NL9400796A - Afvalinzamelvoertuig voorzien van treeplanken. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Afvalinzamelvoertuig voorzien van treeplanken.

De uitvinding heeft betrekking op een afvalinzamel-voertuig net een laadbak, een aan de achterzijde van de laadbak aangebrachte achterlader net een daarop genonteerde beladingsinrichting en ten ninste één aan de achterzijde van. de achterlader, tussen het door een zijkant van de laadbak bepaalde vlak en de beladingsinrichting aangebrachte treeplank waarop een persoon kan staan tijdens het rijden van het voertuig, alsnede twee handgrepen waaraan een op de treeplank staand persoon zich kan vasthouden.

Een dergelijk afvalinzamelvoertuig is bekend.

Bij dit bekende voertuig zijn de treeplank en de handgrepen zodanig geplaatst, dat een persoon op de treeplank dient te staan met zijn gezicht in rijrichting van het voertuig. Dit heeft echter als bezwaar dat de beladingsinrichting slechts een beperkte breedte kan hebben, aangezien het in verband met veiligheidseisen niet is toegestaan dat de treeplank en/of de handgrepen buiten de contour van het voertuig uitsteken. Bij een beperkte breedte van de beladingsinrichting kunnen grote afvalhouders door de beladingsinrichting niet worden behandeld.

De uitvinding beoogt een zodanige opstelling van de treeplank en de handgrepen te verschaffen, dat enerzijds een persoon tijdens het rijden van het voertuig veilig en comfortabel op de treeplank kan staan en anderzijds de beladingsinrichting zo breed kan worden gemaakt dat ook grote afvalhouders kunnen worden behandeld.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bij een afvalinzamelvoertuig van het in de aanhef genoemde type bereikt, doordat de treeplank direct naast het door de zijkant van de laadbak bepaalde vlak is aangebracht en dat de twee handgrepen in de directe nabijheid van dit vlak, aan de voertuigzijde ervan, en in de langsrichting van het voertuig gezien aan weerszijden van de treeplank zijn aangebracht.

Door de opstelling van de treeplank en de handgrepen volgens de uitvinding wordt bereikt dat een persoon gedwongen wordt op de treeplank te staan net zijn gezicht van het voertuig afgewend. De handgrepen bevinden zich zo dicht mogelijk aan de buitenzijde van het voertuig, echter zodanig dat de handen die de handgrepen vastgrijpen, niet buiten de contour van het voertuig kunnen uitsteken. Het bovenlichaam van een op de treeplank staand persoon zal zich van de handgrepen verwijderen, naar het voertuig toe, dus naar een veilige positie.

Voorkeursuitvoeringsvormen van het afvalinzamelvoer-tuig volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de ondercon-clusies.

De uitvinding zal in het hiernavolgende uitvoerings-voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht is van een afvalinzamelvoertuig volgens de uitvinding, fig. 2 het achterste gedeelte van het voertuig van fig. 1 op vergrote schaal weergeeft, fig. 3 een achteraanzicht is van het voertuig volgens de uitvinding, en fig. 4 in bovenaanzicht en op vergrote schaal weergeeft hoe een persoon op de treeplank staat en de handgrepen vasthoudt.

Het in de tekening weergegeven afvalinzamelvoertuig omvat een chassis 1 met daarop gemonteerd een laadbak 2, waarop aan de achterzijde een achterlader 3 is aangebracht. Op de achterlader 3 is een beladingsinrichting 4 gemonteerd. Aan de achterzijde van de achterlader 3 zijn twee treeplanken 5 aangebracht, die elk, zoals in het bijzonder in fig. 3 is te zien, zich tussen het door een zijkant van de laadbak 2 bepaalde vlak en de beladingsinrichting 4 bevinden. Op een dergelijke treeplank kan een persoon tijdens het rijden van het voertuig staan. Deze persoon kan zich daarbij vasthouden aan twee handgrepen 7 en 8.

Ten einde ervoor te zorgen dat enerzijds een op een treeplank staand persoon veilig en comfortabel op de treeplank kan staan en zich niet buiten de contour van het voertuig kan bevinden, en anderzijds de breedte van de beladingsinrichting 4 zo groot mogelijk gemaakt kan worden, is elke treeplank 5 direct naast het door een zijkant van de laadbak 2 bepaalde vlak aangebracht en zijn de twee handgrepen 7 en 8 in de directe nabijheid van dit vlak, aan de voertuigzijde ervan, en in de langsrichting van het voertuig gezien aan weerszijden van de treeplank 5 aangebracht .

In de weergegeven uitvoeringsvorm is tussen elke treeplank 5 en de beladingsinrichting 4 een in hoofdzaak vertikale afscherming 9 aangebracht. De in de langsrichting van het voertuig gezien achter de treeplank 5 aangebrachte handgreep 8 (achterste handgreep) is via een beugel bevestigd aan de achterrand van de afscherming 9. De in de langsrichting van het voertuig gezien vóór de treeplank 5 aangebrachte handgreep 7 (voorste handgreep) is bevestigd aan de achterlader 3. In het gebied van deze voorste handgreep 7 is aan de buitenzijde van de achterlader, dus aan de buitenzijde van het voertuig, een handgreepafscheming 6 aangebracht.

In fig. 4 is weergegeven hoe een persoon op de treeplank 5 staat en de handgrepen 7 en 8 vasthoudt. De persoon staat met zijn gezicht naar de buitenzijde van het voertuig gericht. De handgrepen bevinden zich zo dicht mogelijk bij de buitenzijde van het voertuig, maar binnen de contour van het voertuig, zodat de handen die de handgrepen vastgrijpen, niet buiten de contour van het voertuig kunnen uitste-ken. De persoon kan met de rug tegen de af scheming 9 leunen, waardoor extra comfort wordt geboden. Omdat men vanzelfsprekend de meest stevige en comfortabele houding zal innemen, wordt ook automatisch de meest veilige positie ingenomen.

De handgreepafscheming 6 voorkomt dat een persoon met het gezicht naar het voertuig gericht, in een hangende houding op de treeplank gaat staan en aldus buiten de contour van het voertuig uitsteekt. Dankzij de handgreepaf-scherming 6 is het vrijwel ónmogelijk een dergelijke houding aan te nemen. In feite is de handgreep 7 alleen in de in fig. 4 weergegeven positie door een op de treeplank staand persoon vast te grijpen, dus wanneer hij zich in een veilige positie bevindt. Een bijkomend voordeel van de handgreepafscherming 6 is dat de hand die de handgreep 7 vastgrijpt, is afgeschermd, bijvoorbeeld tegen takken die tijdens het rijden langs het voertuig schuren.

Mede door de opstelling van de treeplanken 5 en de handgrepen 7 en 8, voldoet het afvalinzamelvoertuig volgens de uitvinding aan de tegenwoordig geldende strenge veiligheidseisen.

Claims (4)

1. Afval inzamel voertuig met een laadbak, een aan de achterzijde van de laadbak aangebrachte achterlader met een daarop gemonteerde beladingsinrichting en ten minste één aan de achterzijde van de achterlader, tussen het door een zijkant van de laadbak bepaalde vlak en de beladingsinrichting aangebrachte treeplank waarop een persoon kan staan tijdens het rijden van het voertuig, alsmede twee handgrepen waaraan een op de treeplank staand persoon zich kan vasthouden, met het kenmerk, dat de treeplank (5) direct naast het door de zijkant van de laadbak (3) bepaalde vlak is aangebracht en dat de twee handgrepen (7, 8) in de directe nabijheid van dit vlak, aan de voertuigzijde ervan, en in de langsrichting van het voertuig gezien aan weerszijden van de treeplank (5) zijn aangebracht.

2. Afvalinzamelvoertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de treeplank (5) en de beladingsinrichting (4) een in hoofdzaak verticale afscherming (9) is aangebracht.

3. Afvalinzamelvoertuig volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de in de langsrichting van het voertuig gezien achter de treeplank (5) aangebrachte handgreep (8) via een beugel is bevestigd aan de achterrand van de afscherming (9).

4. Afvalinzamelvoertuig volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat in het gebied van de in de langsrichting van het voertuig gezien v66r de treeplank (5) aangebrachte handgreep (7) aan de buitenzijde van het voertuig een handgreepafscherming (6) is aangebracht.