NL9400961A - Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol. - Google Patents
Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9400961A NL9400961A NL9400961A NL9400961A NL9400961A NL 9400961 A NL9400961 A NL 9400961A NL 9400961 A NL9400961 A NL 9400961A NL 9400961 A NL9400961 A NL 9400961A NL 9400961 A NL9400961 A NL 9400961A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- knife
- guide
- cutting edge
- assembly according
- knife assembly
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B27—WORKING OR PRESERVING WOOD OR SIMILAR MATERIAL; NAILING OR STAPLING MACHINES IN GENERAL
- B27L—REMOVING BARK OR VESTIGES OF BRANCHES; SPLITTING WOOD; MANUFACTURE OF VENEER, WOODEN STICKS, WOOD SHAVINGS, WOOD FIBRES OR WOOD POWDER
- B27L11/00—Manufacture of wood shavings, chips, powder, or the like; Tools therefor
- B27L11/02—Manufacture of wood shavings, chips, powder, or the like; Tools therefor of wood shavings or the like
- B27L11/04—Manufacture of wood shavings, chips, powder, or the like; Tools therefor of wood shavings or the like of wood wool
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Manufacturing & Machinery (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Forests & Forestry (AREA)
- Debarking, Splitting, And Disintegration Of Timber (AREA)
- Treatment Of Fiber Materials (AREA)
- Preliminary Treatment Of Fibers (AREA)
- Chemical And Physical Treatments For Wood And The Like (AREA)
- Knives (AREA)
- Light Guides In General And Applications Therefor (AREA)
- Manufacture, Treatment Of Glass Fibers (AREA)
Description
Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol
De uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een messamenstel voor het schaven van houtwol, met een een spaanvlak, een vrij loopvlak en een door de snijlijn tussen beide vlakken bepaalde snijrand bezittend mes.
Houtwol (waarmee ook "flakes" en dergelijke worden bedoeld) voor verpakkingsdoeleinden en als grondstof voor onder andere isolerende cementgebonden bouwplaten wordt voor het overgrote deel geschaafd met behulp van sledeschaaf-banken. Omdat voor de houtwolproduktie in de regel afval-stukken van zagerijen en tweede keus rond hout wordt gebruikt waarvan de groeivezels (de draad van het hout) meestal niet recht zijn en het hout bovendien vaak veel noesten vertoont, wordt in de praktijk bij voorkeur slechts één schaaf mes gebruikt. Hierbij wordt het hout met de hand iets hellend boven de slede van de sledeschaafbank ingespannen, zodat het schaafmes tijdens de snijdende slag gemiddeld meer "in" dan "uit" de groeivezels snijdt.
Voor de bepaling van de breedte van de houtwol kunnen diverse maatregelen worden genomen. Het is mogelijk, dat v66r het schaafmes een rij naslijpbare of uitwisselbare breedtemessen (zogenaamde ritsmessen) is gemonteerd. Naslijpbare breedtemessen hebben echter het nadeel, dat deze na gebruik moeten worden verzameld, gesorteerd, afzonderlijk geslepen, gebundeld en opnieuw nauwkeurig in de schaafinrichting moeten worden geplaatst. Dit is arbeidsintensief en een nauwkeurige afstelling is moeilijk. Derhalve bestaan ook oplossingen, waarbij sets uit voorbewerkte gebundelde niet-naslijpbare kleine en dunne breedtemesjes voor eenmalig gebruik worden toegepast. Een nadeel vormen hierbij echter de kosten, terwijl deze kleine breedtemesjes vrij gemakkelijk beschadigd raken of breken. Voor vervanging moet de produk-tie van de houtwol dan worden onderbroken. Tevens levert de afstelling ten opzichte van het schaafmes en het te verwerken houtblok problemen op. Breedtemesjes, die te ver boven het schaafmes uitsteken veroorzaken veel stof in de houtwol, doordat ze bij sledeschaafbanken bij de heengaande en de teruggaande slag niet altijd precies hetzelfde pad volgen, en bij roterende schaafinrichtingen niet op precies dezelfde plaatsen groefjes snijden als de vóór het volgende schaafnes gemonteerde breedtemesjes. Dit nadeel wordt versterkt door zijdelingse bewegingen van het hout en/of van de slede.
Bij alle soorten breedtemesjes bestaat het nadeel, dat bij het schaven van smallere houtwol de ruimte tussen de breedtemesjes zo klein wordt, dat de houtwolvezels daartussen klem raken en de tussenruimten tussen de mesjes verstopt raken. Het gevolg is, dat het schaven moet worden onderbroken teneinde de breedtemesjes te kunnen schoonmaken. Dit verschijnsel maakt het onmogelijk om bij gebruik van breedtemesjes smalle houtwol te schaven, zoals gewenst is voor verpakkingsdoeleinden of voor esthetisch hoogwaardige ce-mentgebonden plafondplaten.
