NL9401073A

NL9401073A - Connectorsamenstel.

Info

Publication number: NL9401073A
Application number: NL9401073A
Authority: NL
Inventors: Danny Morlion; Luc Jonckheere; Jan Peter Karel Van Koetsem
Original assignee: Framatome Connectors Belgium
Priority date: 1994-06-28
Filing date: 1994-06-28
Publication date: 1996-02-01
Also published as: JP3411288B2; EP0767922A1; JPH10506496A; WO1996000917A1; US5800198A; CA2191600C; DE69514226T2; CA2191600A1; DE69514226D1; EP0767922B1

Description

Connectorsamenste1

De uitvinding heeft betrekking op een connectorsamen-stel voor het met elkaar verbinden van optische en/of elektrische geleiders, voorzien van een eerste connectordeel voor één of meer eerste geleiders en een tweede connectordeel voor één of meer tweede geleiders, waarbij het tweede connectordeel voor het tot stand brengen van een verbinding tussen de respectieve geleiders met een insteekuiteinde in een huis van het eerste connectordeel steekbaar is.

Een dergelijk connectorsamenstel is beschreven in EP-A-0 602 726. In fig. 6 van deze publikatie is een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij het tweede connectordeel door een opening in een printkaart of framedeel steekt. Wanneer bij deze uitvoering het ene connectordeel uit het andere connectordeel wordt getrokken, wordt dit andere connectordeel niet meer op zijn plaats op de printkaart of het framedeel vastgehouden.

De uitvinding beoogt een verbeterd connectorsamenstel van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.

Hiertoe wordt het connectorsamenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door een koppelhulpstuk dat op een draagplaat of dergelijke bevestigbaar is, welk koppelhulpstuk is voorzien van middelen voor het opnemen en ondersteunen van elk connectordeel onafhankelijk van het andere connectordeel, waarbij het tweede connectordeel in de in het koppelhulpstuk opgenomen stand in het eerste connectordeel is gestoken, wanneer het eerste connectordeel in het koppelhulpstuk is opgenomen.

Op deze wijze wordt een connectorsamenstel verkregen, waarbij elk connectordeel onafhankelijk van het andere connectordeel door het koppelhulpstuk op zijn plaats op de printkaart, het framedeel of dergelijke draagplaat wordt vastgehouden. Het losnemen van een verbinding tussen de beide connec-tordelen is hierdoor bijzonder eenvoudig.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld schematisch is weergegeven.

Fig. 1 toont in perspectief een eerste connectordeel van een uitvoeringsvorm van het connectorsamenstel volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont in perspectief het tweede connectordeel van de uitvoeringsvorm van het connectorsamenstel volgens fig. 1.

Fig. 3 toont de beide connectordelen uit de fig. 1 en 2 in gekoppelde toestand te zamen met het bijbehorende koppel-hulpstuk.

Fig. 4 toont in perspectief het connectorsamenstel volgens fig. 3, waarbij het tweede connectordeel is losgenomen.

Fig. 5 is een met fig. 4 overeenkomend aanzicht in perspectief, waarbij het eerste connectordeel is losgenomen.

Fig. 6 is een aanzicht in perspectief van het koppel-hulpstuk van het connectorsamenstel volgens de uitvinding aan de zijde voor het tweede connectordeel.

In fig. 1 is een eerste connectordeel 1 weergegeven van een connectorsamenstel voor het met elkaar verbinden van optische en/of elektrische geleiders. Dit connectordeel 1 omvat een uit kunststof vervaardigd huis 2 dat op een eindrand van een schematisch aangeduide printkaart 3 is bevestigd. Zoals nader is beschreven in de bovengenoemde Europese octrooiaanvrage EP-A-0 602 726 is in deze printkaart een niet weergegeven positioneringsstuk voor de optische/elektrische geleiders opgenomen, waarbij de geleiders elk een contactvlak omvatten, dat in het bovenvlak van het positioneringsstuk ligt. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt naar deze Europese octrooiaanvrage verwezen. Het huis 2 van het connectordeel 1 is in twee tegenover elkaar liggende buitenwanden 4, 5 voorzien van sleuven 6 met een vooraf bepaald profiel.

Het beschreven connectorsamenstel omvat een tweede connectordeel 7 dat in fig. 2 in perspectief is weergegeven. Dit tweede connectordeel 7 is voorzien van een positioneringsstuk 8 waarin bij het beschreven uitvoeringsvoorbeeld niet nader weergegeven optische geleiders van een vlakke kabel 9 zijn bevestigd. Het connectordeel 7 is voorzien van een verschuifbare kap 10 die heen en weer beweegbaar is geleid op een huis 11 van het tweede connectordeel 7. In de in fig. 2 getekende stand beschermt de kap 10 de contactvlakken van de ge- leiders die in het bovenvlak van het positioneringsstuk 8 liggen. Het connectordeel 7 is eveneens in detail beschreven in de Europese octrooiaanvrage EP-A-0 602 726. Het connectordeel 7 kan met zijn vrije insteekuiteinde in een opening 12 van het huis 2 van het connectordeel 1 worden gestoken, waarbij in de geheel ingestoken toestand de respectieve geleiders via de bijbehorende contactvlakken met elkaar zijn verbonden.

In fig. 3 zijn de beide connectordelen 1, 7 in de gekoppelde toestand getekend, waarin beide connectordelen 1, 7 zijn opgenomen in een koppelhulpstuk 13 dat is bevestigd op een draagplaat 14 waarvan slechts een klein gedeelte is weergegeven. Deze draagplaat 14 kan bijvoorbeeld een printkaart, zoals een back panel of een framedeel zijn. De bevestiging op de draagplaat 14 kan bijvoorbeeld plaatsvinden met behulp van in fig. 6 zichtbare aan het koppelhulpstuk 13 aangevormde lippen.

Zoals uit de fig. 3-6 blijkt, is het koppelhulpstuk 13 voorzien van een eerste opneemruimte 15 voor het eerste connectordeel 1, welke opneemruimte twee tegenover elkaar liggende wanden 16, 17 heeft. Deze wanden 16, 17 zijn aan de binnenzijde voorzien van ribben 18 die bij in de opneemruimte 15 gestoken connectordeel 1 in de sleuven 6 van de buitenwanden 4, 5 van het huis 2 grijpen. Aan de tegenover de opneemruimte 15 liggende zijde omvat het koppelhulpstuk 13 een tweede opneemruimte 19 voor het tweede connectordeel 7. De opneemruimte 19 heeft eveneens twee tegenover elkaar liggende wanden 20, 21, welke wanden bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld eveneens van ribben 18 zijn voorzien. In fig. 6 is een aanzicht van het koppelhulpstuk 13 vanaf de zijde van de tweede opneemruimte 19 weergegeven, waaruit blijkt dat de opneemruimte 19 via een doorlaatopening 22 voor het tweede connectordeel 7 in verbinding staat met de eerste opneemruimte 15.

In fig. 4 is alleen het eerste connectordeel 1 opgenomen in de opneemruimte 15 en is het connectordeel 7 niet met het eerste connectordeel 1 gekoppeld. De wanden 16, 17 van de opneemruimte 15 grijpen aan op de buitenwanden van het huis 2 van het eerste connectordeel 1, zodat dit connectordeel 1 onafhankelijk van het tweede connectordeel 7 door het koppelhulpstuk 13 wordt ondersteund.

In fig. 5 is alleen het tweede connectordeel 7 in de opneemruimte 19 gestoken, waarbij het insteekuiteinde van het tweede connectordeel 7 via de doorlaatopening 22 en de eerste opneemruixnte 15 uit het koppelhulpstuk 13 steekt. De wand 20 van de opneemruimte 19 grijpt aan op een buitenwand 23 van het connectordeel 7, welke in dit geval gedeeltelijk van sleuven 6 is voorzien. De ribben 18 van de wand 20 grijpen in deze sleuven 6. Het voorste deel van het connectordeel 7 heeft een buitenwand 24 die eveneens met sleuven 6 is uitgevoerd, welke samenwerken met in fig. 6 zichtbare ribben 25 in de doorlaatopening 22. De kap 10 bezit twee ribben 26 die samenwerken met tussen de ribben 18 aanwezige sleuven van de wand 21 respectievelijk 16.

Wanneer het connectordeel 7 geheel in de opneemruimte 19 is gestoken, kan een vergrendelhaak 27 achter een schouder 28 van het connectordeel 7 grijpen, zodat het connectordeel 7 in het koppelhulpstuk 13 wordt gearrêteerd. De vergrendelhaak 27 is draaibaar bevestigd op de wand 20 van het koppelhulpstuk 13.

Zoals uit fig. 5 blijkt, kan het connectordeel 1 van het connectordeel 7 worden losgenomen, waarbij het connectordeel 7 onafhankelijk van het connectordeel 1 in het koppelhulpstuk 13 opgenomen en ondersteund blijft. Wanneer het connectordeel 1 van het connectordeel 7 is losgenomen, bevindt de kap 10 zich in de voorste stand, waarin het positioneringsstuk is beschermd. Wanneer het connectordeel 1 in de opneemruimte 15 wordt gestoken, wordt de kap 10 tegen de werking van een in fig. 2 schematisch aangeduide veer 29 achterwaarts gedrukt naar de in fig. 3 weergegeven stand.

In de gekoppelde stand van de connectordelen 1, 7 volgens fig. 3 is de buitenwand 24 met de sleuven 6 in ingrij-ping met tussen ribben 30 aan de binnenzijde van de opening 12 van het huis 2 gevormde sleuven.

De samenwerking tussen de in het voorgaande genoemde ribben en sleuven waarborgt op gebruikelijke wijze dat de connectordelen 1, 7 uitsluitend in de juiste stand in het koppelhulpstuk 13 kunnen worden gestoken respectievelijk met elkaar kunnen worden gekoppeld.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat de uitvinding een connectorsamenstel verschaft waarvan het koppelhulp- stuk 13 het mogelijk maakt het eerste of het tweede connector-deel 1 respectievelijk 7 zonodig los te nemen, waarbij het andere connectordeel 7 respectievelijk 1 onafhankelijk van het connectordeel 1 respectievelijk 7 door het koppelhulpstuk 13 ondersteund blijft.

De uitvinding is niet beperkt tot het in voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

Claims

1. Connectorsamenstel voor het met elkaar verbinden van optische en/of elektrische geleiders, voorzien van een eerste connectordeel voor één of meer eerste geleiders en een tweede connectordeel voor één of meer tweede geleiders, waarbij het tweede connectordeel voor het tot stand brengen van een verbinding tussen de respectieve geleiders met een in-steekuiteinde in een huis van het eerste connectordeel steek-baar is, gekenmerkt door een koppelhulpstuk dat op een draagplaat of dergelijke bevestigbaar is, welk koppelhulpstuk is voorzien van middelen voor het opnemen en ondersteunen van elk connectordeel onafhankelijk van het andere connectordeel, waarbij het tweede connectordeel in de in het koppelhulpstuk opgenomen stand in het eerste connectordeel is gestoken, wanneer het eerste connectordeel in het koppelhulpstuk is opgenomen .

2. Connectorsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelhulpstuk is voorzien van een eerste opneemruimte voor het eerste connectordeel, welke opneemruimte twee tegenover elkaar liggende wanden heeft, die kunnen aangrijpen op overeenkomstige buitenwanden van het huis van het eerste connectordeel.

3. Connectorsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tenminste één van de wanden van de eerste opneemruimte is voorzien van ribben die samenwerken met overeenkomstig gevormde sleuven van een buitenwand van het huis van het eerste connectordeel.

4. Connectorsamenstel volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het koppelhulpstuk is voorzien van een door-laatopening voor het tweede connectordeel, die uitmondt in de eerste opneemruimte, waarbij het koppelhulpstuk aan de van de eerste opneemruimte afgekeerde zijde is voorzien van een ver-grendelhaak voor het vergrendelen van het tweede connectordeel in de in het koppelhulpstuk opgenomen stand.

5. Connectorsamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het koppelhulpstuk aan de van de eerste opneemruimte afgekeerde zijde is voorzien van een tweede opneemruim- te voor het tweede connectordeel, welke tweede opneemruimte twee tegenover elkaar liggende wanden heeft, die kunnen aangrijpen op overeenkomstige buitenwanden van het tweede connectordeel .

6. Connectorsamenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vergrendelhaak draaibaar is gemonteerd op een wand van de tweede opneemruimte.

7. Connectorsamenstel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat tenminste één van de wanden van de doorlaat-opening en/of de tweede opneemruimte is voorzien van ribben die samenwerken met overeenkomstig gevormde sleuven in een buitenwand van het tweede connectordeel.