NL9500543A - Motorvoertuig met vouwdak en vouwdak voor een dergelijk motorvoertuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Motorvoertuig met vouwdak en vouwdak voor een dergelijk motorvoertuig.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een motorvoertuig met vouwdak volgens de aanhef van conclusie 1.

Een motorvoertuig met een vouwdak van de in de aanhef van conclusie 1 beschreven soort is bijvoorbeeld bekend uit DE 39 14 638. Bij dit bekende vouwdak is de in hoofdzaak U-vormige stof spanbeugel aan beide uiteinden zwenkbaar verbonden met de hoofdbeugel, die op zijn beurt zwenkbaar is verbonden met de beide zijwanden van de carrosserie van het motorvoertuig. De stofspanbeugel kan onafhankelijk van de hoofdbeugel omhoog en omlaag worden gezwenkt door middel van een specifiek voor die funktie bestemd en op het stormstangsamenstel aangrijpend motorisch aandrijforgaan, in dit geval een dubbelwerkende hydraulische cilinder. Het cilinderdeel van deze cilinder is zwenkbaar verbonden met de stofspanbeugel en de zuigerstang van de cilinder is verbonden met de bovenste stang van het stormstangsamenstel. Door het in- of uitschuiven van deze cilinder wordt het stormstangsamenstel geknikt of juist gestrekt, en daarmee wordt het achterste deel van het vouwdak bewogen. Met de cilinder kunnen de stangen van het stormstangsamenstel door het "dode punt" worden bewogen, waardoor de stofspanbeugel in zijn naar beneden gedrukte stand wordt vergrendeld. Het is gebruikelijk dat aan elke zijde van de stofspanbeugel een stormstangsamenstel aanwezig is.

In de engelse terminologie op het gebied van cabrio-auto/s wordt de achterste stofspanbeugel vaak aangeduid met de term "fifth bow", terwijl het stormstangsamenstel daar "buggy-link" wordt genoemd.

De in DE 39 14 638 getoonde opstelling van de cilinder die dient voor het onafhankelijk bedienen van het stormstangsamenstel heeft als belangrijk nadeel dat deze cilinder zich in feite in de passagiersruimte bevindt en daar ongewenst veel ruimte in beslag neemt. Verder zijn toe- en afvoerslangen voor hydraulische vloeistof verbonden met de cilinder, die bij deze bekende opstelling van de cilinder onvermijdelijk een complex verloop met vele bochten hebben. Deze slangen ondergaan bij het openen en sluiten van het vouwdak ongewenst grote buigbewegingen.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemde nadelen op te heffen.

Dit oogmerk wordt bereikt door een motorvoertuig volgens de aanhef van conclusie 1 te verschaffen, dat is gekenmerkt doordat het motorische aandrijforgaan is geplaatst in een zijwanddeel van het voertuig en doordat een overbrengingsmechanisme aanwezig is, dat het aandrijforgaan aandrijfmatig verbindt met een van de stangen van het stormstangsamenstel.

Door de plaatsing van het specifiek voor het bedienen van het stormstangsamenstel bestemde aandrijforgaan in een zijcompartiment van de carrosserie van het motorvoertuig worden niet alleen de bovengenoemde nadelen opgeheven, maar wordt het tevens mogelijk een aandrijforgaan met betrekkelijk grote afmetingen te gebruiken. Bijvoorbeeld is het mogelijk een elektrisch aangedreven lineaire actuator te gebruiken, die grotere zal hebben dan een voor het zelfde doel geschikte hydraulische cilinder.

Bij voorkeur omvat het overbrengingsmechanisme een stangenmechanisme. Afhankelijk van de ruimtelijke situatie van het betreffende motorvoertuig kan met een stangenmechanisme de beweging van het aandrijf orgaan eenvoudig worden overgebracht naar het stormstangsamenstel. De onderdelen van het stangenmechanisme liggen dan bijvoorkeur in het vlak van de zijwand van de carroserie van het voertuig, zodat de ruimte voor de inzittenden zoveel mogelijk vrij blijft.

Voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies 3-8.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een vouwdak voor een motorvoertuig volgens de uitvinding. In de automobielindustrie worden vouwdaken als compleet systeem toegeleverd aan de automobielfabrikant en aangebracht in de carrosserie van de auto.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. Daarbij toont: fig. 1 schematisch een gedeeltelijk zijaanzicht van een van een voorkeursuitvoeringsvorm van het vouwdak voorzien motorvoertuig volgens de uitvinding, en fig. 2 schematisch in zijaanzicht het voor de onderhavige uitvinding relevante deel van het vouwdak van fig. 1.