Met het oog op het voorgaande is voor het bepalen van de breedte van de houtwolvezels gezocht naar andere mogelijkheden. Deze worden verschaft in de vorm van zogenaamde kam- of profielmessen, zoals weergegeven in het Amerikaans octrooischrift 2.576.190. Een nadeel van deze profielmessen is echter, dat deze niet of nauwelijks kunnen worden gebruikt voor tweede keus hout, waarin barsten, noesten en onregelmatig verlopende groeivezels aanwezig zijn. De door het schaven gevormde opstaande hoge houtrillen breken reeds af voordat de volgende snijranden ter plekke een tweede reeks houtwolstroken kunnen afschaven. De stroken die door de tandpunten van deze profielmessen worden gesneden volgen vaak ongecontroleerd de onregelmatig verlopende groeivezels, waardoor grote stukken van het houtblok afbreken. Voorts klemmen splinters en, bij smalle houtwol, de vezels in de diepe groeven van de profielmessen, terwijl de hoge smalle tanden van de profielmessen soms op harde noesten in het hout kunnen afbreken.
Een ander alternatief toont de Europese octrooiaanvrage 19.614, waarbij een profielmes en een glad mes achter elkaar worden opgesteld. In dit geval wordt voor het schaven van bijvoorbeeld 4 mm brede houtwolspanen een profielmes met afwisselend 4 mm brede tanden en 4 mm brede uitsparingen en een daaropvolgend glad mes gebruikt. Bij gebruik van deze combinatie wordt met beide messen met de punt van het mes geschaafd en wordt het profielmes iets hóger opgesteld dan het vlakke roes, zodat door het profielmes strookjes houtwol worden weggeschaafd, waardoor groeven in het houtblok ontstaan. Deze groeven zijn iets dieper dan de gewenste hout-woldikte. Door het gladde mes worden vervolgens van de ontstane rillen houtwolstrookjes in de gewenste dikte geschaafd. Hierbij blijven de groeven, die door het profielmes in het houtblok werden geschaafd, steeds nog enigszins bestaan.
i De opstelling van een profielmes en een glad mes ach ter elkaar volgens deze publikatie bezit het voordeel, dat het hout enigszins hellend kan worden ingespannen, zodat beide messen gemiddeld "in" de groeivezel kunnen snijden, doch een belangrijk nadeel is dat bij tweede keus hout, dat noesten en onregelmatige vezelrichtingen bezit, niet kan worden vermeden dat de beide messen onregelmatig dikke vezels afschaven en vaak zelfs plakken van het houtblok afsplitsen in plaats van afzonderlijke houtwolvezels met constante dikte en breedte. Dergelijke ongewenste verschijnse- i len doen zich vaker voor, naarmate de te vervaardigen houtwolvezels smaller moeten zijn, en het schaven van regelmatige zeer fijne houtwol is ook hier helemaal niet mogelijk.
In het algemeen kan worden opgemerkt, dat een groot nadeel van het gebruik van profielmessen is, dat de zijranden van de geproduceerde houtwol door het profielmes uit de gevormde groeven worden gescheurd in plaats van gesneden. Hierdoor ontstaan aan deze zijranden van de houtwolvezels franjes en haartjes, die bovendien gedeeltelijk losraken en veel houtstof veroorzaken. De strookjes houtwol, die vervolgens tijdens een volgende stap (bijvoorbeeld door een glad mes) van de overblijvende rillen worden geschaafd bezitten derhalve eveneens geen gladde gesneden zijranden.
Zoals reeds eerder werd opgemerkt, varieert ook de breedte van de houtwol, omdat deze afhankelijk is van de aanwezigheid van bijvoorbeeld droogtescheuren, noesten en het verloop van de groeivezels van het hout ter plekke van de tandpunten van de profielmessen. Derhalve is de breedte van de vezels niet onder controle en niet constant.
De in het voorgaande genoemde problemen zullen in omvang toenemen wanneer de kwaliteit van het hout slechter is en de te vervaardigen houtwol smaller moet zijn, zoals wanneer deze gebruikt wordt voor verpakkingsdoeleinden of in decoratieve plafondplaten, waar plakken, splinters, haren en stof onacceptabel zijn.
Uit het voorgaande moet worden geconstateerd, dat met geen der op dit moment beschikbare technieken de mogelijkheid bestaat, om optimaal gevormde, regelmatige houtwol te vervaardigen.
De uitvinding beoogt hiervoor een oplossing te verschaffen.
Hiertoe wordt het messamenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door zich loodrecht op de snijrand uitstrekkende, op het spaanvlak aansluitende geleidingsribben met een in hoofdzaak met de snijrand samenvallend uiteinde en een op dit uiteinde aansluitend en in de richting daarvan oplopend geleidingsvlak.
Op verrassende wijze is gebleken, dat met een dergelijk messamenstel houtwol volledig kan worden losgesneden van een houtblok, zonder dat de zijranden worden losgescheurd. Het messamenstel kan worden vergeleken met een pro-fielmes, waarvan de tanden zodanig zijn afgeschuind, dat ze niet langer in het hout aangrijpen, doch hiervoor oplopende geleidingsvlakken vormen, en waarbij tussen de tanden aan de zijde van het spaanvlak groeven zijn gevormd, die eindigen ter plaatse van het vrij loopvlak, en aldaar de snijrand bepalen. Het is te danken aan de veerkracht van het hout, dat de snijrandgedeeltes kunnen aangrijpen op het hout, terwijl de geleidingsvlakken het hout ondersteunen. De tussen de tanden gelegen snijrandgedeeltes snijden thans de houtwol los van het houtblok, terwijl de afgeschuinde tanden (geleidingsvlakken) als ondersteuning voor de flankerende gedeelten van het houtblok fungeren, ën dit op gunstige wijze ondersteunen en tegenhouden. De achterste delen van de flanken van de tanden (of geleidingsribben) zorgen voor het lossnijden van de houtwol ter plaatse van de zijranden, zodat alzijdig losgesneden houtwolspanen ontstaan.
Het is ook mogelijk, om het messamenstel volgens de uitvinding te beschouwen als een op zichzelf glad mes, op het spaanvlak waarvan de genoemde geleidingsribben zijn geplaatst. De tussen de geleidingsribben gelegen spaanvlakge-deelten blijven fungeren als spaanafvoervlakken, waarvan de snijlijn met het vrij loopvlak de diverse snijranden vormen, die de houtwol uit een te verwerken houtblok snijden.
Het is mogelijk, dat de geleidingsribben een integraal onderdeel vormen van het mes; evenwel is het ook mogelijk, dat de geleidingsribben onderdeel vormen van een ander machinedeel en tegen het spaanvlak van het mes zijn aangedrukt. Voor de uiteindelijk werking van het messamenstel maakt dit geen verschil.
Overeenkomstig een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van het messamenstel volgens de uitvinding geldt, dat het uiteinde van de geleidingsribben althans nagenoeg samenvalt met de snijrand van het mes. Dit betekent, dat de overblijvende snijrandgedeelten tussen de geleidingsribben op gelijke hoogte liggen met het uiteinde van de geleidings-vlakken. Zoals reeds werd opgemerkt, is het aan de veerkracht van het te verwerken hout te danken, dat desondanks door deze snijrandgedeelten een snijdende werking ter vorming van de houtwolspanen kan worden uitgevoerd, zelfs wanneer de genoemde uiteinden hoger liggen dan de snijrandge-deeltes.
Verder geniet het de voorkeur, dat de geleidingsribben aanliggen tegen een oploopgeleiding voor een te verspanen houtblok, die een in hoofdzaak op de geleidingsvlakken van de geleidingsribben aansluitend geleidingsvlak bezit. Op deze wijze kan worden gegarandeerd, dat zelfs bij de meest onregelmatige groeivezels en bij grote droogtescheuren geen plakken hout kunnen worden uitgescheurd, omdat de schuin oplopende geleidingsvlakken van de geleidingsribben verdekt liggen achter het geleidingsvlak van de oploopgeleiding. In dit kader kan worden opgemerkt, dat de geleidingsvlakken van de geleidingsribben iets lager kunnen liggen dan het geleidingsvlak van de oploopgeleiding.
Het messamenstel volgens de uitvinding kan verder gekenmerkt zijn door tussen de geleidingsribben op enige afstand van de snijrand van het mes op het spaanvlak van het mes aangrijpende hulporganen. Met deze hulporganen kunnen de gevormde houtwolspanen op eenvoudige wijze uit de tussen de geleidingsribben gevormde groeven worden verwijderd en/of worden gekruld. Dergelijke hulporganen kunnen bestaan uit de tanden van een kammes.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van houtwol, voorzien van een messamenstel volgens de uitvinding. Een dergelijke inrichting kan gekenmerkt zijn door een heen- en weerbeweegbare slede en twee tegenover elkaar in de slede geplaatste messamenstellen, waarvan de geleidingsribben onderling versprongen zijn geplaatst. Daarnaast bestaat de mogelijkheid, dat een dergelijke inrichting wordt gekenmerkt door een roteerbare messendrager, zoals schijf, wals of kegel of dergelijke, met een aantal daarin geplaatste messamenstellen, waarbij de radiale positie van de geleidingsribben van opeenvolgende messamenstellen telkens onderling versprongen is.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvormen van het messamenstel volgens de uitvinding is weergegeven. Fig. 1 toont in perspectivisch aanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een messamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 2 toont het in fig. 1 getoonde messamenstel in zijaanzicht;
Fig. 3 toont perspectivisch een tweede uitvoeringsvorm van een messamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 4 toont het in fig. 3 getoonde messamenstel in zijaanzicht;
Fig. 5 tot 8 tonen in frontaal aanzicht varianten van het messamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 9 toont een gedeelte van een van het messamenstel volgens de uitvinding voorziene inrichting;
Fig. 10 toont een alternatieve uitvoeringsvorm overeenkomstig fig. 9;
Fig. 11 toont een andere, van twee messamenstellen volgens de uitvinding voorziene inrichting, en Fig. 12 toont een messamenstel, dat is voorzien van een hulporgaan.
Het in fig. 1 perspectivisch weergegeven messamenstel bestaat in hoofdzaak uit een mes, dat is voorzien van een spaanvlak 1, een (aan de achterzijde gelegen, en derhalve niet zichtbaar) vrij loopvlak 2 en een door de snijlijn tussen beide vlakken bepaalde snijrand 3. Op het spaanvlak 1 strekken zich loodrecht op de snijrand geleidingsribben 4 uit, waarvan een uiteinde 5 samenvalt met de snijrand 3. Op dit uiteinde 5 sluiten telkens geleidingsvlakken 6 aan.
In fig. 2 is een zijaanzicht van het in fig. 1 getoonde messamenstel weergegeven, waarin de diverse onderdelen duidelijk zichtbaar zijn. Tevens is in fig. 2 door een stippellijn schematisch de richting aangegeven, waarin een te bewerken houtblok (komend van rechts) ten opzichte van het messamenstel beweegt. Uit deze richting blijkt duidelijk, dat het vrij loopvlak 2 een vrijloophoek met deze richting insluit, terwijl de geleidingsvlakken 6 een hoek met tegengesteld teken met deze richting insluiten, en derhalve in de richting van het uiteinde 5 van de geleidingsribben 4 oplopen.
In tegenstelling tot standaardprofielmessen (of -kam-messen) wordt met behulp van het messamenstel volgens fig. 1 geschaafd met de gedeeltes van de snijrand 3 tussen de geleidingsribben 4 in. De geleidingsvlakken 6 van de geleidingsribben 4 (die men zou kunnen vergelijken met de tanden van een profielmes) snijden in dit geval niet, doch zorgen voor een geleiding van het aankomende houtblok aan weerszijden van de locaties, alwaar door de snijrandgedeel-tes 3 wordt geschaafd of gesneden. Alhoewel de snijrandge-deeltes 3 bij benadering op dezelfde hoogte liggen als de hierop aansluitende uiteinden 5 van de geleidingsvlakken 6 blijkt, dat deze snijrandgedeeltes regelmatige houtwolspanen uit het aangevoerde houtblok schaven. De geleidingsvlakken 6 en de uiteinden 5 (die de overgang vormen tussen deze geleidingsvlakken 6 en het vrij loopvlak 2) zorgen voor een ondersteuning van het houtblok, zodat geen ongecontroleerd en onbedoeld losraken van houtgedeeltes plaatsvindt. De tussen de geleidingsribben 4 gevormde groeven 7 voeren de gevormde houtwolspanen af.
Aangenomen wordt, dat de werking van het messamenstel volgens de uitvinding berust op de veerkracht van het hout, dat ter plaatse van de geleidingsvlakken 6 enigszins inveert, terwijl de tussenliggende gedeelten worden aangegrepen door de snijrandgedeelten 3 tussen de uiteinden 5. Door de samenwerking van de diverse onderdelen van het messamen-stel worden regelmatige, geen franjes of haartjes bezittende, houtwolspanen geproduceerd. De diepte van deze houtwol-spanen wordt gesneden door de snijrandgedeeltes 3 tussen de uiteinden 5, terwijl de breedte wordt gesneden door de achterste delen van de flanken 8 van de geleidingsvlakken 6. Droogtescheuren, noesten of onregelmatigheden van de groei-vezels zijn hierdoor niet langer van invloed op de vorm van de vervaardigde houtwolspanen.
In fig. 3 en 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm van het messamenstel volgens de uitvinding weergegeven. Terwijl in fig. 1 de geleidingsribben 4 als het ware op het spaanvlak 1 zijn geplaatst, is bij fig. 3 het spaanvlak 10 gevormd door groeven 9, die uitgaande van een vlak mes zijn aangebracht. Het verschil blijkt ook duidelijk uit een vergelijkende beschouwing van fig. 2 en fig. 4, waarbij in fig. 2 het spaanvlak 1 samenvalt met het hoofdvlak 11 van het mes, terwijl in fig. 4 het spaanvlak 10 ten opzichte van het hoofdvlak 11 is versprongen, waarbij het oppervlak van de ribben 4 in het hoofdvlak 11 is gelegen.
De getoonde messamenstellen kunnen ook worden verkregen door het onder de geschikte hoek afslijpen van de punten van een op zichzelf bekend kam- of profielmes, waarna tussen de tanden de groeven 7 of 9 worden gevormd.
Doordat in beide uitvoeringsvormen het spaanvlak 1 respectievelijk 10 evenwijdig loopt aan het oppervlak van de geleidingsribben 4, zijn de getoonde messamenstellen goed naslijpbaar.
