NL9700012A - Snij-eenheid voor het snijden van tenminste één zode - Google Patents

Description

Snij-eenheid voor het snijden van tenminste één zode

De onderhavige uitvinding betreft een snij-eenheid volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke snij-eenheid is bekend uit NL-C-161651.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding de bekende snij-eenheid zodanig te verbeteren, dat deze zowel aan een bestaande trekker gekoppeld kan worden, als op eenvoudige wijze vast met een trekker een gemeenschappelijke eenheid kan vormen.

Dit doel wordt bereikt met de snij-eenheid volgens het kenmerk van conclusie 1.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een snij-eenheid die op nauwkeurige wijze in staat is eventuele oneffenheden en/of hellingen van de bodem te volgen, terwijl de dikte van een af te snijden zode constant wordt gehouden. Dit is in het bijzonder van belang, indien de snij eenheid op enige afstand naast een trekker wordt opgesteld .

Dit doel wordt bereikt met de snij-eenheid gekenmerkt volgens conclusie 5.

Verdere kenmerken, voordelen en details van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van een beschrijving met referenties naar een tekening, waarin tonen: fig. 1 een perspectivisch zij-aanzicht van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de snij-eenheid volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm uit fig. 1; en fig. 3 detail III uit fig. 1.

Aan een trekker 1 is een snij-eenheid 2 (fig. 1, 2) gekoppeld, die een frame 3 bestaande uit deelframes 4 en 5 omvat. In deelframe 4 zijn zijmessen 6 resp. 7 en een onder- mes 8 voor het onder een zode 9 snijden, aangebracht. Over de af te snijden zode 9 wordt een looprol 10 geleid, terwijl een dwarsmes 11 naar een bij voorkeur elektronisch gemeten aantallen omwentelingen van de rol 10 een zode 9 op lengte afsnijdt.

De zode 9 wordt via een opvoertransporteur 12 tot aan de achterzijde van de trekker 1 gebracht, waarna de zode 9 veelal (op niet getoonde wijze) in een eenheid 13 met behulp van een liggende transporteur 14 wordt opgerold. Een balk of steunorgaan 15 is aan hefstangen 16 van de trekker gekoppeld. Het deelframe 5 is via duwstangen 17 met tussenkomst van scharnieren 19 resp. 18 met de balk 15 verbonden. Aan het deelframe 5 is een bus 20 bevestigd, bijv. vastgelast, waarin een niet zichtbare as, die vast met het deelframe 4 is verbonden, roteerbaar is gelegerd.

Het relatief kleine deelframe 4 kan ten opzichte van het frame 5 dat de transporteurs 12, 14 draagt, schommelen en derhalve oneffenheden en/of hellingen in de bodem of het grasland 21 volgen, terwijl grote krachten vanwege het kleine gewicht van een deelframe 4 op de bus 20 worden vermeden.

Ten einde de voorzijde van de snij-eenheid, bijv. bij de dwarsbalk 22 op verder niet getoonde wijze enigszins van de bodem te kunnen opheffen voor het gemakkelijk transporteren van de snij-eenheid is deze via een zwenkbare arm 23 aan de balk 15 verbonden, terwijl de scharnierpunten 18, 19 en de verbindingsdelen 24 deze beweging met kleine uitslag kunnen opvangen.

Doordat de duwstangen 17 qua hoogte in de nabijheid van de snijmessen een duwkracht uitoefenen, volgt de snij-eenheid 2 de bewegingen van de trekker 1 nauwkeurig.

Zoals vooral in fig. 2 te zien is, kan achter de hefarmen 16 van de trekker 1 een voorraadhouder 25 voor de veelal opgerolde graszoden van wielen 26 zijn voorzien, ten einde overbelasting van de as van de achterwielen van de trekker 1 te voorkomen. Zoals schematisch met blokken 27 resp. 28 is aangegeven, kan een besturing van de wielen 26 gekoppeld zijn met de besturing van de voorwielen van de trekker, ten einde ook de balk 15 nauwkeurig het spoor van de trekker te laten volgen.

Bij de hiervoor beschreven voorkeursuitvoeringsvorm van een snij-eenheid is deze naast de trekker aangebracht, dat wil zeggen dat de snij-eenheid zich buiten het door de voor- en achterwielen op de bodem geprojekteerde vlak bevindt. Een dergelijke snij-eenheid kan bij verschillende trekkers worden toegepast, terwijl ingrijpende aanpassingen aan de snij-eenheid zelf bij telkens een verschillende trekker worden vermeden. Een snij-eenheid volgens de uitvinding is echter ook vast met een bepaald type trekker op de gebruikelijke wijze te kopppelen, waarbij de snijkop zich dan - met kleinere afmetingen van het deelframe 4 dan getekend - wellicht tussen de wielen van een trekker zou kunnen bevinden, terwijl de eenheid 13 zich boven het achterwiel bevindt. De voorraadhouder wordt bij deze uitvoeringsvorm door een losgetrokken aanhangwagen gevormd. De dwarsbalk 22 strekt zich dan voor het voorwiel van de trekker uit.

De snij-eenheid volgens de uitvinding omvat voorts een op afstand - tijdens het rijden vanaf de trekker - bestuurbare instelling van de dikte van de af te snijden graszode (fig. 3). Nadat met behulp van schroefbouten 30 een grove hoogte-instelling volgens pijl RH is ingesteld door de excentrisch binnen het leger 31 opgenomen bus 32 ten opzichte van het deelframe 4 vast te klemmen, kan met behulp van een bijv. hydraulisch aandrijfelement 33 een fijn-hoogte-instel-ling FH via zuigerstang 34 en volgens pijl P zwenkbaar daarmee gekoppelde arm 35 plaatsvinden. Een binnenas 40 kan tegen een veerkracht van een met een moer 37 vastgezette veer 36 in samen met een bus 39, waarin de binnenas 40 excentrisch is gelegerd, door het aandrijfelement worden verdraaid, waardoor de stand van de arm 41, die de stand van de messen 6, 7 en 8 (fig. 1) bepaalt ten opzichte van het framedeel 4, wordt ingesteld. De binnenas 40 is centraal in bus 32 roteerbaar gelegerd .

Claims (4)

1. Inrichting voor het uit de bodem snijden van één of meer zoden, voor gebruik in samenwerking met een aangedreven voertuig omvattende een snijkop die is ondersteund door een eerste deelframe, een door het voertuig te ondersteunen tweede deelframe dat via een scharnieras met het eerste deelframe is gekoppeld en een door het tweede deelframe ondersteunde transporteur voor het opwaarts transporteren van zoden, gekenmerkt door een achter het voertuig te koppelen voorraadhouder die is voorzien van tenminste twee wielen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tijdens het rijden van het voertuig bedienbaar instellingsmechanisme voor instelling van de dikte van de zoden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de wielen van de voorraadhouder bestuurbaar zijn in afhankelijkheid van de besturing van het voertuig.

4. Inrichting voor het uit de bodem snijden van één of meer zoden, voor gebruik in samenwerking met een aangedreven voertuig, omvattende: - een snijkop die is ondersteund door een eerste delframe; - een door het voertuig te ondersteunen tweede deelframe dat via een scharnieras met het eerste deelframe is gekoppeld; en - een door het tweede deelframe ondersteunde transporteur voor het opwaarts transporteren van zoden, met het kenmerk dat de scharnieras zich in hoofdzaak horizontaal achter de opvoertransporteur uitstrekt, gezien in de voortbewegingsrichting van het voertuig.