De in fig. 1 slechts gedeeltelijk weergeven personenauto 1 van het cabriolet-type heeft een motorisch aangedreven vouwdakinstallatie 2. De vouwdakinstallatie 2, waarvan een deel in fig. 2 in detail is getoond, omvat een voorste dakdeel 3, een achterste dakdeel 4, en een om een loodrecht op de rijrichting gelegen zwenkas 5 zwenkbare hoofdbeugel 6. Een in bovenaanzicht U-vormige stofspanbeugel 7 is zwenkbaar om een in hoofdzaak evenwijdig aan de as 5 lopende zwenkas 8 met de hoofdbeugel 6 verbonden. De stofspanbeugel 7 dient voor het bewegen van het achterste deel 4 van het vouwdak. Aan beide zijden van de auto 1 is telkens een stormstangsamenstel 9 aanwezig waarmee de stofspanbeugel 7 kan worden bewogen.

Elk stormstangsamenstel 9 omvat twee stangen 9a, 9b. Deze stangen 9a en 9b zijn bij punt 10 zwenkbaar om een as in hoofdzaak evenwijdig aan de assen 5 en 8 met elkaar verbonden. Verder is de stang 9a aan zijn bovenste einde zwenkbaar verbonden met bevestigingspunt 11 van de hoofdbeugel 6 en is de stang 9b aan zijn onderste einde bij punt 12 zwenkbaar verbonden met de stofspanbeugel 7.

In elk van de zijwanden van de auto 1 is een motorisch aandrijf orgaan 14, in dit geval een dubbelwer kende hydraulische cilinder geplaatst, die aan een einde met de carrosserie is verbonden. De cilinder 14 is aandrijfmatig gekoppeld met het stormstangsamenstel 9 en kan het stormstangsamenstel 9 bewegen tussen een gestrekte stand, waarin de stangen 9a en 9b daarvan in hoofdzaak in eikaars verlengde liggen (fig. 1 en 2) en daardoor de stofspanbeugel 7 naar beneden drukken, en een geknikte stand, waarin de stangen 9a en 9b ten opzichte van elkaar onder een hoek liggen (niet getoond, de stof spanbeugel 7 ligt dan naast de hoofdbeugel 6).

De aandrijfmatige koppeling tussen de cilinder 14 en het stormstangsamenstel 9 wordt gevormd door een stangenmechanis-me, waarvan een voordelige uitvoeringsvorm is weergegeven in de tekening.

Het stangenmechanisme omvat een hefboom 16, die zwenkbaar is om een bijbehorend draaipunt 17, dat hier samenvalt met het draaipunt 5 van de hoofdbeugel 6. De cilinder 14 grijpt aan een zijde van het draaipunt 17 aan op de hefboom 16 en de hefboom 16 is aan de andere zijde van het draaipunt 17 bij punt 18 zwenkbaar verbonden een tussenstang 19. Deze stang 19 is op zijn beurt bij zwenkpunt 20 weer zwenkbaar verbonden met een volgend stangorgaan 21. Dit stangorgaan 21 is zwenkbaar is verbonden met een punt 22 van stang 9b van het stormstangsamen-stel 9 en strekt zich uit in de richting van het draaipunt 5 van de hoofdbeugel 6.

Een afstandhoudorgaan 23 is zwenkbaar verbonden met het draaipunt van de stof spanbeugel 7 en met het zwenkpunt 20 tussen de tussenstang 19 en het stangorgaan 21, dat met het stormstang-samenstel 9 is verbonden.

Door het ten opzichte van de in fig. 2 getoonde stand uitschuiven van de zuigerstang van de cilinder 14 worden de stangen 9a en 9b vanuit hun getoonde stand naar de onderling geknikte stand gebracht. Hierdoor zal de stofspanbeugel 7 in de richting van de hoofdbeugel 6 zwenken.

In fig. 2 bevinden de stangen 9a en 9b zich in een stand die kan worden aangeduid als "door het dode punt heen bewogen". Deze stand is mogelijk door een geschikte keuze van het overbrengingsmechanisme. In deze stand is de stofspanbeugel 7 vergrendeld en kan niet ongewenst omhoog worden bewogen. Door een hydraulische bediende terugslagklep (40) op te nemen in de toevoerleiding naar de arbeidskamer (41) van de cilinder 14, welke arbeidskamer (41) het in een gestrekte stand brengen van het stormstangsamenstel 9 bewerkstelligt, wordt een zeer betrouwbare vergrendeling van de stofspanbeugel 7 verkregen. Het is dan onmogelijk de stangen 9a en 9b met de hand door het dode punt te drukken om dan het achterste deel 4 van het dak op te kunnen tillen, zoals wellicht bij een poging tot inbraak in de auto getracht zal worden. Hierdoor is geen onderlinge vergrendeling van de stangen 9a en 9b noodzakelijk en tevens kan een additioneel aan te brengen slot om de stof spanbeugel 7 aan de carrosserie vast te zetten in dit geval achterwege blijven

In fig. 1 is ook een deksel 30 te herkennen dat dient om een compartiment af te dekken, waarin het vouwdak 2 zich bevindt als het dak volledig geopend is. Een dergelijk deksel 30 is algemeen bekend en wordt in de vakwereld aangeduid als "tonneau-cover". Voor het omhoog en omlaag zwenken van het deksel 30, om bijbehorende as 31, zijn afzonderlijke aandrijfmiddelen voorzien. Ook de beweging van de hoofdbeugel 6 wordt bewerkstelligd met afzonderlijke aandrijfmiddelen, bijvoorbeeld een stel hydraulische cilinders.

Het zal duidelijk zijn dat de stang 9a niet noodzakelijkerwijs met de hoofdbeugel 6 moet zijn verbonden, maar dat dit ook met een ander deel van het dak kan zijn, dat zich ongeveer op die plaats bevindt. Ook is het mogelijk dat, op op zich bekende wijze, de stang 9a zich nog voorbij het draaipunt 11 uitstrekt en daar verbonden is met een ander deel van het voorste dakdeel 3. Tevens is het duidelijk dat het stangorgaan 21 desgewenst ook op stang 9a kan aangrijpen. Ook andere uitvoeringsvormen van het stangenmechanisme zijn mogelijk zodat het mechanisme telkens optimaal aan het betreffende motorvoertuig en bijbehorende vouwdak kan worden aangepast.

Claims (9)

1. Motorvoertuig (1) met een vouwdak (2), welk vouwdak een beugeIconstructie omvat met een hoofdbeugel (6), een omhoog en omlaag zwenkbare stof spanbeugel (7) voor het achterste deel (4) van het vouwdak, alsmede een stormstangsamenstel (9) met twee stangen (9a,9b), die enerzijds zwenkbaar met elkaar zijn gekoppeld en tevens respectievelijk zwenkbaar zijn gekoppeld met de stofspanbeugel en met een bevestigingspunt (11) van de beugelconstructie, waarbij het vouwdak verder een motorisch aandrijforgaan (14) omvat dat aandrijfmatig is gekoppeld met het stormstangsamenstel en het stormstangsamenstel kan bewegen tussen een gestrekte stand, waarin de stangen daarvan in hoofdzaak in eikaars verlengde liggen en daardoor de stofspanbeu-gel naar beneden drukken, en een geknikte stand waarin de stangen ten opzichte van elkaar onder een hoek liggen, met het kenmerk, dat het motorische aandrijforgaan (14) is geplaatst in een zijwanddeel van het voertuig (1), en dat een overbrengingsmechanisme (16,19,23,21) aanwezig is, dat het aandrijforgaan aandrijfmatig verbindt met een van de stangen (9b) van het stormstangsamenstel (9).

2. Motorvoertuig volgens conclusie 1, waarbij het overbrengingsmechanisme een stangenmechanisme (16,19,23,21) is.

3. Motorvoertuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het stangenmechanisme een eerste stangorgaan (21) omvat, dat zwenkbaar (22) is gekoppeld met een van de stangen (9b) van het stormstangsamenstel en zich daarvanaf uitstrekt in de richting van het draaipunt (8) van de stofspanbeugel (7).

4. Motorvoertuig volgens conclusie 2 of 3, waarbij het stangenmechanisme een hefboom (16) omvat, die zwenkbaar is om een bijbehorend draaipunt (17), waarbij het aandrijf orgaan (14) aan een zijde van het draaipunt (17) aangrijpt op de hefboom en de hefboom aan de andere zijde van het draaipunt zwenkbaar (18) is verbonden een tussenstang (19), die op zijn beurt weer zwenkbaar (20) is verbonden met een volgend stangorgaan (21), dat zwenkbaar (22) is verbonden met een van de stangen (9b) van het stormstangsamenstel.

5. Motorvoertuig volgens conclusie 4, waarbij een afstandhoudorgaan (23) zwenkbaar is verbonden met het draaipunt (8) van de stof spanbeugel (7) en met het zwenkpunt (20) tussen de tussenstang (1§) en het stangorgaan (21) , dat met het stormstangsamenstel (9) is verbonden.

6. Motorvoertuig volgens conclusie 4, waarbij het draaipunt (17) van de hefboom (16) samenvalt met het draaipunt (5) van de hoofdbeugel (6).

7. Motorvoertuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het aandrijforgaan een dubbelwerkende hydraulische cilinder (14) is.

8. Motorvoertuig volgens conclusie 7, waarbij in de toevoerleiding naar de arbeidskamer (41) van de cilinder (14) , welke arbeidskamer (41) het in een gestrekte stand stand brengen van het stormstangsamenstel (9) bewerkstelligt, een hydraulische bediende terugslagklep (40) is opgenomen.

9. Vouwdak volgens een of meer van de voorgaande conclusies.