondering van de bezig-bits, volgt het hierboven beschreven pakket CCITT standaard X.25 aanbeveling als beschreven in de internationale standaard No. ISO3309, getiteld "DATA COMMUNICATION - HIGH LEVEL DATA LINK CONTROLLED PROCEDURES -30 FRAME STRUCTURE".

De pakketten kunnen in de besturingsinrichting 104 op een bekende wijze geformatteerd worden.

Fig. 3 toont een blokdiagram van een voorkeursuitvoeringsvorm van het abonnêstation met betrekking tot de ontvangst van 35 stroomafwaarts gerichte data. Het van de kabel afkomstige signaal wordt via de aansluitklem 301 ontvangen en naar de afneem-omzetter 302 gevoerd. De afneemomzetter 302 is een televisie-kanaalomzetter, die vrijgeef- en schakelinstruktiesignalen op bus 303 ontvangt. De afneemomzetter 302 heeft bij voorkeur drie 40 uitgangen, een video-uitgang in de basisband en twee audio-uit- 8301010 -10- gangen ter. vergemakkelijking van televisie met stereogeluid, muziek-, radiosignaalreproduktie etc. Deze signalen worden doorgegeven aan de ontsleutelaar 304, die een met de bus 303 verbonden vrijgeefingang heeft. De ontsleutelaar 304 kan 5 van een bekend type zijn, bijvoorbeeld die welke normale signalen doorlaat maar die alleen versleutelde signalen zal ont-sleutelen wanneer het op de vrijgeefaansluiting een. vrijgeefingangssignaal ontvangt. Indien gewenst kan een ontsleutelings-code aan de ontsleutelaar 304 gegeven worden.

10 De van de ontsleutelaar afkomstige audiosignalen wor den naar een spanningsgerstuurde verzwakker 305 gestuurd, waarvan het uitgangssignaal naar een ingang, van de televisie-modulator 307 gevoerd wordt. De spanningsgestuurde verzwakker is verbonden met een besturingsbus 306, die verbonden is met 15 een later te beschrijven uitgangspoort. Het uitgangssignaal van de verzwakken 305 is verbonden met een ingang van de modulator 307.

De basisbandvideo vanaf de ontsleutelaar 304 wordt naar de videoweergavegenerator 308 gevoerd, waarvan de uitgang 20 verbonden is met een andere ingang van de modulator 307. De uitgang van de modulator 307 is verbonden met een RF-connector ën de uitgang van de videoweergavegenerator 307 is verbonden met een basisband RF-connector 310.

Tijdens bedrijf van de hierboven beschreven keten wor-25 den normale en versleutelde televisiesignalen alsmede de RF-gemoduleerde datasignalen op klem 301 ontvangen en in de ver-lagingsomzetter 302 naar de basisband omlaag omgezet. Frequentie waarvoor de verlagingsomzetter werkzaam is wordt ingesteld door middel van een besturingssignaal dat ontvangen wordt van 30 een later te beschrijven ingang-uitgang (I/O) poortketen die verbonden is met de hoofdadres- en besturingsbussen van het abonnêstation.

Normale televisiesignalen worden door de ontsleutelaar 304 gevoerd. Versleutelde signalen worden alleen ontsleuteld 35 bij bedrijf van de ontsleutelaar, die vrijgegeven wordt door middel, van een op de vrij geef ingang ervan optredend signaal dat ontvangen wordt van de I/O poortketen. Wanneer een geschikte klasse servicedatasignaal niet in het abonnêstation opgeslagen is geeft de I/O poort de ontsleutelaar 304 niet vrij 83Q1 0 1 0 -lien, overeenkomstig, wanneer een geschikte klasse servicedata-signaal niet in het abonnëstation is opgeslagen zal de ver-lagingsomzetter 302 niet werken. Omdat er klasseservicesignaal door het hoofdeinde verzonden wordt naar geselekteerde abomiê-5 stations, kan het hoofdeinde het gebruik van de verlagings-omzetter en de ontsleutelaardiensten besturen.

Als eerder opgemerkt, worden de audio-uitgangssignalen vanaf de ontsleutelaar 304 naar de spanningsgestuurde verzwakker 305 gevoerd. Verzwakker 305 heeft tevens een besturingsin-10 gang waarmee de geleider 306 is verbonden alsmede met een I/O poortketen-uitgang. Dienovereenkomstig kan op de adres-data en besturingsbussen van het lokale abonneestation aanwezige data (welke data tenminste gedeeltelijk onder besturing van de lokale abonnê kan zijn) gebruikt worden voor het verzwakken 15 van het audiosignaal in de basisband. Indien gewenst kan het audiosignaal natuurlijk naar een lokale luidspreker gevoerd worden. Verder is een I/O poort uitgangsgeleider 311 verbonden met een ingang van de verzwakker 305, waarbij uitvoer van data-bits vanaf de I/O poortketen geleverd kan worden als audio-20 uitvoer naar de verzwakker. Daardoor kan gesynthetiseerde muziek, gesynthetiseerde spraak, indicatietonen of dergelijke aan de abonnê geleverd worden.

Het uitgangssignaal van de verzwakker 305 wordt naar een ingang van de modulator 307 gevoerd. Tegelijk wordt de ba-25 sisbandvideo vanaf de ontsleutelaar 304 via de videoweergave-generator 308 naar een andere ingang van de modulator 307 gevoerd. De modulator 307 moduleert de video- en audiosignalen op een RF televisiedraaggolf, bijvoorbeeld typisch een kanaal 3 of 4, «i levert het resulterende signaal aan de RF connector 30 309 voor zending naar de antenne-ingang van een standaard televisietoestel. Als alternatief kan voor de ontvangst van basisbandvideo een videomonitor met de RF connector 310 verbonden worden.

35 Op bekende wijze is met de videoweergavegenerator 308 een willekeurig toegankelijk geheugen RAM 312 verbonden. De videoweergavegenerator 308 is verbonden met een lokaal bus-systeem bestaande uit de adresbus A, databus D en besturings-bus C. Daardoor worden datasignalen over de A, D en C bussen 40 (hierna aangeduid met ADC bus) getransporteerd.

8301010 « 9 -12-

De aan de klem 301 ontvangen signalen worden tevens naar de ingang van de demodulator 313 gevoerd. De demodulator 313 levert klok-, data- en vlagindicatiesignalen aan een data-acquisitieketen 314 die tevens verbonden is met de adresbus 5 A en de besturingsbus C. Een dynamisch willekeurig toegankelijk geheugen RAM 315 (typisch nominaal 16000 bytes groot) is verbonden met de drie-toestanden ("tri-state") buffer 316, die zelf verbonden is met de ADC bus en met de data-acquisitie-keten 314.

10 Een opstart ("boot-strap") ROM (slechts leesbaar) ("read only memory") 317 is ook met de ADC bus verbonden en een op-tietabel CMOS RAM willekeurig toegankelijk geheugen 318, typisch 256 bytes bij 8 bits omvattend, is ook met de ADC bus verbonden.

15 Een grote condensator 319 (bijv. een Farad) is met de optie tabel CMOS RAM 18 verbonden en wordt opgeladen door een niet getoonde lokale voedingsbron, die de CMOS RAM in bedrijf houdt in geval van netuitval teneinde opgeslagen data te behouden.

20 Een logisch adres PROM (programmeerbaar slechts lees baar geheugen ("programable read only memory") 320 is ook met de ADC bus verbonden en kan geïntegreerd worden binnen een andere keten zoals de data-acquisitieketen (later te beschrijven) of CPU. Ook een baud snelheidsgenerator 321 is met de ADC 25bus en met perifere bi-direktionele poortketen 322 verbonden, die ook met de ADC bus verbonden zijn. De perifere poortketen 322 heeft een aantal ingangs- en uitgangsklemmen, bijvoorbeeld voor het verschaffen van een RS-232 protocol uitgangs-busformaat, een TELIDON formaat, een drukkerkoppelketen, een 30microkoppelketen ("interface"), etc., via ingang-uitgangsge-leiders 323.

Een lokale centrale verwerkingseenheid CPU 324, bijv. van het type MC6809, is ook met de ADC bus verbonden.

Een ingang-uitgang (I/O) poortketen 325, waarnaar eer-35 der gerefereerd is en die de verlagingsomzetter 302, ontsleu-telaar 304 en de verzwakker 305, etc. bedient, is ook met de ADC bus verbonden. Een uitgang van de I/O poortketen 325 is verbonden met een relaisketen 326 eoèr bediening van een ver-mogensuitgang 327 en een ingang naar de poortketen is verbon-40 den met een infraroodkoppelketen 328 met bekende constructie.

8301010 ' ’ -13- Μ

Met de infraroodkoppelketen 328 is een infraroodopneemdiode 329 verbonden voor het ontvangen van infraroodpulsen vanaf een verwijderd toetsenbord. Het is natuurlijk geen noodzaak om infrarood te gebruiken omdat het toetsenbord via een kabel, 5 een ultrasone koppeling, etc. met de poortketen 325 verbonden kan worden.

Er wordt aangenomen, dat een persoon die deze uitvinding begrijpt, voldoende geschoold/ervaren is, dat een volledige beschrijving van de werking van de CPU in communicatie met de 10 verscheidene hierna te beschrijven perifere eenheden niet nodig is en overbodig zou zijn, gegeven de strukturele systeembeschrijving en algoritmische beschrijving van de interaktie hierin. De naar de ADC bus gevoerde en door de CPU bestuurde datasignalen kunnen de verlagingsomzetter 302, de ontéLeutelaar 15 304, de verzwakker 305 en het relais 326 via de ingang-uit-gangpoortketen 325 besturen. Verder kunnen vanaf een verwijderd toetsenbord door de koppelketen 328 ontvangen datasignalen , via de I/O poortketen 325 naar de ADC bus gevoerd worden en door de CPÜ verwerkt worden.

20 De hierna volgende toelichting heeft echter alleen be trekking op de werking van deze keten waarbij datasignalen vanaf het kabelsysteem kan voeren, welke datasignalen een adres bevatten welke de lokale abonné-eenheid definieert. De struk-tuur van deze eenheid, waarbij het adres ervan naar wens en 25 op elk tijdstip te veranderen is, en waarvan de intelligentie (optietabel en bedrijfsprogramma's) afgenomen wordt onder besturing van het hoofdeinde, wordt een bijzonder nuttig aspect van de uitvinding geacht.

Zoals eerder gezegd, bevatten de vier bytes onmiddel-30 lijk volgend op de eerste vlag in elk datapakket adresbits.

Er wordt de voorkeur gegeven aan drie typen adressen, een logisch adres, een globaal adres en een dienstadres (service- Λ \ adres). De eer site twee bits van het adres worden gebruikt voor het aangeven van elk van de drie vormen adressen volgt. Het 35 logische adres geeft een bepaalde abonné aan, het globale adres geeft alle abonné’s aan en het dienstadres geeft bepaalde abonné's aan die met bepaalde diensten overeenstemmende adressen hebben.

Het logische adres, dat elk bepaald abonnéstation aan-40 wijst, is opgeslagen in een logisch adres PKOM 320. Dit adres 8301010 -14- wordt vastgelegd door de kabelsysteembedienaar, en wordt geïnstalleerd of geprogrammeerd in de daarvoor geschikte geïntegreerde keten of het station voorafgaand aan het tijdstip van installatie van het apparaat. Het optietabelgeheugen 318 5 bevat de dienstadressen, en worden als data afgenomen ("downloaded") om opgeslagen te worden onder besturing van de lokale CPU 324, welke data op hierna beschreven wijze beschikbaar gemaakt wordt.

Het globale adres is een bedraadadres en is als zodanig 10 gefixeerd. Het globale adres geeft alle abonnê's. aan die. verbonden zijn met een bepaalde distributieboom. Het globale adres kan door interaktleve systemen gebruikt worden, zoals voor het leveren van elektronische post etc., waarbij de stuurinrichting van het hoofdeinde de informatie van het adres 15 van een bepaalde distributieboom benodigt en waarbij toegang tot alle abonnê-eindstations verkregen kan worden.

De opstartprogramma ROM 317 bevat alleen voldoende vaste programmateur ("firmware") ter vergemakkelijking van de werking van de CPU. voor besturing van het opstarten en het opslaan 20 van initiële besturingssignalen, die afgenomen zijn van de kabel, verzonden vanaf de stuurinrichting van het hoofdeinde en bestemd voor deze bepaalde abonné, verkregen door de data-acguisitieketen 314. Voorafgaand aan de initialisatie bevat daardoor de optietabel RAM 318 geen geldige data, bevat de lo-25 gische adres PROM 320 het lokale abonné identificatieadres, bevat de opstart ROM 317 een initialisatieroutine en bevat de RAM 315 geen geldige data.

De opstart ROM 317 zou ook. voldoende opgeslagen besturingssignalen moeten beatten zoals voor het in staat stellen 30 van de CPU 324 voor het besturen van de I/O poortketen 325 en dus de verlagingsomzetter 302, waarbij een basis televisieka-naalomzettingsdienst verschaft kan worden. Na initialisatie worden extra besturingssignalen in de RAM 315 opgeslagen, waarbij meer uitgebreide, uitzettingsdienst wordt geleverd, 35 waaronder betalings-TV, ontsleutelingsdienst, informatie, computerspel, programmateurdiensten, indien voor dergelijke diensten door de abonné ingeschreven is.

Een datapakket wordt verzonden naar een logisch adres dat het dienstadres voor dit abonnéstation aangeeft en coden, 40 die gemeenschappelijk kunnen zijn met andere abonnê's waaraan 8301010 -15- dezelfde soorten of klassen diensten geleverd worden. De dienstverlening kan aangeven dat betalings-TV geleverd moet worden, dat bepaalde vormen informatie of chta verkregen en weergegeven kunnen worden etc. De dienstverleningsadresdata wordt in het 5 optietabelgeheugen 318 geladen, wordt opgeslagen, en wordt door middel van de in de condensator 319 opgeslagen energie beschermd tegen spanningstoringen.

'Natuurlijk kan al het aanwezige willekeurig toeganke-10 lijke geheugen gecombineerd zijn tot een enkel fysisch geheugen.

In fig. 3A is een voorkeursvorm van het met de data-acquisitieketen 315 geassocieerd geheugen getoond. Het geheugen is verdeeld in een DAC buffer, een wacht-paginabuffer, ruimte voor het vasthouden van de afgenomen programmateur, 15 ruimte voor ingangs-uitgangsprogrammateur, een optietabelge-deelte, verder ruimte voor ingangs-uitgangsprogrammateur en het slechts leesbaar geheugen ROM gedeelte.

De fig. 3B en 3C tonen stroomdiagrammen, die de werking aangeven tijdens het initialiseren en tijdens het af nemen van 20 een tijdelijk programmoduul (aangeduid met MTO), hetgeen aan het apparaat toelaat om de rest van de programmateur af te nemen.

De initialisatiefase start na een hardware- of apparatuur terugstelling, wat veroorzaakt wordt door een energieaf-25 schakeling of initiële installatie. Op dit tijdstip is de in-houd van het geheugen, met uitzondering van de ROM, ongeldig en ligt de uit te voeren programmateur opgeslagen in de ROM.

De ROM moet tijdelijke onderbrekingsvectors ("interrupt vectors") bevatten, in het bijzonder die van een CEU onderbrekingsverzoek.

30 De in de ROM bevatte programmateur voor initialisatie bepaalt eerst de initialisatie en verhindert alle adresvergelijkingen door de data-acquisitieketen,(waarvan de hardware later toegelicht zal worden) zodat elke verdere acquisitie gestopt wordt.

Het laadt in de data-acquisitieketen het pakketadres bestaande 35 uit het programma-afnemingsdigitale kanaalnummer en van de pagina 0 van dat kanaal. Het wacht dan in een lus totdat de pagina 0 correct ontvangen wordt, terwijl de automatische terugstelling van de CPU gekneveld wordt.

Vanaf het logische adres worden datapakketten vanaf het 4q hoofdeinde verzonden. Bij het ontvangen van elk pakket controleert de data-acquisitieketen de data in een, hierna aan de 8301010 -16- hand van fig. 8 te beschrijven CRC keten of het pakket zonder fouten is en of ook het protocol correct is. Het informatieveld van het pakket wordt dan tot in het wachtende paginabuffer-geheugen overgedragen. Op dit tijdstip wordt de acquisitie ge-5 heel bestuurd door de CPU en bestaat er geen gevaar dat de acquisitieketen het geheugen tijdens de overdracht overschrijft. De ontvangen programmateur moet niettemin tot in een geschikte lokatie overgedragen worden, dat van nature tijdelijk is, maar dat bij voorkeur buiten het aktieve geheugengebied ligt waar 10 het verdere af nemen van programmateur zal optreden.

Het eerst ontvangen programma-pakket is een tijdelijk programmamoduul (genaamd MTO) / waarvan het doel is om voort te gaan met het afnemen van de rest van de programmateur. Op dit tijdstip eindigt de uitvoering van de inititalisatie met 15 een sprong naar de eerste instruktie naar het MTO moduul in de wachtende paginabuffer.

Overeenkomstig fig. 3C zal de MTO programmateur nu eerst de geldigheid van de bestaande optietabel verifiëren. Deze tabel is opgeslagen in de RAM 318, die door middel van de conden-20 sator 319 tegen korte tot middellange spanningsstoring beschermd is. De geldigverklaring wordt, zoals later aan de hand van fig. 8 toegelicht zal worden, bewerkstelligd.

In het geval van een eerste installatie of een verlengde spanningsuitval zal de optietabel ongeldig verklaard worden.

25 De MTO geeft in dit geval de logische adresvergelijking van de data-acquisitieketen vnLj (de globale en dienstadresvergelijkin-gen moeten op dat tijdstip geblokkeerd worden}. Een eenvoudige boodschap :zoals een flitsende merker moet op een uitgangseen-heid zoals een met de klemmen 309 of 310 verbonden TV-station 30 afgebeld worden, wat aangeeft dat de koppeling ("interface") op de ontvangst van een optietabel wacht.

Wanneer de kten ofwel een nieuwe installatie is, of er een bij het hoofdeinde bekende belangrijke spanningsstoring geweest is, wordt de. vereiste pagina of pagina's met data door 35 het hoofdeindepersoneel in de digitale kanaalcyclus gevoegd. Anders moet de abonnë in kontakt treden met het hoofdeinde om zijn optietabel op de lijn gezet te krijgen. In het geval, van een bi-directionele koppeling zal het verzoek voor de optietabel automatisch via het terugkeerkanaal verricht worden.

40 Na ontvangst van het optietabelpakket wordt het weer ge- 8301010 -17- controleerd en naar de juiste lokatie ervan in het in fig. 3A getoonde geheugen overgedragen.

De optietabel bevat paginanummers die relateren aan het digitale afnemende kanaal. Het is met deze paginanummers dat 5 de acquisitieadressen gevormd zullen worden door de aaneenschakeling van het nummer van het digitale kanaal en het paginanummer van het gewenste programmamoduul. Dit pakketadres zal dan afgenomen/geladen worden in het dienstadresregister van de data-acquisitieketen.

10 Het MTO programmamoduul start dan een afneem/laadlus bestaande uit de volgende stappen: 1) het lezen van het volgende paginanummer in de tabel, 2) het formuleren van een nieuw pagina-adres, 3) het laden van dit adres in de data-acquisitieketen 15 en het toelaten van de dienstadresvergelijking en 4} het na ontvangst en geldigverklaring van het pakket terugkeren naar stap 1.

Steeds wanneer het pakket overgedragen wordt vanuit de buffer in de data-acquisitieketen naar een lokatie in het ge-20 heugen grenzend aan de voorgaande, wordt alleen het nuttige gedeelte van het pakket overgedragen.

Aan het einde springt de uitvoering vanaf de eerste in-struktie van de ontvangen programmateur en begint normale werking.

25 Hierna zal data-acquisitie, dat de datasignalen naar de ADC bus voor werking daarop volgens het hierboven beschreven algorithme toegelicht worden. De data-acquisitie bestaat uit detectie van flaggen, adresvergelijking, onttrekken van nullen j en het controleren van fouten en het doorgeven van de data-30 signalen naar de ADC bus.

In fig.4 is de datademodulator getoond. Het bij het hoofdeinde opgewekte signaal wordt ontvangen op de klem 401 (die overeenkomt met de klem 301 in fig. 3), en wordt naar het filter 402 gevoerd. Het filter 402 heeft bij voorkeur een 35 hoogfrequent doorlaatband tussen 50 en 300 megahertz, waarbij het signaal vanaf de kabel gaande daardoor naar de gerichte koppeling 403 gevoerd wordt. De in geval van een bidirectioneel systeem naar het hoofdeinde te zenden signalen worden op de geleider 404 ontvangen en via een laagfrequent doorlaatbandge-40 deelte van filter 402 gevoerd voor toevoer naar de kabel via 830 1 0 1 0 -18- de klem 401'. De doorlaatband van het laagfrequent deel van het filter 402 kan specifiek zijn voor het terugkeerkanaal, wat typisch ergens tussen 5 en 35 megahertz zal liggen. Natuurlijk kan elk van de filterdelen gescheiden zijn, en zal 5 er in een éënwegs stroomafwaartse struktuur inderdaad geen stroomopwaarts gerichte signalen zijn en zal er daarom geen laag doorlaatdeel van het filter 402 toegepast behoeven te worden.

Een uitgang van de gerichte koppeling 403 is verbonden 10 met de verlagingsomzetter 302. (fig. .3) , voor het leveren van de televisiesignalen en wordt behandeld als reeds eerder beschreven. De andere uitgang, van de gerichte koppeling 403 is verbonden met de ingang van een demodulator 405, waarin een signaal qua niveau wordt bijgesteld, de impedantie gecorri-15 geerd, wordt omgezet vanuit bijvoorbeeld kanaal 14 met een middenfrequentie van 120,016 megahertz naar een tussenfrequentie (bijvoorbeeld 45,75 megahertz) wordt gedetecteerd, automatisch qua versterking gecorrigeerd, en naar een drempelde-tector 406 gevoerd wordt. De drempeldetector 406 moet een har-20 de begrenzer bevatten en het uitgangssignaal moet vrij van ruis zijn. Het uitgangssignaal wordt naar de klekregeneratie-keten 407 en naar de bemonsteringsketen 408 gevoerd. De klok-regenerator 407 is bij voorkeur een fase-vergrendelde lus.

Omdat de vorm van de data in elk pakket bij voorkeur inlRZ 25 ("non-return to zero") niet-terugkeer-naar-nul vorm is, is de bemonsteringsketen 408 bij voorkeur een NRZ detector.

Het uitgangssignaal van de klokregenerator 407 is een kloksignaal H dat wordt afgeleid van de signalen die door het hoofdeinde geleverd worden en het uitgangssignaal, van de be-30 monsteringsketen 408 is een datasignaal D.

Er moet op.gemerkt worden, dat datapakketten met variabele lengte, van het uitgangssignaal vanaf de sbuuiinrichting van het hoofdeinde ook door een variabele tijdsduur gescheiden zijn. Er wordt de voorkeur aan gegeven, dat de. variabele tijds-35 duur met vlagbits gevuld wordt. Daarom, terwijl de pakketten asynchroon overgedragen worden, bestaat er synchronisatie ten opzichte van elk bit van zowel de pakketten als. van de tussengevoegde tijdsduur tussen de pakketten.

De in fig. 5 getoonde keten detecteert zowel vlaggen 40 en. verwijdert nullen, die, zoals hierboven opgemerkt, inge- 8301010 -19- voegd zijn overeenkomstig het HDLC protocol voor onderscheiding van normale signalen van afbrekingssignalen. Het data-'uitgangssignaal D van fig. 4 wordt naar het schuifregister 501 gevoerd en het kloksignaal H wordt naar de klokingang van het-5 zelfde schuifregister gevoerd. Van het kloksignaal H wordt via een omkeerelement 502 een omgekeerd kloksignaal H verkregen.

Wanneer het ingangssignaal over de geleider voor de data D in het schuifregister 501 gevoerd wordt verschijnen uiteindelijk op de L en C uitgangen ervan twee aangrenzende "len" 10 die een vlag aanwijzen. Deze worden naar de ingangen van de EN poort 503 gevoerd, die wordt vrijgegeven en waarvan het uitgangssignaal naar de terugstelingang van de flip-flop 504 gevoerd wordt. De fi kloksignalen worden naar de klokingang van de flip-flop 504 gevoerd. Wanneer dus een vlagontvanger is, 15 bevindt zich een hoog uitgangsniveau op de Q geleider van de flip-flop 504, wat een vlagindicatiesignaal is.

De zesde bitpositie van de ingangsdatabits heeft ook het hoog worden van de uitgangen A en C van het schuifregister 501 tot gevolg. De EN poort 505 wordt in responsie daarop vrij-20 gegeven en het uitgangssignaal ervan wordt door het omkeer-element 506 omgekeerd en naar de terugstelingang van de flipflop 507 gevoerd. De Q-uitgang van de flip-flop 507 wordt naar de data D ingang van de flip-flop 508 gevoerd, waarvan het j Q uitgangssignaal zowel naar de klokingang van de flip-flop j 25 507 als naar een ingang van de EN poort 509 gevoerd wordt. Het kloksignaal A wordt ook naar de andere ingang van de EN poort 509 gevoerd en het resulterende uitgangssignaal van de EN poort 509 wordt aangewezen als het HZ signaal.

De zesde datapuls in de binnenkomende data veroorzaakt 30 dus het hoog worden van de uitgang van de EN poort 505 en het laag worden van de ingang van de flip-flop 507. Dit wordt via flip-flop 508 in synchronisatie met H vertaald en blokkeert aldus de werking van de EN poort 509 bij. de zesde bitpositie.

Het H kloksignaal kan dss'bij de zesde bitpositie niet de 35 EN poort 509 passeren. Het HZ kloksignaal is dus in synchronisatie met het H kloksignaal, behalve bij de zesde bitpositie, op welk moment het niet aanwezig is. Dit kloksignaal kan dus gebruikt worden voor het klokken van de rest van de data-acquisitieketen steeds wanneer een bit aanwezig is behalve voor 40 de nul-invoegbits.

8301010 . ' -20-

In fig. 6 is een keten getoond voor het controleren van het adres van het ontvangen signaal. Voor een beter begrip, van de werking ervan wordt echter eerst verwezen naar een gedeelte van fig. 7.

Een binaire teller 701 ontvangt het nul-gecorrigeerde 5 kloksignaal HZ en levert aan de uitgangsklemmen QA“QE ervan binaire uitgangssignalen. De wisingang CLR' is. verbonden met de vlagindicatieuitgang van fig. 5. Daardoor wordt steeds wanneer een vlagindicatie ontvangen wordt de binaire teller 701 teruggesteld, die bij elke volgende HZ klokpuls weer begint 10 te tellen. De uitgangssignalen van de binaire teller 701 vormen dus een telwaarde van de na elke vlag ontvangen databits.

Er wordt aan herinnerd dat vlagbytes tussen pakketten overgedragen worden. Daardoor wordt de binaire teller 701 tussen pakketten continu teruggesteld.

15 Bij de in fig. 6 getoonde keten zijn de uitgangen QA- QD van de binaire teller verbonden met het adresregister 601. Het adresregister 601 is een register binnen de RAM 315 waarin de logische en dienstadressen geladen worden door de microprocessor/ waarbij deze adressen binnengegaan zijn vanaf de 20 logische adres PROM 320 en de optietabel 318 (fig. 3). De data-ingangen van het adresregister 601 zijn verbonden met de bus HDC via de bus 602 onder besturing van de schrijfvrijgeefgelei- . * der WE vanaf de microprocessor.

Het adres wordt geladen in een dataselector 603 met twee 25 uitgangen: Yl, voor het dienstadres en Y2. voor het abonne-adres. Het datasignaal D (fig. 4) wordt naar een ingang van elk van drie exclusieve OF poorten 604, 605 en 606 gevoerd. Het globale adres wordt aangevoerd vanaf een vast bedrade keten (een op zich bekende keten, dat een 32 bit seriële code, zoals een 30 schuifregister met een parallelle ingang en seriële uitgang en met vooraf aangewezen parallelle ingangen geaard), waarbij dit signaal het globale adres van het abonnëstation aangeeft en serieel naar de tweede ingang van de exclusieve OF poort 604 gevoerd wordt.

35 Op overeenkomstige wijze levert de uitgang Yl met 32 bit serie-dienstadres aan de tweede ingang van de exclusieve OF keten 604, en de uitgang Y2. van de dataselector 603 levert een 32 bit abonné-identificatieadrescode aan de tweede ingang van de exclusieve OF ketens 606. Met betrekking tot de werking van 8301010 -21- de exclusieve OP ketens 604 kan gesteld worden, dat de uitgang ervan hoog zal worden indien één. van de ingangen hoog of laag is maar niet beide. Aangenomen dat het globale adres identiek is aan de ingevoerde data, zullen beide ingangssig-5 nalen naar de exclusieve OF ketens 604 gelijk zijn. Daardoor is het uitgangssignaal ervan laag. Dit wordt naar de data-ingang van een flip-flop 607 gevoerd, waarvan de Q uitgang verbonden is met de klokingang van een flip-flop 608. De Q uitgang van de flip-flop 608 is verbonden met de wisingang, van de 10 flip-flop 607. De Q uitgang van de flip-flop 607 is verbonden met een ingang van de NOP poort 609.

Wanneer zowel het globale adres en de data voor elk bit gelijk zijn zal er daardoor geen data-ingangssignaal naar de flip-flop 607 gaan. De Q uitgang ervan zal dan laag zijn, 15 wat een laag ingangssignaal voor de NOF poort 609 geeft. Wanneer alle ingangen van de NOF poort 609 laag zijn, is de uitgang ervan hoog.

Wanneer er echter een verschil is tussen de naar de ec-clusieve OF keten 604 gevoerde ingangssignalen, is de uitgang 20 ervan hoog, waardoor de flip-flop 607 door het AZ kloksig-naal, het van nullen ontdane kloksignaal, geklokt worden. De flip-flop 607 verandert dan van toestand, waardoor de flipflop 608 geklokt wordt en van toestand verandert. Daardoor zal de flip-flop 607 naar de oorspronkelijke toestand ervan 25 terug-gewist worden. De uitgang Q ervan is echter van toestand veranderd wat een ingangssignaal met een hoog niveau aan de NOF poort 609 geeft. De uitgang ervan keert naar het lage niveau.

De exclusieve OF poorten 605 en 606 werken op dezelfde 30 wijze. Xn deze gevallen worden echter het dienstadres en de abonné-adressen, die opgeslagen zijn in het adressenregister 601, vergeleken met de exclusieve OF poort 605 resp. 606. Wanneer ëên van de ingangssignalen naar de NOF poorten 609 laag is, aangevend dat het adressignaal op de datalijnen heeft ge-35 past bij ofwel het globale adres, het dienstadres of het abon-né-adres, zal de uitgang van de NOF poort 609 hoog worden.

De uitgangsgeleider van de NOF poort 609 waarover deze "adres correct" indicatie vervoerd wordt, is aangegeven met het ver-wijzingscijfer 610.

40 Het uitgangssignaal van de uitgang QE van de binaire 8301010 * · * -22- teller 701 (fig. 7) passeert het omkeerelement 611 en wordt naar de klokingang van de flip-flop 612 gevoerd. De Q-uitgang is verbonden met een ingang van de EN poort 613 met de "adres correct" van de NOP poort 609. Omdat de Q uitgang van de flip-5 flop 612 dus elke 32 bits hoog wordt, wordt het uitgangssignaal. van de NOF poort 609 elke 32 bits eenmaal door de EN-poort 613 gevoerd, en wanneer het uitgangssignaal op de geleider 610 hoog is, wordt de uitgang van de EN poort 613 hoog.

Het is eerder gezegd, dat het adres van elk pakket vol-10 gend op elke. vlag 32 bits (4 bytes van elk 8 bits) lang is. Wanneer dus de NOF poort 609 een hoog uitgangsniveau heeft bij 32 bits volgend op de vlag, vormt een hoog uitgangsniveau van de EN poort 613 een indicatie dat het adres compleet en goed is. De geleider waarover dit "adres goed" signaal aan de uit-15 gang van de EN poort 613 gevoerd wordt, is aangegeven met verwij z ings cij fer 614.

De Q uitgang, van de flip-flop 612 is verbonden met de terugstelingang PR van flip-flop 612 en ook met een ingang van de EN poort 615. De andere ingang van de EN poort 615 is ver-20 bonden met de AZ geleider en de uitgang van de EN poort 615 is aangegeven met AZE. Het loog worden van de uitgang van de EN poort 615 geeft dus aan dat 32 bits ontvangen en geteld zijn( en dat de adrestellingen doorlopen zijn).

Met de nu vastgesteld hebben dat een vlag ontvangen is, · 25 dat de 32 databits volgend op de vlag corresponderen met één van de globale, dienst- of abonnë-adressen is de keten nu gereed om ingangsdata. naar de ADC bus door te laten voor ontvangst en gebruik door de CPU. Dit wordt uitgevoerd door de in fig. 7 getoonde ketens.

30 Het datasignaal D wordt naar de data-ingang D van het schuifregister 702 gevoerd. De HZ klokbron is verbonden met de klokingang van het schifregister 702 en het "adres correct" signaal vanaf de geleider 610 in fig. 6 wordt via de omkeer-buffer 703 naar de vrijgeefingang EN van het schuifregister 35 702 gevoerd.

Daardoor zal het schuifregister 702 vrijgegeven worden wanneer het signaal op de "adres correct" geleider hoog wordt aan het einde van de adrescontrolecyclus (32 bits). Het data-ingangssignaal wordt synchroon met .de klok HZ in het schuif-40 register 702 geklokt. Het signaal wordt in het schuifregister 8301010 -23- 702 van serie naar parallelvorm omgezet en in de slottrekker ("latch") 704 vastgehouden.

Het telleruitgangssignaal Q van de binaire teller 701 w wordt via het omkeerelement 705 naar de laadingang LD van de 5 slottrekker 704 gevoerd. Dit telleruitgangssignaal van de teller 701 wordt zodanig geleverd dat wanneer het schuifregister 702 vol is, de uitgang ervan in de slottrekker 704 vastgehouden wordt. Terwijl het schuifregister 702 met verdere ingangsdata gevuld wordt, wordt de slottrekker 704 tenslotte vrijge-10 geven om de daarin aanwezige data aan de ADC bus afgegeven.

De uitgangssignalen van de slottrekker 704 worden parallel aan de ADC bus 706 geleverd, en het uitvoervrijgaveingangs-signaal van de slottrekker 704 is via de geleider 707 verbonden met de uitvoervrijgaveklem van de CPU.

15 Op deze wijze wordt door de CPU te verwerken en daarin te bewaren data, ofwel als instrukties als dienstadresdata (opties) o-f direkt of na verwerking door de CPU via de video weergeefgenerator te leveren data vanaf de kabel verkregen.

Eg. 8 toont de datacontroleketen. Het data-ingangssig-20 naai wordt naar een CRC keten 801 gevoerd. Deze bekende funk-tie lost een polynoom op met gebruikmaking van het ingangssignaal als een binair nummer en levert een uitgangssignaal indien er een rest is voor de oplossing van het polynoom.

Dit uitgangssignaal wordt geleverd aan de geleider die verbon-25 den is met de data-ingang D van de flip-flop 802. Een terug-stelsignaal wordt vanaf de vlagindicator naar de MR ingang van de CRC keten 801 gevoerd. Dienovereenkomstig wordt de CRC keten bij elke ontvangst van een vlag teruggesteld. Vanaf de ontvangst van de vlag zal dan het polynoom opgelost worden 30 totdat de volgende vlag ontvangen wordt, en opk dat moment moet het uitgangssignaal van de ER geleider 0 zijn. Wanneer dat niet het geval is, is de ER geleider hoog wat toestandsverandering van de flip-flop 802 tot gevolg heeft en het leveren van een uitgangssignaal aan de CPU wat aangeeft dat de 35 informatie in het pakket nullen bevat en eventueel genegeerd moet worden.

De flip-flop 802 wordt als volgt geklokt. Het"adres correct" signaal wordt naar de data-ingang van een flip-flop 803 gevoerd, terwijl het omgekeerde vlagindicatiesignaal naar 40 de terugstelingang van de flip-flop gevoerd wordt. Daardoor 8301010 _ _- ---------—^ • · ' -24- wordt de flip-flop 803 bij het begin, van elk ontvangen pakket teruggesteld. Zodra echter het "adres correct" signaal op de geleider 610 opgewekt is, wordt een datasignaal, vanaf de "adres correct" geleider naar de flip-flop 803 gevoerd.

5 De flip-flop 803 wordt geklokt vanuit de CPU, wat een ingangssignaal aan & EN poort 804geeft. Een tweede ingangssignaal 805 wordt vanuit een klokbron aan de EN poort 804 geleverd.

De uitgang van de EN poort 804 is verbonden met de klokingang van de flip-flop 802.

10 Indien daarom wordt aangenomen dat het "adres correct" signaal ontvangen is, veroorzaakt de twesde. vlagindicatie (aan het einde, van het pakket) de opwekking van een klokpuls naar de flip-flop 802. Wanneer het restuitgangssignaal van de polynoomberekening afkomstig van de CRC keten laag is, is de 15 Q uitgang van flip-flop 802 hoog, wat een indicatie aan de CPU levert dat alle ontvangen ingangsdata zonder fouten is. Wanneer er echter een rest aanwezig is, verandert flip-flop 802 van toestand en wordt aan de CPU de indicatie gegeven dat de data fout is.

20 Met betrekking nu tot het hoofdeinde, is eerder opgemerkt dat de stuurinrichting 104 de datapakketten voorbereid en naar het kabelnetwerk verzendt. Een blokdiagram van de stuurinrichting met de koppelingen ervan is in fig. 9 getoond.

Het hoofdeinde wordt bij voorkeur bestuurd door een com-25 puter 900, zoals het type PDP 11/34 dat geleverd wordt door Digital Equipment Corporation. De hoofdcomponenten van de computer 900 bestaan uit een centrale verwerkingseenheid 901, een geheugen 904 voor het daarin vasthouden van haar programma's en enkele buff er gebieden, een harde-schijf subsysteem 903 en een 30 keten voor direkte geheugentoegang (DMA) 916. Al deze componenten zijn gekoppeld met een bus 902, bij voorkeur van het type "ÜNIBUS" (handelsmerk) waarmee de computer 900 doorgaands uitgerust is.

Het schijf subsysteem mo:et in staat zijn om snel gelezen 35 te worden, bijvoorbeeld met 4,6 megabits per seconde, omdat het in het onderhavige systeem gewenst is om data met ongeveer 4 megabits per seconde naar de "UNIBUS" uit te lezen. Een capaciteit van het harde-schijfsubsysteem moet tenminste^O.000 pagina's bestaan, waarbij elke pagina gemiddeld bestaat uit 40 ka- 8301010 -25- rakters bij 20 lijnen en elke karakter een breedte van 8 bits heeft, zodat tenminste 128 megabits plus ruimte voor format-teringsdata etc. verkregen wordt.

De naar het kabelsysteem te verzenden data wordt geas-5 sembleerd door de computer 901 in een buffergebied van het geheugen 904. De inhoud van het schijfgeheugen 903 wordt continu, snel en herhaaldelijk met 4 megabits per seconde in dit buffergebied van het geheugen 904 gelezen. Bij gelegenheid wordt gespreid met deze data via de eveneens met de bus 902 10 verbonden koppeling 913 data vanaf de computer 914 ontvangen.

De DMA keten 916 is verbonden met een kabelkoppelings-keten 917. De kabelkoppelingsketen is verbonden met een modem 918 waarvan de uitgang verbonden is met een RF multiplexer 919 waarmee via een verbinding 920 een bron voor omroep- en 15 versleutelde be-talings-TV-signalen gevoerd worden. De uitgang van de multiplexer 919 is verbonden met een RF klem 921 voor verbinding met het kabelsysteem.

Door zogenaamde gastheer “host" subsystemen worden in het schijfsubsysteem 903 pagina's toegevoegd of veranderd. Elk 20 host-subsysteem bestaat uit een assemblage-besturingscomputer en een databron. Deze host-subsystemen zijn in het algemeen in drie categoriën te verdelen, waarvan er één lokaal is en waarvan de derde een bedienaarskoppeling omvat voor het veroorzaken van het formatteren van testsignalen, het initialise-25 ren van bepaalde abonnéètations voor nieuw geautoriseerde diensten etc. .

Bijvoorbeeld bij de eerste categorie wordt een databron bestaande uit een schijfsubsysteem 907 en een lokale assembla-gebesturing 906 verbonden met de bus 902 via de koppeling 905. 30 De schijf 907 kan bijvoorbeeld 100.000 pagina's bevatten of een klein aantal pagina's en wordt gebruikt voor het formatteren van nieuwe pagina's die overgedragen moeten worden naar de schijfaandrijving 903 voor het vernieuwen ervan.

In de tweede categorie is een ontvangerkoppéling 908 met 35 de bus 902 verbonden. Deze ontvangerkoppéling ontvangt data via een communicatielijn vanaf een willekeurige bron van een aantal verwijderde bronnen, zoals een effekteninformatieleve-rancier, een videotekstinformatieleverancier (bijvoorbeeld TELIDON), een verwijderde X25 verbinding, etc. Bij de in het 40 fig. 9 getoonde systeem wordt data van een verwijderde loka- 8301010 ' r -26- tie geformatteerd uitgaande van een aantal data-opslagschij f-subsystemen 909 onder besturing van een stuurinrichting 910.

De stuurinrichting wordt bestuurd vanuit een toetsenbordbe-dienaarstation 911. De stuurinrichting 910 is verbonden met 5 een zender 912, die verbonden is met een transmissiemedium zoals een coaxiaalkabel, een optische, vezelverbinding of microgolf verb inding in samenwerking met de ontvangerkoppeling 908.

De derde vorm van host-subsysteem is, bijvoorbeeld, de bestaande service-computer 914 van de kabelbedienaar waarmee 10 een toetsenbord 915 verbonden is. Het toetsenbord 915 kan gebruikt worden voor het commanderen van de initiatie, van nieuwe dienstopties (service-opties) door ervoor te zorgen dat abonnë-stationinitiatiesignalen opgewekt worden en naar het transmis-siemedium gevoerd worden.

15 De computer 914 bevat een lijst van abonné-namen en -adressen, betalingslijsten etc. en werd voorheen gebruikt voor facturering etc. In het onderhavige systeem bevat de computer 914 twee extra stukken informatie voor elke abonnë, te weten het logische adres van de abonnë, dat uniek is voor elke 20 abonnë en service-adres, dat de optiecode aangeeft. Deze data wordt via het toetsenbord 915 in de computer 914 gebracht. Databeheersystemen voor het behandelen/beheren. van deze mogelijkheid zijn bekend en behoeven hier niet nader beschreven te worden.

25 Wanneer een nieuwe abonnë aan het systeem toegevoegd moet worden, of wanneer van een bepaalde groep abonnë's de dienstadressen of optietabellen veranderd moeten worden, geeft de bedienaar aan de computer 914 commando's, waarop deze de abonnê-adressen vernieuwt en via de koppeling 913 naar de bus 30 902 te voeren commando's veroorzaakt, die tot gevolg hebben dat de computer 901 een of meer databoodschappen formatteerd voor het initialiseren van een bepaald abonnëstation of voor het vernieuwen van het dienstadres of van de optietabel van een of. van een groep abonnë-stations. Het boodschapformaat wordt opgesla-35 gen in een geheugen binnen het computerblok 900 en kan elke door de ontwerper gewenste, vorm hebben die door de CPU bij het abonné-eindstation erkend zal worden. Nadat de boodschap geformatteerd is wordt de transmissie, van data vanaf de schijf-eenheid 903 naar het geheugen 904 onderbroken en worden inplaats 40 daarvan de speciaal geformatteerde boodschappen vanaf de com- 8301010 -27- ter 901 via de bus 902 inlet geheugen 904 opgeslagen. Zodra dit beëindigd is wordt de verdere data gelezen vanaf de schijfeenheid 903, die continu roteert en continu en herhaaldelijk met de voorkeurssnelheid van 1000 pagina's per seconde 5 leest.

Het geheugen 904 wordt continu gelezen door de direkte geheugentoegang (DNA) 916, die de data naar de kabelkoppeling 917 overdraagt. De kabelkoppeling 917 formatteerd de data in pakketten, voegt, voor zover vereist, vlaggen, nullen en be-10 zig-bits toe, zet de data om in bij voorkeur het NRZI formaat, en verzendt de pakketten gescheiden door vlagbytes via 75 ohm naar de modem 918. Bij een unidirectioneel stroomafwaarts-systeem is de modem 918 natuurlijk een modulator.

De modem 918 moduleert het datasignaal op een draaggolf-15 signaal, bijvoorbeeld het televisiekanaal 14, of met een mid-denfrequentie van ongeveer 120 megahertz. Dit signaal wordt naar een ingang van de RV multiplexer 919 gevoerd, die tevens, voor een omroeptelevisiesysteem, de resterende via de kabel te verzenden omroeptelevisiesignalen ontvangt. Het door de tele-20 visieverbinding 920 getransporteerde televisiesignaal kan ook een versleuteld televisiesignaal bevatten, dat door de ont-sleutelaar 304 (fig. 3) ontsleuteld moet waden voor die abonnéfe die geabonneerd zijn op een betalings-W-dienst.

Data vanaf andere bronnen worden normaal geassembleerd 25 in een cyclusmode voor opslag op het hoofdschijfsubsysteem 903. Er kan bijvoorbeeld een grote informatie-paginabibliotheek (bijvoorbeeld 100.000 pagina's) op een grote, langzamer toegankelijke schijfeenheid 907 opgeslagen worden. Op verschillende intervallen, of op commando, kunnen verschillende pagina's onder 30 besturing van de assemblagebesturing 906 via de koppeling 905 en de bus 902 naar het schijfsubsysteem 903 afgenomen/geladen worden. Zodra aanwezig op de schijf 903 inplaats van andere opgeslagen pagina's kunnen de pagina's die aanwezig (resident) zijn op de schijf 903 herhaaldelijk op de eerder beschreven 35 wijze gelezen worden. De schijfeenheid 907 kan dan gebruikt worden voor het assembleren van nieuwe pagina's van de informa-tiecyclus of andere data, bijvoorbeeld computerspelprogramma's die aan het lokale buffergeheugen 315 van de abonné's geleverd moeten worden voor gebruik door de lokale CPU, voor die abonné-40 eindstations waarvan de optietabelten toestaat de pagina's met 8301010 • ' · ' -28- spelprogramma's of dergelijke binnen te gaan. Men zal zich herinneren, dat elke pagina een optiedienstadres bevat dat overeenkomt met coden die geleverd zijn aan die abonnê's die de in het pakket vervatte data kunnen binnengaan.

5 De naar de abonnë-eindstations te verzenden informatie of andere data kan ook geassembleerd worden in een verwijderde lokatie met gebruik van de eerder beschreven apparatuur. Een paar schijfeenheden 909 zijn gekoppeld met een verwijderde stuurinrichting 910. De stuurinrichting vergemakkelijkt de 10 assemblage, van data tot de schijfeenheden onder besturing van een toetsenbord 911. Op commando, of constant via een dataver-binding, wordt de geassembleerde data door de zender 912 naar de ontvangerkoppeling 908 verzonden voor opslag op het schijf-subsysteem 903 onder besturing van de computer 901.

15 Het herhaaldelijk roteren van de schijfeenheid 903 voor het laden van data in het buffergebied van het geheugen 904 en het toegang verkrijgen tot deze data door middel van direkte datatoegang kan door middel van bekende middelen verzorgd worden. De werking van de modem 918 is eenvoudig het omgekeerde 20 van het radio-frequentiegedeelte. van de in fig. 4 getoonde keten. De modulatie van een NRZI formaat datasignaal op een RF draagsignaal wordt ook door op zich bekende middelen uitgevoerd, alsmede het multiplexen van het .RF signaal in de multiplexer 919 en daaropvolgende verzending naar de kabel 921. Hierna zal de 25 kabelkoppelingsketen 917 aan de hand. van fig. 10 beschreven worden.

De keten 916 voor direkte geheugentoegang (DNA) is een bekende keten voor het binnengaan van data vanuit seguentiele adressen in geheugen 904 en is verbonden met de bus 902. De 30 bus 902 is bij voorkeur een 16 bit-bus, waarbij de voorkeursui tvoeringsvorm van de computer 901, de PDP11/34, communiceert in 16 bit-datawoorden.

De dataoverdrager 1001 ontvangt de 16 bitwoorden en voert hen door naar een eerste-in, eerste-uit (FIFO) register 1002 35 met minimaal 48 woorden. Het uitgangssignaal, van het FIFO register 1002 wordt naar de parallel/serieomzetter 1003 gevoerd, dat de data met een snelheid van 4 megabit per seconde naar een dataselector 1004 uitvoert.

De data wordt ook naar een CRC generator 1005 gevoerd, 8301010 • r ' -29- die de framecontrolevolgordebits (PCS bits, in fig. 2) die na de informatiebits ingevoegd moeten worden overeenkomstig het standaard HDCL protocol. De framecontrolereeks bestaat, noch-maals gezegd, uit twee bytes van elk 8 bits.

5 De seriele databits worden ook naar de teller 1006 ge voerd, die een vrijgeefuitgangssignaal aan een bezig-bitsge-nerator 1007 levert na elk vooraf bepaald aantal bits, bijvoorbeeld 64.

Er wordt aan herinnerd, dat deze uitvinding gebruikt kan 10 worden in bidirectionele transmisaesystemen, waarin ook stroomopwaarts vanaf de abonnéstations signalen verzonden kunnen worden. Wanneer echter twee abonnë's tegelijkertijd zouden uitzenden, zou een collisie van signalen optreden, en zou de aan het hoofdeinde ontvangen data onduidelijk zijn. Indien 15 daarom het hoofdeindemodem een signaal ontvangt, stimuleert het onmiddellijk de generatie van een toestandsverandering van de bezig-bits, die nochmaals gezegd, volgend op elke vlag en elke 64 bits daarna tussengevoegd worden. De 64 bit-teller 1006 stimuleert daardoor de opwekking van twee bezig-bits, volgend 20 op elke 64 bits van seriedata dat afkomstig van de parallel/ serieomzetter 1003. Het uitgangsdatasignaal van de bezig-bits-generator 1007 wordt ook naar de dataselector 1004 gevoerdT

Een een byte (8 bit) vlaggenerator 1008 genereert continu vlagsignalen en voert hen naar de dataselector 1004.

25 Het uitgangssignaal van de dataselektor 1004 wordt naar een nul-invoegingsketen 1009 gevoerd, die een nul-bit genereert na elke vijf "enen", in overeenstemming met het standaard HDLC protocol. Er wordt aan herinnerd, dat de generatie van zes enen aangeeft, dat een bepaald pakket veronachtzaamd moet wor-30 den (hierna aangehaald als afbrekingssignaal). Een ingang voor de nul-invoegingsketen 1009 vormt de aanwezigheid van een vlag of dat een afbreking plaats moet vinden, hetgeen de opwekking van nullen blokkeert.

Het uitgangssignaal van de nul-invoegingsketen 1009 wordt 35 naar de ingang- van een NRZI encoder 1010 gevoerd, waarvan de uitgang verbonden is met een TTL naar 75 ohm omzetter 1011 is verbonden. Het uitgangssignaal van de omzetter 1011 wordt naar de modem 918 gevoerd, waarvan de uitgang verbonden is met de RF klem 921. De modem 918 bevat een decoder voor vanaf de ka-40 bel ontvangen informatie, welke aangeeft dat een van asn abonnê 8301010 -30- afkomstig signaal ontvangen is in een bidirectioneel systeem.

De modem 918 heeft dus.een data-uitgangssignaal dat teruggevoerd wordt naar de bezig-bitsgenerator 1001, die. verandering van de toestand van de bezig-bits veroorzaakt.

5 Er wordt aanfèrhinnerd, dat het twee bezig-bits. vier toestanden beschreven worden, te weten kanaal vrij, kanaal bezig, collisie-detectie en prioriteit. De uitgangsbits van de bezig-bitsgenerator 1007 zou dus bij de detectie van een ontvangen draaggolfsignaal door de modem 918 veranderen van een 10 kanaal-vrij-toestand naar een kanaal-bezet-toestand.

Het is de functie, van de dataselector 1004 om de data-pakketten te formatteren. Daarom wordt een paar ingangen A en B, die de keuze,van ëën. van de vier inganpn kan vertalen, gebruikt voor het instellen van het formaat. Ten eerste wordt 15 bet uitgangsbyte van de vlaggenerator 1008 gekozen (ingang 00) gevolgd door een paar bezig-bits vanaf de bezig-bitgenera-tor 3001 (ingang 10) . Dit wordt gevolg door vanaf de parallel/ serie-omzetter 1010 (ingang 01) ontvangen data, welke data het adres gevolgd door de informatiebits bevat. Nadat de in-20 formatiebits doorgegeven zijn aan de ingang van de dataselek-tor 1004, wordt de uitgang: van de CRC generator 1005 gekozen (ingang 11) gevolgd door een vlagbyte vanaf de vlaggenerator 1008. Elke 64 bits wordt echter een paar bits vanaf de bezig-bitsgenerator 1007 naar de uitgang geschakeld, waarbij de 25 bezig-bitcode uitgaande van vanaf de modem 918 ontvangen signalen ingesteld wordt.

In een enkelvoudig stroomafwaarts gericht systeem kunnen de bezig-bitsgenerator 1007 en de 64 bitsteller 1006 natuurlijk weggelaten of nul gemaakt worden.

30 De dentering van de dataselector vindt plaats onder be sturing. van de denteerbesturing 1012, die bepaald welke van de ingangen naar de dataselektor 1004 gekozen moeten worden. De denteerbesturing 1002 bevindt zich onder besturing van de hoofdcomputer 901 en communiceert daarmee via de denteerbesturings-35 signaaldrijver 1013, de denteerbesturiixgssignaaLontvanger 1014 en de bus 902. De opwekking van de pakketten vindt dus plaats onder complete besturing van de computer 901.

Er is dus een systeem beschreven dat het de systeembe-dienaar toestaat om complete besturing te behouden over de 40 diensten die verleend worden aan de met dit systeem verbonden 8301010 -31- abonnëstations. Het systeem kan. uit een reeds bestaand kabel-tv-transmissiesysteem gebruikt worden en kan in fasen geïmplementeerd worden ter verkrijging van toenemende gesophistiteerde diensten wanneer de markt daarvoor geschikt is. Wanneer bijvoorbeeld de abonnéstations eenmaal geplaatst zijn kan de 5 eerste te leveren optie het ontsleutelen van betalings-TV-signalen en/of de levering van speciale omroeptelevisiekanalen voor geselekteerde abonné’s zijn door het leveren van opties die de toegang tot dergelijke kanalen via de televisiesignaal-kanaalomzetter bij het abonnëstation toelaat. Groepen gespe-10 cialiseerde abonnë's, zoals groepen artsen of andere professionele personen kunnen voorzien worden van televisie-onder-wijzingskanalen, die voor andere abonné's geblokkeerd zijn. Computerspelprogramma's, effekten-informatie, etc. kan geleverd worden aan geselekteerde groepen abonné's die de geschikte 15 optiecoden hebben. Computerprogramma's kunnen afgenomen/gela-den worden in microcomputers en data kan verzonden worden naar printers en facsimile-toestellen, etc. Informatiecycli kunnen overgedragen worden in een omroepmode, maar kunnen alleen toegankelijk zijn voor die abonnë's die voor die dienst inge-20 schreven hebben en die de beschikking hebben over het bewuste dienstcode-adres dat in hun optietabelgeheugen opgeslagen is.

De aanwijzing van de bewuste abonnë's die de voor hen bestemde signalen kunnen binnengaan en vertalen, wordt vergemakkelijkt door het vermogen van de systeembedienaar om vanaf het 25 hoofdeinde op een selektieve basis optiecode dienstadressen af te nemen/te laden. Omdat de dienstadressen op commando van de systeembedienaar veranderd kunnen worden, kunnen de aan elke individuele abonné geboden diensten gemakkelijk veranderd worden zonder dat het bezoek van een dienstverlener nodig is, 30 en verschaft het extra voordeel van tegenwerkende diefstal van diensten omdat de dienstcoden frequent en willekeurig veranderd kunnen worden. De dienstverlening door de systeembedienaar is dus meer flexibel en veiliger gemaakt.

-Conclusies- 8301010

Claims (29)

1. Signaaltransmissiesysteem gekenmerkt door (a) een hoofdeinde, (b) een met het hoofdeinde, verbonden transmissiemediurn voor het transporteren, van signalen vanaf het hoofdeinde, 5 (c) een aantal met het transmissiemedium verbonden abon- néstations, (d) middelen bij de abonnéstations voor de ontvangst en opslag van signalen afkomstig van het transmissiemedium aangevend aan bepaalde stationadressen, 10 (e) middelen bij de abonnêstations die de stationadres sen opgeslagen hebben, voor de ontvangst en de opslag van programmasignalen vanaf het transmissiemedium die alleen voor de stations met de opgeslagen adressen bestemd zijn, (f) middelen bij de abonnêstations met bepaalde, van de 15 stationadressen voor de ontvangst van verdere signalen vanaf het transmissiemedium en voor het vertalen van de verdere signalen, waarbij de vertaling afhankelijk is van de voorafgaande opslag van de programmasignalen.

2. Signaaltransmissiesysteem gekenmerkt door 20 (a) een hoofdeinde, (b) een met het hoofdeinde verbonden transmissiemedium voor het transporteren van signalen vanaf het hoofdeinde, (c) een aantal met het transmissiemedium verbonden abonnêstations, waarbij elk abonnêstation voorzien is van 25 (i) middelen voor de opslag van een eerste voorafbepaald adrescodesignaal, (ii) middelen voor de ontvangst vanaf het transmissiemedium en voor de opslag van een tweede voorafbepaald optiecode-signaal, 30 (iii) middelen, voor de ontvangst en opslag van een sig naal met een adrescomponent dat een aanduiding vormt voor de eerste of tweede codesignalen, en (iv) middelen, voor het vertalen van het laatste signaal in een geval dat de adrescomponent past bij de eerste of tweede 35 codesignalen, en daarbij de werking van het abonnêstation in responsie daarop vrijgeeft. 8301010 -33-

3. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de vertaalmiddelen middelen omvatten voor het vrijgeven van het abonnéstation en voor het vertalen van verdere signalen volgens een door het laatste signaal 5 voorgeschreven wijze bij ontvangst door het abonnéstation van signalen met een adrescomponent dat een aanduiding vormt voor de eerste of tweede codesignalen.

4. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 3, g e -kenmerkt door middelen voor het ontvangen en vertalen 10 van signalen vanaf het transmissiemedium met ofwel geen adrescomponent of een adrescomponent beperkt tot het eerste vooraf-bepaalde codesignaal en voor het weergeven van het vertaalde signaal.

5. Signaaltransmissiesysteem ge kenmerkt door 15 (a) een hoofdeinde, (b) een met het hoofdeinde verbonden transmis siemedium voor het transporteren van signalen vanaf het hoofdeinde, (c) een aantal met het transmissiemedium verbonden abonné-stations, waarbij elk station bestaat uit 20 (i) eerste geheugenmiddelen voor het permanent opslaan van een eerste adrescodesignaal, (ii) tweede geheugenmiddelen voor het opslaan van een dienstcodesignaal, (iii) derde geheugenmiddelen voor het opslaan van een 25 besturingssignaal, (iv) middelen voor het leveren van een signaal aan een weergeefeenheid, (v) middelen voor het besturen van de levering van een omroepsignaal over het transmissiemedium naar de weergeefeen- 30 heid, (vi) data-acquisitieketenmiddelen voor het leveren van het dienstcodesignaal aan de tweede geheugenmiddelen in het geval van ontvangst vanaf het transmissiemedium van een dienstcodesignaal met een adrescomponent dat past bij het adrescode- 35 signaal, en voor het leveren en opslaan van een besturingssignaal aan de derde geheugenmiddelen in het geval van ontvangst van een signaal vanaf het transmissiemedium met een adrescomponent dat past bij het dienstencodesignaal en een besturings-signaalcomponent, en 8301010 I 1 -34- (vii) processormiddelen voor het bedienen van de besturingsmiddelen in overeenstemming met het besturingssigiaal in responsie op de ontvangst vanaf het transmissiemedium van de omroepsignalen van een soort die bestuurbaar zijn door het 5 besturingssignaal, waarbij een weergeefsignaal geleverd wordt voor toevoer aan een weergeefeenheid.

8. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een televi-10 siesignaalontsleutelaar bevatten.

7. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een televisie-s ignaalkanaalomzetter omvatten.

8. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 5, m e t 15 het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een video- weergeefgenerator omvatten.

9. Transmissiesysteem volgens conclusie 5, m e t het .kenmerk, dat de besturingsmiddelen een televisiesignaal- ontsleutelaar, een televisiesignaallaiaalomzetter en een video-20 weergeefgenerator - omvatten.

10. Signaaltransmissiesysteem volgens, conclusie 1, 2 of 5,met het kenmerk, dat het transmissiemedium een CATV netwerk is.

11. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 1, 2 of 25 5, met het kenmerk, dat het hoofdeinde middelen omvat voor het opwekken van de genoemde signalen in asynchrone pakketten in HDLC formaat.

12. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 1, 2 of 5, met het kenmerk, dat het hoofdeinde een mas-30 sa-digitaalsignaalopslagsysteem omvat voor het opslaan van de genoemde signalen in een voorafbepaalde volgorde, een buffer-geheugen. voor de opslag van .sequentiele reeksen van de genoemde signalen, en middelen voor het leveren van de reeksen van de genoemde digitale signalen aan het transmissiemedium 35 in overeenstemming met de genoemde volgorde.

13. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 1, 2 of 5, met het kenmerk, dat het hoofdeinde een massa- 8301010 -35- digit aal signaalops 1 agsysteem omvat voor het opslaan van de genoemde signalen in een voorafbepaalde volgorde, een buffer-geheugen voor de opslag van sequentiele reeksen van de genoemde signalen, en middelen voor het leveren van de reeksen van de 5 genoemde digitale signalen aan het transmissiemedium in overeenstemming met de genoemde volgorde, een bron van televisiesignalen, en middelen voor het leveren van de televisiesignalen aan het transmis siemedium met de reeksen digitale signalen in de verschillende frequentiebanden.

14. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 1, 2 of 5,met het kenmerk, dat het hoofdeinde signaalbron-middelen omvat voor het opwekken van signalen voor transmissie over het transmissiesysteem, een massa-digitaalsignaalopslagsy-steem voor het transplanteren van de genoemde signalen in di-15 gitale vorm in overeenstemming met een voorafbepaalde volgorde, en voor het sequentieel lezen van de signalen, een buf-fergeheugen voor de opslag van de sequentiele reeksen van de genaamde signalen, middelen voor het leveren van de reeksen aan het transmissiemedium in een voorafbepaalde frequentie-20 band, en middelen voor het leveren van omroeptelevisiesigna-len aan het transmissiemedium in andere frequentiebanden.

15. Abonnêstation voor verbinding met een transmissiemedium voor besturing, van een vertaling van door het transmissiemedium getransporteerde signalen voor levering aan een 25 weergeefeenheid gekenmerkt door (a) middelen voor de opslag van vertaal-besturingssig- nalen die ontvangen zijn van het transmissiemedium die aan het 1 genoemde abonnêstation geadresseerd zijn, (b) middelen die verbonden zijn met de opslagmiddelen 30 voor de. vertaling van de door het transmissiemedium getransporteerde signalen onder besturing van de besturingssignalen.

16. Abonnêstation volgens conclusie 15,met het kenmerk, dat de vertaalmiddelen gevormd worden door een ont-sleutelaar voor het ontsleutelen van over het transmis sieme- 35 dium getransporteerde versleutelde televisiesignalen onder besturing van de besturingssignalen.

17. Abonnêstation voor de verbinding met een transmissiemedium. voor het besturen van de vertaling van over het trans- 8301010 * ’ ' -36- mi ss iemedium getransporteerde signalen, voor levering aan een weergeefeenheid, ge kenmerkt door (i) eerste geheugenmiddelen. voor het permanent opslaan van een eerste adrescodesignaal, 5 (ii) tweede geheugenmiddelen voor het opslaan van een dienstcodesignaal, (iii) derde geheugenmiddelen. voor het opslaan van een besturingssignaal, (iv) middelen voor het leveren van een signaal aan een 10 weergeefeenheid, (v) middelen voor het besturen, van de levering van een omroepsignaal over het transmissiemedium naar de weergeef-eenheid, (vi) data-acquisitiemiddelen voor het leveren van het 15 dienstcodesignaal aan de tweede geheugenmiddelen in het geval van de ontvangst, vanaf het transmissiemedium van een dienstcodesignaal met een adrescomponent welke past bij het adres-codesignaal, en voor het leveren en opslaan van een besturings-signaal aaïi de/derde geheugenmiddelen in het geval van ontvangst 20 van een signaal vanaf het transmissiemedium met een adrescomponent welke past bij het dienstcodesignaal en een besturings-signaalcomponent, en (vii) processormiddelen voor het bedienen van de besturingsmiddelen in overeenstemming met het besturingssignaal 25 in responsie op de ontvangst vanaf de transmissielijn van de genoemde omroepsignalen van een door het besturingssignaal bestuurbare soort, waarbij een signaal geleverd wordt voor toevoer aan de weergeefeenheid.

18. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een televisie-signaal-kanaalomzetter omvatten voor het omzetten van een voorafbepaald weergeefeenheidskanaal naar een vanaf het transmissiemedium ontvangen omroeptelevisiekanaal onder besturing van 35 de processormiddelen in overeenstemming met het besturingssignaal.

19. Signaaltransmissiesysteem volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een vi-deoweergeefgenerator omvatten voor het opwekken van alfanume- 8301010 * * -37- rieke karakter en/of patroonsignalen onder besturing, van de processormiddelen in overeenstemming met het besturingssignaal.

20. Abonnéstation volgens conclusie 17, gekenme rkt door 5 (a) een demodulator voor de verbinding met het transmis- siemedium, voor het omzetten van over het transmissiemedium getransporteerde digitale signalen naar de basisband, (b) een bussysteem, (c) de data-acquisitiemiddelen middelen omvatten voor 10 het ontvangen van de basisband digitale signalen en het leveren daarvan aan het bussysteem, (d) een logisch adresgeheugen, dat de eerste geheugen-middelen vormt, voor het permanent opslaan van het eerste adrescodesignaal, verbonden met het bussysteem, 15 (e) een willekeurig toegankelijk geheugen, dat de tweede geheugenmiddelen vormt, voor de opslag van het dienstcodesig-naal als een optietabel, verbonden met het bussysteem, (f) een willekeurig toegankelijk geheugen dat verbonden is in een keten met de data-aagiisitieketen en met het bussy- 20 steem voor de opslag van de genoemde besturingssignalen, (g) met het bussysteem verbonden ingangs-uitgangsketenmiddelen met een aantal ingangs- en uitgangsbesturingspoorten, (h) een televisiesignaalontsleutelaar met een ingang voor verbinding in een ingangsketenweg met het transmissieme- 25 dium, een uitgang voor de verbinding in een uitgangsketenweg met een weergeefeenheid, en een besturingsingang verbonden met een uitgangsbesturingspoort van de ingangs-uitgangspoortmid-delen, waarbij de ontsleutelaar vrijgegeven wordt bij de opwek- 30 king van een ontsleutelsignaal door de processormiddelen, geleverd aan de ingangs-uitgangsketenmiddelen, onder besturing van het genoemde besturingssignaal.

21. Abonnéstation volgens conclusie 20, gekenme rkt door een met het bussysteem verbonden videoweergeefgenerator 35 voor het opwekken van alfa-numerieke karakters en van alfanumerieke karakters en/of patroonsignalen onder besturing van de processor in overeenstemming met het besturingssignaal.

22. Abonnéstation volgens conclusie 20, gekenmerkt door 8301010 • . * -38- met het bussysteem verbonden videoweergeefgenerator voor het opwekken van alfa-numerieke karakters en/of patroonsignalen onder besturing van de processor in overeenstemming met het be-sturingssignaal, middelen voor het ontvangen van ingangsvolg- ‘ 5 ordes ignalen aan een ingangsbesturingspoort, en middelen voor het opwekken van verdere alfa-numerieke karakters en/of pa-troonsignalen onder besturing van de processor in afhankelijkheid van de wisselwerking tussen de genoemde volgordesignalen en de genoemde besturingssignalen.

23. Abonnêstation volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat de vertaalmiddelen een microcomputer omvatten welke geschikt is om te werken onder gebruikmaking van de genoemde besturingssignalen, welke besturingssignalen daarvoor de programmateur vormen.

24. Abonnêstation volgens conclusie 15, m e t het kenmerk, dat dé vertaalmiddelen een printer omvatten.

25. Abonnêstation volgens conclusie 15,met het kenmerk, dat de vertaalmiddelen een facsimile-weergeef-eenheid omvatten.

26. Abonnêstation. volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de vertaalmiddelen een microcomputer omvatten .

27. Abonnêstation. volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een microcomputer 25 omvatten.

28. Abonnêstation volgens conclusie 17,met het k :e n m e r k, dat de weergeefeenheid een printer omvat.

29. Abonnêstation volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een facsimile-weer- 30 geefapparaat omvatten. 8301010