NL9500478A - Zaaimachine. - Google Patents
Zaaimachine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9500478A NL9500478A NL9500478A NL9500478A NL9500478A NL 9500478 A NL9500478 A NL 9500478A NL 9500478 A NL9500478 A NL 9500478A NL 9500478 A NL9500478 A NL 9500478A NL 9500478 A NL9500478 A NL 9500478A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- seed drill
- arm
- marking element
- connecting element
- marker
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B61/00—Devices for, or parts of, agricultural machines or implements for preventing overstrain
- A01B61/04—Devices for, or parts of, agricultural machines or implements for preventing overstrain of the connection between tools and carrier beam or frame
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B69/00—Steering of agricultural machines or implements; Guiding agricultural machines or implements on a desired track
- A01B69/02—Ridge-marking or like devices; Checkrow wires; Accessories therefor
- A01B69/024—Ridge-marking or like devices; Checkrow wires; Accessories therefor adapted to cut and form a ridge or forrow in the soil surface, e.g. with a disc
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Guiding Agricultural Machines (AREA)
- Sowing (AREA)
Description
ZAAIMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een zaaimachine met een markeerorgaan dat een tijdens het bedrijf op het bodemoppervlak inwerkend markeerelement omvat en een arm waarmee het markeerelement in de zaaimachine is opgenomen .
Een dergelijke zaaimachine is bekend. Het markeerelement hiervan, veelal schijfvormig uitgevoerd, functioneert onder bepaalde condities, zoals op gronden met een relatief harde bovenlaag, bij nog onbewerkte of ruwe grond, of bij bodemoppervlakken met een relatief dikke bovenlaag niet optimaal. Dit betekent onder meer dat de gewenste markering, dat wil zeggen een in onbewerkte grond getrokken markeringslijn evenwijdig aan een afgelegde werkgang, voor de bestuurder van een de zaaimachine dragende trekker niet altijd goed zichtbaar is. De uitvinding heeft tot doel hierin verbetering te brengen en, meer algemeen, te komen tot een gunstiger constructie van een markeerorgaan.
Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, wanneer tussen de arm en het markeerelement een elastisch vervormbaar verbindingselement is aangebracht. Een dergelijke maatregel heeft het verrassende effect dat gebruik gemaakt wordt van onregelmatigheden in het veld, zodanig dat het markeerorgaan bij het passeren daarvan steeds onder veerkracht op het bodemoppervlak inwerkt. Dit kan een hakkende uitwerking hebben, zodat aarde uit een vochtige laag wordt blootgelegd. Omdat vochtige grond doorgaans donkerder van kleur is dan het bodemoppervlak vormende uitgedroogde aarde, ontstaan in de markeringslijn vlekken die de zichtbaarheid van de voor het overige mogelijkerwijs slechts flauw onderscheidbare markeringslijn ondersteunen.
Volgens de uitvinding wordt bovengenoemd effect versterkt indien de arm, althans tijdens het bedrijf, in hoogte beweegbaar in de machine is opgenomen, hetzij door een scharnierconstructie, hetzij door bijvoorbeeld een verticale rechtgeleiding. Met een dergelijke voorziening kan althans in enige mate toegegeven worden aan de neiging van het markeerelement achter het obstakel, dan wel in een kuil te blijven haken: de arm beweegt zich hierbij in geringe mate in neerwaartse richting. Dit heeft tot gevolg dat de afstand in de rijrichting tussen arm en markeerelement groter wordt en tegelijk dat spanning in het verbindingselement opgebouwd wordt. Deze ontlaadt zich wanneer het markeerelement het obstakel passeert en kan een opspringend effect van het markeerelement tot gevolg hebben. In een dergelijk geval hakt het markeerorgaan bij het neerkomen, onder de invloed van de zwaartekracht van het markeerorgaan, op het bodemoppervlak in.
In een gunstige uitvoering is het verbindingselement uitgevoerd als bladveer en, meer in het bijzonder, in een U-vorm. De combinatie van een bladveer en de U-vorm heeft het bijzonder voordeel dat het markeerelement zowel in hoogte als in de richting dwars op het vlak van de U-vorm ten opzichte van de arm beweegbaar is. Wanneer de U-vorm conform de uitvinding in de rijrichting is georiënteerd heeft een dergelijk verbindingselement het gecombineerde effect dat het markeerelement zich zowel over, als in zijwaartse richting om een obstakel heen kan bewegen.