In de fig. 1 en 3 zijn uitvoeringsvormen getoond, waarbij de geleidingsribben 4 een integraal onderdeel vormen van het mes. Het is echter ook mogelijk, dat de geleidingsribben onderdeel zijn van een ander machinedeel, en in de gewenste positie tegen het mes zijn geplaatst.
De geleidingsvlakken 6 sluiten bij de getoonde uitvoeringsvormen met hun uiteinden 5 precies aan op de snij- rand 3. Noodzakelijk is dit echter niet, en de veerkracht van het hout staat toe, dat de snijrand 3 lager ligt dan de betreffende uiteinden 5.
Het is tevens mogelijk, dat ter plaatse van de uiteinden 5 afrondingen of tussenvlakken zijn gevormd, zodat de geleidingsvlakken 6 geleidelijk overgaan in het vrijloopvlak 2.
Ten aanzien van de vormgeving van de geleidingsribben 4 bestaan diverse mogelijkheden. In fig. 5 is in een frontaal aanzicht van het messamenstel de in de fig. 1 en 3 weergegeven vormgeving getoond, waarbij de geleidingsribben 4 een rechthoekige doorsnede bezitten. Het is echter ook mogelijk (zie fig. 6) dat de flanken 8 van de geleidingsribben 4 via een cirkelboog overgaan in de snijrand 3, dat de flanken 8 schuin verlopen en de geleidingsribben 4 een trapeziumvormige doorsnede krijgen (zie fig. 7), of dat de overgang tussen de flanken 8 en de snijrand 3 via een schuin recht vlak plaatsvindt (zie fig. 8). Uiteraard zijn ook combinaties hiervan mogelijk. Bovendien hoeft de breedte van de groeven 7 respectievelijk 9 niet gelijk te zijn aan de breedte van de geleidingsribben 4, doch kan hiervan afwijken; bij voorkeur zal de groefbreedte groter zijn dan de breedte van de geleidingsribben. Voor de diverse te bewerken houtsoorten moeten telkens de meest optimale vormen van de geleidingsribben worden bepaald, onder andere afhankelijk van de te verwachten snijweerstand en de hardheid en elasticiteit van de betreffende houtsoort.
Door de juiste vorm van de groeven te kiezen, kan houtwol worden geschaafd volgens een soort honingraatprofiel met stompe hoeken of bogen, waardoor de neiging tot het ontstaan van rafels en stof verder kan worden verlaagd. Mede hierdoor zijn de messamenstellen volgens de uitvinding bijzonder geschikt om te worden gebruikt voor de produktie van fijne verpakkingswol en voor de produktie van hoogwaardige cementgebonden, bijvoorbeeld akoestische, plafondplaten met een open oppervlaktestructuur.
Wanneer het messamenstel volgens de uitvinding wordt toegepast in een schaafmachine met een snijbeweging in één richting, is het mogelijk om een aantal van dergelijke mes- samenstellen achter elkaar te plaatsen, waarbij de gelei-dingsribben telkens onderling versprongen zijn geplaatst. De na het passeren van een messamenstel op het te bewerken houtblok achterblijvende half hoge rillen worden door een volgend messamenstel weggeschaafd onder vorming van nieuwe, versprongen, half hoge rillen. Op deze wijze wordt het houtblok achtereenvolgens opgeschaafd. Hetzelfde geldt bij schaafinrichtingen met een roterende schijf, waarbij de radiale positie van de geleidingsribben van opeenvolgende messamenstellen eveneens telkens onderling versprongen is. In het algemeen zal bij een dergelijke inrichting het aantal messamenstellen een even getal zijn.
Fig. 9 toont een gedeelte van een uitvoeringsvorm van een schaafmachine, waarin een messamenstel volgens de uitvinding is toegepast. Zichtbaar is, dat de geleidingsribben 4 met hun punten tegen een oploopgeleiding 12 rusten, die evenals het messamenstel in een machine 13 is gemonteerd.
Het getoonde machineonderdeel kan een heen- en weergaande slede zijn of een roterende schijf. In de getoonde uitvoeringsvorm sluiten de geleidingsvlakken 6 aan op een gelei-dingsvlak 14 van de oploopgeleiding 12. De helling van de geleidingsvlakken 6 van de geleidingsribben 4 is hier enigszins groter getekend dan de helling van het geleidingsvlak 14. Noodzakelijk is dit echter niet. De meest juiste hellingen zijn mede afhankelijk van de soort hout.
Het is ook mogelijk, dat de geleidingsvlakken 6 met hun op de oploopgeleiding 12 aansluitende uiteinde enigszins lager liggen dan het geleidingsvlak 14 van de oploopgeleiding. In elk geval voorkomt de oploopgeleiding 12, dat met behulp van het messamenstel grote plakken hout van een te bewerken houtblok worden afgescheurd, zoals met normale pro-fielmessen gebeurt.
Fig. 10 toont een uitvoeringsvorm van het messamenstel volgens de uitvinding, waarbij de geleidingsribben 4' een onderdeel vormen van de oploopgeleiding 12'. Deze uitvoeringsvorm verschilt daarin van de uitvoering volgens fig. 9 dat de geleidingsribben niet een onderdeel vormen van het mes, maar met de oploopgeleiding verbonden zijn. Hierdoor is het mogelijk dat een (vlak) glad mes wordt toegepast dat eenvoudig naslijpbaar is. Ook de diepte van de groeven in de oploopgeleiding is naslijpbaar, echter is het niet mogelijk on de groeven iedere gewenste vorm te geven. Zo is het niet mogelijk de flanken van de geleidingsribben via een cirkelboog of een stompe hoek te laten overgaan in de snijlijn van het mes.
In fig. 11 is een gedeelte van een uitvoeringsvorm van een heen- en weergaande schaafinrichting getoond, met twee tegensteld geplaatste messamenstellen. Tussen de beide messamenstellen bevindt zich een de messen ondersteunende geleidingsstrook 15, die in beide bewegingsrichtingen van de messamenstellen een met de oploopgeleiding 12 uit fig. 9 vergelijkbare werking vertoond. De beide messamenstellen bij deze uitvoeringsvorm zijn uiteraard opnieuw versprongen ten opzichte van elkaar geplaatst, zodanig dat de groeven van het ene messamenstel tegenover de geleidingsribben van het andere messamenstel zijn gelegen. De geleidingsstrook kan met groeven de punten van de tanden omvatten waardoor de messamenstellen en de geleidingsstrook elkaar ondersteunen.
Tenslotte is in fig. 12 getoond, dat tussen de geleidingsribben 4 op enige afstand van de snij rand 3 van het mes op het spaanvlak van het mes aangrijpende hulporganen kunnen worden toegepast, die in dit geval bestaan uit een kammes 16, waarvan de tanden aangrijpen in de groeven tussen de geleidingsribben 4. Met behulp van een dergelijk kammes 16 wordt voorkomen, dat de groeven verstopt raken. Dit kan met name van belang zijn bij bepaalde houtsoorten met afwijkende elasticiteit, of een hoge vochtigheidsgraad, of bij de aanwezigheid van bepaalde chemische (bijvoorbeeld klevende) substanties, zoals hars. Tevens kan door de plaatsing en de vorm van het kammes 16 een extra krulling worden verschaft aan de vervaardigde houtwolspanen.
De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het door de conclusies bepaalde kader op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd.
Het messamenstel volgens de uitvinding kan ook met voordeel worden toegepast voor het schaven van kortere en bredere zogenaamde "flakes", te gebruiken voor "flake- boards".Hierbij bewegen de messen ten opzichte van de groeivezels in de regel in de dwarsrichting en worden de messen bijvoorbeeld in brede walsen of kegels ingespannen terwijl het hout met de groeivezel parallel aan de as van de wals verloopt en daaraan radiaal wordt toegevoerd.
Claims (16)
1. Messamenstel voor het schaven van houtwol, met een een spaanvlak, een vrijloopvlak en een door de snijlijn tussen beide vlakken bepaalde snijrand bezittend mes, gekenmerkt door zich loodrecht op de snijrand uitstrekkende, op het spaanvlak aansluitende geleidingsribben met een in hoofdzaak met de snijrand samenvallend uiteinde en een op dit uiteinde aansluitend en in de richting daarvan oplopend geleidingsvlak.
2. Messamenstel volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de geleidingsribben een integraal onderdeel vormen van het mes.
3. Messamenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het uiteinde van de geleidingsribben althans nagenoeg samenvalt met de snijrand van het mes.
4. Messamenstel volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de geleidingsvlakken via een afronding of tussenvlak aansluiten op het vrijloopvlak van het mes.
5. Messamenstel volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de breedte van het geleidingsvlak van de geleidingsribben kleiner is dan de onderlinge afstand tussen de geleidingsribben.
6. Messamenstel volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de geleidingsvlakken aan hun van de snijrand afgekeerde uiteinde een kleinere breedte bezitten dan ter plaatse van hun naar de snijrand toegekeerde uiteinde.
7. Messamenstel volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de zijranden van de geleidingsvlakken via een schuine of gebogen rand overgaan in de snijrand.
8. Messamenstel volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de geleidingsribben aanliggen tegen een oploopgeleiding voor een te verspanen houtblok, die een in hoofdzaak op de geleidingsvlakken van de geleidingsribben aansluitend geleidingsvlak bezit.
9. Messamenstel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de geleidingsvlakken van de geleidingsribben iets lager liggen dan het geleidingsvlak van de oploopgeleiding.
10. Messamenstel volgens een der conclusies 1-9, gekenmerkt door tussen de geleidingsribben op enige afstand van de snijrand van het mes op het spaanvlak van het mes aangrijpende hulporganen.
11. Messamenstel volgens conclusie 10, met het ken-merk, dat de hulporganen bestaan uit de tanden van een kam-mes.
12. Inrichting voor het vervaardigen van houtwol, voorzien van een messamenstel volgens een der conclusies 1-11.
13. Inrichting volgens conclusie 12, gekenmerkt door een heen en weer beweegbare slede en twee tegenover elkaar in de slede geplaatste messamenstellen, waarvan de geleidingsribben onderling versprongen zijn geplaatst.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat tussen de messamenstellen een op de geleidingsribben daarvan aansluitende geleidingsstrook is geplaatst.
15. Inrichting volgens conclusie 12, gekenmerkt door een roteerbare messendrager, zoals schijf, wals, kegel of dergelijke, met een aantal daarin geplaatste messamenstellen, waarbij de radiale positie van de geleidingsribben van opeenvolgende messamenstellen telkens onderling versprongen is.
16. Houtwol vervaardigd met behulp van een inrichting volgens een der conclusies 12-15.
Priority Applications (13)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9400961A NL9400961A (nl) | 1994-06-14 | 1994-06-14 | Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol. |
AT95923318T ATE171098T1 (de) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Messeranordnung und vorrichtung zum schneiden von holzwolle |
DE69504838T DE69504838T2 (de) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Messeranordnung und vorrichtung zum schneiden von holzwolle |
PL95317653A PL178475B1 (pl) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Zestaw noża do skrawania wełny drzewnej i urządzenie do wytwarzania wełny drzewnej |
AU27918/95A AU2791895A (en) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Knife assembly and apparatus for slicing woodwool |
EP95923318A EP0765207B1 (en) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Knife assembly and apparatus for slicing woodwool |
CZ963623A CZ285407B6 (cs) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Zařízení k výrobě dřevěné vlny a hoblin, obsahující nožový konstrukční prvek |
CN95193595A CN1150772A (zh) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | 刀组件和用于切削木丝毛的装置 |
ZA954883A ZA954883B (en) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Knife assembly and apparatus for slicing woodwool |
US08/765,055 US5868184A (en) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Knife assembly and apparatus for slicing woodwool |
DK95923318T DK0765207T3 (da) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Knivaggregat og apparat til snitning af træuld |
JP50162896A JP3761894B2 (ja) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | 木毛切断用ナイフ組立体及び装置 |
PCT/EP1995/002280 WO1995034416A1 (en) | 1994-06-14 | 1995-06-13 | Knife assembly and apparatus for slicing woodwool |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9400961 | 1994-06-14 | ||
NL9400961A NL9400961A (nl) | 1994-06-14 | 1994-06-14 | Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9400961A true NL9400961A (nl) | 1996-01-02 |
Family
ID=19864305
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9400961A NL9400961A (nl) | 1994-06-14 | 1994-06-14 | Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol. |
Country Status (13)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5868184A (nl) |
EP (1) | EP0765207B1 (nl) |
JP (1) | JP3761894B2 (nl) |
CN (1) | CN1150772A (nl) |
AT (1) | ATE171098T1 (nl) |
AU (1) | AU2791895A (nl) |
CZ (1) | CZ285407B6 (nl) |
DE (1) | DE69504838T2 (nl) |
DK (1) | DK0765207T3 (nl) |
NL (1) | NL9400961A (nl) |
PL (1) | PL178475B1 (nl) |
WO (1) | WO1995034416A1 (nl) |
ZA (1) | ZA954883B (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA2582263C (en) * | 2005-01-26 | 2009-08-11 | Gyro-Trac Inc. | Cutting tooth for brush cutter |
JP4578574B1 (ja) * | 2010-06-08 | 2010-11-10 | 有限会社三和 | おが粉製造装置 |
FR2985212B1 (fr) * | 2011-12-28 | 2019-06-14 | Cobratex | Procede et dispositif pour la fabrication d'un renfort pour materiau composite a base de fibres naturelles, notamment de bambou, et renfort obtenu par un tel procede |
CN103846989A (zh) * | 2012-12-06 | 2014-06-11 | 苏州宝时得电动工具有限公司 | 劈刀 |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE53900C (de) * | O. EVENSTAD und O. SENSTAD in Rasten, Store-Elvdalen, Norwegen | Hobelmesser für Holzwollmascllinen | ||
CH160823A (de) * | 1932-04-29 | 1933-03-31 | W Spoerri | Hobeleisen zur Herstellung feiner Holzwolle. |
US2349034A (en) * | 1941-09-08 | 1944-05-16 | Elmendorf Armin | Machine for making wood wool |
US2605793A (en) * | 1947-06-02 | 1952-08-05 | Humelin Ernst Alarik Allan | Double-acting wood wool machine |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US624514A (en) * | 1899-05-09 | Excelsior-knife | ||
US604813A (en) * | 1898-05-31 | Shredding knife | ||
US1033202A (en) * | 1912-04-19 | 1912-07-23 | Harry W Selle | Excelsior-knife. |
US3750726A (en) * | 1971-05-11 | 1973-08-07 | Hawker Siddeley Canada Ltd | Chipping knives for chipping head assemblies |
US4077450A (en) * | 1975-12-22 | 1978-03-07 | Nicholson Manufacturing Company | Rotary drum wastewood chipper |
-
1994
- 1994-06-14 NL NL9400961A patent/NL9400961A/nl not_active Application Discontinuation
-
1995
- 1995-06-13 CN CN95193595A patent/CN1150772A/zh active Pending
- 1995-06-13 AT AT95923318T patent/ATE171098T1/de active
- 1995-06-13 WO PCT/EP1995/002280 patent/WO1995034416A1/en active IP Right Grant
- 1995-06-13 DK DK95923318T patent/DK0765207T3/da active
- 1995-06-13 AU AU27918/95A patent/AU2791895A/en not_active Abandoned
- 1995-06-13 US US08/765,055 patent/US5868184A/en not_active Expired - Lifetime
- 1995-06-13 EP EP95923318A patent/EP0765207B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1995-06-13 PL PL95317653A patent/PL178475B1/pl not_active IP Right Cessation
- 1995-06-13 JP JP50162896A patent/JP3761894B2/ja not_active Expired - Lifetime
- 1995-06-13 CZ CZ963623A patent/CZ285407B6/cs not_active IP Right Cessation
- 1995-06-13 ZA ZA954883A patent/ZA954883B/xx unknown
- 1995-06-13 DE DE69504838T patent/DE69504838T2/de not_active Expired - Lifetime
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE53900C (de) * | O. EVENSTAD und O. SENSTAD in Rasten, Store-Elvdalen, Norwegen | Hobelmesser für Holzwollmascllinen | ||
CH160823A (de) * | 1932-04-29 | 1933-03-31 | W Spoerri | Hobeleisen zur Herstellung feiner Holzwolle. |
US2349034A (en) * | 1941-09-08 | 1944-05-16 | Elmendorf Armin | Machine for making wood wool |
US2605793A (en) * | 1947-06-02 | 1952-08-05 | Humelin Ernst Alarik Allan | Double-acting wood wool machine |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CN1150772A (zh) | 1997-05-28 |
JPH10504769A (ja) | 1998-05-12 |
WO1995034416A1 (en) | 1995-12-21 |
AU2791895A (en) | 1996-01-05 |
DE69504838D1 (de) | 1998-10-22 |
ATE171098T1 (de) | 1998-10-15 |
EP0765207B1 (en) | 1998-09-16 |
PL178475B1 (pl) | 2000-05-31 |
CZ285407B6 (cs) | 1999-08-11 |
DK0765207T3 (da) | 1999-06-14 |
DE69504838T2 (de) | 1999-04-29 |
US5868184A (en) | 1999-02-09 |
PL317653A1 (en) | 1997-04-28 |
JP3761894B2 (ja) | 2006-03-29 |
EP0765207A1 (en) | 1997-04-02 |
CZ362396A3 (en) | 1997-05-14 |
ZA954883B (en) | 1996-01-30 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5361665A (en) | Saw blade | |
EP1333964B1 (en) | Wood cutting band saw blade | |
CA2116303C (en) | Cutting tooth for rotary saw | |
US5868058A (en) | Log mill band-saw blade for initial processing of timber and derivatives thereof | |
CA2167465C (en) | Chipping cutter head including end cutting knives | |
US20080163735A1 (en) | Saw Blade for Wood | |
EP0707529A1 (en) | A blade system to be used in wood chipping, a blade, a guide member and a filler member as well as a method for changing blades | |
US4084470A (en) | Carbide tipped insertable saw tooth | |
NL9400961A (nl) | Messamenstel en inrichting voor het schaven van houtwol. | |
CA2299446C (en) | Strip-shaped or reciprocating knife | |
US2351738A (en) | Cutting chain | |
KR101790501B1 (ko) | 손톱 | |
US2922448A (en) | Cutters for planer chipper woodworking machines | |
EA008110B1 (ru) | Круглая строгальная пила | |
EA000245B1 (ru) | Ножевая пластина для деревообрабатывающего станка | |
NL9400960A (nl) | Inrichting voor het vervaardigen van zijdelings gebogen houtwolspanen. | |
GB2288147A (en) | Block-forming machine with spiral discs and a chipping meanms set for such spiral discs. | |
US3989076A (en) | Pulp chip forming crosscut saws | |
CA2044957C (en) | Non-destructive composite material saw blade | |
EP1276595B1 (en) | Cutting head for chipping canter | |
US10213854B2 (en) | Band saw blade | |
US20080011145A1 (en) | Insertable saw tooth | |
JP3060488U (ja) | 鋸 | |
JP2516512B2 (ja) | 鋸とその製造方法 | |
CA1051321A (en) | Carbide tipped insertable saw tooth |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |