NL9500459A

NL9500459A - Uithaalorgaan.

Info

Publication number: NL9500459A
Application number: NL9500459A
Authority: NL
Inventors: Evert Kikstra
Original assignee: Meyn Maschf
Priority date: 1995-03-08
Filing date: 1995-03-08
Publication date: 1996-10-01
Also published as: NL194659B; DK27496A; DK176655B1; US5713786A; NL194659C

Description

Uithaalorgaan

De uitvinding heeft betrekking op een uithaalorgaan voor het uit geslacht gevogelte verwijderen van de ingewanden, omvattende een in hoofdzaak U-vormige beugel met twee zich in hetzelfde vlak uitstrekkende benen en een deze benen verbindende beugelbodem.

Een dergelijk uithaalorgaan is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.262.387. Tijdens het uithalen van geslacht gevogelte wordt het uithaalorgaan via een opening in de lichaamsholte gebracht van het aan zijn poten ophangende gevogelte. Het uithaalorgaan wordt vervolgens langs het borstbeen in de inwendige holte bewogen en, aangekomen op zijn diepste punt, naar de ruggegraat verplaatst. Vervolgens wordt het uithaalorgaan met de beugelbodem langs de ruggegraat omhoog uit de inwendige holte van het gevogelte getrokken, waarbij de ingewanden uit het gevogelte worden verwijderd.

Bij dit bekende uithaalorgaan zijn aan één zijde van de beugelbodem twee dwars op de beugel gerichte uitsteeksels geplaatst, die tijdens het uit het gevogelte bewegen van de beugel aan weerszijden van de ruggegraat aangrijpen, en aldus aderen en slagaders, die het hart en de longen met elkaar verbinden, vastgrijpen en aldus de longen lostrekken uit de holtes, waar deze, aan weerszijden van de ruggegraat, liggen.

Dit bekende uithaalorgaan bezit een aantal nadelen. Het kan niet altijd vermeden worden, dat de uitsteeksels die op de beugelbodem zijn aangebracht ongewenste beschadigingen aan de ingewanden of andere bestanddelen van het geslachte gevogelte veroorzaken. Tevens gebeurt het veelvuldig, dat de losgemaakte longen of andere bestanddelen van het ingewandenpakket tussen de benen van de U-vormige beugel door vallen en over de beugelbodem worden gedrapeerd. Het losmaken van het ingewandenpakket van het uithaalorgaan, nadat het uithaalorgaan samen met dit ingewandenpakket uit het gevogelte is verwijderd, wordt hierdoor aanzienlijk bemoeilijkt.

De uitvinding beoogt thans een uithaalorgaan van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee deze nadelen op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze worden opgeheven.

Hiertoe bezit het uithaalorgaan volgens de uitvinding het kenmerk, dat de benen en de beugelbodem bestaan uit een van een glad, uitsteekselloos oppervlak voorziene stang, waarbij de stang ter plaatse van de beugelbodem zodanig is gevormd, dat zij ter plaatse van de top van de beugelbodem een uit het vlak van de beugelbenen uitstekende bocht bezit met een vorm die is aangepast aan de te verwachten vorm van de ruggegraat van het te bewerken gevogelte.

Doordat de benen en de beugelbodem, inclusief de in de beugelbodem aangebrachte bocht, uit een van een glad uitsteekselloos oppervlak voorziene stang bestaan wordt het risico op ongewenste beschadigingen van het geslachte gevogelte of de hieruit te verwijderen ingewanden aanzienlijk verminderd. Ondanks dit gladde uitsteekselloze oppervlak blijkt echter op verrassende wijze, dat het uithaalorgaan de ingewanden op effectieve wijze uit het geslachte gevogelte kan verwijderen. Met name blijkt, dat de bocht, en in het bijzonder de op de weerszijden van de ruggegraat aangrijpende gedeelten hiervan en de overgang daarvan naar het resterende gedeelte van de beugelbodem, zeer effectief is om de longen te verwijderen van hun plaats naast de ruggegraat.

Vanzelfsprekend zal de vorm van de bocht worden aangepast aan de gemiddeld te verwachten vorm van de ruggegraat van het te bewerken gevogelte, waarbij rekening kan worden gehouden met het ras, de leeftijd of het gewicht van het gevogelte.

In een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van het uithaalorgaan volgens de uitvinding geldt, dat de beugelbodem grotendeels in een vlak is gelegen dat een eerste hoek insluit met het vlak van de beugelbenen, terwijl de bocht van de beugelbodem op zijn beurt in een vlak ligt dat een tweede, grotere hoek insluit met het vlak van de beugelbenen.

Het voordeel van deze speciale uitvoeringsvorm is, dat, wanneer de bocht van de beugelbodem op de gewenste wijze de ruggegraat van het gevogelte opneemt, de benen van de beugel voldoende vrij liggen van de rug van het gevogelte, of met andere woorden, dat het vlak van de bocht een zeer grote hoek met de ruggegraat kan insluiten zonder dat de beugelbenen tegen de rug van het gevogelte komen aan te liggen. Op deze wijze kan de optimale stand van de bocht ten opzichte van de ruggegraat worden gekozen ter verkrijging van de beste losmaakwerking hiervan.

Verder wordt een speciale uitvoeringsvorm van het uithaalorgaan genoemd, waarbij de beugelbodem twee evenwijdige, telkens op de beugelbenen aansluitende eerste stangge-deelten en twee zich tussen deze eerste stanggedeelten en de bocht uitstrekkende, naar elkaar toelopende tweede stanggedeelten omvat.

Door deze speciale constructie van het uithaalorgaan wordt met name tussen de overgang tussen de eerste stanggedeelten en de tweede stanggedeelten als het ware telkens een draagvlak gecreëerd, waarop de ingewanden, en in het bijzonder de longen, na te zijn losgemaakt blijven rusten, zonder over de beugelbodem aan de van de ruggegraat afgekeerde zijde omlaag te vallen. Hierdoor kan worden voorkomen, dat de ingewanden zich over deze beugelbodem draperen en slechts met veel moeite van het uithaalorgaan kunnen worden verwij-derd, nadat het uithaalorgaan samen met de ingewanden uit het geslachte gevogelte is verwijderd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van het uithaalorgaan volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont in perspectivisch aanzicht een uitvoeringsvorm van het uithaalorgaan volgens de uitvinding in een operationele stand;

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van dit uithaalorgaan;

Fig. 3 toont een zijaanzicht van dit uithaalorgaan, en

Fig. 4 toont een vooraanzicht van dit uithaalorgaan.

In fig. 1 is in perspectivisch aanzicht een uithaalorgaan getoond, dat zich in een operationele stand in het inwendige van een geslachte vogel (niet zichtbaar) bevindt, welke vogel op conventionele wijze met zijn poten is opgehangen in de draaghaken van een, evenmin getoonde, hang-transporteur. Zoals zichtbaar is grijpt het uithaalorgaan, zoals gebruikelijk is voor dit type uithaalorgaan, aan op de slechts schematisch weergegeven ruggegraat 1 van de desbetreffende vogel.

Het getoonde uithaalorgaan omvat een in hoofdzaak U-vormige beugel met twee zich in hetzelfde vlak uitstrekkende benen 2 en 3. Deze benen 2, 3 worden verbonden door een beu-gelbodem 4. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt met beugel-bodem 4 dat gedeelte van de U-vormige beugel bedoeld, dat buiten het vlak door de benen 2, 3 is gelegen.

Zoals fig. 1 toont, en tevens zal blijken uit de fig. 2 tot 4, bestaat de gehele beugel, dus de benen 2, 3 en de beugelbodem 4, uit een van een glad, uitsteekselloos oppervlak voorziene stang. Ter plaatse van de top van de beugelbodem 4 is de stang zodanig gevormd dat een uitstekende bocht 5 wordt gevormd, waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van de ruggegraat l van de betreffende vogel.

In dit kader wordt opgemerkt, dat niet altijd sprake zal zijn van een exacte aanpassing van de vorm van deze bocht 5 aan de ruggegraat van een individuele vogel; veeleer zal de vorm van de bocht 5 zijn aangepast aan de gemiddeld te verwachten vorm van de ruggegraat, waarbij uitgegaan wordt van ervaringsgegevens gebaseerd op ras, leeftijd of gewicht van het te bewerken gevogelte.

Door de gekozen vorm van de bocht 5 grijpt deze rondom de ruggegraat aan en kan deze de zich aldaar bevindende ingewandenbestanddelen, in het bijzonder de longen van de vogel, op effectieve wijze losmaken. Het gladde oppervlak van de U-vormige beugel verhindert hierbij ongewenste beschadigingen .

In de fig. 2 tot 4 is voor een nadere verduidelijking de in fig. 1 weergegeven U-vormige beugel in drie aanzichten getoond.

Zoals met name blijkt uit fig. 3 is in de getoonde uitvoeringsvorm de beugelbodem 4 (exclusief de bocht 5) grotendeels in een vlak gelegen, dat een eerste hoek o? insluit met het vlak van de beugelbenen 2, 3. De bocht 5 van de beugelbodem blijkt op zijn beurt in een vlak te liggen, dat een grotere hoek β insluit met het vlak van de beugelbenen. Op deze wijze kan, zoals in fig. 1 zichtbaar is, worden bereikt dat wanneer de bocht 5 de ruggegraat 1 op de gewenste wijze omsluit de benen 2, 3 toch voldoende weggekeerd zijn van de rug van de te bewerken vogel.

Verder blijkt uit een vergelijkende beschouwing van de fig. 2, 3 en 4 dat de beugelbodem twee evenwijdige, telkens op de beugelbenen 2, 3 aansluitende eerste stanggedeel-ten 6, 7 alsmede twee zich tussen deze eerste stanggedeelten 6, 7 en de bocht 5 uitstrekkende, naar elkaar toelopende tweede stanggedeelten 8 en 9 omvat. Met name door de overgangsgebieden tussen deze eerste stanggedeelten 6 respectievelijk 7 en de tweede stanggedeelten 8 respectievelijk 9 worden als het ware draagvlakken gevormd voor de ingewanden, wanneer het uithaalorgaan uit het inwendige van de betreffende vogel wordt verwijderd. Hierdoor kan worden voorkomen dat de ingewanden volledig tussen de benen 2, 3 van de U-vormige beugel door over de beugelbodem 4 worden gedrapeerd (in fig. 1 dus vanaf de ruggegraat naar links tussen de benen 2, 3 door worden bewogen).

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het door de conclusies bepaalde kader van de uitvinding op velerlei wijze kan worden gevarieerd.

Claims

1. Uithaalorgaan voor het uit geslacht gevogelte verwijderen van de ingewanden, omvattende een in hoofdzaak U-vormige beugel met twee zich in hetzelfde vlak uitstrekkende benen en een deze benen verbindende beugelbodem, met het kenmerk, dat de benen en de beugelbodem bestaan uit een van een glad, uitsteekselloos oppervlak voorziene stang, waarbij de stang ter plaatse van de beugelbodem zodanig is gevormd, dat zij ter plaatse van de top van de beugelbodem een uit het vlak van de beugelbenen uitstekende bocht bezit met een vorm die is aangepast aan de te verwachten vorm van de rug-gegraat van het te bewerken gevogelte.

2. Uithaalorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beugelbodem grotendeels in een vlak is gelegen dat een eerste hoek insluit met het vlak van de beugelbenen, terwijl de bocht van de beugelbodem op zijn beurt in een vlak ligt dat een tweede, grotere hoek insluit met het vlak van de beugelbenen.

3. Uithaalorgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de beugelbodem twee evenwijdige, telkens op de beugelbenen aansluitende eerste stanggedeelten en twee zich tussen deze eerste stanggedeelten en de bocht uitstrekkende, naar elkaar toelopende tweede stanggedeelten omvat.