Een bijzonder aspect van de uitvinding wordt gevormd door een zaaimachine, waarbij het verbindingsorgaan is opgesteld in de nabijheid van het markeerorgaan en wel zodanig, dat de arm zich althans grotendeels uitstrekt in een in hoofdzaak verticaal en in de rijrichting georiënteerde ruimte ter breedte van het verbindingselement. Een dergelijke constructie heeft ten opzichte van de bekende zaaimachine het voordeel dat de arm op relatief grote hoogte boven het grondoppervlak wordt gehouden, zodat noch de arm, noch het verbindingselement een grote kans hebben tot het blijven haken achter onregelmatigheden, zoals een naast een wielspoor opgedrukte grondwal, ofwel dat de kans op extra belasting van het markeerorgaan verkleind wordt.
Bekende markeerorganen hebben verder nog het probleem dat in een ruw veld de oneffenheden niet goed gepasseerd kunnen worden en dat in het geval van een kuil in het bodemoppervlak of een obstakel in de vorm van een kei, het markeerorgaan verbogen kan raken of anderszins vatbaar voor schade is. Overeenkomstig weer een ander bijzonder aspect volgens de uitvinding wordt een dergelijk probleem op gunstige wijze ondervangen door een constructie, waarbij een deel van het markeerorgaan zich althans vanaf nabij de voorzijde van het markeerelement in de rijrichting en onder een scherpe hoek daarmee voorwaarts en opwaarts uitstrekt. Dit heeft het effect dat het markeerelement niet blijft haken achter obstakels die boven het markeerelement zelf uitsteken, hetgeen de levensduur van het markeerorgaan ten goede komt. De uitvinding omvat in dit verband tevens een markeerorgaan waarvan de voorzijde van het markeerelement of een raaklijn daaraan, onder een scherpe hoek met de rijrichting is geplaatst, of waarbij de hoogte van het markeerorgaan zeer gering is, bijvoorbeeld slechts enige centimeters.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 toont in een achteraanzicht een markeerorgaan voor een zaaimachine;
Figuur 2 is een aanzicht volgens de lijn II-II in figuur 1;
Figuur 3 is een aanzicht volgens de lijn III-III in figuur 1, en
Figuur 4 is een aanzicht volgens de lijn IV-IV in figuur 2.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont in een achteraanzicht een markeerorgaan 1 dat in hoogte beweegbaar in een zaaimachine is opgenomen. In de onderhavige uitvoering is dit gerealiseerd door ver zwenking van het markeerorgaan 1 om een in de rijrichting A georiënteerde, in een gesteldeel 5 opgenomen zwenkas 7. Het markeerorgaan 1 omvat een markeerelement 2, in de onderhavige uitvoering een om een centraal aangebrachte as 14 draaibare bolschijf 15. Het markeerelement 2 is via een elastisch vervormbaar verbindingselement 3 met een via de zwenkas 7 verzwenkbare arm 4 verbonden. Het verbindingselement 3 is in de onderhavige uitvoering gevormd door een bladveer en wordt in de beschrijving eveneens als blad-veer 3 aangeduid. De arm 4 is telescopisch in lengte veranderbaar, dat wil zeggen een buitenste deel van de arm is passend maar verschuifbaar in een armdeel van vaste lengte opgenomen. De arm 4 is in lengte instelbaar via een vastzetorgaan 6. Op enige afstand van de zwenkas 7 is een zich opwaarts uitstrekkende steun met de arm 4 verbonden voor de bevestiging van een flexibel trekelement, bijvoorbeeld een ketting. Het trekelement is verbonden met een, overigens niet weergegeven doch in de zaaimachine opgenomén, schakelorgaan voor het in en uit bedrijf stellen van een markeerorgaan 1.
Zoals figuur 2 toont, is de arm 4 in vier-hoeksprofiel uitgevoerd. Het vastzetorgaan 6 omvat een tweetal uit een metaalstrip gevormde U-vormige lussen 9. Deze zijn op enige afstand van elkaar tegen het armdeel van vaste lengte bevestigd, zodanig dat de benen van een lus 9 zich evenwijdig aan een diagonaal van het vierhoeksprofiel uitstrekken. In de basiszijde van een lus 9 is een opening aangebracht, waardoor vrij beweegbaar een schroefelement 10 is gevoerd. Het schroef element 10 is geschroefd in één van ten minste twee schroef openingen van een schroef blok 11 dat door beide lussen 9 heen reikt. Een schroefelement 10 strekt zich voorts door een opening in het vaste deel van de arm 4 uit tot aan het uitschuifbare deel van de arm 4.
Figuur 3 toont dat het door een bladveer gevormde verbindingselement 3 in hoofdzaak U-vormig is gebogen. De open zijde van deze vorm bevindt zich in de onderhavige uitvoering aan de achterzijde. Het verbindingselement 3 is opgesteld in een verticale, in de rijrichting A georiënteerde ruimte met een breedte overeenkomend met die van het verbindingselement 3. De verbinding tussen de arm 4 en het markeerelement 2 omvat een nabij het onderste uiteinde van het verbindingselement 3 aangebrachte houder 13 voor de as 14 van de bolschijf 15. De houder 13 omvat een vierhoekig buisprofiel, waarop een vastzetorgaan 16 is aangebracht, overeenkomend met het eerder beschreven vastzetorgaan 6. Het vastzetorgaan 16 klemt de as 14 tegen de houder 13. Tegen de onderzijde van de houder 13 is een plaatvormig steunelement 18 aangebracht, dat zich vanaf de houder 13 in voorwaartse richting uitstrekt. Tegen de onderzijde van het steunelement 18 is, via een tweetal in een dwars op de rijrichting A gelegen lijn aangebrachte bouten 19, het onderste deel 20 van de bladveer 3 bevestigd. Het onderste deel 20 van het verbindingselement strekt zich ten minste ongeveer tot aan de omtrek van de bolschijf 15 horizontaal in de rijrichting A uit. Vanaf de bouten 19 strekt dit deel zich in achterwaartse richting althans haast tot het uiteinde van het plaatvormig steunelement 18 uit. Vanaf nabij de voorste omtrekszijde van de bolschijf 15 strekt de bladveer 3 zich, na een kromming, met een recht deel 21 in voorwaartse en opwaartse richting uit onder een scherpe hoek met de rijrichting A, hier 45°. Op een niveau boven de bolschijf 15 en op een afstand, overeenkomend met de diameter van de bolschijf, vóór de voorste omtreksrand van de bolschijf 15, omvat de bladveer 3 een kromming 14. Via de kromming 14 gaat het middendeel 21 over in een zich horizontaal in achterwaartse richting uitstrekkend bovenste deel 23 van de bladveer. Het bovenste deel 23 is aan de achterzijde van de arm 4 eveneens via een aantal in een lijn dwars op de rijrichting A aangebrachte bouten 24 met een bovenste steunelement 25 verbonden. Het bovenste steunelement 25 is tegen de bovenzijde van het uitschuifbare deel van de arm 4 vastgezet. Het steunelement 25 strekt zich vanaf de arm 4 in achterwaartse richting uit. De afmeting van het steunelement 25 is in de onderhavige uitvoering zodanig dat het met de bladveer 3 verbonden deel van de arm 4 zich, gezien in zijaanzicht, boven de voorzijde van de bolschijf 15 bevindt en tevens op een hoogteniveau boven de bolschijf 15. Het horizontale deel 23 van de bladveer 3 eindigt achter het steundeel 25 in een evenwijdig aan het middendeel 21 afgebogen stomp.
Figuur 4 toont de as 14 die is voorzien van een knik van ongeveer 15*. De knik deelt de as 14 op in een niet weergegeven deel dat is vastgeklemd in de houder 13 en in een buitenste deel dat draaibaar is ondergebracht in een tegen de bolschijf 15 bevestigd legerhuis 27. Het legerhuis 27 omvat nabij zijn binnenste uiteinde een flens 28, via welke het met de bolschijf 15 is verbonden. De bolschijf 15 omvat centraal een opening, waardoorheen een deel van het legerhuis 27 is gevoerd. Het buitenste uiteindedeel van de as 14 is voorzien van een ringvormige uitsparing 29, waarin een door het legerhuis 27 gevoerde pen 30 ter borging van axiale verschuiving van de as 14 in het huis 27 is gevoerd. Het binnenste uiteinde van het huis 27 is voorzien van een ringvormige uitsparing, waarin tussen de as 14 en het legerhuis 27 een stofafdichtring 31 is aangebracht.
De werking van de constructie volgens de uitvinding wordt in het navolgende toegelicht.
Bij het tegenkomen van een obstakel, waarmee in dit verband ook een kuil wordt bedoeld, heeft het markeerelement 2 de neiging om ten opzichte van de arm 4 achter te blijven. Hierdoor raakt de bladveer 3 met name vanuit de kromming 22 toegeknepen, ofwel wordt de bladveer 3 onder spanning gezet. De arm 4 beweegt zich hierbij in neerwaartse richting. De spanningsopbouw in de bladveer wordt vergroot, wanneer het markeerelement 2 door de arm over het obstakel heen wordt getrokken. Na het passeren van de onregelmatigheid ontspant de bladveer 3 zich, waardoor het markeerelement 2 met kracht in de grond wordt geplant, al dan niet na eerst te zijn opgesprongen. Door het relatief scherpe werkvlak, ofwel de omtrek van de bolschijf 15, wordt de veelal uitgedroogde oppervlaktelaag van de bodem zodanig doorbroken dat plaatselijk gemakkelijk een voldoende groot deel van een vochtige ondergrondslaag wordt blootgelegd. Deze is doorgaans donkerder van kleur dan die van de uitgedroogde bodemlaag. Door dergelijke blootleggingen ontstaan donkere vlekken die het zicht op de door het markeerelement 2 getrokken, onder bepaalde condities slechts flauw zichtbare lijn in het bodemoppervlak ondersteunen. Voor het bereiken van deze functie zijn, volgens de uitvinding, diverse uitvoeringen van het elastisch vervormbaar verbindingselement 3 mogelijk: een zich vanaf de arm 4 in neerwaartse richting uitstrekkende schokbreker, een zich vanaf de arm 4 in de lengterichting daarvan uitstrekkend bladveerelement, een zich vanaf de arm 4 in achterwaartse en neerwaartse richting uitstrekkend bladveerelement, of bijvoorbeeld een uitvoering met twee stijve, door een scharnieras met elkaar verbonden armdelen die door een elastisch vervormbaar verbindingselement van elkaar afgehouden worden.
Het markeerelement 2 is uitgevoerd als bolschijf, hetgeen het passeren van het bodemoppervlak door de draaiing van de schijf 15 vergemakkelijkt en een relatief scherpe omtreksrand veroorzaakt, waardoor een lijn in het nog niet ingezaaide en mogelijkerwijs nog niet bewerkte deel van de akkergrond wordt veroorzaakt. Deze lijn dient voor de bestuurder van een trekker bij een volgende werkgang als richtlijn voor het verkrijgen van een goede aansluiting op het reeds ingezaaide oppervlak. Het markeerelement kan ook gevormd zijn door een relatief scherp uiteinde van een naar de grond toe afgebogen staafvormige arm of een anderssoortig element, zoals een zaaikouter, waardoorheen geen zaad wordt geleid. De onderhavige bolschijf 15 is bij voorkeur onder een hoek met de rijrichting en tevens onder een hoek met een verticaal geplaatst, zodat de breedte van de markeerlijn, respectievelijk het de grond indringend vermogen van de bolschijf 15 wordt vergroot. Het markeerelement 2 is hiertoe draaibaar aangebracht om een uiteinde van een geknikte as 14, waarvan het andere uiteinde verstelbaar, ofwel verdraaibaar om zijn as in de houder 13 is aangebracht. Na losmaking van het vastzetorgaan 16 kan de as zodanig versteld worden dat één of beide genoemde hoeken veranderd kunnen worden.
Het aandraaien van de schroef elementen 10 van een vastzetorgaan 6, 16 heeft het effect dat het schroefblok 11 tegen het basisvlak van de lus wordt aangedrukt zodra het schroefelement 10 in aanraking met het binnenste armdeel 4 of anders de as 14 is gekomen. Deze constructie heeft het voordeel dat lostrillen van het vastzetelement 6, 16 niet voorkomt omdat het schroefblok 11, dat als de vervanging van een moer gezien kan worden, tegen verdraaiing in de lussen is geborgd. Tevens heeft het vast te zetten element, hier het binnenste armdeel 4 of de as 14, evenmin een mogelijkheid tot beweging in de draairichting van de schroefelementen 10.
De bladveer 3 biedt in de onderhavige uitvoering tevens het voordeel dat het markeerelement 2 beveiligd is tegen vasthaken achter obstakels of in kuilen die hoger, dan wel dieper zijn dan de straal van de bolschijf 15. In de geschetste omstandigheden zorgt het schuin gerichte deel 21 voor een glijvlak, waarmee het markeerorgaan 1 ook relatief grotere obstakels eenvoudig kan passeren. Hierdoor ontstaat geen schade aan het markeerorgaan 1 als gevolg van het blijven haken van het markeerelement 2. Voor de verwezenlijking van deze functie is het gunstig dat het verbindingselement 3 althans grotendeels in een relatief smalle, verticaal en in de rijrichting georiënteerde ruimte is opgesteld, en wel in de onmiddellijke nabijheid van het markeerelement 2. In een voorkeursuitvoering omvat het markeerelement 2 althans de mogelijkheid om met zijn onderste uiteinde binnen de genoemde ruimte te zijn opgesteld.
Een bijkomend voordeel van bovengenoemde constructie is de mogelijkheid die de bladveer heeft tot het onder veerspanning in laterale richting van de zaaimachine, dat wil zeggen in de lengterichting van de arm 4, onder veerkracht uitwijken van het markeerelement 2. Met name wanneer de schijf 15 onder een hoek met de rijrichting is opgesteld, ontstaat de mogelijkheid tot zijwaarts passeren van een obstakel. De hierdoor opgebouwde veerspanning leidt tot een zich uitdempende heen en weer beweging in laterale richting van de schijf 15, ofwel tot een kwispelbeweging. Ook deze beweging effectueert blootlegging van de onderliggende aardlaag. De uitvinding strekt zich tevens, dan wel uitsluitend, uit tot verkrijging van bovengenoemde kwispelbeweging met behulp van een elastisch vervormbaar verbindingselement, bijvoorbeeld een constructie waarbij tussen de arm 4 en het markeerorgaan 1 een bladveer is aangebracht waarvan de breedste zijde verticaal is opgesteld, of een constructie, waarin een arm voor het verbindingselement 2 om een scharnieras met een verticale richtingscomponent door één of meer veren in een uitgangspositie wordt gehouden.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven maar heeft ook betrekking op alle details in de tekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de hiernavolgende conclusies.
Claims (18)
1. Zaaimachine met een markeerorgaan (1) dat een tijdens het bedrijf op het bodemoppervlak inwerkend markeerelement (2) omvat en een arm (4), waarmee het markeerelement (2) in de zaaimachine is opgenomen, met het kenmerk, dat de verbinding tussen de arm (4) en het markeerelement (2) een elastisch vervormbaar verbindingselement (3) omvat.
2. Zaaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verbindingselement (3) in hoogte een afstandsverandering van het markeerelement (2) ten opzichte van de arm (4) toelaat.
3. Zaaimachine, in het bijzonder volgens conclusie 1 of 2, met een markeerorgaan (1) dat een tijdens het bedrijf op het bodemoppervlak inwerkend markeerelement (2) omvat en een arm (4), waarmee het markeerelement (2) in de zaaimachine is opgenomen, met het kenmerk, dat de verbinding tussen de arm (4) en het markeerelement (2) een elastisch vervormbaar element omvat, dat een althans geringe uitwijking van het markeerelement (2) ten opzichte van de arm (4) en dwars op de rijrichting (A) toelaat.
4. Zaaimachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het markeerelement (2) zwenkbaar is om een althans denkbeeldige as, die hetzij in hoofdzaak opwaarts, in hoofdzaak dwars op de rijrichting (A), hetzij in hoofdzaak in de rijrichting (A) is georiënteerd.
5. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de althans denkbeeldige as vóór het hart van het markeerelement (2) ligt.
6. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de althans denkbeeldige as vóór de arm (4) van het markeerorgaan (1) ligt.
7. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingselement (3) is gevormd door een bladveer.
8. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de arm (4) zodanig in de machine is opgenomen dat deze althans tijdens het bedrijf in hoogte beweegbaar is.
9. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingselement (3) wordt gevormd door een bladveer die nabij één van zijn beide uiteinden met de arm (4) is verbonden via een steunelement (25) dat voor de bladveer een aanslag in neerwaartse richting vormt en in de van het nabijgelegen vrije uiteinde van de bladveer afgekeerde richting, op enige afstand van zijn verbinding met de bladveer, met de arm (4) is verbonden.
10. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingselement (3) in hoofdzaak U-vormig is en, gezien in bovenaanzicht, in hoofdzaak in de rijrichting (A) is georiënteerd, en zo is aangebracht dat de U-vorm in achterwaartse richting open is.
11. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het met het markeerelement (2) verbonden uiteindedeel van het verbindingselement (3) horizontaal verloopt.
12. Zaaimachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de lengte van het onderste horizontale deel (20) van het verbindingselement (3) althans vrijwel overeenkomt met de afstand van de verbinding tussen het verbindingselement (3) en het markeerelement (2) tot de onderzijde van het markeerelement (2).
13. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het markeerelement (2) een bolschijf (15) omvat, waarvan de holle zijde naar de machine is toegekeerd en die althans instelbaar is in een stand, waarbij de as (14) van de schijf (15) een scherpe hoek met de rijrichting (A) maakt.
14. Zaaimachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de as (14) van de bolschijf (15) althans instelbaar is onder een scherpe hoek met een horizontaal.
15. Zaaimachine, in het bijzonder volgens een of meer der voorgaande conclusies, met een markeerorgaan (1) dat een tijdens het bedrijf op het bodemoppervlak inwerkend markeerelement (2) omvat en een arm (4), waarmee het markeerelement (2) in de zaaimachine is opgenomen, met het kenmerk, dat tussen de arm (4) en het markeerelement (2) een verbindingselement (3) is aangebracht, dat zich althans grotendeels uitstrekt in een in hoofdzaak verticaal en in de rijrichting (A) georiënteerde ruimte met een breedte overeenkomt met die van het verbindingselement (3).
16· Zaaimachine, in het bijzonder volgens een of meer der voorgaande conclusies, met een markeerorgaan (1) dat een tijdens het bedrijf op het bodemoppervlak inwerkend markeerelement (2) omvat en een arm (4), waarmee het markeerelement (2) in de zaaimachine is opgenomen, met het kenmerk, dat een verbindingselement (3) zich althans nabij de voorzijde van het markeerelement (2) in de rijrichting en onder een scherpe hoek daarmee, via een zich voorwaarts en opwaarts uitstrekkend deel (21) uitstrekt naar een boven het markeerelement (2) gelegen niveau. I7· Zaaimachine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het zich onder een scherpe hoek met de rijrichting (A) uitstrekkende deel (21) van het verbindingselement (3) via een kromming (14) overgaat in een bovenste, zich vanaf de kromming in achterwaartse richting uitstrekkend horizontaal deel.
18. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingselement (3) nabij zijn onderste uiteinde met het markeerelement (2) is verbonden via een tussenelement (18) dat voor het verbindingselement (3) een aanslag in opwaartse richting vormt.
19. Zaaimachine volgens een of meer der voorgaande conclusies en/of een of meer der kenmerken zoals is weergegeven in de beschrijving en/of de figuren.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9500478A NL9500478A (nl) | 1995-03-10 | 1995-03-10 | Zaaimachine. |
EP19960200564 EP0730817B1 (en) | 1995-03-10 | 1996-03-01 | A sowing machine |
DE1996610655 DE69610655T2 (de) | 1995-03-10 | 1996-03-01 | Sähmaschine |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9500478A NL9500478A (nl) | 1995-03-10 | 1995-03-10 | Zaaimachine. |
NL9500478 | 1995-03-10 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9500478A true NL9500478A (nl) | 1996-10-01 |
Family
ID=19865701
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9500478A NL9500478A (nl) | 1995-03-10 | 1995-03-10 | Zaaimachine. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0730817B1 (nl) |
DE (1) | DE69610655T2 (nl) |
NL (1) | NL9500478A (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE20308821U1 (de) * | 2003-06-05 | 2004-10-14 | Auf Der Landwehr Gmbh | Drillmaschine |
DE102010036878A1 (de) | 2010-08-06 | 2012-02-09 | Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co. Kg | Spurreißer für landwirtschaftliche Maschinen |
DE202010016667U1 (de) | 2010-12-16 | 2012-03-19 | Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh | Landwirtschaftliche Arbeitsmaschine mit einem Spurreißer |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1548251A (en) * | 1923-12-11 | 1925-08-04 | John P Boddiger | Corn-planter attachment |
US2178124A (en) * | 1937-07-09 | 1939-10-31 | James C Robinson | Tractor power lift row marker |
GB564015A (en) * | 1943-05-22 | 1944-09-08 | Brown Tractors Ltd | An improvement in or relating to markers for agricultural implements |
US4520875A (en) * | 1983-10-28 | 1985-06-04 | White Farm Equipment Company | Marker for tilling implements |
US4883127A (en) * | 1988-02-29 | 1989-11-28 | Claude Chevrier | Sprayer marker |
DE9102567U1 (de) * | 1990-03-02 | 1991-05-23 | Sulky-Burel S.A., Chateaubourg | Spurziehvorrichtung für eine Landmaschine |
-
1995
- 1995-03-10 NL NL9500478A patent/NL9500478A/nl not_active Application Discontinuation
-
1996
- 1996-03-01 DE DE1996610655 patent/DE69610655T2/de not_active Expired - Lifetime
- 1996-03-01 EP EP19960200564 patent/EP0730817B1/en not_active Expired - Lifetime
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1548251A (en) * | 1923-12-11 | 1925-08-04 | John P Boddiger | Corn-planter attachment |
US2178124A (en) * | 1937-07-09 | 1939-10-31 | James C Robinson | Tractor power lift row marker |
GB564015A (en) * | 1943-05-22 | 1944-09-08 | Brown Tractors Ltd | An improvement in or relating to markers for agricultural implements |
US4520875A (en) * | 1983-10-28 | 1985-06-04 | White Farm Equipment Company | Marker for tilling implements |
US4883127A (en) * | 1988-02-29 | 1989-11-28 | Claude Chevrier | Sprayer marker |
DE9102567U1 (de) * | 1990-03-02 | 1991-05-23 | Sulky-Burel S.A., Chateaubourg | Spurziehvorrichtung für eine Landmaschine |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0730817B1 (en) | 2000-10-18 |
DE69610655D1 (de) | 2000-11-23 |
EP0730817A1 (en) | 1996-09-11 |
DE69610655T2 (de) | 2001-05-23 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7946231B2 (en) | Single arm row cleaner | |
CA1273847A (en) | Floating marker arm mechanism | |
CA2265308C (en) | Coulter assembly with an inside floating scraper assembly | |
US6102132A (en) | Farm land coulter assembly | |
CA1279227C (en) | Furrow opener assembly with integral down-pressure adjustment | |
AU747491B2 (en) | Lifting mechanism for a seeding machine row cleaner | |
US20160150714A1 (en) | Floating debris clearing apparatus having parallel support linkage | |
CA2773811C (en) | Scraper for a coulter assembly | |
CA1282275C (en) | Depth sensing skid assembly | |
US7104205B2 (en) | Pivoting arm for seeders | |
NL9500478A (nl) | Zaaimachine. | |
CA1281945C (en) | Opener assembly with depth gauging from a press wheel | |
NL8503156A (nl) | Maaiinrichting. | |
US3985186A (en) | Plant guard for cultivator | |
DE102006008331B4 (de) | Vorrichtung zur Höhenführung von Sensoren oder Aktoren auf Landmaschinen | |
US10159173B2 (en) | Anti wobbling castor wheel configuration | |
US20220046848A1 (en) | Reversible seed trench appurtenance assembly | |
NL7905254A (nl) | Landbouwwerktuig. | |
WO2008123829A1 (en) | Device for coupling of support wheels at an agricultural machine | |
JP7529271B2 (ja) | 車輪ユニット及び車輪ユニットを備えた草刈装置 | |
CA2451451A1 (en) | Soil control mechanism | |
CN116762524A (zh) | 一种水田机 | |
JP3432719B2 (ja) | 移植機における土圧感知装置 | |
JPS643329Y2 (nl) | ||
CA2269479C (en) | Crop divider for sprayers |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |