NL9401778A - Kast voor het tijdelijk opslaan van deegstukken. - Google Patents

Description

Kast voor het tiideliik opslaan van deeastukken.

De uitvinding heeft betrekking op een kast voor het tijdelijk opslaan van deegstukken, omvattende een eerste en een tegenover de eerste gelegen gelijkvormige tweede eindloze transportinrichting, waarbij elke transportinrichting ondersteund wordt door omkeerrollen ter plaatse waarvan de transportrichting van de transportinrichting verandert, waarbij de omkeerrollen van de eerste en tweede transportinrichting als paren tegenover elkaar liggen, draagelementen met twee uiteinden waarbij het ene uiteinde bij een eerste bevestigingspunt aan de eerste transportinrichting en het andere uiteinde bij een tweede bevestigingspunt aan de tweede transportinrichting bevestigd is, waarbij de eerste en tweede bevestigingspunten tegenover elkaar liggen, en deegbakken voor het bevatten van deegstukken waarbij elke deegbak aan een draagelement is bevestigd.

Een dergelijke kast is bekend uit het Duitse Auslegeschrift 2.109.363. Hierin wordt een rijskast beschreven waarin de deegbakken gedurende het doorlopen van de rijskast telkens na het passeren van een paar omkeerrollen een andere stand innemen, zodat de deegstukken in de deegbakken gerold worden om te veroorzaken dat de in het deeg aanwezige vloeistoffen uniform verdeeld worden, hetgeen tot een reproduceerbaar eindproduct leidt. Hoewel deze bekende rijskast redelijk bevredigend werkt, blijkt in de praktijk dat de uniforme verdeling van de vloeistoffen in de deegstukken te wensen overlaat en dat bovendien de structuur van, met name de buitenlaag van, de deegstukken niet altijd aan de gestelde eisen voldoet.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een kast voor het tijdelijk opslaan van deegstukken, zoals een rijs-, een koel- of een bufferkast te verschaffen, waarbij de uniforme verdeling van vloeistoffen in de deegstukken en de structuur van de deegstukken tijdens het verblijf in de kast ten opzichte van het verblijf in de bekende kast verbeterd wordt.

Hiertoe wordt een kast van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de kast voorzien is van middelen voor het tussen twee opeenvolgende paren omkeerrollen doen veranderen van de stand van de deegbakken van een eerste positie in een tweede positie en vice versa. De uitvinding berust op het inzicht dat het aantal malen dat een deegbak in de bekende kast van positie verandert afhankelijk is van het aantal paren omkeerrollen en de transportsnelheid van de transportinrichtingen. Hierdoor kan het voorkomen dat een deegstuk tijdens het verblijf tussen twee omkeerrollen een zodanig niet-uniforme structuur verkrijgt dat deze niet meer door het omrollen na het passeren van de omkeerrollen kan worden gecorrigeerd. Volgens de uitvinding is het door de middelen mogelijk de deegbakken, met de zich daarin bevindende deegstukken, zo vaak als gewenst, tussen twee opeenvolgende paren omkeerrollen van de eerste in de tweede positie te kantelen, waardoor de deegstukken een zeer uniforme en reproduceerbare vorm verkrijgen.

Bij voorkeur worden de middelen gevormd door twee aan weerszijden van het eerste bevestigingspunt geplaatste aanslagorganen die een eerste lijn bepalen, door twee aan weerszijden van het tweede bevestigingspunt geplaatste aanslagorganen die een tweede lijn loodrecht op de eerste lijn bepalen, en door nabij de eerste en tweede transportinrichtingen geplaatste geleidingen voor het door het contacteren van de aanslagorganen veranderen van de stand van de deegbakken. Dergelijke middelen zijn op eenvoudig mechanische wijze aan te brengen en te integreren in de kast.

Wanneer de aanslagorganen door rollen gevormd worden, is de slijtage als gevolg van wrijving tijdens het contact tussen aanslagorganen en geleidingen gering.

Bij voorkeur zijn de deegbakken losneembaar aan de draagelementen bevestigd. Dit vereenvoudigt het onderhoud van de deegbakken en staat een verwisseling naar andere typen deegbakken toe.

Wanneer de deegbakken een ω-vormige doorsnede hebben worden de zich daarin bevindende deegstukken tijdens het veranderen van de stand van de deegbakken optimaal omgerold voor het verschaffen van een uniform, nagenoeg cilindrisch deegstuk. Tevens biedt deze ω-vorm een optimale ondersteuning voor het deegstuk tijdens het verblijf in de kast. Bovendien wordt hierdoor een opdeling van de deegbak in twee compartimenten verschaft, waardoor de mogelijkheid verschaft wordt elk compartiment met een ander materiaal te bedekken. Bij voorkeur wordt een compartiment voorzien van een materiaal met een hoog vochtop-nemend vermogen in welk compartiment het deeg zich gedurende korte tijd bevindt en het andere compartiment voorzien van een materiaal dat geen vocht opneemt waarin het deeg zich langere tijd bevindt, waardoor het andere compartiment tijd heeft om te drogen.

Om nadelige invloeden op de deegstructuur als gevolg van het hechten van de deegstukken aan de zijwanden of de dragende delen te voorkomen, zijn deze zijwanden en dragende delen in het algemeen van materiaal vervaardigd dat niet aan deeg hecht. Deze negatieve invloed van dit hechten blijkt door het omrollen van de deegstukken in de deegbakken ondanks het gebruik van dit soort materiaal nog aanwezig te zijn. Volgens de uitvinding wordt deze negatieve invloed verder voorkomen wanneer de zijwanden van de deegbakken van een materiaal vervaardigd zijn dat minder minder aan deeg hecht dan het materiaal waarvan de dragende delen van de deegbakken zijn vervaardigd.

Enige uitvoeringsvoorbeelden van een kast voor het tijdelijk opnemen van deegstukken volgens de uitvinding zullen nu, bij wijze van voorbeeld, aan de hand van de tekening besproken worden. Hierin toont: figuur 1 schematisch in perspectief een kast volgens de uitvinding, figuur 2 schematisch in zij-aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede de kast volgens figuur 1, figuur 3 schematisch in vooraanzicht een deegbak met draagelement te gebruiken in een kast volgens de uitvinding, en figuur 4 schematisch een zij-aanzicht van de deegbak volgens figuur 3.

In figuur 1 is schematisch in perspectief een kast 1, zoals een rijs-, een koel- of een bufferkast, voor het tijdelijk opslaan van deegstukken weergegeven. De kast 1 omvat een eerste 2 en een tegenover de eerste gelegen gelijkvormige tweede 3 eindloze transportinrichting. De transportinrichtingen kunnen door kettingen, banden of lijnen gevormd worden. Elke transportinrichting 2, 3 wordt ondersteund door omkeerrollen 4, 5, 6, 7 respectievelijk 4', 5', 6', 7', die als paren tegenover elkaar liggen. Ter plaatse van elke omkeerrol veranderen de transportinrichtingen hun transportrichting. Verder bevat de kast 1 draagelementen, waarvan er één 8 in figuur 1 is getoond met twee uiteinden 9, 9'. Het ene uiteinde is bij een eerste bevestigingspunt 10 aan de eerste transportinrichting 2 en het andere uiteinde 9' is bij een tweede bevestigingspunt 10' aan de tweede transportinrichting 3 bevestigd. De eerste 10 en tweede 10' bevestigingspunten liggen tegenover elkaar. De bevestiging van de draagelementen 8 aan de transportinrichtingen 2, 3 is een vrij hangende bevestiging, met andere woorden een bevestiging waardoor bij het passeren van een omkeerrol de stand van de draagelementen niet wijzigt, zoals in figuur 2 aan de hand van de twee onderste draagelementen blijkt.

Figuur 2 toont een deel van de kast van figuur 1 in zij-aanzicht. Deegbakken 11 voor het bevatten van deegstukken 12 zijn aan de draagelementen 8 bevestigd. Teneinde te voorkomen dat de structuur van de deegstukken 12 tijdens het verblijf in de kast nadelig wordt beïnvloed is de kast voorzien van middelen voor het tussen twee opeenvolgende paren omkeerrollen doen veranderen van de stand van de deegbakken van een eerste positie 13 in een tweede positie 14 en omgekeerd. De middelen worden bij voorkeur gevormd door mechanische elementen, zoals twee aan weerszijden van het eerste bevestigingspunt 10 geplaatste aanslagorganen 15, twee aan weerszijden van het tweede bevestigingspunt 10' geplaatste aanslagorganen 16 (figuur 3), en door nabij de eerste en tweede transportinrichtingen 2, 3 geplaatste geleidingen 17. De aanslagorganen 15 bepalen een eerste lijn die loodrecht staat op een tweede lijn bepaald door de aanslagorganen 16. Door het tijdens de beweging van de transportinrichtingen 2, 3 optredend contacteren van de aanslagorganen 15, 16 tegen de geleidingen 17 wordt de stand van de deegbakken 8 veranderd tussen de eerste een tweede posities zoals weergegeven in figuur 2. Slijtage als gevolg van wrijving tijdens het contact tussen de aanslagorganen en de geleidingen wordt beperkt wanneer de aanslagorganen als rollen zijn uitgevoerd, hoewel het gebruik van aanslagpennen van hard metaal of harde kunststof uiteraard ook tot de mogelijkheden behoort.

Het is dus mogelijk om door het aanbrengen van de geleidingen de deegbakken wanneer gewenst te kantelen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om vlak voor de uitvoer 18 van de deegstukken uit de kast de deegbakken te kantelen, om de deegstukken eventueel van de deegbakken te lossen. Hierdoor is het kantelen onafhankelijk van de transport-snelheid van de transportinrichtingen en aan het aantal omkeerrollen. De invoer 19 van de deegstukken vindt in het getekende voorbeeld onder in de kast plaats.

Een bijkomend gevolg van het veelvuldig omrollen van de deegstukken is dat de deegstukken een nagenoeg cilindrische vorm verkrijgen hetgeen bevorderlijk is voor de verdere bewerking van de deegstukken.

Om ongewenst uit de deegbakken vallen van de deegstukken te voorkomen en een voldoend groot draagopper-vlak voor de deegstukken te verschaffen zijn de middelen voor het kantelen van de deegbakken zodanig gerangschikt dat de opening 20 van elke deegbak in de eerste en tweede, uiterste posities 13, 14 een hoek maakt met de horizontaal die kleiner is dan 90°, bij voorkeur een hoek tussen 50° en 80°.

Bij voorkeur zijn de deegbakken 11 losneembaar aan de draagelementen bevestigd, met behulp van bevesti-gingselementen 21 die aan de draagelementen zijn bevestigd en bevestigingselementen 22 die aan de deegbakken 11 zijn bevestigd (figuur 4) . Op deze wijze kunnen de deegbakken voor onderhoud verwisseld worden en is een verwisseling naar een ander type deegbakken, zelfs tijdens bedrijf van de kast, mogelijk. Om het verwijderen van de deegbakken 11 te vereenvoudigen kunnen de deegbakken 11 een verdikte rand 23 bevatten, zoals in figuur 4 is weergegeven.

Hoewel de deegbakken van velerlei vorm, bijvoorbeeld C-vormig, kunnen zijn, is gebleken dat een ω-vormige deegbak ongeacht de grootte van het daarin opgenomen deegstuk, het deegstuk een uniforme structuur en een cilindrische vorm geeft. Bovendien verschaft de ω-vorm twee compartimenten aan elke deegbak, waarbij elk compartiment met een ander materiaal bedekt kan zijn, voor het realiseren, bijvoorbeeld samen met aangepaste kanteltij-den, van gewenste effecten. Zo is bijvoorbeeld een goede droging van het deeg te realiseren door de ene compartiment te voorzien van materiaal met een hoog vochtopnemend vermogen en andere compartiment van niet-vochtopnemend materiaal, en de kanteltijden zodanig in te stellen dat het deeg zich kort in het ene en lang in het andere compartiment bevindt.

Om plakken of hechten van de deegstukken tegen de zijwanden of de dragende delen van de deegbakken te voorkomen zijn de zijwanden van de dragende delen van een materiaal vervaardigd dat in geringe mate of niet aan deeg hecht. Geschikte materialen zijn bijvoorbeeld katoen, teflon, vilt, teflonvilt, polyethyleen en dergelijke. Teneinde ook tijdens het veelvuldig omrollen nadelige invloeden van de zijwanden en de dragende delen op de structuur van de deegstukken te voorkomen zijn volgens de uitvinding de zijwanden van een materiaal vervaardigd, bijvoorbeeld teflonvilt, dat minder aan deeg hecht dan het materiaal, bijvoorbeeld katoengaas, waarvan de dragende delen van de deegbakken zijn vervaardigd. Een dergelijke deegbak is te vervaardigen door bijvoorbeeld ω-vormige zijwanden met teflonvilt te bekleden en katoengaas 25 op de randen van de zijwanden en om stangen 24, zoals in figuur 4 is weergegeven, te bevestigen.

Claims (8)

1. Kast voor het tijdelijk opslaan van deegstuk-ken, omvattende een eerste en een tegenover de eerste gelegen gelijkvormige tweede eindloze transportinrichting, waarbij elke transportinrichting ondersteund wordt door omkeerrollen ter plaatse waarvan de transportrichting van de transportinrichting verandert, waarbij de omkeerrollen van de eerste en tweede transportinrichting als paren tegenover elkaar liggen, draagelementen met twee uiteinden waarbij het ene uiteinde bij een eerste bevestigingspunt aan de eerste transportinrichting en het andere uiteinde bij een tweede bevestigingspunt aan de tweede transportinrichting bevestigd is, waarbij de eerste en tweede bevestigingspunten tegenover elkaar liggen, en deegbakken voor het bevatten van deegstukken waarbij elke deegbak aan een draagelement is bevestigd, met het kenmerk, dat de kast voorzien is van middelen voor het tussen twee opeenvolgende paren omkeerrollen doen veranderen van de stand van de deegbakken van een eerste positie in een tweede positie en vice versa, voor het zo vaak als gewenst tussen twee opeenvolgende paren omkeerrollen doen kantelen van de deegbakken.

2. Kast volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de middelen gevormd worden door twee aan weerszijden van het eerste bevestigingspunt geplaatste aanslagorganen die een eerste lijn bepalen, door twee aan weerszijden van het tweede bevestigingspunt geplaatste aanslagorganen die een tweede lijn loodrecht op de eerste lijn bepalen, en door nabij de eerste en tweede transportinrichtingen geplaatste geleidingen voor het door het contacteren van de aanslagorganen veranderen van de stand van de deegbakken.

3. Kast volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de aanslagorganen door rollen gevormd worden.

4. Kast volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de deegbakken losneembaar aan de draagelementen bevestigd zijn.

5. Kast volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de deegbakken een ω-vormige doorsnede hebben, waardoor elke deegbak twee compartimenten heeft.

6. Kast volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de naar het deeg gerichte wanden van één der compartimenten bedekt zijn met een materiaal met een hoog vochtop-nemend vermogen.

7. Kast volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de naar het deeg gerichte wanden bedekt zijn met een niet aan deeg hechtend materiaal.

8. Kast volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de zijwanden van de deegbakken van een materiaal vervaardigd zijn dat minder aan deeg hecht dan het materiaal waarvan de dragende delen van de deegbakken zijn vervaardigd.