NL9401241A - Aansluitdoos en aansluitkabel voor het vormen van een aansluitinrichting voor een datanet. - Google Patents

Description

Aansluitdoos en aansluitkabel voor het vormen van een aansluitinrichting voor een datanet.

De uitvinding heeft betrekking op een aansluitdoos volgens de aanhef van conclusie 1, alsmede op een aansluitkabel volgens de aanhef van conclusie 9.

Beide onderwerpen zijn bijvoorbeeld bekend uit DE-GM 90 00 754. Een datanet dient er overwegend voor meerdere dataverwerkingsapparaten onderling respectievelijk met een centrale computer of dergelijke te verbinden.

Daartoe wordt een afgeschermde kabel (coaxiale kabel), in het verloop waarvan meerdere aansluitdozen aangebracht worden, vast geïnstalleerd, zodat op verschillende plaatsen van een ruimte of een geheel gebouw al naar behoefte apparaten door middel van passende aansluitkabels kunnen worden aangesloten. Het voordeel van de eigenlijk voor telefoonaansluitdozen ontwikkelde funktiestekerbussen is daarin gelegen, dat het datanet nooit wordt onderbroken, onafhankelijk ervan, of een aansluitkabel door middel van zijn funktiesteker wordt ingestoken of niet. Door onachtzaamheid kan evenmin een fout worden veroorzaakt. Het nadeel is daarin gelegen, dat de voor dergelijke datanetten maatgevende overdrachts-technische vereisten, zoals stoorstralingsbeveiliging, slechts op de grens van het toelaatbare kunnen worden aangehouden. De reden is, dat in het gebied van de aansluitdozen en funktiestekers het coaxiale systeem wordt onderbroken. Uit het hiervoor genoemde gebruiksmodel is het bekend om de geleiderbanen op de schakelplatine in de aansluitdoos door middel van een tegenover gelegen groot kopervlak in het bijzonder af te schermen.

Er is ook een aansluitdoos van vergelijkbare soort, waarvan het huis uitgevoerd werd als zink-spuitgietvormdeel. Evenzo werd de funktiesteker van de aansluitkabel ingesloten in een zink-spuitgietvormdeel. Een op deze wijze uitgevoerde kapseling verhindert weliswaar stoor- in- en uitstralingen, maar het coaxiale systeem blijft evengoed onderbroken met als gevolg overdrachtsverlies en signaalblokkeringen aan de grenzen van het toelaatbare.

Bovendien is deze volledige inkapseling zeer duur en in veel toepassingsgevallen is het gewenst, dat er geen geaarde metaaldelen vrij toegankelijk zijn, teneinde vonkontladingen bij elektrostatische oplading te vermijden.

Het is het doel van de uitvinding om een aansluitdoos van de in de aanhef genoemde soort, alsmede een daarbij passende aansluitkabel te verschaffen, waarmee op economische wijze de overdrachts-technische vereisten zekerder en seriematig betrouwbaarder kunnen worden vervuld.

Voor wat betreft de aansluitdoos wordt dit doel bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 1, en voor wat betreft de aansluitkabel door de kenmerkende maatregelen van conclusie 9.

De geleiderbanen op de schakelplatine worden aan beide zijden ingesloten door afschermvlakken, waarmee hier een met de coaxiale kabel overeenkomstige situatie ontstaat.

Ook de individueel en nauw om de funktiestekerbussen gelegde afschermplaten liggen op een zodanige afstand tot de schakelcontacttongen, zoals dit kenmerkend is voor een coaxiaalsysteem. Op corresponderende wijze omsluit ook de afschermplaat het insteekdeel van de funktiesteker. Het spreekt vanzelf, dat de afschermplaat van de funktiestekerbus en funktiesteker evenals bus en steker in elkaar ingrijpen. Zodoende is het coaxiale systeem van het datanet ook in het gebied van de aansluitplaatsen zo ver als mogelijk doorgevoerd. Naar buiten toe is het systeem geïsoleerd, waarbij de aansluitdoos op de tot nog toe gebruikelijke wijze kan worden uitgevoerd met een huis van kunststof. Ook zijn de aansluitdozen compatibel met niet afgeschermde funktiestekers.

Verdere voordelen en uitvoeringen van de uitvinding zijn gegeven in de volgconclusies en de thans volgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de tekening.

In de tekening toont:

Fig. 1 een elektrische schakeling met de schematisch aangeduide afscherming volgens de uitvinding,

Fig. 2 een dwarsdoorsnee door een segment van de schakelplatine volgens de uitvinding,

Fig. 3 een zijaanzicht op een verzonken aansluitdoos volgens de uitvinding, met enkele delen slechts schematisch aangeduid,

Fig. 4 een weergave in perspectief van een funktiestekerbus met afschermplaat in gescheiden toestand voor de inbouw,

Fig. 5 een zijaanzicht op een funktiesteker volgens de uitvinding met afgenomen bovenste huishelft, en

Fig. 6 een doorsnee aanzicht van bus en steker kort voor de ingestoken toestand, waarbij het deel rechts van het middenvlak correspondeert met de doorsnee in het vlak 6r-6r van fig. 5 en het linker deel met doorsnee in het vlak 6i-6i van fig. 5.

Het schakelschema volgens fig. 1 laat een aankomende dataleiding 11 zien, die aangesloten is op een BNC-steker 12. De weggaande dataleiding 13 is aangesloten op een verdere BNC-steker 14. Daartussen bevindt zich een hier slechts schematisch weergegeven aansluitdoos 15, die allereerst twee BNC-bussen 16 en 17 vertoont voor aansluiting van de BNC-stekers 12 en 14. Verder bevat zij twee funktiestekerbussen 18 en 19. De funktiestekerbus 18 respectievelijk 19 (beide zijn gelijk) heeft een eerste schakelcontacttongenpaar met twee paarsgewijs tegenover gelegen schakelcontacttongen 21, 22, die elektrisch geleidend met elkaar in contact zijn, wanneer er geen funktiesteker is ingestoken, zoals dit bij de funktiestekerbus 19 is weergegeven. Wordt daarentegen een funktiesteker 23 ingestoken, zoals getoond bij de linkse funktiestekerbus 18, worden de schakelcontacttongen 21, 22 van elkaar gescheiden.

De funktiesteker 23 heeft een eerste contacttongenpaar met paarsgewijze aan tegenover gelegen buitenzijde van een insteekdeel 24 aangebrachte contacttongen 25, 26, waarop telkens een signaalleiding 27, 28 is aangesloten. Deze signaalleidingen 27, 28 zijn ten opzichte van elkaar geïsoleerd en elektrisch afgeschermd. De andere einden ervan zijn gemeenschappelijk verbonden met de centrale contact-stift 29 van een BNC-steker 31. De beide signaalleidingen 27, 28 met funktiesteker 23 en BNC-steker 31 vormen een geconfectioneerde duplex-aansluitkabel 32. Deze dient voor aansluiting van een dataverwerkingsapparaat 33 aan het datanet.

De signaalweg loopt daarbij van de datanetleiding 11 via de centrale contactstift 34 van de BNC-steker 12 naar de centrale contacthuls 35 van de BNC-bus 16, vandaar naar de schakelcontacttong 21 van de funktiestekerbus 18 en via de contacttong 25 van de funktiesteker 23 alsook de signaalleiding 27 naar de centrale contactstift 29 van de BNC-steker 31. Hier takt de signaalweg enerzijds af naar het dataverwerkingsapparaat 33 en anderzijds verder via de signaalleiding 28 terug naar de contacttong 26, leidt vandaar via de schakelcontacttong 22 van de funktiestekerbus 18 en via de elkaar contacterende schakelcontacttongen 21, 22 van de funktiestekerbus 19 naar de centrale contacthuls 36 van de BNC-bus 17, van waar de signaalweg tenslotte via de centrale contactstift 37 van de BNC-steker 14 verder voert in de weggaande datanetleiding 13.

Niet weergegeven in fig. 1 is, dat elke funktiestekerbus 18, 19 een tweede contacttongenpaar in een vlak onder de weergegeven schakelcontacttongen 21, 22 vertoont, welke geen schakelfunktie hoeven te vertonen en elektrisch verbonden zijn met de afschermingen 38 van de BNC-bussen 16, 17. Dienovereenkomstig heeft ook de funktiesteker 23 een tweede contacttongenpaar, dat met de afscherming 39 van de signaalleidingen parallel verbonden is en via het tweede contacttongenpaar van de funktiestekerbus elektrisch aangesloten is aan de afschermingen 38.

In fig. 1 is verder niet weergegeven, dat elke funktiestekerbus 18, 19 op voordelige wijze nog een verder schakelcontacttongenpaar vertoont in een vlak boven het weergegeven schakelcontacttongenpaar, dat ten opzichte daarvan elektrisch parallel is geschakeld.

Dienovereenkomstig heeft ook de funktiesteker 23 nog een verder contacttongenpaar. Indien op één plaats het contact beschadigd zou zijn, stelt telkens het parallelle contact de funktie verder zeker.

In fig. 1 zijn schematisch aangegeven een eerste geleidervlak 41 en een tweede geleidervlak 42 aan beide zijden van de geleiderbanen 43 van de schakelplatina, alsook afschermplaten 44 en 45 in het gebied van de funktiestekerbussen 18, 19, die alle verbonden zijn met de afscherming 38. Ook de funktiesteker 23 is ommanteld met een afschermplaat 46, welke elektrisch verbonden is met de afscherming 39.

Fig. 2 toont schematisch een dwarsdoorsnee door een deelgebied van een als multilaag uitgevoerde schakelplatine 47. Aan een eerste vlakke zijde van de basisplatine 49 zijn de geleiderbanen 43 aangebracht en aan de tweede vlakke zijde 51 bevindt zich het eerste geleidervlak 41. Boven de eerste vlakke zijde 41 bevindt zich een isoleerstofbekleding 52, aan de buitenste vlakke zijde 53 waarvan het tweede geleidervlak 42 is uitgevoerd. De beide zich over een groot vlak over het totale platinevlak uitstrekkende geleidervlakken 41, 42 hebben uitgespaarde eilanden, in het gebied waarvan telkens een doorvoercontactering 54 naar de binnengelegen geleiderbanen plaatsvindt. Omgekeerd omgeven de binnenste geleiderbanen de doorvoercontactering 55, welke een verbinding tussen de beide buitenlagen tot stand brengt.

Fig. 3 toont de algemene opbouw van de aansluitdoos 15. De schakelplatine 47 is aan haar bovenzijde ten minste voorzien van een funktiestekerbus 18 en de BNC-bussen 16, 17, die als hoekstekerbussen zijn uitgevoerd, steken uit haar onderzijde weg. De schakelplatine 47 is ingevat in een tweedelig kunststofhuis 60, dat bestaat uit een plaatvormig bodemdeel 56 en een kapdeel 57. Het bodemdeel 56 heeft uitsparing 58 voor de doorvoer van de aansluitsokkel 59 van de BNC-bussen 16, 17. Met het kunststofhuis 16 is een metaalbevestigingsring 61, die voor verankering in een muurdoos 62 dient, vast verbonden. Boven bevindt zich een afdekplaat 63 die nog een in omtrek grotere afscherming 64 inklemt. De funktiestekerbus 18 is door een afschermplaat 44 omgeven aan drie zijden, hetgeen beter te zien is uit de weergave van fig. 4.

Volgens fig. 4 heeft de funktiestekerbus 18 een prismatisch kunststofhuis 66 met twee ten opzichte van elkaar parallelle grotere vlakke zijden 67, 68 en twee onder rechthoek ten opzichte van elkaar staande smalle zijden 69, 71. De bovenzijde heeft een insteekopening voor een corresponderende funktiesteker en men herkent in de binnenruimte stekende schakelcontacttongen, waarvan de soldeerlippen beneden uit het kunststofhuis 16 uitsteken. De afschermplaat 44 is ongeveer U-vormig gebogen en heeft twee zijbenen 72, 73 met groot vlak, die direkt op de vlakke zijden 67, 68 worden aangelegd, en een dwarsbeen 74, dat aangelegd wordt op de smalle zijde 69. De benen hebben boven nog elk een naar binnen afgehoekte strook 75, die iets grijpt over de bovenzijde van het kunststofhuis. De strook 75 dient voor versteviging. De afschermplaat 44 heeft meerdere uit één stuk aangevormde soldeerlippen 76, die afstaan naar beneden. In de benen zijn door ongeveer E-vormige uitstansingen gevormde lamellen 77 aangebracht, die telkens van het kunststofhuis weg ietwat uitgebuikt zijn.

Zij dienen voor verende contactering met een schermmantel van een funktiesteker, wat in het navolgende nog wordt getoond.

Als gevolg van de in fig. 4 zichtbare U-vorm kan de afschermplaat 44 nog eenvoudig worden gebogen. In het gebied van de opening van de U bevindt zich dan de smalle zijde 71 van het kunststofhuis 66 en in de buurt hiervan is het hiervoor genoemde tweede schakelcontacttongenpaar aangebracht, dat verbonden is met de afscherming en zodoende in plaats van de ontbrekende plaatwand de busafscheming completeert. De signaalvoerende schakelcontacttongenparen bevinden zich daarentegen volledig in het afschermingsgebied van de afschermplaat 44. De afschermplaat 44 ligt als een dun overtrek tegen het kunststofhuis 66 en vereist weinig plaats.

In fig. 5 is de op zichzelf bekende verschijning van een funktiesteker 23 met dunne en gedeeltelijk gearceerde lijnen te zien. Het naar onderen stekende insteekdeel 78 is door een op afstand daar omheen reikende kunststofinvatting 79 omgeven, welke, gezien in de steekrichting, de vorm heeft van een rechthoekige ring. Aan de binnenwand ervan is een afschermplaat 46 aangebracht, die harerzijds een rechthoekige ringspleet tot het insteekdeel 78 met de contacttongen vrijlaat. De omtrek van de afschermplaat 46 is ter verduidelijking met dikkere lijnen aangegeven. Deze is volgens de doorsneeweergave van fig. 6 ongeveer U-vormig gebogen, waarbij de boog 82 van de U gedeeltelijk over de daar vrij liggende afschermingen 39 van de signaalleidingen 27, 28 (fig. 1) ligt en daarmee bij voorkeur gesoldeerd is. De beide benen 83 en 84 reiken, met kleine afstand in wezen parallel ten opzichte van de contacttongen verlopend, met een groot vlak tot aan de voorste steekrand 85 en bedekken daarbij de beide vlakke binnenzijden 86 en 87 van de kunststofinvatting 79. Zoals fig. 5 laat zien, strekken zij zich uit vanaf de rechter binnen- smalle zijde 88 af, niet geheel tot aan de tegenover gelegen binnen- smalle zijde 89, namelijk juist zover, om het tweede contacttongenpaar, dat het dichtst bij de binnen- smalle zijde 89 ligt en dat elektrisch met de afschermingen 39 verbonden is, van opzij te overdekken. Ook hier neemt het tweede contacttongenpaar de afschermende afsluiting over in plaats van de daar uitgespaarde afschermplaat. Dit vereenvoudigt de buigbewerkingen voor de afschermplaat 46. Immers, van deze benen 83, 84 staan telkens afhoekingen 91 af naar het gemeenschappelijke middenvlak 92, waarvan de vlakken elkaar completerend de smalle binnenzijde 88 bekleden. Ook boven het insteekdeel 78 in het bevestigingsgebied voor de contacttongen staan vanaf de benen 83, 84 afhoekingen 93 af, om daar een afschermende invatting te completeren.

