NL9401753A - Meersamenstel. - Google Patents

Meersamenstel. Download PDF

Info

Publication number
NL9401753A
NL9401753A NL9401753A NL9401753A NL9401753A NL 9401753 A NL9401753 A NL 9401753A NL 9401753 A NL9401753 A NL 9401753A NL 9401753 A NL9401753 A NL 9401753A NL 9401753 A NL9401753 A NL 9401753A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coupling
assembly
coupling part
bodies
quick
Prior art date
Application number
NL9401753A
Other languages
English (en)
Inventor
Anton Coppens
Original Assignee
Heerema Group Services Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Heerema Group Services Bv filed Critical Heerema Group Services Bv
Priority to NL9401753A priority Critical patent/NL9401753A/nl
Publication of NL9401753A publication Critical patent/NL9401753A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B22/00Buoys
    • B63B22/02Buoys specially adapted for mooring a vessel
    • B63B22/021Buoys specially adapted for mooring a vessel and for transferring fluids, e.g. liquids
    • B63B22/025Buoys specially adapted for mooring a vessel and for transferring fluids, e.g. liquids and comprising a restoring force in the mooring connection provided by means of weight, float or spring devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B21/00Tying-up; Shifting, towing, or pushing equipment; Anchoring

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Bridges Or Land Bridges (AREA)

Description

Meersamenstel.
De uitvinding heeft betrekking op een samenstel voor het tijdelijk neren van een drijfvermogen bezittend lichaam aan een relatief plaatsvast lichaam.
In de offshore is het vaak nodig dat een hulp-vaartuig zoals een SSCV (Semi Submersible Crane Vessel) of een barge, tijdelijk afgemeerd wordt aan een plaatsvast lichaam, zoals een olie- of gasplatform, een flotel of een op dynamische wijze gepositioneerd schip. Gedurende de tijd dat deze schepen afgemeerd zijn kunnen werkzaamheden verricht worden, zoals het met behulp van de kranen van een SSCV van een bovenbouw heffen van een platform, het afgeven of opnemen van lasten met behulp van barges, die dan afgemeerd worden aan een relatief plaatsvast SSCV, enzovoort.
Het afmeren van voornoemde lichamen aan elkaar, zoals een barge aan een SSCV, geschiedt met behulp van een aantal meerdraden. Hierbij zorgen fenders ervoor dat de beide lichamen op een minimale afstand van elkaar gehouden worden. Deze wijze van af meren is te vergelijken met die van een schip aan een kade, maar de meer lengte is echter beperkt, zodat de meerdraden relatief kort en daardoor relatief stijf zullen zijn. Wanneer het afgemeerde lichaam als gevolg van een hoge zee weg van het relatief plaatsvaste lichaam zal worden bewogen, dan bestaat er een grote kans op bezwijken van de meerdraden. Het is daarom dat men beide lichamen slechts bij een relatief rustige zee bij elkaar zal brengen door afmeren en in het geval van verwachte, zwaardere weersomstandigheden (tijdelijk) van elkaar zal verwijderen.
De uitvinding heeft nu tot doel in de bovenbesproken situatie verbetering 'te brengen, en verschaft hiertoe een samenstel voor het tijdelijk meren van een drijfvermogen bezittend lichaam aan een relatief plaats- * en oriëntatievast plaatsvast lichaam, waarbij beide lichamen met hun afmeerzijden tegenover elkaar gelegen zijn, omvattend tenminste twee in horizontale richting op afstand van elkaar gelegen, in hoofdzaak parallelle en zich dwars op de afmeerzijden uitstrekkende verbindingsstellen, die elk een bevestigingsmiddel omvatten, dat bevestigd is aan het ene van de beide lichamen en in een verticaal vlak verdraaibaar verbonden is met een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkend eerste deel van een verzwaard koppelor-gaan, waarvan een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend, stijf tweede deel aan één eind in een verticaal vlak beweegbaar verbonden is met het eerste deel van het kop-pelorgaan en het koppelorgaan voorzien is van losmaakbare snelkoppelmiddelen voor koppeling van beide lichamen aan elkaar.
Een dergelijk samenstel is relatief gemakkelijk te realiseren en op te breken door de aanwezigheid van de losmaakbare snelkoppelingen. Hierbij wordt opgemerkt dat onder een "snelkoppeling" een koppeling wordt verstaan die "snel" is ten opzichte van de tijdsduur voor het afmeren (koppelen) van schepen en/of bakken met gebruik van stootkussens en afmeerlijnen. Nadat de afmeerzijdes van beide lichamen tegenover elkaar en op een geschikte onderlinge afstand zijn gebracht kan de verbinding tussen beide lichamen gerealiseerd worden. Voor de koppeling zijn geen hulpvaartuigen benodigd, zoals dat wel het geval is bij het uitbrengen van ankers. Het koppelorgaan zorgt er door zijn opbouw en door zijn zwaarte voor dat een wijziging in de onderlinge afstand van de afmeerzijden van de beide lichamen ten opzichte van een streefstand, waarbij het eerste deel in hoofdzaak verticaal staat, als vanzelf een terugstellende kracht teweeg brengt, die, wegens het verzwaard uitgevoerd zijn van het koppelorgaan, een bij de optredende krachten voldoend grote terugstelkracht oplevert. De parallelle opstelling van de verbindingsstellen maakt dat ook een onderlinge relatieve verdraaiing van de beide afmeerzijden van de af meer lichamen in het horizontale vlak als vanzelf gecorrigeerd zal worden.
Opgemerkt wordt dat op zich bekend zijn een-puntsmeersystemen, zoals bijvoorbeeld beschreven in de Europese octrooiaanvrage 0.287.173, de Britse octrooiaanvrage 2.144.694 en de Franse octrooiaanvrage 2.420.475, waarbij een opslagtanker via een verzwaard koppelorgaan, dat uit een eerste, zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkend deel en een tweede, zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend tweede deel bestaat, verbonden is met een pijler of met een boei, waarbij de tanker met koppelorgaan en althans een deel van de pijler of de boei in het horizontale vlak verdraaibaar is om de gunstigste ligging ten opzichte van de golven en wind in te kunnen nemen. In enkele gevallen is ook de tanker in het horizontale vlak verdraaibaar ten opzichte van het koppelorgaan. Voor het tot stand brengen van de verbinding zijn vaak hulpschepen, zoals hefschepen, nodig.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding omvat het bevestigingsmiddel een stijve, zijwaarts uitstekende arm, die met één eind bevestigd is aan het ene van de beide lichamen en met het andere eind beweegbaar, in het bijzonder verdraaibaar verbonden is met het eerste deel van het koppelorgaan. In de gevallen waarin bij toenadering van de beide lichamen vanuit de eerdergenoemde streefstand of neutrale stand het ene van de beide lichamen zich bevindt in de bewegingsbaan van het verbindingspunt tussen het eerste deel en het tweede deel van het koppelorgaan wordt door de arm voldoende horizontale bewegingsruimte voor dat verbindings- punt verschaft.
Indien in de zojuist geschetste situatie het genoemde verbindingspunt zich beneden de bodem van het ene van de lichamen bevindt, dan kan het eerste deel van het koppelorgaan min of meer direct afhangen vanaf dat lichaam, bijvoorbeeld vanaf een bolder, waarmee het eerste koppeldeel snel gekoppeld kan worden.
Volgens een verdere ontwikkeling van het samenstel volgens de uitvinding zijn de losmaakbare snelkoppel-middelen gelegen aan het andere eind van het tweede koppeldeel en is het andere van de lichamen voorzien van daarmee samenwerkende snelkoppelmiddelen. Hierbij zullen de verbindingsstellen zich bijna geheel bevinden op het ene van de beide lichamen. Dit kan het relatief plaatsvaste lichaam zijn, maar alternatief ook het af te meren lichaam, zoals bijvoorbeeld een SSCV.
Het is hierbij voordelig indien het tweede koppeldeel een armconstructie vormt en middels een schar-nierverbinding verbonden is met het eerste koppeldeel, waarbij voorts middelen aanwezig zijn voor het in een verticaal vlak om de scharnierverbinding verdraaien van het tweede koppeldeel. Bij het afmeren zal dan vanaf het ene lichaam of, alternatief vanaf het andere lichaam, de armconstructie die het tweede koppeldeel vormt naar de geschikte snelkoppelmiddelen op het tegenoverliggende lichaam verzwaaid kunnen worden. De armconstructie kan hierbij ter verzwaring voorzien zijn van gewichtsverhogen-de blokken.
In een bijzonder voordelige alternatieve ontwikkeling van het samenstel volgens de uitvinding is het eerste koppeldeel flexibel, zoals bijvoorbeeld een ketting en is dit voorzien van een of meer gewichten, waarbij het tweede koppeldeel aan het ene eind voorzien is van middelen voor het op geleidende wijze omgrijpen van het flexibele eerste koppeldeel, waarbij het tweede koppeldeel aan het andere eind bevestigd is op het andere lichaam. Door toepassing van een langwerpig, flexibel eerste koppeldeel, dat op geleidende wijze omgrepen wordt door het tweede koppeldeel, ligt de plaats van het verbindingspunt tussen beide koppeldelen in verticale zin niet meer vast. Dit betekent dat hoogteverschillen tussen de beide bij elkaar te brengen lichamen vaak niet meer van belang zullen zijn, zodat dure en arbeidsintensieve aanpassing in de onderdelen van de verbindigsstellen niet meer nodig zullen zijn. Bovendien maakt de toepassing van het flexibele eerste koppeldeel de samenstelling van de verbindingsstellen eenvoudiger en goedkoper.
Door het tweede koppeldeel aan het ene eind te voorzien van rollers, waarlangs het flexibele, omgrepen eerste koppeldeel zich verplaatsen kan wordt een betrouwbare werking in de zelfcorrectie van de onderlinge afstand tussen de beide lichamen verzekerd.
Het is hierbij mogelijk dat het eerste koppeldeel zelf bevestigd wordt op een van de lichamen, of dat het tweede koppeldeel ter plaatse van de omgrijpmiddelen voorzien is van snelkoppelmiddelen.
Voor beide bovengenoemde verdere ontwikkelingen van het samenstel volgens de uitvinding kunnen bij voorkeur middelen aanwezig zijn voor het verstellen van de plaats van bevestiging van de op het ene van de beide lichamen bevestigde, zijwaarts daarvan uitstekende arm van de verbindingsstellen en/of van de oriëntatie van de arm. Dit is voordelig bij het samenbrengen of weer van elkaar verwijderen van de beide lichamen, omdat dan de koppel-werkzaamheden verricht kunnen worden onder het op een veilige afstand van elkaar houden van de lichamen, en na voltooide koppeling door binnenhalen of bijvoorbeeld opzwaaien van de arm de beide lichamen naar elkaar toe kunnen worden bewogen tot in de streefstand.
De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekening weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: figuren IA en 1B respectievelijk een schematisch zij-aanzicht en een schematisch bovenaanzicht van een eerste voorbeelduitvoering van het samenstel volgens de uitvinding, omvattend een SSCV en een barge; figuur IC een meer gedetailleerde weergave van de verbindingsstellen van het samenstel van figuren 1Ά en 1B; figuren 2A-2B een alternatief voor de uitvoering van figuren 1A-C; figuren 2C, D en E een mogelijke uitvoering van het tweede koppeldeel met snelkoppeling voor gebruik in de uitvoering van het samenstel van figuren 2A en 2B; figuren 3A en 3B respectievelijk een schematisch zij-aanzicht en een schematisch bovenaanzicht van een volgende voorbeelduitvoering van het samenstel volgens de uitvinding, waarbij een rig, een barge en een flotel met elkaar verbonden zijn; de figuren 4A en 4B respectievelijk schematisch zij-aanzicht en een schematisch bovenaanzicht van een volgende voorbeelduitvoering van het samenstel volgens de uitvinding, waarbij een barge geplaatst is tussen twee flotels; figuur 5 een schematisch zij-aanzicht van een andere voorbeelduitvoering van het samenstel volgens de uitvinding, waarbij een SSCV geplaatst is tussen twee flotels, nabij een jacketplatform; figuur 6 een schematische weergave is van nog een andere voorbeelduitvoering van het samenstel volgens de uitvinding, waarbij een dynamisch gepositioneerd vaartuig en een zwaar transportschip met elkaar verbonden zijn; en figuren 7A en 7B respectievelijk een schematisch zij-aanzicht en een schematisch bovenaanzicht van weer een andere voorbeelduitvoering van het samenstel volgens de uitvinding, waarbij eveneens een dynamisch gepositioneerd vaartuig en een zwaar transportschip met elkaar verbonden zijn.
In figuur 1 geeft 1 een SSCV weer, dat een schip 3, een kraan 4 en een dekhuis 5 omvat, en middels anker- lijnen 6 verankerd is op de boden van de zee 20. SSCV 1 is hier te beschouwen als een althans relatief horizontaal plaatsvast en rotatievast lichaam. Aan de linkerzijde steken van de SSCV twee uithouders 7 in zijwaartse richting uit. Zoals in figuur IC te zien is zijn deze uithouders 7 vast bevestigd op een zijwand van de SSCV 1, waarbij ter plaatse van 13 kabels of kettingen 8 aan de uithouders 7 bevestigd zijn. Deze kabels of kettingen 8 strekken zich neerwaarts uit tot een eind onder de waterspiegel en zijn aan hun ondereind bevestigd aan gewichten 9, bijvoorbeeld van 300 ton. De kabels 8 bieden een middel waarmee de barge 2 aan de SSVC 1 gemeerd kan worden. De barge 2 is voorzien van koppeldelen 10, die vast bevestigd zijn aan de barge 2 en voorzien zijn van een snel te openen en te sluiten ring 11, die voorzien is van rollers (niet weergegeven) voor doorvoer van de kabelketting 8.
Nadat de ring 11 in omsluiting is gebracht met de kabel of de ketting 8, hetgeen op wat voor hoogte langs de kabel of de ketting 8 plaats kan vinden, zullen de gewichten 9 er altijd voor zorgen, dat de barge 2 zich naar de in figuur 2 getekende stand zal bewegen, nadat door de invloed van wind of golven de barge verder weg van de SSCV l of meer daarnaartoe is bewogen. In het laatste geval kunnen bovendien de kussens 12 beschadigingen voorkomen.
Als alternatief van de in de figuren IA, 1B en IC weergegeven uitvoering zou de uithouder 7 ook bevestigd kunnen zijn op een plaats op de SSCV 1 nabij het ondereind daarvan, aangenomen dat de diepgang van de barge 2 daarbij geen problemen zou geven. In dat geval wordt de situatie omgekeerd en kan men de kabel of ketting 8 hangen of bevestigen aan een bolder op de barge 2. Men kan daarbij bijvoorbeeld een aanvankelijk lange kabel of ketting 8 met de kraan 4 brengen tot bij een op een grotere afstand van de SSCV 1 gelegen barge 2. Vervolgens kan men de kabel bevestigen op de bolder en de kraan weer binnenzwaaien onder het naar de SSCV toetrekken van de barge. Dan wordt de kabel of ketting 8 gekoppeld aan het koppeldeel dat zich beneden de waterspiegel op de SSCV 1 bevindt, en wordt de lengte van de kabel of de' ketting boven de bolder op de barge neergelaten en ontkoppeld en kan de kraan weer voor andere werkzaamheden gebruikt worden.
In figuur 2A is een alternatief weergegeven voor de opstelling die weergegeven is in de figuren 1A-1C.
Overeenkomstige onderdelen zijn weergegeven met gelijke * verwijzingscijfers, vermeerderd met een accent.
In de figuren 2A en 2B zijn een SSCV 1' en een barge 2' weergegeven, die met elkaar verbonden zijn middels een uithouder 7', een ketting 8' en een (tweede) koppeldeel 10'. De ketting 8' is aan het boveneind ter plaatse van 13' bevestigd aan de uithouder 7' en aan het ondereind bevestigd aan een gewicht 9'. De ketting 8' is doorgevoerd door snelkoppelopsluiting 10', die nader weergegeven is in de figuren 2C-E. Bijzonder is nu dat de ketting 8' over het gedeelte, dat in de praktijk als gevolg van relatieve verplaatsing van beide lichamen 1' en 2' door het koppeldeel 10' zal bewegen, omgeven is door een stijve pijp 50. Deze pijp 50 is door middel van niet weergegeven middelen vastgemaakt aan de ketting 8' en beweegt daardoor op en neer met de ketting 8'. Indien de lichamen 1' en 21 naar elkaar toe bewogen zijn ten opzichte van de situatie weergegeven in figuur 2A, dan wordt de situatie weergegeven in figuur 2B verkregen. De stalen pijp 50 is enigszins omhoog gekomen, maar daarbij is de ketting 81 zelf niet in aanraking geweest met het koppeldeel 10'. Bijgevolg is de ketting 8' daarbij niet onderworpen geweest aan slijtage-veroorzakende wrijvingskrachten.
Een bijkomend effect van het gebruik van de stijve stalen pijp 50 is dat door de in figuur 2B weergegeven kanteling van de pijp 50 het gewicht 9' verder verplaatst wordt ten opzichte van een verticaal door het hart van de doorgang van koppeldeel 10' dan het geval zou zijn indien de pijp 50 afwezig is. Hierdoor is in feite de veerconstructie die aanwezig is tussen de lichamen 1' en 2' verstijfd.
In de figuren 2C-2E is de snelkoppeling 10' van figuren 2Ά en 2B in detail weergegeven. Het koppeldeel 10' omvat een in hoofdzaak U-vormig frame 61, dat aan één eind ter plaatse van 60 op een in het horizontale vlak schar-nierbare wijze bevestigd is op de barge 2'. In het middendeel van het U-frame 61 is een rol 64 aangebracht, die verdraaibaar is om verdund gedeelte 63 van het U-frame 61. Aan het andere eind is het U-frame 61 voorzien van een bevestigingsoog 70. De ketting/pijp 8'/50 (hier schematisch aangegeven) wordt in de richting naar de barge 2' toe tegengehouden door een frame 65, dat vast bevestigd is aan de barge 2' en staven 66, 67 en 69 omvat, waarbij rollers 68 roteerbaar aangebracht zijn om verdunde staven 77. In de in figuur 2C weergegeven situatie wordt het U-frame 61 in de aangegeven pijlrichting verdraaid om in de figuur 2D weergegeven stand terecht te komen. Het bevestigingsoog 70 wordt hierbij in lijn gebracht met een tweetal op afstand boven elkaar geplaatste bevestigingsogen 72, die vast zijn aan de barge 2'. Dan wordt van onderaf, middels niet weergegeven drijfmiddelen, die bedienbaar zijn, een pen 71 ingevoerd, die de bevestigingsogen 72 en het daartussen gelegen bevestigingsoog 70 ten opzichte van elkaar vastlegt tegen beweging in het horizontale vlak. Het ver zwaaien van het U-frame 61 naar en uit de in figuur 2D weergegeven stand vindt plaats door middel van een aandrijving, die opgenomen is in het scharnier 60 en geactiveerd wordt middels motor H op de barge 2'.
Duidelijk is dat in de gesloten stand van koppeldeel 10' de pijp 50 op en neer kan bewegen langs de rollers 64 en 68, waarmee de onderlinge verticale beweging van de lichamen 1' en 2' zo min mogelijk wrijvingskrachten oproept, die anders slijtage zouden kunnen veroorzaken.
In de figuren 3Ά en 3B is weergegeven een barge 102, die geplaatst is tussen een rig 101 en een, hier schematisch aangegeven, flotel 101'. De rig 101 is door middel van hef poten 106 op de bodem van de zee 120 gesteld, en het flotel 101' is middels ankerlijnen 106' in die bodem verankerd. Tussen de barge 102 en het flotel 101' is een op zich bekende verbinding aangebracht, omvattend een A-frame 130, dat met een scharnierverbinding 131 bevestigd is op de barge 102 en met een losmaakbare verbinding 132 bevestigd is op het flotel 101'. Door geschikte, niet weergegeven middelen kan, na ontkoppeling, het A-frame 130 in de richting B opgezwaaid worden om de barge 102 en het flotel 101' van elkaar los te maken. Koppeling geschiedt in omgekeerde richting.
Aan de andere zijde van de barge 102 is de verbinding met de rig 101 gerealiseerd in overeenkomst met de uitvinding.
Te zien is een paar A-frames 107, die door middel van kabels 115 omhoog of neerwaarts te verzwaaien zijn. Bovenaan is het A-frame bevestigd aan een verbinding 108, zoals een staaf, kabel of ketting, die aan zijn ondereind scharnierbaar verbonden is met de eenheid die gevormd wordt door balk 110 en gewicht 109. Opgemerkt wordt dat een en ander hier schematisch is weergegeven, en dat het gewicht 109, dat vast is aan de balk 110, volledig geïntegreerd kan zijn met de balk 110. Aan het andere eind is de balk 110 op snel ontkoppelbare wijze verbonden middels koppeling 114 met daarvoor geschikte middelen op de rig 101. Met behulp van niet weergegeven middelen kan de balk 110 in de richting A opgezwaaid worden, dat wil zeggen met zijn linker uiteinde weg van de rig 101, onder verdraaiing om het scharnier met het ondereind van de staaf 108.
In de figuren 4A en 4B is een met de figuren 3A en 3B vergelijkbare uitvoering weergegeven. Voor vergelijkbare onderdelen zijn derhalve ook dezelfde verwij-zingscijfers gebruikt, echter vermeerderd met 100.
In de figuren 4A en 4B is nu een barge 202 weergegeven geplaatst tussen twee flotels 201 en 201'. Weergegeven is de lier 216, met behulp waarvan de kabel 217, die over de top van het A-frame 207 loopt en bevestigd is aan de balk 210, ingehaald of gevierd kan worden om de balk 210 te laten ver zwaaien in de richting van de pijlen A.
In figuur 5 is een situatie weergegeven die vaak zou kunnen voorkomen in offshore-omstandigheden. Ook hier zijn weer aan met hierboven behandelde uitvoeringen vergelijkbare onderdelen dezelfde verwijzingscijfers gegeven, vermeerderd met een of meerdere honderdtallen.
Vermeldenswaard bij deze uitvoering is dat de SSCV 302 hier aan weerszijden middels verbindingsstellen volgens de uitvinding verbonden is met flotels 301 en 301', waarbij aan de rechter zijde het A-frame 307 middels kabels 222 verbonden is met lier 223 om het A-frame 307 in de richtingen C op of neer te kunnen verzwaaien, om de vaste scharnierverbinding 221. Aldus is het mogelijk om de koppeling 314 te realiseren in een situatie, waarin het A-frame 307 meer horizontaal gericht is en de SSCV op een enige afstand is van het rechter flotel 301'. Hieraan voorafgaande zijn de flotels door bediening van de anker-lieren op een grotere afstand van elkaar gesteld dat hier weergegeven is. Aan de linker zijde zal hetzelfde gebeuren, alleen is hier ter illustratie een alternatieve oplossing weergegeven, namelijk die waarbij de verbinding 308, hier uitgevoerd als staaf 308, opgehangen is aan een kat 324, die verrijdbaar is over de bovenligger van het A-frame 307. In dat geval wordt de kat 324 bij een aanvankelijk grotere onderlinge afstand tussen de SSCV 302 en flotel 301 naar het linker eind van de bovenligger van A-frame 307 vervoerd, waarna de balk 310 naar koppeling ter plaatse van 314 verzwaaid wordt. Zijn beide koppelingen 314, dus links en rechts gerealiseerd, dan kan aan de linkerzijde de kat 324 op de juiste plaats gesteld worden, en hetzelfde geldt voor de stand van het A-frame 307 aan de rechter zijde van de SSCV 302. Door manipulatie van de stand van de beide A-frames kan de SSCV 302 juist gepositioneerd worden tussen de beide flotels 301 en 301'. Is dat gebeurd, dan kunnen de flotels 301 en 301' ook weer naar het op jacket 306'' geplaatste platform 301'' verplaatst worden. Uiteindelijk kunnen, en dat geldt ook voor de voorgaande uitvoeringen, bij bereikte juiste positionering diverse loopbruggen geplaatst worden.
Bij het ontkoppelen vinden de voornoemde handelingen plaats in omgekeerde volgorde en richting.
Gezien zal worden dat de uitvinding hiermee een snel te realiseren en op te heffen middel heeft verschaft voor het bij elkaar brengen en houden van een relatief plaatsvast en rotatievast lichaam en een ander, drijvend lichaam. Door de parallelle opstelling van de verbindingen worden ook onderlinge verdraaiingen weer vereffend, zodat de rotatievastheid van het ene lichaam doorgegeven wordt aan het afgemeerde lichaam.
Met tegenwoordig beschikbare besturingsmiddelen en aandrijvingen is het mogelijk om middels dynamisch positioneren een vaartuig op zijn plaats te houden, en zijn oriëntatie te laten behouden. De uitvinding, zoals die in het bijzonder weergegeven is in figuur 2, is ook hier toepasbaar, in het bijzonder waar een zogenaamd "diving support vessel" (DSV) gekoppeld moet worden met een zware-lastvaartuig (HLV). In figuur 6 is zo'n DSV 401 weergegeven, die voorzien is van in vier richtingen gekeerde straalbuizen met schroeven 406. Naast het DSV 401 is een HLV 402 af gemeerd. Het DSV 401 is op twee op afstand van elkaar gelegen plaatsen aan haar bakboordzijde voorzien van twee intrekbare uithouders 407, aan de uiteinden 413 waarvan een kabel 408 bevestigd is, die aan zijn ondereind voorzien is van een gewicht 409. Het HLV 402 is aan zijn stuurboordzijde voorzien van open en dicht te maken koppelringen 410, die met hun ringvormige ruimte 411 om de kabel 408 kunnen grijpen. Onderlinge verticale beweging tussen het HLV en het DSV is hierbij mogelijk, terwijl ook verschillen in diepgang er voor de koppeling niet toe doen. Het corrigeren naar de neutrale stand, zoals die is weergegeven in figuur 6, tussen de beide vaartuigen, vindt plaats op een wijze vergelijkbaar met die bij de uitvoering van de figuren IA en 1B.
In de figuren 7A en 7B is een alternatief weergegeven, waarbij eveneens de uitvinding weergegeven in figuur 2 gebruikt wordt. Hierbij is het zwaarlastvaartuig 502 voorzien van uithouder 507, waaraan een kabel 508 bevestigd is. Aan het ondereind van de kabel is weer een gewicht 508 bevestigd. Een hulpvaartuig 501, dat voorzien is van schroeven 506 voor dynamisch positioneren, is voorzien van middelen 510 voor het op geleidende wijze omgrijpen van de kabel 508. De middelen 510 zijn op eenvoudige wijze te openen en te sluiten.
In dit geval is er slechts één verbindingsstel 507-510 aanwezig. De onderlinge oriëntatie tussen de vaartuigen 501 en 502 wordt hierbij behouden door middel van twee meerlijnen 540 die zich vanaf het hek van het vaartuig 501 naar twee op afstand langs het stuurdboord van het zwaarlastvaartuig 502 uitstrekken en aldaar bevestigd zijn. Hiermee wordt de stand zoals weergegeven in fig. 7B gehandhaafd. Een beweging van het vaartuig 501 naar het zwaarlastvaartuig 502 toe wordt tegengewerkt door het verbindingsstel volgens de uitvinding.

Claims (20)

1. Samenstel voor het tijdelijk meren van een drijfvermogen bezittend lichaam aan een relatief plaats- * en oriëntatievast plaatsvast lichaam, waarbij beide lichamen met hun afmeerzijden tegenover elkaar gelegen zijn, omvattend tenminste twee in horizontale richting op afstand van elkaar gelegen, in hoofdzaak parallelle en zich dwars op de afmeerzijden uitstrekkende verbindingsstellen, die elk een bevestigingsmiddel omvatten, dat bevestigd is aan het ene van de beide lichamen en in een verticaal vlak verdraaibaar verbonden is met een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkend eerste deel van een verzwaard koppelor-gaan, waarvan een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrek-kend, stijf tweede deel aan één eind in een verticaal vlak beweegbaar verbonden is met het eerste deel van het kop-pelorgaan en het koppelorgaan voorzien is van losmaakbare snelkoppelmiddelen voor koppeling van beide lichamen aan elkaar.
2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij het bevestigingsmiddel een stijve, zich zijwaarts uitstrekkende arm (107; 207; 307) omvat, die met een eind bevestigd is aan het ene van de beide lichamen en met het andere eind beweegbaar verbonden is met het eerste deel (108; 208; 308) van het koppelorgaan.
3. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de losmaakbare snelkoppelmiddelen gelegen zijn aan het andere eind van het tweede koppeldeel (110; 210; 310) en het andere lichaam (101; 201; 301) voorzien is van daarmee samenwerkende snelkoppelmiddelen (114; 214; 314) .
4. Samenstel volgens conclusie 2 of 3, waarbij het tweede koppeldeel een armconstructie vormt en middels een scharnierverbinding verbonden is met het eerste kop- peldeel (108; 208; 308), waarbij voorts middelen aanwezig zijn voor het in een verticaal vlak om de scharnierverbinding verzwaaien van het tweede koppeldeel (110; 210; 310).
5. Samenstel volgens één der conclusies 1-4, waarbij het eerste koppeldeel (8) van de koppelorganen langwerpig is en zich in hoofdzaak in verticale richting uitstrekt.
6. Samenstel volgens conclusie 5, wanneer afhankelijk van conclusie 1, waarbij het eerste koppeldeel (8; 8') flexibel is en voorzien is van een of meer gewichten (9; 9'), waarbij het tweede koppeldeel (10; 10') aan het ene eind voorzien is van middelen voor het op geleidende wijze omgrijpen van het flexibele eerste koppeldeel en aan het andere eind bevestigd is op het andere lichaam (2; 2·).
7. Samenstel volgens conclusie 6, waarbij het flexibele eerste koppeldeel een ketting (8; 8') of kabel is.
8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de ketting of kabel een gedeelte omvat, dat omhuld is door een, bij voorkeur stijve, omhulling (50) met een glad en uniform buitenoppervlak voor bevordering van een soepele beweging van de ketting of kabel ten opzichte van het tweede koppeldeel.
9. Samenstel volgens conclusie 6, 7 of 8 waarbij het tweede koppeldeel aan het ene eind voorzien is van rollers (64, 68), waarlangs het, omgrepen eerste koppeldeel zich verplaatsen kan.
10. Samenstel volgens een der conclusies 6-9, waarbij het eerste koppeldeel voorzien is van de snelkop-pelmiddelen.
11. Samenstel volgens een der conclusies 6-9, waarbij de middelen (11; 11') voor het omgrijpen van het eerste koppeldeel (8; 8') tevens deel uitmaken van de snelkoppelmiddelen.
12. Samenstel volgens een der conclusies 2-11, waarbij middelen aanwezig zijn voor het verstellen van de plaats van bevestiging van de op het ene van de beide lichamen bevestigde, zijwaarts daarvan uitstekende arm van de verbindingsstellen en/of van de oriëntatie van de arm.
13. Samenstel voor het tijdelijk meren van een drijfvermogen bezittend lichaam aan een relatief plaatsvast lichaam, waarbij het ene lichaam voorzien is van tenminste één bevestigingsmiddel zoals een bolder, uithouder of juk, van welk bevestigingsmiddel een flexibel, langwerpig verbindingselement neerwaarts hangt, welk flexibele verbindingselement voorzien is van een gewicht, en waarbij het andere lichaam voorzien is van middelen, voor het geleidend omgrijpen van het flexibele verbindingselement.
14. Samenstel volgens conclusie 13, waarbij het flexibele langwerpige verbindingselement bevestigd is aan een juk, en de geleidende omgrijpmiddelen bedienbaar zijn om in en uit de omgrijping gebracht te worden.
15. Samenstel volgens conclusie 13 of 14, waarbij de omgrijpmiddelen voorzien zijn van als rollen uitgevoerde geleidingsoppervlakken voor het flexibele verbindingselement.
16. Samenstel volgens conclusie 13, 14 of 15, waarbij aan naar elkaar toegekeerde zijden van beide lichamen meerdere parallelle verbindingsstellen zijn gevormd door een uithouder, een flexibel verbindingselement en losmaakbare koppelmiddelen.
17. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het relatief plaatsvaste lichaam een op de zeebodem gefundeerd platform, een op de zeebodem verankerd schip, een kade of een op dynamische wijze gepositioneerd schip is.
18. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de snelkoppelmiddelen werkzaam zijn aan het andere eind van het tweede koppeldeel om het koppeldeel te koppelen met het andere lichaam.
19. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de snelkoppelmiddelen werkzaam zijn tussen beide koppeldelen.
20. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de snelkoppelmiddelen werkzaam zijn tussen het koppelorgaan en het bevestigingsmiddel.
NL9401753A 1994-10-21 1994-10-21 Meersamenstel. NL9401753A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9401753A NL9401753A (nl) 1994-10-21 1994-10-21 Meersamenstel.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9401753 1994-10-21
NL9401753A NL9401753A (nl) 1994-10-21 1994-10-21 Meersamenstel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9401753A true NL9401753A (nl) 1996-06-03

Family

ID=19864816

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9401753A NL9401753A (nl) 1994-10-21 1994-10-21 Meersamenstel.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9401753A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN111498018A (zh) * 2020-04-15 2020-08-07 国家海洋技术中心 水下感应耦合传输设备布放方法及布放装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2420475A1 (fr) * 1978-03-24 1979-10-19 Emh Systeme d'amarrage d'un corps flottant tel qu'un navire
NL8202334A (nl) * 1982-06-09 1982-08-02 Single Buoy Moorings Inrichting voor het op de plaats houden van een lichaam met drijfvermogen ten opzichte van een ander lichaam.
EP0152975A1 (en) * 1984-02-06 1985-08-28 Bluewater Terminal Systems N.V. Mooring device
US4784079A (en) * 1986-10-08 1988-11-15 Single Buoy Moorings Inc. Apparatus such as a working platform which by means of tension loaded tension member has been anchored and which has been provided with means for mooring a vessel
EP0337531A1 (en) * 1988-04-11 1989-10-18 Single Buoy Moorings Inc. Mooring system with quick-action coupling

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2420475A1 (fr) * 1978-03-24 1979-10-19 Emh Systeme d'amarrage d'un corps flottant tel qu'un navire
NL8202334A (nl) * 1982-06-09 1982-08-02 Single Buoy Moorings Inrichting voor het op de plaats houden van een lichaam met drijfvermogen ten opzichte van een ander lichaam.
EP0152975A1 (en) * 1984-02-06 1985-08-28 Bluewater Terminal Systems N.V. Mooring device
US4784079A (en) * 1986-10-08 1988-11-15 Single Buoy Moorings Inc. Apparatus such as a working platform which by means of tension loaded tension member has been anchored and which has been provided with means for mooring a vessel
EP0337531A1 (en) * 1988-04-11 1989-10-18 Single Buoy Moorings Inc. Mooring system with quick-action coupling

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN111498018A (zh) * 2020-04-15 2020-08-07 国家海洋技术中心 水下感应耦合传输设备布放方法及布放装置
CN111498018B (zh) * 2020-04-15 2021-08-20 国家海洋技术中心 水下感应耦合传输设备布放方法及布放装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10543890B2 (en) Marine lifting apparatus
US3605668A (en) Underwater riser and ship connection
US7527006B2 (en) Marine lifting apparatus
US7845296B1 (en) Marine lifting apparatus
US6517290B1 (en) Loading arrangement for floating production storage and offloading vessel
US5041038A (en) Offshore loading system
KR19990087092A (ko) 바다에 선박을 정박시키기 위한 시스템
NL8100936A (nl) Afmeersysteem.
CN104903187A (zh) 起重系统和附带的连接器锁扣组合件
EP1462358A1 (en) Mooring apparatus suited to a tanker transporting liquid gas
CN107109816A (zh) 桩扶正系统
NL8800927A (nl) Afmeersysteem met snelkoppeling.
US4406636A (en) Single-point mooring systems
US5028194A (en) Marine crane improvement
Rutkowski A comparison between conventional buoy mooring CBM, single point mooring SPM and single anchor loading sal systems considering the hydro-meteorological condition limits for safe ship’s operation offshore
US4441448A (en) Controlled mooring
NL9401753A (nl) Meersamenstel.
EP3732097A1 (en) A semi submersible vessel
KR101842665B1 (ko) 신축 가능한 체인 연결 장치
JPS6322912A (ja) 係留装置
BE1028183B1 (nl) Inrichting voor het heffen en op een ondergrond plaatsen van een langwerpig object, en overeenkomstige werkwijze
US11679844B2 (en) Mooring support structures, systems for mooring vessels, and processes for using same
US11492080B1 (en) Method and apparatus for unloading cargo in an offshore marine environment
US4580986A (en) Mooring system comprising a floating body having storage capacity e.g. a tanker and a buoy anchored to the sea bottom
US20220363355A1 (en) Marine lifting apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed