NL9402170A - Positie-instelmechanisme. - Google Patents

Positie-instelmechanisme. Download PDF

Info

Publication number
NL9402170A
NL9402170A NL9402170A NL9402170A NL9402170A NL 9402170 A NL9402170 A NL 9402170A NL 9402170 A NL9402170 A NL 9402170A NL 9402170 A NL9402170 A NL 9402170A NL 9402170 A NL9402170 A NL 9402170A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cam
coupling
mechanism according
adjusting mechanism
position adjusting
Prior art date
Application number
NL9402170A
Other languages
English (en)
Inventor
Hermanus Marinus Ignatius Koot
Original Assignee
Techniku B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Techniku B V filed Critical Techniku B V
Priority to NL9402170A priority Critical patent/NL9402170A/nl
Priority to PCT/NL1995/000432 priority patent/WO1996019634A1/en
Priority to AU44014/96A priority patent/AU4401496A/en
Publication of NL9402170A publication Critical patent/NL9402170A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/26Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
    • E06B9/28Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
    • E06B9/30Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable
    • E06B9/303Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable with ladder-tape
    • E06B9/307Details of tilting bars and their operation
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/26Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
    • E06B9/28Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
    • E06B9/30Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable
    • E06B9/32Operating, guiding, or securing devices therefor
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/24Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
    • E06B9/26Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
    • E06B9/28Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
    • E06B2009/285Means for actuating a rod (being tilt rod or lift rod)

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Blinds (AREA)

Description

Titel: Positie-instelmechanisme
De uitvinding heeft betrekking op een positie-instelmechanisme zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1.
In de techniek komt het veelvuldig voor dat van een bepaald roteerbaar onderdeel de positie moet worden ingesteld met behulp van een elektromotor die, eventueel via een vertragingsmechanisme, een uitgaande as aandrijft voor rotatie. In het kader van de onderhavige aanvrage wordt onder de "positie” van een dergelijk onderdeel verstaan de rotatie-oriëntatie van dat onderdeel ten opzichte van een rotatieas daarvan. De onderhavige uitvinding heeft betrekking op die situaties waarin de rotatieas van dat onderdeel is uitgelijnd met de uitgaande as van die motor.
Een voorbeeld van een dergelijke situatie kan worden gevonden in jaloezieën. In het kader van de onderhavige aanvrage wordt onder een "jaloezie" verstaan: een blinderingssysteem dat een stelsel van onderling evenwijdige lamellen omvat, waarbij de lamellen roteerbaar zijn om hun lengteas teneinde bijvoorbeeld een raam variabel te bedekken. Indien de lamellen zich horizontaal uitstrekken, wordt ook wel de Engelse term "Venetian blinds" gebruikt. Indien de lamellen zich verticaal uitstrekken, wordt ook wel de Engelse term "vertical blinds" gebruikt. Dergelijke raamblinderingssystemen zijn algemeen bekend, en de onderhavige uitvinding zal in het hiernavolgende worden toegelicht voor toepassing in jaloezieën. Met nadruk wordt echter opgemerkt, dat de onderhavige uitvinding niet tot deze toepassing beperkt is.
Zoals bekend, is een bedieningsmechanisme voor die lamellen aangebracht in een holle bovenbalk van de jaloezie, en omvat een zich in de lengterichting van die bovenbalk uitstrekkende aandrijfstaaf die in het hiernavolgende zal worden aangeduid met de term "kantelstaaf". Deze kantelstaaf is roteerbaar om zijn lengteas, en het roteren van alle lamellen om hun lengteas wordt tot stand gebracht door rotatie van genoemde kantelstaaf om zijn lengteas. Daarbij is de rotatie-oriëntatie van de kantelstaaf bepalend voor de stand van de lamellen.
Voor het instellen van de positie van de kantelstaaf zijn verschillende mechanismen ontwikkeld. Conventioneel wordt de kantelstaaf door de gebruiker handmatig versteld door middel van bedieningskoorden. Meer recent zijn er elektrisch bedien-bare systemen ontwikkeld voor het verstellen van de kantelstaaf. Deze bieden ten opzichte van handverstelling onder meer het voordeel, dat in ruimten met lastig bereikbare jaloezieën het verstellen toch gemakkelijk kan worden uitgevoerd, en dat in ruimten met veel jaloezieën het verstellen van al die jaloezieën desgewenst met een enkele handeling kan worden uitgevoerd. Bij die elektrisch bedienbare systemen bevindt zich steeds in de bovenbalk van elke jaloezie een elektromotor die een met de kantelstaaf gekoppelde uitgaande as aandrijft.
Daarbij doen zich problemen voor, die onder meer daarmee verband houden, dat er betrekkelijk veel fabrikanten van jaloezieën zijn, en dat die fabrikanten betrekkelijk veel onderling verschillende typen jaloezieën vervaardigen. Bij die verschillende typen jaloezieën kunnen de vorm en afmetingen van de bovenbalk, de vorm en afmetingen van de kantelstaaf, de positie van de kantelstaaf in de bovenbalk, en de maximale verstelhoek van de kantelstaaf onderling verschillen. Tot nog toe heeft men steeds voor een individuele jaloezie een daaraan aangepast positie-instelmechanisme ontwikkeld. Weliswaar zal en dergelijk aangepast positie-instelmechanisme bevredigend werken bij de bijbehorende jaloezie, maar wegens de noodzakelijke onderlinge verschillen tussen de afzonderlijke positie-instelmechanismen zijn deze relatief duur.
De onderhavige uitvinding beoogt de bovengenoemde problemen op te lossen.
In het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een positie-instelmechanisme te verschaffen dat voor alle bekende typen jaloezieën toepasbaar is, dat gemakkelijk kan worden aangepast aan eventuele modelwijzigingen of nieuwe modellen, dat gemakkelijk en snel gemonteerd kan worden, en dat zelfs kan worden ingebouwd in reeds bestaande jaloezieën.
Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een relatief goedkoop, universeel positie-instelmechanisme te verschaffen.
Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is de motor opgesteld in een aandrijfkast, welke is voorzien van een roteerbaar gelagerd, vast met de motor gekoppeld uitgangsorgaan dat met behulp van een verwisselbaar koppelorgaan kan worden gekoppeld met het roteerbaar onderdeel.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de aandrijfkast passend in meerdere bovenbalken van verschillende jaloezieën, en is voorzien in een stelsel van meerdere koppelorganen die alle gekoppeld kunnen worden met genoemd uitgangsorgaan en steeds zijn aangepast voor koppeling met andere van de roteerbare onderdelen van de verschillende jaloezieën, terwijl is voorzien in een stelsel van verschillende montagestukken om de aandrijfkast te monteren in een uitgekozen jaloezie, met het uitgangsorgaan uitgelijnd met het betreffende roteerbaar onderdeel.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het koppelstuk meerdelig uitgevoerd.
Deze en andere doelen, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader verduidelijkt worden door de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm onder verwijzing naar de tekening, waarin: figuur 1 een perspectiefaanzicht toont van een jaloezie; figuur 2 een schematisch bovenaanzicht toont van een jaloezie; figuur 3A een gedeeltelijke, schematische dwarsdoorsnede toont van een jaloezie volgens de lijn III-III in figuur 2; de figuren 3B en 3C de jaloezie van figuur 3A in verschillende kantel-toestanden tonen; de figuren 4A t/m 4K dwarsdoorsneden tonen van verschillende bekende jaloezie-bovenbalken; figuur 5 op grotere schaal de dwarsdoorsneden van de figuren 4A t/m 4K over elkaar heen geprojecteerd toont; figuur 6 meer gedetailleerd een perspectiefaanzicht toont van een positie-instelmechanisme in uiteengenomen toestand volgens de onderhavige uitvinding; figuur 7 een bovenaanzicht toont, gedeeltelijk in doorsnede, van een aandrijfkast; figuur 8 een zijaanzicht toont, gedeeltelijk in doorsnede, van een aandrijfkast met montagestukken en een koppelstuk; figuur 9A een zijaanzicht toont, gedeeltelijk in doorsnede, van een koppelstuk; figuur 9B een vooraanzicht toont van dat koppelstuk volgens de pijl B in figuur 9A; de figuren 10A t/m IOC verschillende aanzichten tonen van een eigenlijk koppelstuk van een meerdelig koppelstuk; de figuren 11A t/m 11D verschillende aanzichten tonen van een tussenring van een meerdelig koppelstuk; en figuur 12 een blokschema toont van een aandrijfketen voor een motor.
In figuur 1 is schematisch een jaloezie 10 getoond, met een bovenbalk 11 en horizontale lamellen 12. De lamellen 12, die doorgaans een gebogen dwarsdoorsnede hebben, worden ondersteund door steunstroken 17 die met hun uiteinden zijn bevestigd aan verticaal gerichte kantelkoorden 13 en 14, zoals meer gedetailleerd is weergegeven in figuur 3A. Onder de onderste lamel 12 is een onderbalk 15 bevestigd, die niet alleen is bevestigd aan de kantelkoorden 13 en 14 maar ook aan een verticaal gericht, centraal door de lamellen 12 reikend ophaalkoord 16. De kantelkoorden 13 en 14 zijn gekoppeld met een in de bovenbalk 11 opgesteld kantelmechanisme 30, terwijl het ophaalkoord 16 is gekoppeld met een in de bovenbalk 11 opgesteld ophaalmechanisme. Door bediening van het kantelmechanisme 30 kan men de lamellen 12 kantelen, dat wil zeggen dat men de hoek van de lamellen 12 ten opzichte van de horizontaal kan variëren. Door bediening van het ophaalmechanisme kan men de lamellen 12 ophalen, dat wil zeggen dat men de verticale positie van de onderbalk 15 kan veranderen. Aangezien de aard en constructie van het ophaalmechanisme geen * -_ onderwerp vormen van de onderhavige uitvinding, en kennis daarvan voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding niet nodig is voor een deskundige, terwijl voorts dergelijke ophaalmechanismen op zich in de praktijk reeds bekend zijn, zijn deze in de figuren niet weergegeven en zullen zij niet nader worden beschreven.
Het kantelmechanisme 30 omvat een in de bovenbalk 11 opgestelde en in de lengterichting van de bovenbalk 11 gerichte kantelstaaf 31, zoals schematisch is weergegeven in figuur 2. Deze kantelstaaf 31 is roteerbaar gelagerd in de bovenbalk 11, door middel van op zich bekende en ter wille van de eenvoud niet weergegeven lagerblokken, en is gekoppeld met de kantelkoorden 13 en 14, zoals weergegeven in de figuren 2 en 3. Aldus is het mogelijk om door rotatie van de kantelstaaf 31 de lamellen 12 te kantelen. Opgemerkt wordt, dat dergelijke kantelmechanismen in de praktijk reeds bekend zijn. In de weergegeven uitvoeringsvorm is de kantelstaaf 31 voorzien van wikkelrollen 32. De kantelkoorden 13 en 14 zijn met hun uiteinden 33 en 34 bevestigd aan de wikkelrollen 32, en worden bij rotatie van de kantelstaaf 31 opgewikkeld op respectievelijk afgewikkeld van de wikkelrollen 32, zoals geïllustreerd in figuur 3B. Zoals blijkt uit figuur 3C, wordt bij deze uitvoeringsvorm de maximale hoek waarover de kantelstaaf 31 moet roteren om de lamellen 12 in hun uiterste kantelstand te brengen, onder meer bepaald door de diameter van de wikkelrollen 32.
Het kantelen van de lamellen 12 kan handmatig worden uitgevoerd. Daartoe kan de kantelstaaf 31 zijn voorzien van bedieningskoorden, die ter wille van de eenvoud niet zijn weergegeven. Opgemerkt wordt, dat het toepassen van bedieningskoorden voor het handmatig doen kantelen van lamellen algemeen bekend is.
Het kantelen van de lamellen 12 kan echter ook elektrisch worden uitgevoerd. Daartoe is de jaloezie 10 voorzien van een positieinstelmechanisme 40 volgens de uitvinding. Het positie-instelmechanisme 40 omvat een in de bovenbalk 11 opgestelde aandrijfkast 44 met daarin opgesteld een elektromotor 41 waarvan een uitgaande as is gekoppeld met de kantelstaaf 31, waardoor het kantelen van de lamellen 12 kan worden uitgevoerd door de motor 41 te bekrachtigen. Voor het bedienen van de motor 41 kan een bedieningspaneel 42 aanwezig zijn dat via een elektrische leiding is verbonden met de motor 41 of dat, zoals in het geïllustreerde voorbeeld, via een draadloze communicatiebaan is gekoppeld met een met de motor 41 geassocieerde ontvanger 43. Aangezien hiervoor gebruik gemaakt kan worden van op zich voor dit doel reeds bekende afstands-bedieningsstelsels, terwijl de aard en constructie van zender en ontvanger geen onderwerp vormen van de onderhavige uitvinding, en kennis daarvan voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding niet nodig is voor een deskundige, zullen deze niet nader worden beschreven.
Het positieinstelmechanisme 40 volgens de uitvinding is ontworpen om universeel toepasbaar te zijn bij een groot aantal van verschillende typen jaloezieën, zoals zal worden uitgelegd onder verwijzing naar de figuren 4 en 5. Jaloezieën worden door diverse fabrikanten vervaardigd, waarbij onder meer de constructies van de bovenbalken van verschillend fabrikaat onderlinge verschillen vertonen, evenals de constructies van de kantelstaven. In de figuren 4A t/m 4K zijn doorsneden getoond van verschillende typen bovenbalken 11 en de daarin aanwezige kantelstaven 31; ter wille van de eenvoud zijn de verwijzingscijfers alleen in figuur 4A gezet. De bovenbalk 11 bestaat doorgaans uit een U-vormig profiel dat vervaardigd kan zijn via spuitgieten of via het omzetten van een vlakke plaat. De verschillende profielen hebben verschillende hoogten en verschillende breedten, de hoekpunten hebben verschillende contouren, en de uiteinden van de benen 18 van de U-vorm zijn volgens verschillende contouren naar binnen gebogen.
Wat de horizontale positie van de kantelstaaf 31 betreft, deze komt doorgaans goed overeen met een verticaal symmetrie-vlak van het U-vormig profiel. Echter, de kantelstaven hebben onderling verschillende dikten en onderling verschillende dwarsprofielen, terwijl voorts de verticale afstanden van de rotatie-as 35 van de kantelstaven 31 ten opzichte van de bodem 19 van de bovenbalk 11 onderling verschillend zijn. Voorts kan het zijn dat twee typen kantelstaven weliswaar onderling gelijke dwarsprofielen hebben, maar dat de rotatie-oriëntaties daarvan bij de horizontale stand van de lamellen 12 (zie figuur 3A), onderling verschillen, zoals bijvoorbeeld is geïllustreerd in de figuren 4F en 4G.
De bovenstaande verschillen blijken ook duidelijk uit figuur 5, waarin op grotere schaal de profielen van de figuren 4A t/m 4K over elkaar heen geprojecteerd zijn, zodanig dat steeds de rotatie-assen 35 van de respectieve kantelstaven 31 samenvallen.
Een belangrijk aspect van het universele karakter van het positieinstelmechanisme 40 volgens de uitvinding is eveneens in de figuren 4A t/m 4K en 5 geïllustreerd, doordat met een stippellijn de contour van de dwarsdoorsnede van een aandrijf-kast 44 is weergegeven. Duidelijk blijkt uit deze figuren, dat de aandrijfkast 44 past in alle getoonde profielen van de bovenbalken 11. De voorkeursuitvoeringsvorm van de aandrijfkast 44 volgens de onderhavige uitvinding heeft een breedte van ongeveer 23,4 mm, een hoogte van ongeveer 17,8 mm, en de verticale afstand van de uitgangsas tot het bovenvlak is ongeveer 5,6 mm.
In de aandrijfkast 44 zijn, zoals geïllustreerd in figuur 6, de motor 41 en een tandwieloverbrengingsstelsel 45 opgesteld. De aandrijfkast 44 is voorzien van losse montage-stukken 46 ten behoeve van de montage in een bovenbalk 11.
Voor bevestiging van de montagestukken 46 aan de aandrijfkast 44 is de aandrijfkast 44 voorzien van uit de kopse kanten van de aandrijfkast 44 uitstekende pennen 47 die passen in gaten 48 in de montagestukken 46. In de getoonde uitvoeringsvorm hebben de pennen 47 aan hun zijkant een uitsteeksel, waardoor zij te beschouwen zijn als klikvingers. De buitencontour van de montagestukken 46 is aangepast aan de binnencontour van de bovenbalk 11. In de getoonde uitvoeringsvorm hebben de montagestukken 46 een basisdeel 50, twee vanaf dat basisdeel 50 via een S-bocht omhoog wijzende armen 51 die passen in de naar binnen gevouwen uiteinden van de benen 18 van het ü-profiel van de bovenbalk 11, en twee aan weerszijden van dat basisdeel 50 omhoogreikende verende steundelen 52 die in gemonteerde vorm steun nemen tegen de binnenwand van de benen 18 van dat ü-profiel. Door de verende constructie van de steundelen 52, en doordat hun naar buiten wijzende oppervlak bij voorkeur, zoals getoond, enigszins is afgerond, laten zij zich gemakkelijk verschuiven in de bovenbalk 11 om daarin gepositioneerd te worden.
Het is natuurlijk mogelijk om de aandrijfkast 44 zelf een vorm te geven die is aangepast aan de vorm van een bepaald type bovenbalk, bijvoorbeeld door de aandrijfkast 44 als een geheel te vervaardigen met de montagestukken 46. Echter, doordat bij voorkeur de aandrijfkast 44, met de daarin geplaatste motor 41 en tandwieloverbrengingsstelsel 45, identiek is voor alle verschillende typen bovenbalken, en alleen de montagestukken 46 qua contour zijn aangepast aan de contour van het type bovenbalk waar die montagestukken 46 voor bedoeld zijn, wordt een aanzienlijke reductie in de vervaardigingskosten bereikt. Voorts is het hierdoor mogelijk om snel en tegen relatief geringe kosten te reageren op een vraag naar nieuwe vormen wegens het wijzigen van de contour van een bovenbalk of het op de markt verschijnen van een type bovenbalk met een nieuwe contour, omdat dan alleen nieuwe montagestukken 46 vervaardigd hoeven te worden, hetgeen relatief gemakkelijk kan omdat de montagestukken 46 uit kunststof kunnen worden vervaardigd als spuitgietstuk.
De vorm van de montagestukken 46 is zodanig aangepast aan de contour van het type bovenbalk waar die montagestukken 46 voor bedoeld zijn, dat een rotatieas 56 van een uitgangsorgaan 55 van het tandwieloverbrengingsstelsel 45 in gemonteerde toestand is uitgelijnd met de in de bovenbalk 11 opgestelde kantelstaaf 31. Het uitgangsorgaan 55 omvat een cilindrisch lichaam 59 dat coaxiaal is bevestigd aan een tandwiel 57 dat deel uitmaakt van het tandwieloverbrengingsstelsel 45. Bij voorkeur zijn het cilindrisch lichaam 59 en het tandwiel 57 als een enkel vormstuk vervaardigd uit kunststof door spuitgieten. Het cilindrisch lichaam 59 is voorzien van een centraal gat 58 met een voorafbepaalde dwarscontour, in het weergegeven voorbeeld een zeskant, dat in het hiernavolgende zal worden aangeduid als koppelgat.
De aandrijfkast 44 omvat twee huishelften: een bovenschaal 61 en een onderschaal 62. Aan een uitgangszijde 66 heeft elke schaal 61, 62 een naar buiten uitstekend, halfcirkelvormig schaaldeel 63, 64. In gemonteerde toestand van de twee schalen 61, 62 sluiten beide cirkelvormige schaaldelen 63, 64 op elkaar aan om een cilinderbus te vormen die fungeert als een lager voor het cilindrisch lichaam 59. Het halfcirkelvormig schaaldeel 63 van de bovenschaal 61 is aan zijn buitenoppervlak, bij een centrale positie, voorzien van een naar buiten uitstekende nok 65, waarvan de functie later meer gedetailleerd zal worden beschreven.
Voor koppeling van het uitgangsorgaan 55 met een kante1-staaf 31 is voorzien in een koppelstuk 70. Het koppelstuk 70 heeft een koppelpen 71 die nauwsluitend past in het genoemde koppelgat 58 van het uitgangsorgaan 55. In het weergegeven voorbeeld heeft de koppelpen 71 dus een zeshoekige doorsnede. Om de introductie van de koppelpen 71 in het koppelgat 58 te vergemakkelijken, is bij voorkeur het vrije uiteinde van de koppelpen 71 afgeschuind volgens een kegel met een tophoek van ongeveer 60°, zoals is geïllustreerd in het zijaanzicht van figuur 9A. Voorts is bij voorkeur de koppelpen 71 aan zijn buitenoppervlak voorzien van ten minste één in de lengterichting verlopende groef 81, zoals is geïllustreerd in het vooraanzicht van figuur 9B, zodat bij de introductie van de koppelpen 71 in het koppelgat 58 de in dat koppelgat 58 aanwezige lucht kan ontsnappen.
Voor bevestiging op de kantelstaaf 31 heeft het koppelstuk 70 een coaxiaal tegenover de koppelpen 71 geplaatst koppelgat 75 waarvan de dwarsdoorsnede een contour heeft die correspondeert met de contour van de dwarsdoorsnede van de kantelstaaf 31. Tussen het koppelgat 75 en de koppelpen 71 is een dwars op de koppelpen 71 staande flens 72 aangebracht. Het koppelgat 75 bevindt zich in een cilindrisch lichaamsdeel 73 dat zich uitstrekt vanaf die flens 72. De diameter van dat cilindrisch lichaamsdeel 73 kan even groot zijn als die van de flens 72, zodat de flens 72 gedefinieerd wordt door de bodem van het cilindrisch lichaamsdeel 73. In het weergegeven voorbeeld is de diameter van dat cilindrisch lichaamsdeel 73 gereduceerd ten opzichte van de diameter van de flens 72, en is voorzien in longitudinaal gerichte verstevigingsribben 74 die zich uitstrekken van de flens 72 tot aan de monding van het koppelgat 75.
Aan de zijde van de koppelpen 71 is de flens 72 voorzien van een nok 76 met de vorm van een cirkelboogsegment dat gecentreerd is ten opzichte van een rotatieas 79 van het koppelstuk 70. Tussen dat cirkelboogsegment en de koppelpen 71 is een radiale ruimte vrijgelaten. De tangentiale lengte van dat cirkelboogsegment wordt aangeduid als de noklengte a, en kan worden uitgedrukt in graden. De eindvlakken van de nok 76 worden aangeduid met de verwijzingscijfers 77 en 78.
Diametraal tegenover de nok 76 is in de flens 72 een uitsparing 80 aangebracht, die dient om het automatisch monteren van het koppelstuk 70 te vergemakkelijken.
De koppelstukken 70 kunnen eenvoudig en relatief goedkoop als een enkel vormstuk worden vervaardigd, bijvoorbeeld door middel van een spuitgietproces.
In figuur 8 is het koppelstuk 70 getoond in een gemonteerde toestand waarbij de koppelpen 71 is ingebracht in het koppelgat 58 van het uitgangsorgaan 55. Duidelijk blijkt daaruit, dat de nok 76 grijpt om de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus, waarbij de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus reikt in de genoemde radiale ruimte tussen de koppelpen 71 en de nok 76.
Tijdens bedrijf zal, indien de motor 41 bekrachtigd wordt waardoor het uitgangsorgaan 55 en daarmede het koppelstuk 70 roteren, genoemde nok 76 zich verplaatsen langs het buiten oppervlak van de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus, en uiteindelijk zal één van de eindvlakken 77, 78 van de nok 76 in aanraking komen met de genoemde nok 65 op het buitenoppervlak van het half-cirkelvormige schaaldeel 63 van de bovenschaal 61. Hierdoor wordt een eerste uiterste rotatiestand van het koppelstuk 70 ten opzichte van de aandrijfkast 44 gedefinieerd. Bij rotatie in de andere richting zal de andere van de eindvlakken 77, 78 van de nok 76 in aanraking komen met de genoemde nok 65, waardoor een tweede uiterste rotatiestand van het koppelstuk 70 wordt gedefinieerd. De hoekafstand tussen de eerste uiterste rotatiestand en de tweede uiterste rotatiestand van het koppelstuk 70 wordt hier de rotatievrijheid φ van het koppelstuk 70 genoemd. Het zal duidelijk zijn, dat φ gelijk is aan 360°-α-β, waarbij β de hoekafmeting is van de nok 65, gemeten ten opzichte van de rotatieas 56. In de voorkeursuitvoeringsvorm heeft de nok 65 een dikte van ongeveer 2 mm, hetgeen bij de gekozen afmetingen van het stelsel correspondeert met een hoekafmeting β van ongeveer 30°. Voorts heeft, uit sterkte-overwegingen, de nok 76 een noklengte van minimaal ongeveer 2 mm, hetgeen correspondeert met een hoekafmeting α van eveneens ongeveer 30°. Het zal dan duidelijk zijn dat het mogelijk is om, door α op een geschikte wijze te kiezen in het gebied van ongeveer 30° tot 330°, de rotat ievri jheid φ van het koppelstuk 70 te kiezen in het gebied van 0° tot ongeveer 300°.
Het zal duidelijk zijn dat de beide uiterste kantel-standen van de lamellen 12 corresponderen met uiterste rotatiestanden van de kantelstaaf 31. De hoekafstand tussen beide uiterste rotatiestanden van de kantelstaaf 31 wordt hier aangeduid als de verstelhoek Θ van de kantelstaaf 31. Het zal duidelijk zijn, dat die verstelhoek Θ een vast gegeven is dat wordt bepaald door het type jaloezie waarvoor het positie-instelmechanisme 40 bestemd is, net zo goed als dat de contour van de dwarsdoorsnede van de kantelstaaf 31 een vast gegeven is. Volgens de uitvindingsgedachte is het koppelorgaan 70 aangepast aan het type jaloezie waarvoor het positie-instel- mechanisme 40 bestemd is, en wel doordat, zoals reeds is opgemerkt, de contour van het koppelgat 75 is gekozen in overeenstemming met de contour van de dwarsdoorsnede van de kantelstaaf 31, terwijl tevens de rotatievrijheid φ van het koppelstuk 70 is gekozen in overeenstemming met de verstelhoek Θ van de kantelstaaf 31 doordat de hoekafmeting α van de nok 76 is gekozen volgens de formule α * 360° - β - Θ, oftewel, in het gegeven voorbeeld, o « 330° - Θ.
Zoals in het voorgaande reeds is opgemerkt, is de verstelhoek Θ van de kantelstaaf 31 in principe afhankelijk van het type jaloezie. In de praktijk komen voor Θ waarden variërend van 180° tot 500° voor. Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding is voor verstelhoeken groter dan 300° voorzien in een meerdelig koppelstuk 100, zoals in het hiernavolgende zal worden uitgelegd onder verwijzing naar figuur 10 en verder.
Het meerdelige koppelstuk 100 omvat een eigenlijk koppelstuk 110 en een tussenring 130. Het eigenlijk koppelstuk 110 heeft, evenals het koppelstuk 70, een koppelpen 71 en een koppelgat 75. Figuur 10A toont het eigenlijk koppelstuk 110 in een perspectiefaanzicht; figuur 10B toont daarvan een met figuur 9A vergelijkbaar zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, en figuur IOC toont daarvan een met figuur 9B vergelijkbaar vooraanzicht.
Het koppelgat 75 van het eigenlijk koppelstuk 110 bevindt zich in een cilindrisch gedeelte 113. Nabij de monding van het koppelgat 75 is dwars op het cilindrisch gedeelte 113 een flens 112 aangebracht, voorzien van een uitsparing 111 waarvan de functie gelijk is aan die van de met betrekking tot het koppelstuk 70 beschreven uitsparing 80. Aan de zijde van het cilindrisch gedeelte 113 is de flens 112 voorzien van een nok 116, in het weergegeven voorbeeld diametraal tegenover de uitsparing 111. De eindvlakken van de nok 116 worden aangeduid met 117 en 118. De tangentiale lengte van de nok 116 wordt aangeduid als de noklengte γ.
Figuur 11A toont de tussenring 130 in een perspectief-aanzicht; figuur 11B toont daarvan een langsdoorsnede, figuur 11C een axiaal vooraanzicht, en figuur 11D een axiaal achteraanzicht .
De tussenring 130 omvat een ringvormig gedeelte 133 waarvan de buitendiameter in hoofdzaak gelijk is aan de buitendiameter van de flens 112 van het eigenlijk koppelstuk 110 en waarvan de binnendiameter in hoofdzaak gelijk is aan de buitendiameter van het cilindrisch gedeelte 113 van het eigenlijk koppelstuk 110, zodat het ringvormig gedeelte 133 past om het cilindrisch gedeelte 113.
Het ringvormig gedeelte 133 heeft een uitsparing 131, waarvan de functie gelijk is aan die van de met betrekking tot het koppelstuk 70 beschreven uitsparing 80.
Het ringvormig gedeelte 133 is voorzien van een eerste tussennok 136, die geplaatst is op een eerste axiaal eindvlak 134 van het ringvormig gedeelte 133. De eerste tussennok 136 heeft de vorm van een cirkelboogsegment, en is gecentreerd ten opzichte van de uitsparing 131. Deze eerste tussennok 136 dient voor samenwerking met de nok 116 van het eigenlijk koppelstuk 110. De eindvlakken van de nok 136 worden aangeduid met 137 en 138. De tangentiale lengte van de nok 136 wordt aangeduid als de noklengte 5.
Het ringvormig gedeelte 133 is voorts voorzien van een tweede tussennok 140, die geplaatst is op een tweede axiaal eindvlak 135 van het ringvormig gedeelte 133, diametraal tegenover de eerste tussennok 136. De tweede tussennok 140 heeft eveneens de vorm van een cirkelboogsegment. De eindvlakken van de nok 140 worden aangeduid met 141 en 142. De tangentiale lengte van de nok 140 wordt aangeduid als de noklengte ε. De tweede tussennok 140 dient voor samenwerking met de nok 65 van de aandrijfkast 44, waartoe de binnendiameter van de tweede tussennok 140 kan corresponderen met de buitendiameter van de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus. Meer in het bijzonder kan de buitendiameter van het cilindrisch gedeelte 113 van het eigenlijk koppelstuk 110 corresponderen met de buitendiameter van de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus.
Thans zal de werking van het meerdelig koppelstuk 100 worden beschreven.
In gemonteerde toestand is de tussenring 130 aangebracht om het cilindrisch gedeelte 113 van het eigenlijk koppelstuk 110, met zijn eerste axiale eindvlak 134 gericht naar de flens 112 van het eigenlijk koppelstuk 110 en met zijn tweede axiale eindvlak 135 gericht naar de aandrijfkast 44. Indien de motor 41 bekrachtigd wordt in een eerste richting, waardoor het uitgangsorgaan 55 en het eigenlijk koppelstuk 110 rechtsom roteren, gezien vanuit de kantelstaaf 31, dan kan dat eigenlijk koppelstuk 110 roteren totdat het eindvlak 118 van de nok 116 van het eigenlijk koppelstuk 110 aanligt tegen het eindvlak 138 van de nok 136 van de tussenring 130 en het eindvlak 142 van de nok 140 van de tussenring 130 aanligt tegen de nok 65 op de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus. Hierdoor wordt een eerste uiterste rotatiestand van het eigenlijk koppelstuk 110 ten opzichte van de aandrijfkast 44 gedefinieerd. Indien de motor 41 bekrachtigd wordt in de andere richting, dan kan dat eigenlijk koppelstuk 110 roteren totdat het eindvlak 117 van de nok 116 van het eigenlijk koppelstuk 110 aanligt tegen het eindvlak 137 van de nok 136 van de tussenring 130 en het eindvlak 141 van de nok 140 van de tussenring 130 aanligt tegen de nok 65 op de door de half-cirkelvormige schaaldelen 63, 64 gedefinieerde cilinderbus. Hierdoor wordt een tweede uiterste rotatiestand van het eigenlijk koppelstuk 110 gedefinieerd.
Het zal duidelijk zijn, dat de rotatievrijheid φ van het eigenlijk koppelstuk 110 nu gelijk is aan 720° -β-γ-δ-ε Uit sterkteoverwegingen heeft de nok 116 een noklengte van minimaal ongeveer 2 mm, hetgeen bij de gekozen afmetingen correspondeert met een hoekafmeting γ van ongeveer 30°. Voorts hebben de nokken 136 en 140 van de tussenring 130, eveneens uit sterkteoverwegingen, lengten van minimaal ongeveer 2 mm, zodat bij de gekozen afmetingen δ en ε eveneens ongeveer 30° zijn. Zoals in het voorgaande reeds is vermeld, is β eveneens ongeveer 30°.
Het zal dan duidelijk zijn dat het mogelijk is om de rotatievrijheid φ van het eigenlijk koppelstuk 110 te kiezen in het gebied van 0° tot ongeveer 600°, door het kiezen van geschikte waarden voor γ, δ en ε. Bij voorkeur worden δ en ε gelijk aan elkaar gekozen, en wordt γ gelijk aan ongeveer 30° gekozen. In dat geval kan men, voor een bepaald type jaloezie waarvoor het positie-instelmechanisme 40 bestemd is, δ en ε bepalen volgens de formule δ = ε = (660° - θ)/2, waarbij Θ de reeds genoemde verstelhoek van de kantelstaaf 31 is.
Het zal duidelijk zijn dat het aldus mogelijk is om een kantelstaaf 31 te koppelen met de motor 41 door eerst op de kantelstaaf 31 een koppelstuk 70 of 100 te bevestigen, namelijk door een uiteinde van de kantelstaaf 31 te plaatsen in het daar op passende koppelgat 75 van het koppelorgaan 70 of 100, en vervolgens het uitgangsorgaan 55 in aangrijping te brengen met de koppelpen 71 van het koppelorgaan 70 of 100 door de aandrijfkast 44 met de montagestukken 46 eenvoudigweg axiaal te verschuiven in de richting van de kantelstaaf 31.
Zoals reeds is opgemerkt, is het volgens de uitvinding goed mogelijk om het positie-instelmechanisme 40 snel aan te passen aan nieuwe of gewijzigde constructies van bovenbalken 11 en/of kantelstaven 31, doordat het alleen nodig is dat de montagestukken 46 en/of de koppelstukken 70 of 100 worden aangepast, terwijl de aandrijfkast 44 met de daarin geplaatste motor 41 en het tandwieloverbrengingsstelsel 45 alsmede het uitgangsorgaan 55 ongewijzigd kunnen blijven. Het is dan mogelijk, dat aan een fabrikant van een bepaald jaloezie-type een set wordt geleverd van een aandrijfkast 44 met twee aan dat type jaloezie aangepaste montagestukken 46 en één aan de betreffende kantelstaaf 31 aangepast koppelstuk 70 danwel meervoudig koppelstuk 100. Dit betekent echter, dat men na het ontvangen van een order eerst dergelijke sets moet samenstellen, hetgeen tijd kost. De uitvinding voorziet als alternatief, dat bij het vervaardigen sets worden samengesteld bestaande uit een aandrijfkast 44, alle bekende montagestukken 46 in tweevoud, en alle bekende koppelstukken 70 en 100. Dit biedt het voordeel, dat alle samengestelde sets aan elkaar identiek zijn, en dat desgewenst een bepaalde voorraad van dergelijke sets kan worden aangelegd, zodat men na het ontvangen van een order direct kan leveren. Bij het monteren van het positie-instelmechanisme in een bovenbalk 11 hoeft men dan alleen de bijpassende montagestukken 46 en koppelstukken 70 of 100 uit te zoeken; de overige montagestukken en koppelstukken zijn overbodig.
Dit aspect van de uitvinding biedt ook het voordeel, dat het mogelijk is om een universele set op de markt te brengen, waarmee bijvoorbeeld een doe-het-zelver een reeds bestaande jaloezie kan voorzien van een positie-instelmechanisme, ongeacht het type van zijn jaloezie.
Een volgend aspect van de onderhavige uitvinding zal worden besproken onder verwijzing naar figuur 12.
Het is gewenst, dat de motor 41 bij bekrachtiging daarvan te allen tijde een constante rotatiesnelheid heeft, ongeacht veranderingen en/of variaties in de ondervonden rotatie-weerstand.
Met variaties in de ondervonden rotatie-weerstand wordt bedoeld, dat tijdens het uitvoeren van een positie-verstelling een positie-traject wordt doorlopen waar de weerstand (wrijving) niet overal dezelfde is maar van plaats tot plaats varieert. Als ten gevolge daarvan de rotatiesnelheid van de motor zou variëren, neemt de gebruiker dat waar in de vorm van variaties in de toonhoogte van het door de motor opgewekte geluid. Dit wordt niet alleen als storend ervaren, maar ook geassocieerd met een gebrekkig functioneren van de motor, en is derhalve ongewenst.
Met veranderingen in de ondervonden rotatie-weerstand wordt bedoeld, dat de rotatie-weerstand met het verloop van de tijd veranderingen ondergaat, zoals bijvoorbeeld door het optreden van slijtage en/of vervuiling van de bewegende onderdelen in het kantelmechanisme 30.
Als ten gevolge van één of meerdere van de genoemde effecten de rotatiesnelheid van de motor zou afwijken van een bepaalde streefwaarde, dan heeft dit tot gevolg, dat de tijd die benodigd is om de lamellen van de ene uiterste kantelstand naar de andere uiterste kantelstand te bewegen, afwijkt van een bij genoemde streefwaarde behorende normtijd. Evenzo treden er dan afwijkingen op in de tijd die benodigd is om de lamellen van de ene uiterste kantelstand te bewegen naar een voorafbepaalde streefstand, bijvoorbeeld de middenstand. Dit is in het bijzonder van nadeel bij automatische bediening, zoals bijvoorbeeld wanneer de jaloezieën zijn aangesloten op een centraal bedieningssysteem dat reageert op de zonnestraling. Het is natuurlijk mogelijk om de jaloezieën uit te rusten met positie-sensoren, die een met de momentane kantelstand van de lamellen corresponderend signaal verschaffen aan de automatische bedieningseenheid. Op basis van een dergelijk signaal kan de automatische bedieningseenheid de lamellen vanuit elke willekeurige stand steeds in de gewenste stand brengen, ongeacht de tijd die daarvoor nodig is. Een dergelijk systeem is echter relatief duur. Vanwege dit kostenaspect wordt er daarom de voorkeur aan gegeven om de lamellen te positioneren op basis van de tijdsduur van een bekrachtigings-signaal. Het zal echter duidelijk zijn dat de gewenste stand alleen dan met een zekere mate van nauwkeurigheid kan worden bereikt, indien de rotatiesnelheid van de motor met een bepaalde nauwkeurigheid bekend is.
Maar zelfs wanneer geen gebruik gemaakt wordt van automatische bediening is een nauwkeurige rotatiesnelheid van de motor gewenst. Te denken valt bijvoorbeeld aan een praktijksituatie waarin binnen één ruimte meerdere jaloezieën tegelijkertijd worden bediend met één en hetzelfde bedieningssysteem. Een veel voorkomende praktijkopdracht is dan om de lamellen vanuit een volledig gesloten toestand (een uiterste kantelstand) te brengen naar de volledig geopende toestand (de middenstand), of naar een andere stand die een voor de gebruiker aanvaardbaar lichtniveau oplevert. De gebruiker zal dan de motoren van al die jaloezieën bekrachtigen totdat hij tevreden is met de bereikte kantelstand.
Met andere woorden: al die verschillende motoren worden gedurende dezelfde tijd bekrachtigd. Het zal dan duidelijk zijn dat, indien er exemplarische verschillen optreden tussen de rotatie-snelheden van de verschillende motoren onderling, de lamellen van de verschillende jaloezieën zich in onderling verschillende kantelstanden zullen bevinden. Dit is ongewenst, omdat dan achter de verschillende jaloezieën onderling verschillende lichtniveaus zullen heersen.
Volgens de uitvinding kunnen de genoemde problemen worden opgelost door voor de motor 41 een overbemeten type te gebruiken, dat wil zeggen dat de maximaal door de motor 41 leverbare kracht (koppel) vele malen groter is (10 a 20 keer) dan de belasting die tijdens normale gebruiksomstandigheden in de praktijk wordt ondervonden. Voorts is voorzien in een besturingsorgaan 150 voor de motor 41 dat, in respons op eer. bij een ingang 151 ontvangen signaal van de ontvanger 43, bij zijn uitgang 152, 153 een aandrijfspanning voor de motor 41 opwekt, welke aandrijfspanning met een voorafbepaalde nauwkeurigheid een voorafbepaalde waarde heeft. Hierdoor zal de motor 41 gaan roteren met een betrekkelijk nauwkeurige, door de voorafbepaalde aandrijfspanning bepaalde rotatiesnelheid, waarbij de door de motor 41 opgenomen stroomsterkte afhankelijk is van de ondervonden weerstand.
Voorts is voorzien in stroombegrenzingsmiddelen 154 die dienen om de door de motor 41 opgenomen stroomsterkte te beperken tot een voorafbepaalde waarde. Dit kan worden gerealiseerd door in de voedingsleiding naar de motor 41 een stroomsensor 154 op te nemen die een voor de stroomsterkte representatief signaal verschaft aan het besturingsorgaan 150, zoals geïllustreerd. Ook is het mogelijk om in de voedingsleiding naar de motor 41 een stroombegrenzer op te nemen.
Door het begrenzen van de stroomsterkte wordt bereikt, dat de door de motor 41 geleverde kracht een voorafbepaalde waarde niet zal overschrijden wanneer de lamellen 12 een eindstand bereiken of om een andere reden geblokkeerd worden. Het bereiken van een eindstand wordt volgens de uitvindings-gedachte bepaald door de samenwerkende nokken 65 en 76 danwel de nokken 65, 140, 136 116, zodat het niet nodig is om te voorzien in relatief dure en betrekkelijk veel ruimte vergende eindschakelaars. Omdat door de stroombegrenzing de door de motor 41 geleverde kracht wordt beperkt, is het niet nodig om te voorzien in een relatief dure en betrekkelijk veel ruimte vergende slipkoppeling.
Voorts wordt hierdoor de mogelijkheid geboden om, zelfs nadat de lamellen 12 een eindstand hebben bereikt, de motor 41 nog verder te bekrachtigen om alle speling uit de diverse onderdelen te elimineren, zonder dat zij te zwaar belast worden.
Het zal duidelijk zijn, dat het besturingsorgaan 150 een geïntegreerd geheel kan zijn met de stroombegrenzingsmiddelen 154 .
Het zal voor een deskundige duidelijk 2ijn dat het mogelijk is de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding te veranderen of te modificeren, zonder af te wijken van de uitvindingsgedachte of de beschermings-omvang zoals gedefinieerd in de conclusies.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de jaloezie verticale lamellen 12 heeft, welke geroteerd worden om hun verticale lichaamsas.
Voorts is het mogelijk dat de koppelpen 71 en het koppelgat 58 een andere dwarsdoorsnede-contour hebben dan geïllustreerd, en/of dat een koppelpen is aangebracht op het uitgangsorgaan 55 terwijl een bijpassend koppelgat is aangebracht in het koppelstuk 70 of 100.
Voorts is het mogelijk dat de aandrijfkast 44 bestemd is om geplaatst te worden buiten de bovenbalk, in welk geval de montageorganen op corresponderende wijze gewijzigd zijn.
Voorts is het mogelijk dat de pennen of klikvingers 47 zijn aangebracht aan de montageorganen 46, en dat de corresponderende gaten 48 zijn aangebracht in de aandrijfkast 44 .
Voorts hoeven de nokken 76, 136, 140 niet over hun gehele lengte α, δ, ε door te lopen maar kunnen zij onderbroken zijn: het effect volgens de uitvinding wordt bereikt door de uiteinden 77, 78, 137, 138 en 141, 142 daarvan, het centrale deel van de nokken heeft geen functie.
Voorts is het mogelijk dat een meerdelig koppelstuk 100 meerdere achter elkaar geplaatste en in elkaar ingrijpende tussenringen 130 omvat die alle zijn aangebracht rond het cilindrisch gedeelte 113 van het eigenlijke koppelstuk 110, om de rotatievrijheid φ van het koppelstuk aan te passen aan situaties waarin de verstelhoek van het roteerbaar onderdeel waarvan de positie moet worden ingesteld, groter is dan 600°.
Voorts is het mogelijk dat alle tussenringen 130 aan elkaar gelijk zijn, waarbij de noklengten van de tussennokken 136 en 140 gelijk aan ongeveer 2 mm kunnen zijn, hetgeen bij de gekozen afmetingen neerkomt op waarden voor δ en ε van ongeveer 30°. Voor een bepaald type jaloezie kan dan γ worden bepaald volgens de formule γ * 630° - Θ, voor waarden van Θ tussen 300° en 600°. Dit biedt het voordeel dat slechts één type tussenring 130 vervaardigd hoeft te worden, zodat er bij een stelsel van verschillende meerdelige koppelstukken 100 slechts één enkele tussenring 130 aanwezig hoeft te zijn.
Voorts is het mogelijk dat de motor 41 wordt bekrachtigd met een geregelde aandrijfstroom, en dat de spanning wordt bewaakt.

Claims (30)

1. Positie-instelmechanisme (40) voor het instellen van een positie van een roteerbaar onderdeel (31), omvattende: een motor (41); en middelen voor het koppelen van de motor met het roteerbaar onderdeel; met het kenmerk: dat de motor (41) is opgesteld in een aandrijfkast (44); dat genoemde koppelmiddelen een roteerbaar in de aandrijfkast (44) gelagerd, vast met de motor (41) gekoppeld uitgangsorgaan (55) omvatten; en dat genoemde koppelmiddelen een verwisselbaar koppelstuk (70; 100) omvatten, dat enerzijds koppelbaar is met genoemd uitgangsorgaan (55) en anderzijds koppelbaar is met genoemd roteerbaar onderdeel.
2. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 1, waarbij het koppelstuk (70; 100) voor kracht-overdragende rotatie kan worden gekoppeld met genoemd uitgangsorgaan (55) door middel van een insteekverbinding.
3. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 2, waarbij het koppelstuk (70; 100) is voorzien van een koppelpen (71) en waarbij het uitgangsorgaan (55) is voorzien van een koppelgat (58), waarbij genoemde koppelpen (71) en genoemd koppelgat (58) bij elkaar passende dwarsdoorsneden hebben.
4. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 3, waarbij de contour van de dwarsdoorsnede van genoemde koppelpen (71) en genoemd koppelgat (58) een zeskant is.
5. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 3 of 4, waarbij de koppelpen (71) is voorzien van ten minste één in de lengterichting verlopende groef (81).
6. Positie-instelmechanisme volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het uitgangsorgaan (55) als een enkel vormstuk is vervaardigd met een tandwiel (57) van een in de aandrijfkast (44) opgesteld tandwieloverbrengingsstelsel (45).
7. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 3-6, waarbij het koppelstuk (70; 100) is voorzien van een met de koppelpen (71) uitgelijnd koppelgat (75) waarvan de dwarsdoorsnede correspondeert met die van genoemd roteerbaar onderdeel (31) .
8. Positie-instelmechanisme volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het koppelstuk (70) is voorzien van een naast de koppelpen (71) geplaatste nok (76) die is ontworpen voor samenwerking met een ten opzichte van de aandrijfkast gefixeerde aanslagnok (65).
9. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 8, waarbij de nok (76) de vorm heeft van een cirkelboogsegment.
10. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 9, waarbij de lengte van de nok (76) ongeveer gelijk is aan of groter is dan 2 mm.
11. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 9, waarbij de noklengte (a) van de nok (76) voldoet aan de formule α = 360° - β - θ waarbij JJ de hoekafmeting is van de aanslagnok (65), en waarbij Θ de verstelhoek is van genoemd roteerbaar onderdeel (31).
12. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 8-11, waarbij diametraal tegenover de nok (76) een referentie-middel zoals een uitsparing (80) is aangebracht in het koppelstuk (70).
13. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 7-12, waarbij is voorzien in een stelsel van verschillende koppelstukken (70), van welke koppelstukken (70) individueel steeds het koppelgat (75) is aangepast aan de contour van een kantelstaaf (31) van een bepaald type jalouzie, terwijl de noklengte (a) van de nok (76) steeds is gekozen in relatie tot de verstelhoek Θ van die kantelstaaf (31).
14. Positie-instelmechanisme volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het koppelstuk (100) meerdelig is, en is voorzien van een eigenlijk koppelstuk (110) en ten minste één tussenring (130) .
15. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 14, waarbij het eigenlijk koppelstuk (110) een cilindrisch gedeelte (113) omvat, en waarbij de tussenring (130) een ringvormig gedeelte (133) omvat waarvan de binnendiameter in hoofdzaak gelijk is aan de buitendiameter van het cilindrisch gedeelte (113) .
16. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 15, waarbij het eigenlijk koppelstuk (110) naast het cilindrisch gedeelte (113) is voorzien van een nok (116), waarbij op een eerste axiaal eindvlak (134) van het ringvormig gedeelte (133) een eerste tussennok (136) is gepositioneerd die is ontworpen voor samenwerking met genoemde nok (116) van het eigenlijk koppelstuk (110), en waarbij op een tweede axiaal eindvlak (135) van het ringvormig gedeelte (133) een tweede tussennok (140) is gepositioneerd die is ontworpen voor samenwerking met een ten opzichte van de aandrijfkast gefixeerde aanslagnok (65).
17. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 16, waarbij de eerste tussennok (136) de vorm heeft van een cirkelboogsegment met een noklengte (δ), en waarbij de tweede tussennok (140) de vorm heeft van een cirkelboogsegment met een noklengte (ε) , en waarbij de noklengten (δ, ε) van de tussennokken (136, 140) althans in hoofdzaak voldoen aan de formule Θ * 720° - β- γ- δ- ε waarbij β de hoekafmeting is van de aanslagnok (65) waarbij γ de hoekafmeting is van genoemde nok (116) van het eigenlijk koppelstuk (110), en waarbij Θ de verstelhoek is van genoemd roteerbaar onderdeel.
18. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 16- 17, waarbij diametraal tegenover de nok (116) een referentie-middel zoals een uitsparing (111) is aangebracht in het eigenlijk koppelstuk (110), en waarbij centraal ten opzichte van de eerste tussennok (136) een vergelijkbaar referentie-middel zoals een uitsparing (131) is aangebracht in de tussenring (130).
19. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 16- 18, waarbij is voorzien in een stelsel van verschillende meerdelige koppelstukken (100), van welke meerdelige koppelstukken (100) individueel steeds het koppelgat (75) is aangepast aan de contour van een kantelstaaf (31) van een bepaald type jalouzie, waarbij de lengte van genoemde nok (116) van al de eigenlijke koppelstukken (110) steeds gelijk gekozen is aan ongeveer 2 mm, terwijl de noklengten (δ en ε) van de tussennokken (136 en 140) van elke tussenring (130) aan elkaar gelijk zijn en steeds zijn gekozen in relatie tot de verstelhoek Θ van die kantelstaaf (31).
20. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 16-18, waarbij is voorzien in één tussenring (130) waarvan de noklengten (δ en ε) van de tussennokken (136 en 140) gelijk zijn aan ongeveer 2 mm, en waarbij is voorzien in een stelsel van verschillende eigenlijke koppelstukken (110), waarbij van elk eigenlijke koppelstukken (110) individueel steeds het koppelgat (75) is aangepast aan de contour van een kantelstaaf (31) van een bepaald type jalouzie, terwijl de lengte (γ) van genoemde nok (116) van elk eigenlijk koppelstuk (110) steeds is gekozen in relatie tot de verstelhoek Θ van die kantelstaaf (31) .
21. Positie-instelmechanisme volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfkast (44) is voorzien van ten minste één los montagestuk (46) om de aandrijfkast te positioneren ten opzichte van het roteerbaar orgaan (31).
22. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 21, waarbij de aandrijfkast (44) en het ten minste ene montagestuk (46) zijn voorzien van montagegaten (48) en daarin passende pennen (47).
23. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 22, waarbij de pennen (47) zijn uitgevoerd als klikvingers.
24. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 22 of 23, waarbij de pennen (47) zijn gevormd aan de aandrijfkast (44) en de gaten (48) zijn gevormd in de montagestukken (46).
25. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 21-24, waarbij een buitencontour van het ten minste ene montagestuk (46) is aangepast aan de binnencontour van een bovenbalk (11) van een jaloezie (10).
26. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 25, waarbij de aandrijfkast (44) bestemd is om gepostioneerd te worden buiten de bovenbalk (11), en waarbij het montagestuk bestemd is om tevens te fungeren als sluitstuk voor de bovenbalk (11).
27. Positie-instelmechanisme volgens conclusie 25 of 26, waarbij is voorzien in een stelsel van meerdere, onderling verschillende montagestukken (46), waarbij elk montagestuk (46) is aangepast aan de binnencontour van een ander type bovenbalk (11).
28. Positie-instelmechanisme volgens één der conclusies 25-27, waarbij elk montagestuk (46) is ontworpen om het uitgangs-orgaan (55) van de aandrijfkast (44) uit te lijnen met een kantelstaaf (31) van het betreffende type bovenbalk (11).
29. Positie-instelmechanisme volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de motor (41) is voorzien van een besturingsorgaan (150) dat is ingericht om de motor (41) aan te drijven met een constante spanning, en dat is voorzien in stroombegrenzingsmiddelen (154) voor het begrenzen van de door de motor (41) opgenomen stroomsterkte.
30. Combinatie van: een aandrijfkast (44) met daarin opgesteld een motor (41), een tandwieloverbrengingsstelsel (45) en een uitgangsorgaan (55); een stelsel van montageorganen (46) die alle via bijvoorbeeld klikvingers (47) kunnen worden gekoppeld met de aandrijfkast (44), en die elk individueel zijn aangepast aan de vorm en afmetingen van een bovenbalk (11) van verschillende typen van jaloezieën (10), zodat elk montageorgaan (46) geschikt is om de aandrijfkast (44) in de betreffende bovenbalk (11) te monteren met het uitgangsorgaan (55) uitgelijnd met een kantelstaaf (31) van die bovenbalk (11); en een stelsel van koppelorganen (70; 100) die alle via bijvoorbeeld een insteekverbinding (71) kunnen worden gekoppeld met het uitgangsorgaan (55), en die elk individueel een koppelgat (75) hebben dat is aangepast aan de vorm van een kantelstaaf (31) van die verschillende typen van jaloezieën (10), alsmede ten minste één nok (76; 116, 136, 140) waarvan een afmeting (α; γ, δ, ε) is gekozen in relatie tot de verstelhoek Θ van die kantelstaaf (31).
NL9402170A 1994-12-20 1994-12-20 Positie-instelmechanisme. NL9402170A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9402170A NL9402170A (nl) 1994-12-20 1994-12-20 Positie-instelmechanisme.
PCT/NL1995/000432 WO1996019634A1 (en) 1994-12-20 1995-12-20 Position adjusting mechanism
AU44014/96A AU4401496A (en) 1994-12-20 1995-12-20 Position adjusting mechanism

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9402170 1994-12-20
NL9402170A NL9402170A (nl) 1994-12-20 1994-12-20 Positie-instelmechanisme.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9402170A true NL9402170A (nl) 1996-08-01

Family

ID=19865046

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9402170A NL9402170A (nl) 1994-12-20 1994-12-20 Positie-instelmechanisme.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU4401496A (nl)
NL (1) NL9402170A (nl)
WO (1) WO1996019634A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2842859B1 (fr) * 2002-07-25 2006-01-20 Somfy Dispositif de protection solaire motorise comprenant un moyen de guidage du cable d'alimentation du moteur

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2522753A1 (fr) * 1982-03-05 1983-09-09 Int Standard Electric Corp Moteur avec reducteur a arbre de sortie a profil femelle et piece d'insertion associee
DE3904763A1 (de) * 1988-04-13 1989-10-26 Adriano Torresan Verglasungsanordnung, insbesondere zum schutz gegen sonneneinstrahlung

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2522753A1 (fr) * 1982-03-05 1983-09-09 Int Standard Electric Corp Moteur avec reducteur a arbre de sortie a profil femelle et piece d'insertion associee
DE3904763A1 (de) * 1988-04-13 1989-10-26 Adriano Torresan Verglasungsanordnung, insbesondere zum schutz gegen sonneneinstrahlung

Also Published As

Publication number Publication date
AU4401496A (en) 1996-07-10
WO1996019634A1 (en) 1996-06-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU667615B2 (en) A spring clutch assembly with reduced radial bearing forces
US7913739B2 (en) High-speed industrial roller door
US4884618A (en) Roller blind mounting and rolling system
US20070157519A1 (en) Electric blind
US6659156B2 (en) Screw transmission mechanism for a blind
US4466475A (en) Device for driving and stopping a roll blind
US6655441B2 (en) Friction transmission mechanism for a motor-driven blind
JP2003507609A (ja) リフトケーブルシステムを使用するガレージドアの操作に関するパラメータを検出し計測するためのシステム及び関連する方法
US4406319A (en) Venetian blind drive control
US6619365B1 (en) Plug-in transmission mechanism for a motor-driven blind
SG177908A1 (en) Adjustable drive coupling for adjacent architectural coverings
US7568555B2 (en) Rail system for a stairlift with movable end section
NL9402170A (nl) Positie-instelmechanisme.
EP1213438A3 (en) Single control tilt drive unit
US3717195A (en) Automatic metal louvered safety blind
CA2532092A1 (en) Electric blind
US5179990A (en) Torque limiting drive for blinds
NL2001963C (nl) Inrichting voor het paarsgewijs koppelen van roteerbare assen van systemen voor raambekleding.
AU616046B2 (en) Venetian blind lifting and tilting mechanism
US20060108080A1 (en) Continuous retractable shade for non-linear windows
AU631776B2 (nl)
NL1014115C2 (nl) Regel-constructie voor een klep die een gasvormig medium zoals een luchtstroom regelt.
CN218955795U (zh) 调节装置及检测设备
JPH0730875Y2 (ja) ブラインドのスラット駆動装置
EP1647666A2 (en) Device for selectively lowering and raising a pleated blind or a roller blind

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed