NL9401750A - Magnetisch bediende gasafsluiter en werkwijze voor het testen van een gasbrander. - Google Patents

Description

MAGNETISCH BEDIENDE GASAFSLUITER EN WERKWIJZE VOOR HET TESTEN VAN EEN GASBRANDER

De uitvinding heeft betrekking op een magnetisch bedienbare gasafsluiter voor het aan- en uitschakelen van gastoevoer, in het bijzonder naar de verbrandingsruimte van een op gas werkende koelkast, bijvoorbeeld in een camper, voorzien van een kleplichaam dat op een klepzitting kan rusten en door een magnetische kracht van die klepzitting kan worden gelicht. Met kleplichaam wordt het beweegbare deel van de klep bedoeld, dat de kern van de bedieningsmagneet omvat. Een dergelijke gasafsluiter kan worden gebruikt in een koelsysteem dat op gas werkt, waarbij steeds gedurende enige tijd een gasbrander warmte, die het koelsysteem doet functioneren, ontwikkelt. Daarbij wordt door middel van een regelsysteem de magneet van de gasafsluiter bekrachtigd, waardoor de gasklep wordt geopend. Vervolgens kan nabij een stroomafwaarts gelegen gasmondstuk op elektronische wijze een gasvlam worden ontstoken. Met de uitdrukking gasmondstuk of mondstuk wordt een samenstel van een gasbrander bedoeld, onder meer bestaande uit een sproeier en een verbrandingsruimte. Wanneer door middel van de gasvlam gedurende voldoende tijd warmte is ontwikkeld wordt de bekrachtiging van de magneet beëindigd, waardoor de gasklep sluit en de gasvlam dooft. Zolang de magneet niet bekrachtigd wordt, kan het kleplichaam van de afsluiter door middel van mechanische veermiddelen op de zitting worden geduwd, zodat de gasklep niet opent zolang de magneet niet bekrachtigd wordt.

Om verschillende redenen kan het wenselijk zijn de gastoevoer niet alleen door een magnetisch bedienbare klep te blokkeren, doch tevens door middel van een handbediende klep. Met name kan dit nodig zijn wanneer het mondstuk van de gasbrander moet kunnen worden getest door middel van een aparte gastoevoer die door middel van een test-gastoevoer-leiding wordt toegevoerd naar het gasmondstuk door deze test-gastoevoerleiding aan te sluiten op het huis van de gasafsluiter en wel stroomafwaarts ten opzichte van de magnetisch bedienbare gasklep. Wanneer de werking van de gasbrander op deze wijze wordt getest,' is het noodzakelijk dat gastoevoer via de gasklep onmogelijk is gemaakt. Het is bekend om daartoe in de gasleiding, stroomopwaarts van de magnetisch bedienbare gasafsluiter, een handbediende gasafsluiter te plaatsen, waarmee wordt zeker gesteld dat de normale gastoevoer onder alle omstandigheden met een handbediening kan worden geblokkeerd.

De uitvinding beoogt een magnetisch bedienbare gasafsluiter waarbij de noodzaak van een separate handbediende gasafsluiter kan komen te vervallen.

Hiertoe is volgens de uitvinding de magnetisch bedienbare gasafsluiter voorzien van met de hand bedienbare bedieningsmiddelen die het kleplichaam in zijn gesloten stand kunnen fixeren. Op deze wijze is het mogelijk, onafhankelijk van de bekrachtiging van de magneet, de gasafsluiter steeds in de gesloten stand te houden.

Een dergelijke magnetisch bedienbare gasafsluiter kan voorzien zijn van aansluitmiddelen in het huis van de afsluiter, die stroomafwaarts van de klep zijn geplaatst en waaraan, zoals eerder uiteengezet, een test-gastoevoerleiding kan worden aangesloten.

Volgens een kenmerk van de uitvinding kunnen de met de hand bedienbare bedieningsmiddelen voorzien zijn van een verplaatsbare nok, die tegen een aanslagvlak van het kleplichaam kan rusten, welk aanslagvlak zich in hoofdzaak in radiale richting ten opzichte van de bewegingsrichting van het kleplichaam uitstrekt. Op deze wijze kan een axiaal gerichte kracht op het kleplichaam worden uitgeoefend, welke kracht het kleplichaam in alle omstandigheden op de klep-zitting kan fixeren, ook wanneer de magnetische bediening wordt bekrachtigd.

Volgens een kenmerk van de uitvinding zijn de bedienings-middelen voorzien van een in het huis van de afsluiter gelagerd bedieningsorgaan dat tot buiten het huis reikt en roteerbaar is om een as die in hoofdzaak loodrecht staat op de bewegingsrichting van het kleplichaam, welk bedieningsorgaan aan het naar het kleplichaam gerichte einde voorzien is van een excentrisch geplaatste nok die door rotatie van het bedieningsorgaan in de bewegingsrichting van het kleplichaam kan verplaatsen en daarbij tegen een aanslagvlak van het kleplichaam kan rusten. Op deze wijze kan een eenvoudige en betrouwbare handbediening worden gecreëerd, waarbij het bovendien mogelijk is aan het buiten het huis reikende uiteinde van het bedieningsorgaan een teken aan te brengen, bijvoorbeeld een radiaal gerichte gleuf, zodat de stand van het bedieningsorgaan kan worden gecontroleerd.

Het bedieningsorgaan kan zijn voorzien van middelen om het met vingers te kunnen aangrijpen, bijvoorbeeld een opgeruwd gedeelte dat tot buiten het huis reikt.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding bevindt het kleplichaam zich in een aparte behuizing waaraan ook de magneetbediening kan worden gekoppeld, welk behuizing is bevestigd aan het huis van de afsluiter en wel zodanig dat een binnen dat huis reikende rand van de behuizing in een uitsparing van het bedieningsorgaan reikt, zodat een axiale verplaatsing van het bedieningsorgaan wordt begrensd. Op deze wijze kan een eenvoudige fixatie van het bedieningsorgaan worden verkregen, zodat een rotatie ervan mogelijk is, doch een axiale verplaatsing wordt voorkomen. De uitsparing van het bedieningsorgaan kan zodanig zijn gevormd, dat de rand naast een axiale verplaatsing ook een verdere rotatie dan ongeveer 90° blokkeert. Op deze wijze kan door middel van een minimum aantal onderdelen een goed werkende en goed te bedienen handbediening worden verkregen.

Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan het kleplichaam, althans ter plaatse waar het in aanraking komt met de klepzitting, zijn voorzien van een flexibel materiaal, waarbij de bedieningsmiddelen het kleplichaam zodanig op de klepzitting kunnen duwen, dat dit een aanzienlijke vervorming van het flexibele materiaal tot gevolg heeft. Deze zogenaamde negatieve speling, die wordt bereikt door het kleplichaam verder in de richting van de klepzitting te verplaatsen dan onder normale omstandigheden voor het sluiten voldoende is, heeft tot gevolg dat de klep onder alle omstandigheden is gesloten.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het testen van de werking van een gasbrander in een op gas werkend koelsysteem, bijvoorbeeld van een koelkast in een camper of dergelijke, waarbij een gasleiding het te verbranden gas toevoert naar een mondstuk, welke gasleiding is voorzien van een magnetisch bedienbare gasklep, waarbij stroomafwaarts van de gasklep op de gasleiding een test-gasleiding wordt aangesloten om gas naar het mondstuk toe te voeren om het mondstuk en/of de verbranding van het gas te testen, terwijl de gasklep door middel van een handbediening gesloten wordt gehouden, zodat de magneetkracht de gasklep tijdens het testen niet kan openen.

Verdere kenmerken van de uitvinding worden beschreven aan de hand van het hierna volgende uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding en/of worden opgesomd in de conclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting worden beschreven.

Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van de magnetisch bedienbare gasafsluiter;

Figuur 2 is een zijaanzicht van de gasafsluiter;

Figuur 3 is een gedeeltelijke langsdoorsnede;

Figuur 4 is een doorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 2;

Figuur 5 is een perspectivisch aanzicht van een bedienings-orgaan;

Figuur 6 is een aanzicht van het bedieningsorgaan volgens figuur 5;

Figuur 7 en 8 zijn zijaanzichten van het bedieningsorgaan volgens figuur 6; en

Figuur 9 is een doorsnede volgens de lijn IX-IX in figuur 6.

Het uitvoeringsvoorbeeld wordt in de figuren slechts schematisch weergegeven.

Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht het huis 1 van de gasafsluiter met een gasaansluiting 2 voor de gastoevoer. Aansluiting 2 is voorzien van een schroefdraad en kan overigens elke gewenste vorm hebben al of niet overeenkomstig de gebruikelijke of de voorgeschreven uitvoering. Daarbij kan de schroefdraad gasdicht zijn of kunnen andere middelen worden toegepast om een gasdichte verbinding tot stand te brengen.

Stroomafwaarts is het huis 1 van de gasafsluiter voorzien van een aansluiting 3 waarmee in het onderhavige uit-voeringsvoorbeeld een sproeier, ook wel robijn genoemd, aan het huis van de afsluiter kan worden bevestigd. De sproeier richt het gas in een dunne straal naar de verbrandingsruimte, waarbij het gas zich in de gewenste verhouding met de lucht kan mengen en het tot ontbranding wordt gebracht. Aansluiting 3 is eveneens voorzien van schroefdraad om de sproeier en eventueel andere delen van het gasmondstuk op een gebruikelijke wijze met het huis van de gasafsluiter te verbinden.

De magnetische bediening van de gasafsluiter vindt plaats door middel van een bedieningseenheid 4 die is voorzien van een magnetische spoel die elektrisch kan worden bekrachtigd door middel van een elektrische aansluiting 5.

De gasafsluiter is voorts voorzien van een bedieningsorgaan 6 dat met de hand kan worden gedraaid en waarmee de klep van de gasafsluiter tegen openen kan worden geblokkeerd. Voorts is de gasafsluiter voorzien van een nippel 7 die een opening afsluit waarmee een test-gastoevoerleiding kan worden verbonden met het huis 1 van de gasafsluiter en wel op een plaats stroomafwaarts van de gasklep.

Het huis van de gasafsluiter is voorts voorzien van een pijl 8 die de richting aangeeft waarin het gas normaliter stroomt.

Figuur 2 toont de gasafsluiter volgens het uitvoerings-voorbeeld in aanzicht, waarbij de verschillende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven.

Figuur 3 toont een gedeeltelijke langsdoorsnede van de gasafsluiter volgens het uitvoeringsvoorbeeld. Daarin is in de gasdoorvoer, stroomopwaarts van de gasklep, een prop fil-termateriaal 10 weergegeven ter voorkoming dat eventueel door het gas meegevoerde deeltjes naar de gasklep of naar het mondstuk worden meegevoerd.

Voorts toont figuur 3 de klepzitting 11 waarop het kern 12 rust onder de druk van schroefveer 13. De gasklep kan worden geopend door een kleplichaam dat gevormd wordt door kern 12 van de bedieningsmagneet, ten opzichte van klepzitting 11, naar boven te verplaatsen en wel tegen de druk van schroefveer 13 in. In die situatie kan het gas vanaf aansluiting 2 door filtermateriaal 10 langs het kleplichaam en de klepzitting stromen naar aansluiting 3 voor het gasmondstuk. Tussen de gasklep 11, 12 en de aansluiting 3 voor het gasmondstuk bevindt zich een kamer 14. Kamer 14 biedt de mogelijkheid om een test-gastoevoerleiding aan te sluiten op het huis l van de gasafsluiter. Daartoe heeft kamer 14 een opening naar buiten, welke is voorzien van schroefdraad, en waarin onder normale omstandigheden nippel 7 is geschroefd om de aansluiting voor de test-gastoevoer-leiding af te sluiten.

Figuur 4 toont een doorsnede waarin eveneens klepzitting ll en kern 12, evenals schroefveer 13 zijn weergegeven. Voorts toont figuur 4 dat kern 12 is voorzien van een stuk flexibel materiaal 15 waarmee kern 12 op klepzitting 11 rust.

Figuur 4 toont voorts het anker 16 waaromheen de elektrische magneet kan worden aangebracht, die, anders dan in figuur 2, in figuur 4 niet is weergegeven. Anker 16 is aan de bovenkant voorzien van een uitsparing 17 waarin een bladveer 18 (figuur 2) kan reiken teneinde de bedienings-eenheid 4 losneembaar op de gasafsluiter te bevestigen. Anker 16 is voorts bevestigd aan een behuizing 20 door middel van een vervorming 21 van deze behuizing 20. De behuizing 20, waarin kern 12 is aangebracht, reikt tot in het huis 1 van de afsluiter en is daaraan bevestigd door middel van felsrand 22.

Zoals uit figuur 4 blijkt grijpt de behuizing 20 met een rand 23 in een uitsparing 24 van het bedieningsorgaan 6. Daarmee wordt bedieningsorgaan 6 geblokkeerd tegen axiale verplaatsing. De vorm van uitsparing 24 is zodanig dat bedieningsorgaan 6 over ongeveer 90° kan roteren en tegen verdere rotatie wordt geblokkeerd door aanslag tegen rand 23. De vorm van de uitsparing zal nog nader worden beschreven aan de hand van andere figuren. Bedieningsorgaan 6 is voorts voorzien van een O-ring 25 die zorgt voor een gas-dichte afdichting.

Bedieningsorgaan 6 is voorts voorzien van een excentrische nok 27 die verplaatst kan worden door rotatie van het be- dieningsorgaan 6. In de in figuur 4 weergegeven situatie bevindt nok 27 zich in de hoogste stand, waarin de kern 12 door middel van de magnetische bediening van klepzitting 11 kan worden gelicht. Wanneer bedieningsorgaan 6 wordt gedraaid beweegt excentrische nok 27 zich naar beneden (figuur 4) en komt daarbij in aanraking met een aanslagvlak dat gevormd wordt door de bovenzijde van een aan de kern 12 aangebrachte radiaal gerichte flens 28. Wanneer * bedieningsorgaan 6 over 90° is gedraaid, wordt verdere rotatie geblokkeerd door aanslag met rand 23 van behuizing 20, zoals nog nader zal worden toegelicht. Nok 27 is dan zodanig verplaatst dat het flexibele materiaal 15 van kern 12 op klepzitting 11 wordt gedrukt en bij voorkeur wel zodanig dat een vervorming van het flexibele materiaal plaats vindt. Daarbij kan bijvoorbeeld een negatieve speling worden toegepast.

Ook is het mogelijk de kern 12 door middel van rotatie van bedieningsorgaan 6 naar beneden te bewegen wanneer het om een of andere reden in zijn open positie mocht blijven hangen of wanneer tijdens de bekrachting van de magneetbediening de gasklep moet worden gesloten. De kern kan dan tegen de kracht van de magneet in door middel van bedieningsorgaan 6 naar beneden worden bewogen.

Figuur 5 toont het bedieningsorgaan 6 in perspectivisch aanzicht. Daarbij is aangegeven dat het buiten het huis reikende uiteinde van het bedieningsorgaan 6 voorzien is van een opgeruwd gedeelte 30 dat bijvoorbeeld van een rasterprofilering is voorzien. Daardoor kan het bedieningsorgaan gemakkelijk met de vingers worden aangepakt en worden gedraaid. Ook is het buiten het huis reikende uiteinde voorzien van een gleuf 31 zodat zichtbaar is in welke stand het bedieningsorgaan 6 staat. Gleuf 31 kan eventueel ook worden gebruikt om het bedieningsorgaan door middel van een schroevedraaier te roteren.

Bedieningsorgaan 6 is voorts voorzien van een kamer 32 waarin een O-ring kan worden geplaatst en van de eerder besproken uitsparing 24. De excentrische nok die zich op het uiteinde van bedieningsorgaan 6 bevindt is in figuur 5 niet zichtbaar.

Figuur 6 is een aanzicht van bedieningsorgaan 6 en toont wel de excentrische nok 27.

Figuur 7 is een zijaanzicht van het bedieningsorgaan 6, evenals figuur 8.

Figuur 8 toont de excentrische nok 27 in vooraanzicht, waaruit blijkt dat de nok de vorm heeft van een halve cilinder. Met een streeplijn 33 is de vorm van de uitsparing 24 aangegeven, welke vorm tevens is weergegeven in figuur 9.

Uit de vorm van uitsparing 24 zoals die is weergegeven in figuur 9 blijkt dat uitsparing 24 is voorzien van twee aanslagvlakken 35 en 36. In de in figuur 9 aangegeven stand ligt aanslagvlak 36 boven en is daarbij in aanraking met rand 23 (zie figuur 4). Wordt figuur 9 linksom gedraaid, dan komt aanslagvlak 35 boven te liggen en wel na ongeveer 90° draaien, waarbij dit aanslagvlak 35 in aanraking komt met rand 23 van behuizing 20. Tijdens deze draaiing van een kwartslag, wordt nok 27 meegenomen en beweegt zich daarbij naar beneden tegen flens 28 van kern 12, waardoor de gasklep in gesloten toestand wordt gefixeerd.

De beschreven en getoonde uitvoeringsvormen moeten slechts als voorbeeld en toelichting van de uitvinding worden gezien.

Claims (11)

1. Magnetisch bedienbare gasafsluiter voor het aan- en uitschakelen van gastoevoer, in het bijzonder naar de verbrandingsruimte van een op gas werkende koelkast, bijvoorbeeld in een camper, voorzien van een kleplichaam dat op een klepzitting kan rusten en door een magnetische kracht van die klepzitting kan worden gelicht, met het kenmerk, dat met de hand bedienbare bedieningsmiddelen aanwezig zijn om het kleplichaam in gesloten stand te fixeren.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat stroomafwaarts van de klep, in het huis van de afsluiter, aansluitmiddelen aanwezig zijn voor het aansluiten van een test-gasleiding om de werking van een verder stroomafwaarts gelegen mondstuk te testen, terwijl de klep door middel van de bedieningsmiddelen is gesloten, welke aansluitmiddelen kunnen worden afgesloten door een schroefnippel.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk. dat de bedieningsmiddelen voorzien zijn van een verplaatsbare nok, die tegen een aanslagvlak van het kleplichaam kan rusten, welk aanslagvlak zich in hoofdzaak in radiale richting ten opzichte van de bewegingsrichting van het kleplichaam uitstrekt.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de bedieningsmiddelen voorzien zijn van een in het huis van de afsluiter gelagerd bedieningsorgaan dat tot buiten het huis reikt en roteerbaar is om een as die in hoofdzaak loodrecht staat op de bewegingsrichting van het kleplichaam, welk bedieningsorgaan aan het naar het kleplichaam gerichte einde voorzien is van een excentrisch geplaatste nok die door rotatie van het bedieningsor-gaan in de bewegingsrichting van het kleplichaam verplaatsbaar is en daarbij tegen een aanslagvlak van het kleplichaam kan rusten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan over ongeveer 90° kan worden geroteerd en aan het buiten het huis reikende uiteinde is voorzien van een radiaal gerichte gleuf die de stand van het bedieningsorgaan aangeeft.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk. dat het buiten het huis reikende deel van het bedieningsorgaan middelen heeft om het met vingers te kunnen aangrijpen, bijvoorbeeld een opgeruwd gedeelte.

7. Inrichting volgens een der conclusies 4-6, waarbij een behuizing van het kleplichaam, waaraan een mag-neetbediening kan worden gekoppeld, is bevestigd aan het huis van de afsluiter, waarbij een binnen dat huis reikende rand van die behuizing in een uitsparing van het bedieningsorgaan reikt, zodat een axiale verplaatsing van het bedieningsorgaan wordt begrensd.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de uitsparing zodanig is gevormd, dat de rand naast een axiale verplaatsing ook een verdere rotatie dan over ongeveer 90° blokkeert.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het kleplichaam, althans ter plaatse waar het in aanraking komt met de klepzitting, is voorzien van een flexibel materiaal, waarbij de bedie-ningsmiddelen het kleplichaam zodanig op de klepzit- ting kunnen duwen, dat dit een aanzienlijke vervorming van het flexibele materiaal tot gevolg heeft.

10. Inrichting volgens een der conclusies 7-9, met het kenmerk. dat de behuizing van het kleplichaam door middel van een gefelste rand aan het huis van de afsluiter is bevestigd.

11. Werkwijze voor het testen van de werking van een gasbrander in een op gas werkend koelsysteem, bijvoorbeeld van een koelkast in een camper of dergelijke, waarbij een gasleiding het te verbranden gas toevoert naar een mondstuk, welke gasleiding is voorzien van een magnetisch bedienbare gasklep, waarbij stroomafwaarts van de gasklep op de gasleiding een test-gasleiding wordt aangesloten om gas naar het mondstuk toe te voeren om het mondstuk en/of de verbranding van het gas te testen, terwijl de gasklep door middel van een handbediening gesloten wordt gehouden, zodat de magneetkracht de klep tijdens het testen niet kan openen.