De kunststofinvatting 79 wordt gevormd door twee in het middenvlak 92 verbindbare huishelften 94 en 95, die ook de totale afschermplaat 46 inclusief de kabelinvatting 96 isolerend omgeven. De huishelften 94, 95 hebben meerdere naar binnen stekende lijsten of lippen, die de afschermplaat 46 en het insteekdeel 78 centreren en steunen. In het bijzonder zijn twee lippen 97 en 98 aangebracht, die via spleten 99 door de benen 83, 84 heengrijpen.

Zoals fig. 6 toont, grijpen de afschermplaten 44 en 46 v+an de funktiesteekbus 18 en funktiesteker 23, evenals bus en steker in elkaar, waarbij de lamellen 77 zorgen voor een verende compensatie van speling.

Claims (13)

1. Aansluitdoos voor het vormen van een aansluitinrichting voor een datanet, omvattende een kunststofhuis, een schakelplatine, twee BNC-bussen en ten minste een funktiesteekbus met ten minste twee paarsgewijs aan tegenover gelegen binnenzijden van een kunststofbushuis aangebrachte schakelcontacttongen, die elektrisch geleidend met elkaar in contact zijn, wanneer er geen corresponderende funktiesteker tussen is ingestoken, waarbij de centrale contacthulzen van de BNC-bussen direkt via de met elkaar in contact zijnde schakelcontacttongen van een eerste schakelcontacttongenpaar en corresponderende geleiderbanen van de schakelplatina elektrisch verbonden zijn, welke geleiderbanen aangebracht zijn aan een eerste vlakke zijde van de schakelplatine en waarbij aan een met afstand ten opzichte daarvan parallelle tweede vlakke zijde een, de geleiderbanen met groot vlak overdekkende eerste geleidervlak is uitgevoerd, dat elektrisch geleidend verbonden is met de schermaansluitingen van de BNC-bussen alsook de schakelcontacttongen van een tweede contacttongenpaar, met het kenmerk, dat over de eerste vlakke zijde (48) van de schakelplatine (49) met de geleiderbanen (43) een isoleerstoflaag (52) is aangebracht, welke aan een met afstand ten opzichte van de eerste vlakke zijde (48) en ten opzichte daarvan parallelle derde vlakke zijde (53) een, de geleiderbanen met groot vlak overdekkend tweede geleidervlak (42) vertoont, dat elektrisch met het eerste geleidervlak (41) is verbonden, en dat aan ten minste drie in wezen loodrecht op de schakelplatine afstaande buitenvlakken (67,68,69) van het kunststofhuis (66) van de funktiesteekbus (18) een afschermplaat (44) aangelegd is, die elektrisch geleidend met de geleidervlakken (41,42) is verbonden.

2. Aansluitdoos volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de schakelplatine (47) uitgevoerd is als multilaag, waarbij de beide buitenlagen de eerste en tweede geleidervlakken (41,42) vormen en de middenlaag de geleiderbanen (43) vormt.

3. Aansluitdoos volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de afschermplaat (44) ongeveer U-vormig gebogen over twee ten opzichte van elkaar parallelle vlakke zijden (67,68) en een onder een rechthoek ten opzichte daarvan georiënteerde smalle zijde (69) van het kunststofhuis (66) reikt, en dat de afschermplaat (44) meerdere in één stuk daaraan gevormde soldeerlippen (76) vertoont, waarmee zij met de geleidervlakken (41,42) gesoldeerd is.

4. Aansluitdoos volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de door de afschermplaat (44) omsloten smalle zijde (69) van het kunststofhuis (66) direkt aangrenzend is aan het eerste schakelcontacttongenpaar (21,22).

5. Aansluitdoos volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de afschermplaat (44) meerdere, uit één stuk daarin uitgevormde en verend van het kunststofhuis (66) afstaande lamellen (77) vertoont voor contactering met de binnenwand van een schermmantel (46) van een funktiesteker (23) .

6. Aansluitdoos volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de funktiesteekbus (18) twee aangrenzende paren schakelcontacttongen vertoont, die parallel de verbinding tot de BNC-bussen (16,17) tot stand brengen en nabij de door de afschermplaat (44) omsloten smalle zijde (69) zijn, terwijl een verder paar contacttongen, dat gecontacteerd is met de schermaansluitingen, aangrenzend is aan de door de afschermplaat (44) uitgespaarde smalle zijde (71) van het kunststofhuis (66).

7. Aansluitdoos volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat deze twee funktiesteekbussen (18,19) vertoont, waarvan de schakelcontacttongen (21,22) elektrisch in serie geschakeld zijn, waarbij elke funktiesteekbus separaat omgeven is door een afschermplaat (44).

8. Aansluitdoos volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het kunststofhuis (60) tweedelig uitgevoerd is en de schakelplatine (47) met daarop aangebrachte en door de afschermplaat (44) omgeven funktiesteekbus (18) insluit.

9. Aansluitkabel voor het verbinden van een data-verwerkingsapparaat met een aansluitdoos, in het bijzonder een aansluitdoos volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een BNC-steker aan één einde van de aansluitkabel en een funktiesteker aan het andere einde, welke ten minste twee paarsgewijze, aan tegenover gelegen buitenzijde van een insteekdeel aangebrachte contacttongen vertoont, waarbij aan de beide contacttongen van een eerste contacttongenpaar telkens een signaalleiding is aangesloten, welke signaalleidingen ten opzichte van elkaar geïsoleerd en afgeschermd tot aan de BNC-steker glijdt en gemeenschappelijk met de centrale contactstift daarvan verbonden zijn, en waarbij aan de contacttongen van een tweede contacttongenpaar de afschermingen van de signaalleidingen elektrisch aangesloten zijn, met het kenmerk, dat het insteekdeel (78) van de funktiesteker (23) omgeven is door een kunststofinvatting (79), waarvan de binnenwand een ringspleet tot het insteekdeel (78) vrij laat en een afschermplaat (46) omsluit, welke harerzijds een afstand ten opzichte van het insteekdeel (78) vertoont, ten minste het eerste contacttongenpaar (25,26) overdekkend is aangebracht en elektrisch geleidend met de afschermingen (39) van de signaalleidingen (27,28) verbonden is.

10. Aansluitkabel volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat de afschermplaat (46) aan twee tegenover gelegen binnenvlakzijden (86,87) en een onder een rechthoek ten opzichte daarvan staande binnen- smalle zijde (88) van de kunststofinvatting (79) aanligt, waarbij de door de afschermplaat beklede binnen- smalle zijde (88) aangrenzend is aan het eerste contacttongenpaar (25,26).

11. Aansluitkabel volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de funktiesteker (22) twee aangrenzende paren contacttongen vertoont, die parallel telkens verbonden zijn met de signaalleidingen (27,28) en aangrenzend aan de door de afschermplaat (46) beklede binnen- smalle zijde (88) zijn, terwijl een verder paar contacttongen, dat gecontacteerd is met de afschermingen (39), aangrenzend is aan de door de afschermplaat uitgespaarde binnen- smalle zijde (89) van de kunststofinvatting (79).

12. Aansluitkabel volgens conclusie 10, m e t het kenmerk, dat de afschermplaat (46) ongeveer U-vormig gebogen is, waarbij de boog (82) van de U zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt over de vrij liggende afschermingen (39) van de signaalleidingen (27,28) en daarmee in contact is, en de beide benen (83,84) van de U elk in wezen parallel met de afstand ten opzichte van de contacttongen reiken tot aan de voorste steekrand (85), daarbij de beide binnenvlak-zijden (86,87) bedekkend, en dat vanaf de beide benen (83,84) telkens afhoekingen (91) afstaan naar het gemeenschappelijke middenvlak (92), waarvan de vlakken elkaar completerend de binnen- smalle zijde (88) van de kunststofinvatting (79) bekleden.

13. Aansluitkabel volgens conclusie 12, m e t het kenmerk, dat de kunststofinvatting (79) gevormd wordt door twee in het middenvlak (92) verbindbare huishelften (94,95), die ook de totale afschermplaat (46) inclusief de kabelinvatting (96) isolerend omgeven, waarbij de kunststof-invatting (79) een van de steekzijde afgezien rechthoekige buitencontour vertoont.